Regeling vervallen per 20-01-2023

Nadere Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid Gemeente Boxmeer

Geldend van 01-01-2020 t/m 19-01-2023

Intitulé

Nadere Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid Gemeente Boxmeer

INLEIDING

In deze “Nadere Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid Gemeente Boxmeer” is het beleid opgenomen m.b.t. specifieke kostensoorten waarvoor financiële ondersteuning mogelijk is via bijzondere bijstand (hoofdstuk I tot en met III) en Minimabeleid (hoofdstuk IV).

De gemeente heeft als taak de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van burgers te bevorderen. Sociaal beleid is belangrijk en vormt een vangnet waarvan tijdelijk gebruik kan worden gemaakt als dit noodzakelijk is. Inkomensondersteuning via de bijzondere bijstand en minimabeleid draagt tevens bij aan het voorkomen van armoede en uitsluiting. Het college heeft oog voor de noden van burgers met een laag inkomen en stelt hiervoor ondersteunend beleid vast.

De Participatiewet (Pw) bepaalt in welke gevallen en binnen welke grenzen het college bevoegd is bijstand te verlenen. Een belangrijk uitgangspunt is de eigen verantwoordelijkheid. Aan de Pw ligt het beginsel ten grondslag dat iedereen in eerste instantie in zijn eigen bestaan(skosten) dient te voorzien. Pas wanneer dat niet mogelijk is, kan men een beroep doen op bijstand. Hoofdregel is dat iedereen alles zal moeten doen en nalaten om een beroep op bijstand te voorkomen. Bijzondere bijstand wordt verstrekt op grond van artikel 35 Pw. Een belangrijk uitgangspunt bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand vormt de noodzaak van de kosten in de individuele situatie van een belanghebbende.

De nadere beleidsregels vallen in zijn geheel onder de “Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid – Algemene bepalingen Gemeente Boxmeer”. Dit document vormt het kader voor de beoordeling van alle aanvragen m.b.t. inkomen, vermogen en draagkracht.

Het onderscheid tussen bijzondere bijstand en minimabeleid

Vaak wordt in de praktijk de term ‘minimabeleid’ gebruikt ook als het om bijzondere bijstand gaat. Er is echter wel degelijk een verschil en dit betreft de hoogte van het inkomen. In de gemeente Boxmeer werkt dit als volgt:

o Bijzondere bijstand geldt voor inwoners met een inkomen tot 115% van de geldende bijstandsnorm. Ook inwoners met een inkomen vanaf 115% tot maximaal 150% van de geldende bijstandsnorm kunnen een beroep doen op bijzondere bijstand. In dat laatste geval is sprake van een gedeeltelijke vergoeding van kosten op basis van een draagkrachtberekening.

o Het Minimabeleid is specifiek bedoeld als extra ondersteuning voor inwoners met de laagste inkomens, naast de bijzondere bijstand, Men komt in aanmerking met een inkomen tot 115% van de geldende bijstandsnorm.

Buitenwettelijk beleid

Het college legt in deze nadere beleidsregels ook het buitenwettelijk beleid vast en sluit daarbij zoveel als mogelijk aan bij de voorwaarden van de Pw. De gemeente Boxmeer kent een jarenlange traditie van ruimhartig sociaal beleid. De Pw biedt hiervoor de grondslag, echter niet in alle gevallen. In het geval van bijzondere bijstand voor medische kosten en het minimabeleid is er sprake van ‘buitenwettelijk beleid’. Om die reden is het belangrijk dat het college dit vastlegt in beleidsregels.

Bij de uitvoering gelden een aantal belangrijke uitgangspunten (zie Hoofdstuk I).

H I - MEDISCHE KOSTEN

1. Algemene en juridische aspecten

1. Gezondheid is verzekerd

De Zorgverzekeringswet (Zvw) met het Besluit Zorgverzekering en de Regeling Zorgverzekering vormen een passende en toereikende voorliggende voorziening voor medische behandelingen, medicijnen en hulpmiddelen. Jaarlijks wordt door de minister van Volksgezondheid vastgesteld welke zorg noodzakelijk is, welke medicijnen voorgeschreven kunnen worden en welke hulpmiddelen tot de noodzakelijke zorg horen.

Kosten die buiten de basisverzekering gelaten worden zijn uit het oogpunt van de volksgezondheid niet noodzakelijk. Zorgverzekeraars die de Zvw uitvoeren hebben hier geen eigen beleidsvrijheid in. Als noodzakelijke zorg door de zorgverzekeraar geweigerd wordt, is er de mogelijkheid voor belanghebbende om een klacht in te dienen of een geschillenprocedure te starten.

Wat precies onder de basisverzekering valt wordt jaarlijks op Prinsjesdag door de overheid bekendgemaakt. De afgelopen jaren zijn herhaaldelijk zorgkosten uit de basisverzekering geschrapt. Medische kosten die buiten de basisverzekering vallen worden meestal door de zorgverzekeraars in aanvullende verzekeringen opgenomen. Door de marktwerking in de zorg ontstaan hierin verschillen. Het is voor iedereen jaarlijks weer een klus om te bekijken welke aanvullende verzekering het beste past.

Het is voor een goede dekking van zorgkosten dus lang niet meer voldoende om alleen over een basisverzekering te beschikken. Iedereen is zelf verantwoordelijk om een aanvullende verzekering af te sluiten om medische kosten op te kunnen vangen. Overheid en gemeente verwachten van mensen dat ze zich aanvullend verzekeren.

2. De Participatiewet (Pw)

Geen bijzondere bijstand voor medische kosten

De Zvw en de Wet langdurige zorg (Wlz) vergoeden alle noodzakelijke kosten die verband houden met medische of paramedische behandeling. Beide regelingen samen gelden in het kader van (artikel 15) Participatiewet (Pw) als een aan bijstandsverlening in de weg staande voorliggende voorziening die passend en toereikend is. Bijstandsverlening voor deze kosten zijn daarom in beginsel uitgesloten. In de toelichting bij artikel 15 is onder meer opgemerkt dat de Pw geen functie heeft indien binnen de voorliggende regeling door de overheid een bewuste beslissing is genomen over de noodzakelijkheid van de voorziening in het algemeen of in een specifieke situatie.

Indien op grond van een noodzakelijkheidsoordeel de keuze is gemaakt om één of meer kostensoorten niet in de voorziening op te nemen of de voorziening in een bepaalde situatie niet noodzakelijk te achten, dient de Pw zich bij die keuze aan te sluiten en komt men ten aanzien van die kosten niet voor bijstandsverlening in aanmerking. Volgens de Centrale Raad van Beroep (CRvB) moet namelijk worden aangenomen dat in het kader van de Zvw en de Wlz een bewuste beslissing is genomen over de omvang van de genees- en heelkundige hulp.

Geen bijzondere bijstand voor ten dele opgenomen kosten

Eigen bijdragen van medische kosten, die slechts ten dele door de Zvw worden vergoed, komen in beginsel ook niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.

De Zvw en de daarop gebaseerde regelgeving zijn voor eigen bijdragen aan ziektekosten aan te merken als aan de Pw voorliggende, toereikende en passende voorzieningen. In die gevallen dat de Rijksoverheid van mening is dat bepaalde kosten voor rekening van de burgers zelf dienen te komen, staat het de gemeente niet vrij om daarvoor bijzondere bijstand te verstrekken.

Geen bijzondere bijstand voor kosten die onder het Eigen Risico vallen

Op grond van artikel 15 Participatiewet bestaat geen recht op bijzondere bijstand voor onder het verplicht Eigen Risico vallende kosten.

Bijzondere bijstand bij zeer dringende redenen

Bijstandsverlening is, in afwijking van wat in het bovenstaande is gesteld toch mogelijk indien en zolang, gelet op alle omstandigheden, daartoe zeer dringende redenen aanwezig zijn (artikel 16 lid 1 Pw). Het criterium "zeer dringende redenen" mag echter niet al te ruim worden geïnterpreteerd. Het kan alleen worden toegepast bij acute noodsituaties.

2. Buitenwettelijk beleid voor medische kosten

Zoals bovenstaand beschreven wil de overheid niet dat gemeenten zich mengen in het landelijk zorgbeleid en biedt ook de Pw geen grondslag om bijzondere bijstand te verstrekken voor medische kosten, behoudens bij acute noodsituaties.

Wenst de gemeente af te wijken van de Pw en wel bijstand te verstrekken, dan is er sprake van buitenwettelijk beleid. De enige optie is dan om het buitenwettelijk beleid op te nemen in beleidsregels.

