Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar houdende regels omtrent jeugdhulp

Geldend van 30-01-2020 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2020

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar houdende regels omtrent jeugdhulp

Het college van burgemeester en wethouders;

Gelet op het bepaalde in de artikelen 3, 8, 10, 11 en 14 tot en met 17, 20 en 21 in de Verordening Jeugdhulp Alkmaar;

B e s l u i t

vast te stellen de: Nadere regels Jeugdhulp Alkmaar

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze nadere regels worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de Gemeentewet en in de Verordening Jeugdhulp Alkmaar.

  • 2. In deze nadere regels wordt verstaan onder:

    • a.

      Jeugdige of zijn ouders: De jeugdige van 16 jaar of ouder, de jeugdige tussen de 12 en de 16 jaar met een of beide ouders, of de ouders namens de jeugdige jonger dan 12 jaar.

Artikel 2 Plan van aanpak

  • 1. Op grond van artikel 8, vierde lid van de Verordening Jeugdhulp Alkmaar 2019 kan een Plan van aanpak worden opgesteld dat vervolgens aan de jeugdige en/of zijn ouders beschikbaar wordt gesteld.

  • 2. Zonder tegenreactie van de jeugdige of zijn ouders binnen 14 dagen na verzending van het Plan van aanpak zal er van worden uitgegaan dat men akkoord gaat met de inhoud van het Plan van aanpak en het daarin opgenomen advies.

Artikel 3 Gebruikelijke hulp

  • 1. Gebruikelijke hulp is de normale, dagelijkse zorg die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden, omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden. Voor jeugdigen geldt dat ouders de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen behoren te verzorgen, op te voeden, begeleiden en toezicht op hen te bieden, ook als er sprake is van een jeugdige met een ziekte, aandoening of beperking.

  • 2. Er is sprake van niet-gebruikelijke hulp, als de voor de jeugdige noodzakelijke hulp uitgaat boven de hulp die een kind van dezelfde leeftijd zonder beperkingen redelijkerwijs nodig heeft, voor wat betreft aard, frequentie en benodigde tijd voor deze handelingen.

  • 3. Permanent toezicht bij jeugdigen tot 3 jaar is gebruikelijke hulp omdat een jeugdige in deze leeftijdsfase volledige verzorging en begeleiding van een ouder nodig heeft.

  • 4. Het bieden van een beschermende woonomgeving van ouders aan hun kinderen is gebruikelijke hulp, zowel in kortdurende als langdurige situaties.

  • 5. Bij het oordeel of gebruikelijke hulp kan worden gevergd, houdt het college in ieder geval rekening met:

    • a.

      de omvang van de ondersteuningsbehoefte;

    • b.

      de leeftijd en de ontwikkelingsfase van de jeugdige;

    • c.

      de leerbaarheid van de jeugdige en/of huisgenoten van wie gebruikelijke hulp kan worden gevergd;

    • d.

      de omstandigheid dat een huisgenoot regelmatig langdurig niet aanwezig is vanwege activiteiten elders met een verplicht karakter.

  • 6. Bij de beoordeling van gebruikelijke hulp wordt gebruik gemaakt van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ontwikkelde protocol “Richtlijnen gebruikelijke zorg van ouders voor kinderen met een normale ontwikkeling 2017” (zie bijlage 1) en het overzicht “Ontwikkelingstaken” van Spanjaard & Slot (zie bijlage 2). Het uitgangspunt van de richtlijnen is de zorg die ouders volgens heersende maatschappelijke opvattingen moeten bieden aan kinderen zonder beperkingen, rekening houdend met verschillen die bij kinderen in dezelfde leeftijdscategorie bestaan.

Artikel 4 Uitzonderingen gebruikelijke hulp

  • 1. Voor zover een ouder, volwassen broer/zus en/of elke andere volwassen huisgenoot geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist om gebruikelijke persoonlijke verzorging en/of begeleiding uit te voeren en deze kennis niet kan vergaren en/of vaardigheden niet kan aanleren, wordt van hem/haar geen gebruikelijke hulp verwacht. Er is sprake van een geobjectiveerde beperking als er op medische gronden, naar objectieve maatstaven gemeten, sprake is van beperkingen waardoor langdurig geen hulp kan worden verleend aan de jeugdige. De reden dat de ouder, volwassen broer/zus en/of elke andere volwassen huisgenoot de vaardigheden niet kan aanleren, moet worden gemotiveerd.

  • 2. In het geval dat de ouder overbelast is of overbelast dreigt te raken, wordt van hem of haar geen of beperkt gebruikelijke hulp verwacht, totdat deze (dreigende) overbelasting is opgeheven. Daarbij geldt dat wanneer er voor de ouder eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen zijn om de (dreigende) overbelasting op te heffen, deze eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen hiertoe moeten worden aangewend;

  • 3. In het geval dat de jeugdige zich in de terminale levensfase bevindt, wordt geen gebruikelijke hulp verwacht van de ouder.

  • 4. Een jeugdige heeft vanaf 12 jaar eigen beslisbevoegdheid wat betreft lichamelijke integriteit. Wanneer hij/zij geen intieme persoonlijke verzorging wil ontvangen van de ouder, wordt geen gebruikelijke hulp verwacht van de ouder.

Artikel 5 Herbeoordeling individuele voorziening

De jeugdige of zijn ouders is/zijn verplicht het college medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor het tijdig kunnen uitvoeren van de herbeoordeling van de reeds toegekende zorg, hulp of ondersteuning die geschiedt in het kader van een mogelijke verlenging van deze zorg, hulp of ondersteuning. Hierbij geldt dat:

  • a.

    de jeugdige of zijn ouders een schriftelijke aanvraag voor een individuele voorziening in natura uiterlijk 8 weken voor de afloop van de in de beschikking genoemde einddatum indient/indienen bij het college;

  • b.

    de jeugdige of zijn ouders een schriftelijke aanvraag voor een individuele voorziening in de vorm van een Pgb uiterlijk 12 weken voor de in de beschikking genoemde einddatum indient/indienen bij het college.

Artikel 6 Tussentijdse beoordeling individuele voorziening

Het college behoudt het recht op ieder gewenst moment, gedurende een lopende individuele voorziening, een tussentijdse beoordeling van de noodzaak en kwaliteit van de betreffende individuele voorziening uit te voeren. Hiervoor is geen nieuwe toestemming van de jeugdige of zijn ouders nodig.

Artikel 7 Regels vervoer

  • 1. Voor de gecontracteerde jeugdhulp geeft het college invulling aan haar vervoersverplichting door de zorgaanbieder het vervoer te laten organiseren.

  • 2. Indien de jeugdige of zijn ouders niet beschikt/beschikken over eigen vervoer of indien het reizen met het openbaar vervoer niet geschikt/wenselijk is, zoekt het college samen met de jeugdige of zijn ouders naar een maatwerkoplossing.

  • 3. De verantwoordelijkheid van de gemeente voor het organiseren van het vervoer geldt alleen voor zover het gaat om vervoer van de jeugdige naar de jeugdhulplocatie en terug, binnen en buiten de gemeentegrenzen.

  • 4. Een vervoersvoorziening wordt ingezet wanneer de jeugdige niet in staat is zelfstandig van en naar de jeugdhulplocatie te komen in verband met de leeftijd van de jeugdige, een medische noodzaak, een veiligheidsrisico of een gebrek aan zelfredzaamheid.

  • 5. In situaties waarbij sprake is van noodzakelijk vervoer van de jeugdige naar de jeugdhulplocatie, onderzoekt het college eerst de zelfredzaamheid en het eigen vermogen van de jeugdige, zijn ouders en/of zijn sociaal netwerk om in het vervoer te voorzien.

  • 6. Wanneer er een combinatie gevonden kan worden met het onderwijs, zal het college beoordelen of dit gecombineerd kan worden met het vervoer door de aanbieder van het leerlingenvervoer.

  • 7. De duur van de vervoersvoorziening is gelijk aan de duur van de beschikking of korter indien de betreffende individuele voorziening eerder eindigt.

  • 8. De vervoerskosten naar een gesloten jeugdhulplocatie zijn door instellingen meegenomen in hun tarief.

Artikel 8 Intrekking en inwerkingtreding

  • 1. De nadere regels Jeugdhulp 2016 Alkmaar worden ingetrokken met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de situaties als bedoeld in artikel 30 lid 2 en 4 van de Verordening Jeugdhulp Alkmaar.

  • 2. Deze nadere regels treden in werking op de dag na bekendmaking en werken terug tot en met 1 januari 2020.

Ondertekening

Alkmaar, 21 januari 2020

Het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar,

P.F. Dijkman,

loco burgemeester

W. van Twuijver,

secretaris

Bijlage 1: Richtlijnen gebruikelijke zorg van ouders voor kinderen met een normale ontwikkeling (per leeftijd)

  • 1.

    Kinderen van 0 tot 3 jaar:

    • hebben 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig omdat zij niet in staat zijn om op relevante momenten hulp in te roepen om ernstig nadeel voor henzelf te voorkomen;

    • hebben voortdurend, dat wil zeggen op geplande en ongeplande momenten, overname van zelfzorg nodig;

    • hebben een woonomgeving nodig waarin hun fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd, een passend pedagogisch klimaat wordt geboden en hen zorg in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans wordt geboden bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

  • 2.