Het college legt onderstaand vast welke belangrijke uitgangspunten er gelden bij het verstrekken van bijstand voor medische kosten. In onderdeel 3 wordt het toetsingskader voor aanvragen benoemd.

1. Eigen verantwoordelijkheid

a. Voldoende verzekeren tegen ziektekosten

Het college gaat er vanuit dat inwoners de verantwoordelijkheid nemen om zich voldoende te verzekeren tegen zorgkosten. Belanghebbenden die voor medische kosten een beroep doen op bijzondere bijstand worden geacht aanvullend verzekerd te zijn. Dit houdt tevens in dat men zich verzekerd heeft tegen voorzienbare kosten als brillen, contactlenzen en tandartskosten.

b. Onvoldoende verzekerd

In onderstaande gevallen is men ‘onvoldoende verzekerd’ en komt men in principe niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.

1 Men beschikt niet over een basisverzekering.

2 Men beschikt niet over aanvullende verzekering.

3 Men heeft een aanvullende verzekering waarin bepaalde, om ethische of levensbeschouwelijke redenen, controversiële prestaties buiten de dekking blijven (een zgn. 'vermagerde' polis). Belanghebbende komt dan geen bijzondere bijstand toe voor de kosten die buiten deze aanvullende dekking zijn gelaten.

4 Men wordt door de zorgverzekeraar geweigerd voor een aanvullende verzekering.

Ad 1 en 2

In deze gevallen kan het college op grond van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid een geldlening verstrekken (artikel 48 lid 2 Pw).

Aan de geldlening wordt dan de voorwaarde verbonden dat men zich alsnog aanvullend verzekert. De GemeentePolis wordt aanbevolen.

Ad 4

In dit geval is er meestal sprake van achterstand in premiebetalingen. Het college doet daar onderzoek naar en bekijkt vervolgens of betrokkene mogelijkheden heeft om zich aanvullend te laten verzekeren. Indien er sprake is van ‘zeer dringende redenen in het individuele geval’ m.b.t. de kosten, dan is bijstand in principe mogelijk en wordt de hoogte van de bijstand afgestemd op de GemeentePolis.

2. Vermijdbare (meer)kosten

Voor vermijdbare (meer)kosten wordt geen bijzondere bijstand verstrekt. Hiervan is sprake als via de aanvullende verzekering de kosten volledig worden gedekt en men nalaat daarvan gebruik te maken. Daardoor ontstaan kosten voor eigen rekening. Indien men vervolgens hiervoor een beroep op bijzondere bijstand doet dan wordt dit aangemerkt als ‘vermijdbare kosten’. Deze kosten zijn niet noodzakelijk en kunnen niet op bijstand worden afgewenteld.

Zorgverzekeraars baseren vergoedingen steeds vaker op basis van contractafspraken met zorgverleners en instellingen. Hierdoor blijft de zorg betaalbaar en komt de klant veelal een hogere vergoeding toe en soms wordt ook een deel van het eigen risico kwijtgescholden. De zorgverlener declareert de kosten dan rechtstreeks bij de zorgverzekeraar. De klant heeft nergens omkijken naar en heeft geen eigen kosten.

Voorbeelden waar vermijdbare kosten ontstaan:

• Zorg via een ‘niet gecontracteerde zorgaanbieder’

Men heeft zorg afgenomen van een zorgaanbieder waarmee de zorgverzekeraar geen contractafspraken heeft gemaakt, bijv. een ziekenhuis of tandarts. Hierdoor komen kosten deels voor eigen rekening.

• Zorg via een ‘niet gecontracteerd aanbod’

Men heeft geen gebruik gemaakt van het ‘gecontracteerde aanbod’ bij een opticien of audicien terwijl men hiervoor wel verzekerd is. De zorgverzekeraar vergoedt dan een klein gedeelte van de kosten waardoor de resterende kosten voor eigen rekening zijn.

3. Medisch advies

Een medische indicatie is van toepassing voor specifieke kosten ten gevolge van gebreken of ziekte van belanghebbende. Belanghebbende is in de eerste plaats zelf verantwoordelijk om de medische noodzaak aan te tonen. Deze kan blijken uit een gedeeltelijke vergoeding via de zorgverzekering, vanuit de Wet langdurige zorg of een medische indicatie van een specialist.

 

Het is niet mogelijk om een medisch advies in te dienen van bijv. de eigen huisarts. Dit moet altijd door een onafhankelijke arts worden beoordeeld.

Als belanghebbende de noodzaak niet kan aantonen dan zal het college in voorkomende noodzakelijke gevallen eerst een medisch advies opvragen om de noodzaak en eventueel de goedkoopst adequate voorziening vast te stellen.

3. De collectieve zorgverzekering als toetsingskader

De gemeente biedt alle inwoners met een minimuminkomen tot 115% van de geldende bijstandsnorm een collectieve zorgverzekering aan ter voorkoming van zorgkosten op grond van de Regeling Compensatie Zorgkosten (RCZ). Dit betekent dat ook inwoners met een laag inkomen vanuit arbeid, uitkering werkloosheid, ziekte of pensioen ook kunnen deelnemen aan de zogenaamde GemeentePolis.

Via de GemeentePolis is men uitgebreid verzekerd voor de meeste medische kosten. De collectieve zorgverzekering (kortweg CZV) bestaat uit een wettelijke basisverzekering en een uitgebreide aanvullende verzekering, inclusief tandartskosten. Hierdoor is de GemeentePolis ook zeer geschikt voor mensen met hoge ziektekosten, zoals ouderen, chronisch zieken en gehandicapten.

De gemeente draagt financieel bij in de maandelijkse premie. Door deze compensatie hebben de deelnemers minder zorgkosten terwijl ze uitstekend zijn verzekerd.

De gemeente Boxmeer biedt twee polissen aan die beiden het meest complete pakket bieden (inclusief tandartskosten). Men kan er voor kiezen om het Eigen Risico wel of niet mee te verzekeren. Om die redenen wordt deelname aan de GemeentePolis door de gemeente zo veel als mogelijk gestimuleerd.

a. Het toetsingskader

Het landelijke aanbod in zorgverzekeringen is groot. De diverse zorgverzekeraars bieden een ruime keuze in aanvullende verzekeringen, er zijn vele varianten mogelijk en deze veranderen bovendien jaarlijks. Iemand kan dus van zeer matig tot zeer goed aanvullend verzekerd zijn met wel of geen tandartsverzekering.

Deelname aan de CZV via de gemeente is niet verplicht aangezien iedereen het wettelijk recht heeft om jaarlijks een zorgverzekeraar te kiezen.

Vanwege deze complexiteit is behoefte aan een duidelijk kader voor de afhandeling van aanvragen. Bij de gemeente melden zich ook inwoners die een beroep doen op bijzondere bijstand en verzekerd zijn via andere zorgverzekeraars.

Het college is bevoegd om binnen het buitenwettelijk beleid te bepalen op welke wijze het recht op bijstand voor medische kosten wordt beoordeeld. Dit is ook in het belang van inwoners die zich melden en ‘elders verzekerd’ zijn.

De CZV wordt door het college gezien als een duurzame en betrouwbare voorziening, waarvan ook het verstrekkingenniveau ruimhartig is. Om die reden wordt de GemeentePolis als toetsingskader aangemerkt. Dit bevordert een eenduidige en rechtmatige uitvoering bij de afhandeling van aanvragen. De GemeentePolis biedt bovendien een duidelijk kader voor het nemen van besluiten (beschikkingen).

Voor bijstandsaanvragen van ‘elders verzekerden’ betekent dit dat de hoogte van de bijstand wordt afgestemd op de GemeentePolis voor alle zorgkosten (inclusief tandartskosten). De toe te kennen bijstand gaat deze vergoedingen nooit te boven.

b. Deelname bij een schuldhulptraject via de gemeente

Voor inwoners met schulden die via de gemeente een schuldhulptraject doorlopen en, die niet tot de minima behoren, wordt een uitzondering gemaakt. Deze doelgroep kan tijdelijk, voor de duur van het gemeentelijk schuldtraject, deelnemen aan de collectieve zorgverzekering. Dit maakt de kans op een succesvol traject groter en de klant is in beeld met het inkomen en vermogen. Na het traject wordt de balans weer opgemaakt of deelname aan de CZV kan worden voortgezet.

4. Brillen en contactlenzen

Artikel 1 Voorliggende voorziening

De Zorgverzekeringswet en de daarop gebaseerde Regeling zorgverzekering zijn voor de kosten van brillenglazen en contactlenzen in beginsel aan te merken als aan de Participatiewet voorliggende, toereikende en passende voorzieningen.

Er is door de wetgever een bewuste keuze gemaakt over de noodzaak van het vergoeden van de kosten van brillenglazen en contactlenzen, zodat (aanvullende) bijzondere bijstand niet aan de orde is.

De aanvullende verzekering via de zorgverzekeraar

Zorgverzekeraars bieden aanvullende pakketten aan waarin kosten die als ‘niet-noodzakelijk’ worden beschouwd en dus niet onder de basisverzekering vallen, worden opgenomen. Iedereen kan zich dus verzekeren voor kosten die buiten de basisverzekering vallen, zoals brillen en contactlenzen op sterkte.

Steeds vaker maken zorgverzekeraars contractafspraken met opticiens om via de aanvullende verzekering de totale kosten van een complete bril of lenzen, zowel enkelvoudig als multifocaal te vergoeden. Belanghebbende heeft dan zelf geen kosten meer en hoeft niets te declareren. Het betreft dan meestal de grotere zorgverleners, zoals Hans Anders, Pearl, Specsavers, enz.

De GemeentePolis voorziet via de aanvullende verzekering in een volledige vergoeding van een complete bril of lenzen op de juiste sterkte uit het uitgebreide aanbod van de betreffende opticiens. Men heeft dan geen eigen kosten. Het uitgebreide aanbod via de gecontracteerde opticiens wordt als voorliggende voorziening aangemerkt.

Artikel 2 Recht op bijstand

Een belangrijk uitgangspunt van het gemeentelijk buitenwettelijk beleid is de eigen verantwoordelijkheid van belanghebbenden. Men wordt geacht:

1. Zich voldoende aanvullend te verzekeren voor kosten van brillen en lenzen, én;

2. Voor de gehele kosten een beroep te doen op de aanvullende zorgverzekering.

Artikel 3 Verzekerden via de GemeentePolis

1. Verzekerden via de GemeentePolis worden geacht gebruik te maken van de voorliggende voorziening, namelijk de mogelijkheid binnen de polis om een bril, danwel lenzen zonder eigen kosten aan te schaffen.

2. Maakt men geen gebruik van de mogelijkheid om binnen de GemeentePolis kosteloos een bril of lenzen aan te schaffen, dan ontstaan er eigen kosten. Deze eigen kosten worden aangemerkt als ‘vermijdbare meerkosten’ waarvoor geen bijstand wordt verstrekt.

 

Artikel 4 Verzekerden buiten de GemeentePolis

1. Bij een aanvraag bijzondere bijstand voor brillen en contactlenzen wordt:

a. geen bijzondere bijstand verstrekt indien de eigen zorgverzekeraar op basis van een reglement afspraken heeft met de zorgverlener;

b. in de andere gevallen rekening gehouden met de vergoeding van de eigen aanvullende zorgverzekering;

c. niet méér bijstand verstrekt dan de vergoeding die via het toetsingskader voor deze kosten mogelijk is, onder aftrek van de vergoeding die al is verkregen.

2. Voor bijzondere bijstand voor brillen en contactlenzen geldt een periode van éénmaal per drie kalenderjaren.

3. Varilux- en dunne glazen worden als niet ‘medisch noodzakelijk’ beschouwd en daarvoor wordt geen bijstand verstrekt.

4. Men moet de kosten kunnen aantonen met een factuur, nota of betaalbewijs.

Artikel 5 Draagkracht

De draagkracht wordt bepaald conform de Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid – Algemene bepalingen Gemeente Boxmeer.

Artikel 6 Hoogte en vorm van de bijstand

1. Voor het bepalen van de hoogte van de bijstand wordt aangesloten bij het toetsingskader.

2. Indien bijzondere bijstand wordt verstrekt dan betreft het bijstand om niet.

Artikel 7 Verplichtingen aan de bijstand

Aan de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting (ex artikel 55 Pw) verbonden. De bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt. Men moet de kosten kunnen aantonen met een factuur, nota of betaalbewijs.

5. Tandheelkundige hulp

Artikel 1 Voorliggende voorziening

De Zorgverzekeringswet en de daarop gebaseerde Regeling zorgverzekering zijn voor de kosten van tandheelkundige hulp in beginsel aan te merken als aan de Participatiewet voorliggende, toereikende en passende voorzieningen.

Er is door de wetgever een bewuste keuze gemaakt over de noodzaak van het vergoeden van tandartskosten.

Binnen de basisverzekering is ruimte gelaten om in bijzondere gevallen medisch noodzakelijke tandartskosten volledig te vergoeden. Hiervoor is altijd eerst afstemming nodig door de klant met de zorgverzekeraar.

De aanvullende verzekering via de zorgverzekeraar

Zorgverzekeraars vangen de overige tandartskosten op via de aanvullende verzekeringen. Iedereen kan zich dus verzekeren voor tandartskosten die buiten de basisverzekering vallen. Een belangrijk uitgangspunt van het gemeentelijk buitenwettelijk beleid is de eigen verantwoordelijkheid. Verwacht wordt dat men zich aanvullend verzekerd, inclusief tandartskosten en voor deze kosten een beroep doet op de aanvullende zorgverzekering. Men wordt dus verondersteld voldoende verzekerd te zijn voor tandheelkundige behandelingen. Als er geen aanvullende verzekering voor tandartskosten is afgesloten dan is dat voor eigen risico.

Artikel 2 Recht op bijstand

Bij kosten van tandheelkundige hulp wordt er van uitgegaan, dat ook de kosten, die niet worden vergoed op basis van het Besluit zorgverzekering en/of aanvullende verzekering noodzakelijk kunnen zijn. In een individueel geval kan bijzondere bijstand voor deze niet vergoede kosten om niet worden verstrekt.

1. Belanghebbende dient voorafgaand aan de behandeling een kostenopgave te vragen aan de tandarts en bij zijn zorgverzekering na te gaan welke vergoeding wordt verstrekt.

2. Als blijkt dat de kosten boven de aanvullende verzekering uitstijgen en belanghebbende daarvoor een beroep op bijstand wil doen dan dient men:

- vóórdat de kosten worden gemaakt de aanvraag in te dienen, én;

- bij de aanvraag een kostenopgaaf te overleggen;

3. Het college dient de noodzaak te kunnen vaststellen alvorens de behandeling plaatsvindt en kan bij twijfel over de noodzaak van de behandeling een medisch advies inwinnen.

4. Wanneer belanghebbende is geweigerd door zijn zorgverzekeraar voor een aanvullende verzekering en er is sprake van ‘zeer dringende redenen in het individuele geval’ dan is bijstand in principe mogelijk. In dat geval wordt de hoogte van de bijstand afgestemd op het toetsingskader.

Artikel 3 Geen recht op bijstand

1. Er is geen recht op bijstand indien:

a. Men een behandeling ondergaat zonder voorafgaand, voor de te maken kosten, toestemming heeft gevraagd aan het college, aangezien na afloop de noodzaak van de kosten niet meer kan worden vastgesteld.

b. Kosten boven de aanvullende verzekering uitstijgen door zorg af te nemen van een ‘niet gecontracteerde zorgaanbieder’.

c. Men behandelingen ondergaat die onnodig kostbaar, onnodig gecompliceerd of tandheelkundig niet doelmatig zijn, zoals beugels bij volwassenen, kronen en bruggen, frameprotheses, opbeetplaten, gebitsanering, orthodontische en paradontologische behandelingen. Voornoemde behandelingen worden als niet noodzakelijk beschouwd.

d. Als belanghebbende geen aanvullende tandartsverzekering heeft.

2. Als het college van oordeel is dat er sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid en de kosten noodzakelijk zijn dan kan voor de tandartskosten een geldlening worden verstrekt (artikel 48 Pw).

Artikel 4 Draagkracht

De draagkracht wordt bepaald conform de Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid – Algemene bepalingen Gemeente Boxmeer.

Artikel 5 Hoogte en vorm van de bijstand

1. Voor het bepalen van de hoogte van de bijstand wordt aangesloten bij het toetsingskader.

2. Indien bijzondere bijstand wordt verstrekt dan betreft het bijstand om niet.

Artikel 6 Verplichtingen aan de bijstand

Aan de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting (ex artikel 55 Pw) verbonden. De bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt. Men moet de kosten kunnen aantonen met een factuur, nota of betaalbewijs.