    Kinderen van 3 tot 5 jaar:

    • hebben zorg in de nabijheid nodig omdat zij niet in staat zijn om op relevante momenten hulp in te roepen om ernstig nadeel voor henzelf te voorkomen;

    • hebben overdag voortdurend begeleiding en overname van zelfzorg nodig;

    • hebben ’s nachts soms nog begeleiding en overname van zelfzorg nodig;

    • hebben een woonomgeving nodig waarin hun fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd, een passend pedagogisch klimaat wordt geboden en hen zorg in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans wordt geboden bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

      NB: Deze zorg voor kinderen vanaf 3 jaar is geen gebruikelijke zorg als is vastgesteld dat het gaat om een kind met ernstige meervoudig complexe handicaps (MCG), ook wel genoemd ernstige meervoudige beperkingen (EMB). MCG/EMB kinderen hebben een ernstige verstandelijke beperking met een blijvend zeer laag ontwikkelingsperspectief en een motorische beperking. Meestal is ook sprake van zintuiglijke problemen (waaronder prikkelverwerkingsstoornissen) en/of somatische aandoeningen.

  • 3.

    Kinderen van 5 tot 8 jaar:

    • hebben zorg in de nabijheid nodig omdat zij niet in staat zijn om op relevante momenten hulp in te roepen om ernstig nadeel voor henzelf te voorkomen;

    • hebben overdag nog voortdurend begeleiding nodig;

    • hebben overdag op geplande en soms op ongeplande momenten hulp bij of overname van zelfzorg nodig;

    • hebben een woonomgeving nodig waarin hun fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd, een passend pedagogisch klimaat wordt geboden en hen zorg in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans wordt geboden, nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

  • 4.

    Kinderen van 8 tot 18 jaar:

    • hebben geen zorg in de nabijheid nodig omdat zijn in staat zijn om op relevante momenten hulp in te roepen om ernstig nadeel voor henzelf te voorkomen;

    • hebben een woonomgeving nodig waarin hun fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd, een passend pedagogisch klimaat wordt geboden en hen zorg in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans wordt geboden, nodig en passend bij hun ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

Bijlage 2: Overzicht ontwikkelingstaken per leeftijdsfase van Spanjaard & Slot, juli 2015

  • 1.

    Kinderen 0-1 jaar:

    • Gehechtheid: het zoeken van nabijheid bij een ouder of opvoeder, het ervaren van continuïteit, het gebruiken van ouders en opvoeders als veilige basis.

    • Uitvoering van lichamelijke functies: zien, horen, eten, drinken, objecten vastpakken, zitten, kruipen, lopen en klauteren.

    • Ouder(s) en familie: onderscheid maken tussen ouder en een vreemde, zonder paniek alleen kunnen zijn.

    • Spelen: doelgericht spelen met voorwerpen, spelen naast andere kinderen.

    • Verkenning van de omgeving: voorwerpen verkennen en gebruiken, de vloer/grond en ruimtes verkennen.

  • 1.

    Kinderen 2-5 jaar:

    • Ouder(s) en familie: gezinsnormen eigen maken, je houden aan regels.

    • Omgang met leeftijdgenoten: samen spelen, initiatief nemen, voor jezelf opkomen, iets delen.

    • Taal: gesproken taal begrijpen, zinnen maken, een boodschap overbrengen, iets vertellen.

    • Taakgerichtheid: langere tijd met een taakje bezig zijn.

    • Zelfverzorging: met bestek eten, jezelf wassen, jezelf aan- en uitkleden.

    • Zelfstandigheid: dingen zelf doen, zindelijkheid, weten dat je een individu bent met eigen wensen en voorkeuren, verschuiving van externe regulatie (door opvoeders) naar zelfcontrole.

    • Sekse-rol: identificatie met de rol als jongen en meisje.

  • 2.

    Kinderen 6-11 jaar:

    • Vergroten zelfstandigheid t.o.v. ouders/opvoeders: privacy, een eigen mening en verantwoordelijkheid.

    • Herkennen en bijsturen van emoties: herkennen en benoemen van eigen gevoelens, risicovolle impulsen opmerken, beheersen of bijsturen.

    • Deelname aan basisonderwijs: luisteren, in groepsverband functioneren; concentreren op taken, schoolse vaardigheden (lezen, schrijven, rekenen) eigen maken.

    • Nemen van deelverantwoordelijkheden thuis: uitvoeren van kleine taakjes, zorgen voor huisdieren.

    • Relaties met leeftijdsgenoten: aanknopen en onderhouden van wederkerige vriendschappen, geven en nemen in spel, eenvoudige conflicten oplossen, laten merken dat je de ander aardig vindt.

    • Gebruik van basale infrastructuren: vervoer, geld, vrije tijd, digitale apparaten en de digitale wereld (internet en sociale media) gebruiken.