H II - WOONKOSTEN

6. Woninginrichting en duurzame gebruiksgoederen

Artikel 1 Voorliggende voorziening

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 Participatiewet). Voor woninginrichting en duurzame gebruiksgoederen geldt een lening van een commerciële bank of van de Gemeentelijke Kredietbank (GKB) als voorliggende voorziening. In sommige gevallen kan de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een voorliggende voorziening zijn. Bijvoorbeeld wanneer op medische gronden de vloerbedekking moet worden vervangen.

Artikel 2 Recht op bijstand

De kosten van woninginrichting en duurzame gebruiksgoederen behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijk kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke norm algemene bijstand door middel van reservering, ofwel gespreide betaling achteraf. Indien de betreffende kosten voorzienbaar waren, versterkt dit het argument dat belanghebbende geacht wordt hiervoor te reserveren. Het feit dat belanghebbende wegens schulden niet heeft kunnen reserveren is op zich nog geen bijzondere omstandigheid. In beginsel is er geen bijstandsverlening mogelijk voor deze kosten. Het college stelt twee uitzonderingen vast.

Artikel 3 Eerste woninginrichting statushouders

Statushouders, die vanuit het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) regulier worden gehuisvest in de gemeente en een eerste woning toegewezen krijgen, komen in aanmerking voor leenbijstand (een geldlening verstrekt door het college) voor de kosten van noodzakelijke woninginrichting.

1. De geldlening wordt afgestemd op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de statushouder.

2. De eerste maand huur en administratiekosten worden in de geldlening meegenomen.

3. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de Nibud-Prijzengids (Inventarispakket).

4. De aflossing van de geldlening vindt plaats in 36 termijnen.

5. De terugbetaling loopt via inhouding op de bijstand of via het inkomen.

6. Indien het leenbedrag groter is dan wat een statushouder op basis van de aflossingscapaciteit in 36 maanden kan terugbetalen, wordt het overige deel eenmalig aan bijzondere bijstand ‘om niet’ verstrekt.

Artikel 4 Duurzame gebruiksgoederen

Indien men geen beroep kan doen op een voorliggende voorziening voor de aanschaf van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen, dan is de volgorde: een geldlening, borgtocht. Alleen in zeer bijzondere omstandigheden kan bijzondere bijstand om niet worden verstrekt voor een noodzakelijk huishoudelijk apparaat.

De hoogte van de bijstand bedraagt maximaal de richtprijs volgens de Nibud-Prijzengids voor het betreffende gebruiksgoed.

Artikel 5 Draagkracht

De draagkracht wordt bepaald conform de Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid – Algemene bepalingen Gemeente Boxmeer.

Artikel 6 Verplichtingen aan de bijstand

Aan de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting (ex artikel 55 Pw) verbonden. De bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt. Men moet de kosten kunnen aantonen met een factuur, nota of betaalbewijs.

7. Woonkostentoeslag huurders

Artikel 1 Voorliggende voorziening

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet). Denk in dit geval aan de Wet op de huurtoeslag. Uitgangspunt is dat de algemene bijstand in combinatie met huurtoeslag voorziet in de woonkosten.

Artikel 2 Recht op bijstand

De betaling van vaste lasten, zoals woonlasten, behoren tot de algemene kosten van het bestaan. Aangezien de algemene bijstand, danwel een inkomen op bijstandsniveau, voorziet in deze kosten kan er in beginsel geen bijstand worden verleend.

Het is echter mogelijk dat iemand te maken krijgt met een scherpe inkomensdaling maar door omstandigheden (nog) geen of onvoldoende huurtoeslag kan krijgen waardoor de woonlasten hoog uitvallen in relatie tot het inkomen. Om te voorkomen dat iemand noodgedwongen de woning moet verlaten kan het college bijstand verstrekken.

1. Gedurende een periode van maximaal één jaar wordt bijstand verstrekt voor woonkosten.

2. Bij het verstrekken van bijstand wordt een verhuisverplichting opgelegd en zal belanghebbende alles in het werk dienen te stellen om goedkopere woonruimte te verkrijgen, die het beste overeenstemt met de eigen financiële omstandigheden en mogelijkheden.

3. De verplichting (ad b) geldt enkel wanneer iemands huur te hoog is om voor huurtoeslag vanuit de Belastingdienst in aanmerking te komen.

4. Na de periode van maximaal één jaar beoordeelt het college of belanghebbende voldaan heeft aan de van toepassing zijnde verplichting en/of zich voldoende heeft ingespannen om lagere woonkosten te krijgen. Bijzondere omstandigheden kunnen rechtvaardigen dat de woonkostentoeslag na afloop van de termijn op individuele gronden moet worden voortgezet.

Artikel 3 Draagkracht

Bij het verstrekken van bijzondere bijstand wordt de draagkracht bepaald conform de geldende Beleidsregels Bijzondere bijstand – Algemene bepalingen.

Voor draagkracht bij een woonkostentoeslag geldt een afwijkende draagkrachtregel.

Artikel 4 Hoogte en vorm van de bijstand

1. De hoogte van de bijstand is afhankelijk van de woonsituatie en –kosten. Indien er aanleiding bestaat om een woonkostentoeslag te verstrekken, wordt de hoogte hiervan berekend in overeenstemming met de Wet op de Huurtoeslag (WHT-systematiek).

2. De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.

Artikel 5 Verplichtingen aan de bijstand

Het college is op grond van artikel 55 Pw in beginsel bevoegd aan de toekenning van een woonkostentoeslag de voorwaarde te verbinden dat een belanghebbende binnen een te stellen termijn de nodige inspanningen verricht om goedkopere woonruimte te zoeken.

Het opleggen van de verhuisplicht wordt expliciet opgenomen in de beschikking waarin de woonkostentoeslag wordt toegekend.

8. Woonkostentoeslag eigenaren

Artikel 1 Voorliggende voorziening

De huurtoeslag kan met betrekking tot woonkosten van een woning in eigendom niet worden aangemerkt als een aan de bijstand voorliggende, passende en toereikende voorliggende voorziening aangezien de huurtoeslag niet geldt voor eigen woningen. Verzoeken om bijzondere bijstand voor aan een eigen woning verbonden woonlasten moeten worden beoordeeld op grond van artikel 35 lid 1 Participatiewet (Pw).

Artikel 2 Recht op bijstand

Eigenaren van woningen hebben geen recht op huurtoeslag. Bij een laag inkomen en hoge woonkosten kunnen zij in aanmerking komen voor woonkostentoeslag.

Anders dan bij woonkostentoeslag voor huurwoningen is woonkostentoeslag voor woningen in eigendom te kwalificeren als bijzondere bijstand in de zin van artikel 35 lid 1 Pw. Een verschil is echter dat woonkostentoeslag aan eigenaren jarenlang kan voortduren, terwijl huurders doorgaans doorschuiven naar de huurtoeslag.

De aanvraag om bijzondere bijstand kan worden afgewezen als een belanghebbende in de voorafgaande periode geen inspanning heeft verricht om de woning te verkopen of om andere woonruimte te vinden.

Het college stelt periodiek een onderzoek in om te beoordelen of belanghebbende voldaan heeft aan de van toepassing zijnde verplichting en/of zich voldoende heeft ingespannen om lagere woonkosten te krijgen.

Telkens stelt het college op basis van de individuele beoordeling vast of bijzondere omstandigheden rechtvaardigen dat de woonkostentoeslag moet worden voortgezet.

Artikel 3 Draagkracht

Bij het verstrekken van bijzondere bijstand wordt de draagkracht bepaald conform de geldende Beleidsregels Bijzondere bijstand – Algemene bepalingen.

Voor draagkracht bij een woonkostentoeslag geldt een afwijkende draagkrachtregel.

Artikel 4 Hoogte en vorm van de bijstand

a. Indien er aanleiding bestaat om een woonkostentoeslag te verstrekken, wordt de hoogte hiervan berekend in overeenstemming met de regels voor woonkostentoeslag aan huurders. Dus conform de Wet op de Huurtoeslag (WHT-systematiek).

b. De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.

Artikel 5 Verplichtingen aan de bijstand

Ook voor eigenaren geldt dat zij niet te duur moeten blijven wonen.

Het college is op grond van artikel 55 Pw in beginsel bevoegd aan de toekenning van een woonkostentoeslag de voorwaarde te verbinden dat een belanghebbende binnen een te stellen termijn de nodige inspanningen verricht om goedkopere woonruimte te zoeken.

Het opleggen van de verhuisplicht wordt expliciet opgenomen in de beschikking waarin de woonkostentoeslag wordt toegekend.

H III - MAATSCHAPPELIJKE KOSTEN

9. Reiskosten bezoek gedetineerde

Artikel 1 Voorliggende voorziening

Voor de reiskosten in verband met bezoek aan een gedetineerde is er géén sprake van een voorliggende voorziening. Het gaat om de kosten voor het vervoer van het woonadres van de bezoeker (=belanghebbende) naar de inrichting waar de gedetineerde verblijft.

Artikel 2 Recht op bijstand

Gedetineerden die in een huis van bewaring of in een “gesloten” gevangenis verblijven hebben geen mogelijkheid om éénmaal per maand of vaker met verlof te gaan.

De noodzaak voor het bezoeken van een gedetineerde wordt aanwezig geacht indien:

1. de gedetineerde behoort tot het gezin van belanghebbende; en,

2. de gedetineerde verblijft in een huis van bewaring zonder mogelijkheden tot verlof of verblijf in een gesloten inrichting (= geen recht op verlof); en,

3. de inrichting binnen Nederland is gelegen;

4. de inrichting waar de gedetineerde verblijft zich buiten een straal van 10 km bevindt vanaf het woonadres van belanghebbende.

5. Indien voldaan is aan a t/m d komt een belanghebbende éénmaal per twee weken in aanmerking voor bijzondere bijstand voor reiskosten.

Artikel 4 Draagkracht

De draagkracht wordt bepaald conform de Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid – Algemene bepalingen Gemeente Boxmeer.

Artikel 5 Hoogte en vorm van de bijstand

1. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt als volgt bepaald:

a. deze is gelijk aan de goedkoopste vorm van reizen per openbaar vervoer voor het betreffende traject. Kinderen jonger dan 12 jaar worden geacht voordelig mee te kunnen reizen met de ouder.

b. indien openbaar vervoer niet mogelijk is, kan een kilometervergoeding worden verstrekt. Het bedrag per kilometer wordt gebaseerd op het bedrag dat van de Belastingdienst onbelast mag worden verstrekt. De actuele kilometervergoeding is te vinden via www.belastingdienst.nl. De afstand voor te verstrekken kilometervergoedingen wordt bepaald a.d.h.v. Google maps (snelste route).

2. De bijzondere bijstand wordt om niet verstrekt.

Artikel 6 Verplichtingen aan de bijstand

Aan de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting (ex artikel 55 Pw) verbonden. De bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt. Men moet de kosten kunnen aantonen met een vervoers- of bezoekbewijs ter controle van de bestedingsverplichting.

10. Reiskosten naar voortgezet onderwijs

Artikel 1 Voorliggende voorziening

De Wet op de Studiefinanciering (WSF), de Verordening Leerlingenvervoer en de Beleidsregels Leerlingenvervoer worden als voorliggende voorzieningen aangemerkt.

Artikel 2 Recht op bijstand

1. Onder reiskosten wordt verstaan een vergoeding voor reizen naar voortgezet onderwijs als de soort onderwijs niet binnen de eigen gemeentegrenzen aanwezig is.

2. Bij het verstrekken van bijzondere bijstand voor reiskosten gelden voorwaarden:

a. het te volgen onderwijs is nadrukkelijk niet binnen de eigen gemeentegrenzen aanwezig;

b. de reisafstand naar de betreffende school bedraagt (enkele reis) 15 kilometer of meer.

Artikel 3 Draagkracht

De draagkracht wordt bepaald conform de Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid – Algemene bepalingen Gemeente Boxmeer.

Artikel 4 Hoogte en vorm van de bijstand

1. De hoogte van de bijzondere bijstand is:

a. Gelijk aan de goedkoopste vorm van reizen per openbaar vervoer voor het betreffende traject.

b. Indien het niet mogelijk is om met het openbaar vervoer te reizen, kan een kilometervergoeding worden verstrekt. Het bedrag per kilometer wordt gebaseerd op het bedrag dat van de Belastingdienst onbelast mag worden verstrekt. De afstand voor de kilometervergoeding wordt bepaald a.d.h.v. Google maps (snelste route).

2. De bijzondere bijstand wordt om niet verstrekt.

Artikel 5 Verplichtingen aan de bijstand

Aan de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting (ex artikel 55 Pw) verbonden. De bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt. Men moet de kosten kunnen aantonen met een vervoersbewijs of ondertekende aanwezigheidslijst van school ter controle van de bestedingsverplichting.

11. Maaltijden

Artikel 1 Voorliggende voorziening

Voor personen die als gevolg van (tijdelijke) beperkingen van medische en/of psychische aard niet in staat zijn om zelf een warme maaltijd te bereiden is geen voorliggende voorziening aangemerkt.

Artikel 2 Recht op bijstand

1. Belanghebbenden kunnen voor de kosten van een warme maaltijd bijzondere bijstand aanvragen.

2. Het college beoordeelt of men aan de vastgestelde criteria voldoet en stelt de indicatie en de duur van de indicatie vast.

Artikel 3 Indicatie voor bijstand

1. Op grond van een of meerdere criteria kan het college een vergoeding verstrekken:

a. als gevolg van (tijdelijke) beperkingen van medische en/of psychische aard belanghebbende niet in staat is om zelf een warme maaltijd te bereiden.

b. in geval bijzondere omstandigheden aanleiding zijn, zoals het uitvallen van de hulp bij het verzorgen van de warme maaltijden.

c. men op geen enkele manier in staat is om zelf, danwel met hulp van derden, een kant-en-klaar maaltijd of diepvriesmaaltijd in huis te halen, danwel op te warmen.

2. In het geval de leefeenheid uit meerdere personen bestaat geldt als uitgangspunt dat men voor elkaar kookt. Om voor vergoeding in aanmerking te komen moeten alle gezinsleden aan de voorwaarden onder lid 1 voldoen.

3. In het geval er sprake is van onkunde (bijvoorbeeld als degene die kookte wegvalt) moet worden bezien in hoeverre belanghebbende dit zelf kan gaan oppakken, danwel hiervoor hulp gaat regelen. Een tijdelijke indicatie is dan een optie.

Artikel 4 Geen noodzaak voor bijstand

De kosten van warme maaltijden worden als niet noodzakelijk gezien indien:

1. Men niet beschikt over kookapparatuur en/of kookgerei. Deze voorzieningen zijn algemeen gebruikelijk, het ontbreken ervan is geen reden voor vergoeding van maaltijden.

2. Men zelf in staat is om een kant-en-klaar maaltijd of diepvriesmaaltijd op te warmen.

Artikel 5 Draagkracht

De draagkracht wordt bepaald conform de Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid – Algemene bepalingen Gemeente Boxmeer.

Artikel 6 Hoogte en vorm van de bijstand

1. De bijzondere bijstand is een bijdrage in de kosten van een warme maaltijd.

2. De hoogte van de bijstand bedraagt € 4 per warme maaltijd.

3. De bijstand wordt om niet verstrekt.

Artikel 7 Verplichtingen aan de bijstand

Aan de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting (ex artikel 55 Pw) verbonden. De bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt. Men moet de kosten kunnen aantonen met een factuur, nota of betaalbewijs.

12. Uitvaartkosten

Artikel 1 Voorliggende voorziening

1. Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet).

Tot de voorliggende voorziening horen in eerste instantie de eigen middelen van de overledene om een uitvaart te bekostigen, zoals:

a. verzekeringen op het leven, zoals begrafenis– en levensverzekeringen, ongevallenverzekering;

b. lidmaatschap van een speciale vereniging, bijv. crematievereniging;

c. spaargelden, waaronder ook het "vrij te laten bescheiden vermogen";

d. een nalatenschap;

e. een in een depositofonds gestort bedrag met als enige bestemming de betaling van uitvaartkosten van de storter en eventuele partner.

2. Nabestaanden zijn verantwoordelijk voor de kosten van een begrafenis of crematie, voor zover de overledene hierin niet zelf heeft voorzien.

3. De eventuele (huwelijks)partner van de overledene is in eerste instantie de nabestaande die voor de kosten van de uitvaart aansprakelijk is en vervolgens familieleden in de 1e graad, dan wel enig andere erfgenaam.

4. De uitvaartkosten komen voor rekening van de opdrachtgever, welke daarvoor zonodig de nabestaanden kan aanspreken.

Wet op de Lijkbezorging

Als er geen nabestaanden zijn die opdracht geven voor een uitvaart of op wie daartoe een beroep kan worden gedaan, dan moet de Wet Op de Lijkbezorging worden beschouwd als een voorliggende voorziening.