    • Je verplaatsen in anderen: je inleven in situaties die je niet zelf meemaakt, de bedoelingen en belangen kunnen inschatten van andere kinderen en van volwassenen, rekening houden met wensen/belangen van anderen.

    • Veiligheid en gezondheid: omgaan met fysieke gevaren (verkeer, vuur/hitte, water, elektriciteit, anderen die je grenzen overschrijden of je iets willen aandoen).

  • 3.

    Kinderen 12-17 jaar:

    • Positie ten opzichte van de ouders: minder afhankelijk worden van de ouders en het bepalen van een eigen plaats binnen de veranderende relaties in het gezin en de familie.

    • Onderwijs of werk: kennis en vaardigheden opdoen om later een beroep te kunnen uitoefenen en een keuze maken ten aanzien van werk.

    • Vrije tijd: ondernemen van activiteiten in de vrije tijd en het zinvol doorbrengen van de tijd waarin er geen verplichtingen zijn.

    • Eigen woonsituatie: zorgdragen voor eigen kamer en spullen, omgaan met je huisgenoten.

    • Autoriteit en instanties: accepteren dat er instanties en personen boven je gesteld zijn, binnen geldende regels en codes opkomen voor eigen belang.

    • Gezondheid en uiterlijk: zorgen voor goede voeding en een goede lichamelijke conditie, een uiterlijk waar je je prettig bij voelt en het inschatten en vermijden van risico’s.

    • Sociale contacten en vriendschappen: contacten leggen en onderhouden, oog hebben voor wat contacten met anderen kunnen opleveren, je openstellen voor vriendschap, vertrouwen geven en nemen, wederzijdse acceptatie.

    • Sociale media en internet: smartphone en computer gebruiken, informatie vinden en delen, informatie en berichten wegen, onderscheid tussen de virtuele en de reële werkelijkheid maken, gevaren onderkennen.

    • Intimiteit en seksualiteit: seksualiteit integreren in je persoonlijkheid, ontdekken wat mogelijkheden, wensen en grenzen zijn in intieme en seksuele relaties bij jezelf en bij anderen zijn.

    • Cultuurverschillen: normen van verschillende culturen kennen, inschatten welke vaardigheden in welke culturele context passend zijn.

  • 4.

    Kinderen18-23 jaar:

    • Eigen woonsituatie: zoeken van en zorgdragen voor een plek waar je goed kunt wonen, zorgdragen voor voldoende financiële middelen.

    • Positie ten opzichte van gezin van herkomst en familie van eventuele partner: vanuit zelfstandigheid contact met ouders en andere familieleden opnieuw vorm geven.

    • Onderwijs of werk: een opleiding afronden met een diploma/arbeidskwalificatie, een baan vinden, omgaan met collega’s en je meerdere.

    • Vrije tijd: ondernemen van activiteiten in de vrije tijd en het zinvol en prettig doorbrengen van de tijd waarin er geen verplichtingen zijn.

    • Zelfredzaamheid: de weg weten en voor jezelf opkomen ten aanzien van allerlei instanties en regels waarmee je als meerderjarige mee te maken krijgt.

    • Gezondheid en uiterlijk: zelfstandig zorgdragen voor een goede lichamelijke conditie, goede voeding en het inschatten en vermijden van risico’s.

    • Sociale contacten en vriendschappen: contacten opbouwen en onderhouden, duurzame vriendschappen aangaan.

    • Intimiteit en seksualiteit: aangaan van en ervaring opdoen met (duurzame) relaties.

  • 5.

    Ouders met jonge kinderen 24-35 jaar:

    • Partnerrelatie, seksualiteit: rollen en verantwoordelijkheden verdelen, relatie nieuwe inhoud geven, spanningen bespreken.

    • Autonomie: eigen interesses en behoeften behouden en ontwikkelen, balans vinden tussen activiteiten samen en voor jezelf.

    • Opvoeding: sensitiviteit en responsiviteit tonen ten aanzien van de behoeften van je kind(eren), verzorging, veiligheid en de mogelijkheid tot gehechtheid bieden. Creëren van een veilige omgeving die optimaal prikkelt.

    • Loopbaan: keuze voor beroep en het aantal uren werk, onderlinge taakverdeling die daaruit voortvloeit, eventueel verhuizen, omgaan met spanningen in verband met werk.

    • (Schoon)ouders: autonomie realiseren; eventuele onopgeloste problemen met (schoon)ouders uit het verleden oplossen, acceptatie als de partner niet zo geliefd is door ouder(s) of vice versa.

    • Vriendschappen/sociale contacten: vasthouden van vriendschappen, creëren en benutten van ondersteunend netwerk.

    • Woonruimte / huishouden: woonruimte en huishouden organiseren en taken verdelen, financieel beheer.