Overlijdensuitkering

Een aan de achterblijvende echtgenoot toegekende overlijdensuitkering dient te worden aangemerkt als een periodiek inkomen bedoeld ter aanpassing aan de veranderde omstandigheden c.q. als overbrugging naar een lager inkomensniveau. Een overlijdensuitkering heeft niet per definitie ten doel om de uitvaart te bekostigen en blijft op grond daarvan buiten beschouwing bij de vaststelling van het bedrag van de bijstand.

Artikel 2 Recht op bijstand

1. Er kan slechts bijstand worden toegekend indien de nabestaanden over onvoldoende middelen beschikken om de begrafeniskosten te betalen. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de eigen middelen van de overledene, de draagkracht van de aanvrager en de noodzakelijke kosten van een uitvaart.

2. De nabestaanden, voor zover zij erfgenaam of bloedverwant zijn en op grond van artikelen 392 – 396 BW:1 tot onderhoud van de overledene verplicht zijn, kunnen ieder afzonderlijk voor hun aandeel in de kosten, bijstand aanvragen in de gemeente waarin zij woonachtig zijn.

Artikel 3 Draagkracht

De draagkracht wordt bepaald conform de Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid – Algemene bepalingen Gemeente Boxmeer.

Artikel 4 Hoogte en vorm van de bijstand

1. Binnen redelijke grenzen wordt rekening gehouden met persoonlijke voorkeur van belanghebbende en dient de persoonlijke waardigheid te worden gerespecteerd.

2. Een totaalbedrag van € 5.000 wordt aangemerkt als maximaal acceptabel. Dit maximum bedrag is gebaseerd op een sobere doch gebruikelijke uitvoeringswijze.

3. Voor het bepalen van de hoogte van de noodzakelijke kosten wordt afgestemd op de richtlijnen volgens de Nibud-Prijzengids.

4. De bijzondere bijstand voor uitvaartkosten wordt in beginsel om niet verleend.

Artikel 5 Verplichtingen aan de bijstand

Aan de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting (ex artikel 55 Pw) verbonden. De bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt. Men moet de kosten kunnen aantonen met een factuur, nota of betaalbewijs.

13. Kosten bewindvoering

Artikel 1 Omschrijving van de kosten

De kosten die zich voordoen als door de Kantonrechter beschermingsbewind wordt uitgesproken. Deze maatregel is bedoeld voor degene die tijdelijk of blijvend niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand. De bewindvoerder beheert het geld en de goederen die onder bewind staan.

Artikel 2 Voorliggende voorzieningen

Voor de kosten van bewindvoering is er géén sprake van een voorliggende voorziening.

Hierop is de volgende uitzondering van toepassing:

- Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als de bewindvoering geschiedt in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). In dat geval geldt het Besluit subsidie bewindvoerder schuldsanering als een voorliggende voorziening.

Artikel 3 Recht op bijstand

De algemene bijstand voorziet niet in de kosten van bewindvoering. Er is mogelijk recht op bijzondere bijstand op grond van artikel 35 Participatiewet indien de goederen van een meerderjarige door de Kantonrechter onder bewind zijn gesteld.

In het kader van de bijzondere bijstand is van belang te beoordelen of de kosten zich daadwerkelijk voordoen. Vanaf de datum van de uitspraak bestaat recht op bijstand.

Voor de kosten van bewindvoering in het kader WSNP bestaat dus geen recht.

Artikel 4 Draagkracht

De draagkracht wordt bepaald conform de Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid – Algemene bepalingen Gemeente Boxmeer.

Artikel 5 Hoogte en vorm van de bijstand

1. Er wordt uitgegaan van de beschikking van de Kantonrechter. Het bedrag waarop de Kantonrechter de beloning voor de bewindvoerder heeft vastgesteld komt in aanmerking voor bijstandsverlening.

2. Op de voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht in mindering gebracht.

3. De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verstrekt.

Artikel 6 Verplichtingen aan de bijstand

1. Aan bijstandsverlening voor de kosten van bewindvoering worden nadere verplichtingen verbonden op grond van artikel 55 Participatiewet.

2. De belanghebbende is verplicht om, indien noodzakelijk geacht door het college:

a. mee te werken aan een onderzoek naar de haalbaarheid van een schuldregeling op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

b. mee te werken aan een schuldregeling op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening met als doel de bestaande schuldenproblematiek op te lossen;

c. mee te werken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot verbetering van de financiële/administratieve zelfredzaamheid met als doel om de financiële zelfstandigheid van belanghebbende te verbeteren en onder bewindstelling overbodig te maken;

d. begeleiding te accepteren en trainingen of cursussen te volgen met als doel de financiële/administratieve vaardigheden te verbeteren.

Deze verplichtingen worden expliciet in de beschikking opgenomen.

14. Kosten curatele

Artikel 1 Omschrijving van de kosten

De kosten die zich voordoen als door de Kantonrechter curatele wordt uitgesproken. Deze maatregel is bedoeld voor degene die tijdelijk of blijvend zijn financiële en persoonlijke belangen niet behoorlijk kan waarnemen of zijn veiligheid in het geding is door gewoonte van drank- of drugsmisbruik.

Artikel 2 Voorliggende voorzieningen

Voor de kosten van curatele is er géén sprake van een voorliggende voorziening. De algemene bijstand voorziet niet in deze kosten.

Artikel 3 Recht op bijstand

Indien de meerderjarige door de Kantonrechter onder curatele is gesteld is bijzondere bijstand op grond van artikel 35 Participatiewet mogelijk.

In het kader van de bijzondere bijstand is van belang te beoordelen of de kosten zich daadwerkelijk voordoen. Vanaf de datum van de uitspraak bestaat recht op bijstand.

Artikel 4 Draagkracht

De draagkracht wordt bepaald conform de Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid – Algemene bepalingen Gemeente Boxmeer.

Artikel 5 Hoogte en vorm van de bijstand

1. Er wordt uitgegaan van de beschikking van de Kantonrechter. Het bedrag waarop de Kantonrechter de beloning voor de curator heeft vastgesteld komt in aanmerking voor bijstandsverlening.

2. Op de voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht in mindering gebracht.

3. De bijzondere bijstand voor de kosten van curatele wordt in beginsel om niet verleend.

Artikel 6 Verplichtingen aan de bijstand

1. Aan bijstandsverlening voor de kosten van curatele worden nadere verplichtingen verbonden op grond van artikel 55 Participatiewet.

2. De belanghebbende is verplicht om, indien noodzakelijk geacht door het college:

a. mee te werken aan een onderzoek naar de haalbaarheid van een schuldregeling op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

b. mee te werken aan een schuldregeling op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening met als doel de bestaande schuldenproblematiek op te lossen;

c. mee te werken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot verbetering van de financiële/administratieve zelfredzaamheid met als doel om de financiële zelfstandigheid van belanghebbende te verbeteren en onder bewindstelling overbodig te maken;

d. begeleiding te accepteren en trainingen of cursussen te volgen met als doel de financiële/administratieve vaardigheden te verbeteren.

Deze verplichtingen worden expliciet in de beschikking opgenomen.

15. Kosten mentorschap

Artikel 1 Omschrijving van de kosten

De kosten ten gevolge van een door de Kantonrechter uitgesproken mentorschap. Deze maatregel is bedoeld voor degene die niet in staat is zijn persoonlijke belangen te behartigen, niet zijnde van financiële aard.

Artikel 2 Voorliggende voorziening

Voor de kosten van mentorschap is er géén sprake van een voorliggende voorziening.

Artikel 3 Recht op bijstand

De algemene bijstand voorziet niet in de kosten van mentorschap. Er is mogelijk recht op bijzondere bijstand op grond van artikel 35 Participatiewet indien de meerderjarige door de Kantonrechter onder curatele is gesteld.

In het kader van de bijzondere bijstand is van belang te beoordelen of de kosten zich daadwerkelijk voordoen. Vanaf de datum van de uitspraak bestaat recht op bijstand.

Als de Kantonrechter geen beloning heeft vastgesteld voor de werkzaamheden van de mentor, is belanghebbende de mentor geen beloning verschuldigd. De kosten doen zich dan niet voor, er is dan geen aanleiding om bijzondere bijstand te verlenen.

Artikel 4 Draagkracht

De draagkracht wordt bepaald conform de Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid – Algemene bepalingen Gemeente Boxmeer.

Artikel 5 Hoogte en vorm van de bijstand

1. Er wordt uitgegaan van de beschikking van de Kantonrechter. Het bedrag waarop de Kantonrechter de beloning voor de mentor heeft vastgesteld komt in aanmerking voor bijstandsverlening.

2. Op de voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht in mindering gebracht.

3. De bijzondere bijstand voor de kosten van mentorschap wordt in beginsel om niet verleend.

Artikel 6 Verplichtingen aan de bijstand

1. Aan bijstandsverlening voor de kosten van mentorschap worden nadere verplichtingen verbonden op grond van artikel 55 Participatiewet.

2. De belanghebbende is verplicht om, indien noodzakelijk geacht door het college:

a. mee te werken aan een onderzoek naar de haalbaarheid van een schuldregeling op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

b. mee te werken aan een schuldregeling op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening met als doel de bestaande schuldenproblematiek op te lossen;

c. mee te werken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot verbetering van de financiële/administratieve zelfredzaamheid met als doel om de financiële zelfstandigheid van belanghebbende te verbeteren en onder bewindstelling overbodig te maken;

d. begeleiding te accepteren en trainingen of cursussen te volgen met als doel de financiële/administratieve vaardigheden te verbeteren.

Deze verplichtingen worden expliciet in de beschikking opgenomen.

16. Kosten rechtsbijstand

Artikel 1 Omschrijving van de kosten

Het betreft de kosten met betrekking tot het voeren van procedures bij de rechter op grond van een toevoeging ‘Raad voor de Rechtsbijstand’ (RvdR). Voorbeelden hiervan zijn: de eigen bijdrage voor een advocaat en griffierecht.

Artikel 2 Voorliggende voorzieningen

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet). Als voorliggende voorzieningen worden aangemerkt:

a. Wet op de rechtsbijstand (Wrb);

b. korting Juridisch Loket;

c. Besluit proceskosten bestuursrecht (voor reiskosten rechtszittingen);

d. rechtsbijstandsverzekering.

Artikel 3 Recht op bijstand

1. Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand en griffierecht indien deze kosten noodzakelijk zijn. De noodzakelijkheid kan worden aangenomen indien er een advocaat is toegevoegd op grond van de Wrb.

2. Voor de hoogte van de korting via het Juridisch Loket wordt geen bijstand verstrekt. Bijstand wordt verstrekt alsof de korting is verkregen. Immers deze kosten zijn makkelijk te vermijden indien men contact legt (ook digitaal mogelijk) met het Juridisch Loket.

3. De volgende kosten komen nooit in aanmerking voor bijzondere bijstand:

a. De proceskosten van de tegenpartij.

b. Vertaalkosten. Advocaten kunnen kosteloos gebruik maken van een tolkencentrum.

c. Reiskosten voor het bijwonen van rechtszittingen van bestuursrechters.

d. De kosten gemaakt in de bezwaarfase.

Artikel 4 Draagkracht

De draagkracht wordt bepaald conform de Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid – Algemene bepalingen Gemeente Boxmeer.

Artikel 5 Hoogte en vorm van de bijstand

1. De hoogte van de bijstand is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten (minus korting Juridisch Loket). Draagkracht wordt in mindering gebracht op de voor bijstand in aanmerking komende kosten.

2. De bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand wordt in beginsel om niet verleend.

3. Indien de kosten het gevolg zijn van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, wordt de bijzondere bijstand verstrekt in de vorm van borgtocht of een geldlening (artikel 48 lid 2 onderdeel b Participatiewet).

Artikel 6 Verplichtingen aan de bijstand

1. Aan de toe te kennen bijzondere bijstand zijn verplichtingen verbonden:

a. de verplichting om de kosten te voldoen uit de toegekende bijzondere bijstand.

b. de verplichting om betalingsbewijzen te overleggen (een factuur of nota).

c. de verplichting om de toevoeging van de RvdR te overleggen.

d. de verplichting om te verzoeken de tegenpartij te veroordelen in de proceskosten als dit mogelijk is.

e. specifieke verplichtingen in verband met bijstand in de vorm van een geldlening of borgtocht. 

H IV - MINIMABELEID

 Inleiding

Het minimabeleid omvat beleidsregels voor duurzame gebruiksgoederen en beleidsregels voor maatschappelijke participatie.

- Het college wil inwoners, die al langere tijd van een minimuminkomen moeten rondkomen ondersteunen bij de aanschaf van huishoudelijke apparatuur. Bij een langdurig laag inkomen wordt verondersteld dat reserveren voor onvoorziene uitgaven niet goed mogelijk is. Vanaf drie jaar of langer wordt aangenomen dat dit niet mogelijk is en ook niet meer kan worden verwacht. Wanneer men dan voor kosten komt te staan om een huishoudelijk apparaat te vervangen, kan daar via het minimabeleid een mouw aan worden gepast.

- Deelname aan sportieve, educatieve en culturele activiteiten is belangrijk, zowel voor kinderen als voor volwassenen. De gemeente verstrekt bijstand op declaratiebasis tot een maximaal bedrag per kalenderjaar per gezinslid.

- Meedoen in de maatschappij betekent voor scholieren ook meedoen op school. Om dit te stimuleren ondersteunt de gemeente ouders met kinderen in het voortgezet onderwijs. Ook hier geldt dat bijstand op declaratiebasis wordt verstrekt tot een maximaal bedrag per kalenderjaar per kind.

17. Vervanging van duurzame gebruiksgoederen

Artikel 1 Doel

Voor inwoners die al langere tijd een minimum inkomen hebben is het moeilijk om te reserveren voor de kosten van vervanging van huishoudelijke apparaten. Het college wil deze inwoners tegemoetkomen zodra zij voor kosten komen te staan voor het vervangen van een koelkast, kookplaat, wasmachine, televisie of stofzuiger.

Artikel 2 Voorliggende voorziening

Tot de algemene noodzakelijke kosten horen aanschaf en vervanging van duurzame, algemeen gebruikelijke goederen zoals huishoudelijke apparaten. Deze duurzame gebruiksgoederen kosten veel geld. Daarom wordt verwacht dat er gereserveerd wordt voor deze kosten. Echter wanneer men langdurig van een laag inkomen moet rondkomen, kan dit problemen opleveren. Vanaf drie jaar of langer neemt het college aan dat reserveren niet meer mogelijk is en ook niet meer kan worden verwacht. Aflossen op een geldlening is geen optie. Dit betekent dat er geen voorliggende voorziening is om de kosten uit te voldoen.

Artikel 3 Rechthebbenden

1. Het recht op bijstand wordt individueel beoordeeld.

2. Het college kan bijstand verstrekken voor duurzame gebruiksgoederen als de noodzaak is vastgesteld.

3. De noodzakelijkheid van de kosten wordt aangenomen indien belanghebbende aan alle onderstaande voorwaarden voldoet:

a. men is drie jaar (of langer) aangewezen op een minimuminkomen dat niet hoger is dan 115% van de geldende bijstandsnorm;

b. men heeft geen aanwezig vermogen boven de vermogensgrens van de bijstand;

c. men kan de kosten aantonen met een factuur, nota of betaalbewijs;

d. de aangetoonde kosten zijn niet hoger dan 25% van de bedragen die gelden conform artikel 5.

Artikel 4 Recht op bijstand

1. De huishoudelijke apparaten die in aanmerking komen voor bijzondere bijstand zijn:

a. tafelmodel koelkast voor huishoudens t/m 4 personen

b. koel/vriescombinatie voor grotere gezinnen vanaf 5 personen

c. 4-pits kookplaat

d. wasmachine

e. televisie

f. stofzuiger

2. Er geldt een maximumbedrag per gebruiksgoed.

3. Binnen een periode van 36 maanden bestaat maximaal recht op € 500 via bijzondere bijstand voor de benoemde gebruiksgoederen tezamen.

4. De bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt.

Artikel 5 Hoogte en vorm van de bijstand

1. Bij vervanging van duurzame gebruiksgoederen zijn vaste bedragen van toepassing. Het maximaal te verstrekken bedrag per gebruiksgoed is:

a. tafelmodel koelkast (t/m 4 personen) € 200

b. koel/vriescombinatie (vanaf 5 personen) € 350

c. 4-pits kookplaat € 140

d. wasmachine € 400

e. televisie € 200

f. stofzuiger € 80

2. De bijstand wordt om niet verstrekt.

18. Maatschappelijke participatie - Activiteiten

Artikel 1 Doel

De tegemoetkoming heeft tot doel de maatschappelijke participatie van inwoners met een minimuminkomen te stimuleren en financiële belemmeringen zo veel als mogelijk weg te nemen. Deelname aan sport, sociaal-culturele of educatieve activiteiten voorkomt sociale uitsluiting. Maatschappelijke participatie betekent mee (kunnen) doen in de maatschappij.

Artikel 2 Rechthebbenden

a. Een alleenstaande, een alleenstaande ouder met ten laste komende kinderen of gehuwden met ten laste komende kinderen (in principe alle gezinsleden in de leeftijd 0-99 jaar).

b. Het in aanmerking te nemen inkomen is niet hoger dan 115% van de toepasselijke bijstandsnorm; én,

het in aanmerking te nemen vermogen is lager dan de toepasselijke vermogensgrens als bedoeld in de Participatiewet.

c. Voor ten laste komende kinderen (tot 18 jaar) geldt dat deze kinderen tot het huishouden van de ouder/verzorger moeten behoren en ook daadwerkelijk op dit adres staan ingeschreven en verblijven.

d. Studenten hebben geen recht op een tegemoetkoming maatschappelijke participatie.

Artikel 3 Kosten in verband met activiteiten

Het betreft kosten die de maatschappelijke deelname bevorderen zoals:

o abonnement voor krant, tijdschrift, bibliotheek;

o entreegeld voor zwembad, theater, bioscoop, musea;

o contributie voor sportvereniging, jeugdvereniging, ouderenorganisatie;

o cursusgeld voor muziekonderwijs, hobbyclub.

Artikel 4 Maximale tegemoetkoming

De hoogte van de tegemoetkoming voor van sociaal- culturele, educatieve en sportieve activiteiten bedraagt maximaal € 120 per gezinslid per kalenderjaar.

Artikel 5 Aanvraagprocedure

a. De aanvraag voor een tegemoetkoming wordt schriftelijk ingediend op het daarvoor bestemde formulier en onder overlegging van de gevraagde gegevens.

b. Op het aanvraagformulier wordt vermeld op welk gezinslid/gezinsleden de aanvraag betrekking heeft en welke kosten het betreft.

c. De tegemoetkoming is gebaseerd op de werkelijk gemaakte, of te maken, kosten en de kosten moeten worden aangetoond.

d. Tot uiterlijk 1 maart van het volgende kalenderjaar kunnen nog aanvragen voor kosten over het voorgaande kalenderjaar worden ingediend.

Artikel 6 Verplichtingen aan de bijstand

Aan de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting (ex artikel 55 Pw) verbonden. De bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt. Men moet de kosten kunnen aantonen met een factuur, nota of betaalbewijs.

19. Maatschappelijke participatie - Schoolkosten voortgezet onderwijs

Artikel 1 Doel

De tegemoetkoming heeft tot doel de maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen in het voortgezet onderwijs te stimuleren en voor ouders financiële belemmeringen zo veel als mogelijk weg te nemen. Maatschappelijke participatie betekent mee kunnen doen op school waardoor sociale uitsluiting wordt voorkomen.

Artikel 2 Rechthebbenden

a. Een alleenstaande ouder, gehuwden, danwel verzorgers met ten laste komende kinderen tot 18 jaar in het voortgezet onderwijs.

b. Het in aanmerking te nemen inkomen is niet hoger dan 115% van de toepasselijke bijstandsnorm; én,

het in aanmerking te nemen vermogen is lager dan de toepasselijke vermogensgrens als bedoeld in de Participatiewet.

c. Voor ten laste komende kinderen (tot 18 jaar) geldt dat deze kinderen tot het huishouden van de ouder/verzorger moeten behoren en ook daadwerkelijk op dit adres staan ingeschreven en verblijven.

d. Studenten hebben geen recht op een tegemoetkoming maatschappelijke participatie.

Artikel 3 Kosten in verband met voortgezet onderwijs

Het betreft kosten die de maatschappelijke deelname bevorderen zoals:

o kosten voor excursies, schoolreizen en schoolkampen;

o ouderbijdragen voor school;

o kosten in verband met school.

Overblijfkosten vallen niet onder maatschappelijke participatie. Hiervoor wordt geen tegemoetkoming verstrekt.

Artikel 4 Maximale tegemoetkoming

De hoogte van de tegemoetkoming voor indirecte schoolkosten voortgezet onderwijs bedraagt maximaal € 115 per schoolgaand kind tot 18 jaar, per kalenderjaar.

Artikel 5 Aanvraagprocedure

a. De aanvraag voor een tegemoetkoming wordt schriftelijk ingediend op het daarvoor bestemde formulier en onder overlegging van de gevraagde gegevens.

b. Op het aanvraagformulier wordt vermeld op welk gezinslid/gezinsleden de aanvraag betrekking heeft en welke kosten het betreft.

c. De tegemoetkoming is gebaseerd op de werkelijk gemaakte, of te maken, kosten en de kosten moeten worden aangetoond.

d. Tot uiterlijk 1 maart van het volgende kalenderjaar kunnen nog aanvragen voor kosten over het voorgaande kalenderjaar worden ingediend.

Artikel 6 Verplichtingen aan de bijstand

Aan de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting (ex artikel 55 Pw) verbonden. De bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt. Men moet de kosten kunnen aantonen met een factuur, nota of betaalbewijs.

Gezondheid is verzekerd

De Zorgverzekeringswet (Zvw) met het Besluit Zorgverzekering en de Regeling Zorgverzekering vormen een passende en toereikende voorliggende voorziening voor medische behandelingen, medicijnen en hulpmiddelen. Jaarlijks wordt door de minister van Volksgezondheid vastgesteld welke zorg noodzakelijk is, welke medicijnen voorgeschreven kunnen worden en welke hulpmiddelen tot de noodzakelijke zorg horen.

Kosten die buiten de basisverzekering gelaten worden zijn uit het oogpunt van de volksgezondheid niet noodzakelijk. Zorgverzekeraars die de Zvw uitvoeren hebben hier geen eigen beleidsvrijheid in. Als noodzakelijke zorg door de zorgverzekeraar geweigerd wordt, is er de mogelijkheid voor belanghebbende om een klacht in te dienen of een geschillenprocedure te starten.

Wat precies onder de basisverzekering valt wordt jaarlijks op Prinsjesdag door de overheid bekendgemaakt. De afgelopen jaren zijn herhaaldelijk zorgkosten uit de basisverzekering geschrapt. Medische kosten die buiten de basisverzekering vallen worden meestal door de zorgverzekeraars in aanvullende verzekeringen opgenomen. Door de marktwerking in de zorg ontstaan hierin verschillen. Het is voor iedereen jaarlijks weer een klus om te bekijken welke aanvullende verzekering het beste past.

Het is voor een goede dekking van zorgkosten dus lang niet meer voldoende om alleen over een basisverzekering te beschikken. Iedereen is zelf verantwoordelijk om een aanvullende verzekering af te sluiten om medische kosten op te kunnen vangen. Overheid en gemeente verwachten van mensen dat ze zich aanvullend verzekeren.

De Participatiewet (Pw)

Geen bijzondere bijstand voor medische kosten

De Zvw en de Wet langdurige zorg (Wlz) vergoeden alle noodzakelijke kosten die verband houden met medische of paramedische behandeling. Beide regelingen samen gelden in het kader van (artikel 15) Participatiewet (Pw) als een aan bijstandsverlening in de weg staande voorliggende voorziening die passend en toereikend is. Bijstandsverlening voor deze kosten zijn daarom in beginsel uitgesloten. In de toelichting bij artikel 15 is onder meer opgemerkt dat de Pw geen functie heeft indien binnen de voorliggende regeling door de overheid een bewuste beslissing is genomen over de noodzakelijkheid van de voorziening in het algemeen of in een specifieke situatie.

Indien op grond van een noodzakelijkheidsoordeel de keuze is gemaakt om één of meer kostensoorten niet in de voorziening op te nemen of de voorziening in een bepaalde situatie niet noodzakelijk te achten, dient de Pw zich bij die keuze aan te sluiten en komt men ten aanzien van die kosten niet voor bijstandsverlening in aanmerking. Volgens de Centrale Raad van Beroep (CRvB) moet namelijk worden aangenomen dat in het kader van de Zvw en de Wlz een bewuste beslissing is genomen over de omvang van de genees- en heelkundige hulp.

Geen bijzondere bijstand voor ten dele opgenomen kosten

Eigen bijdragen van medische kosten, die slechts ten dele door de Zvw worden vergoed, komen in beginsel ook niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.

De Zvw en de daarop gebaseerde regelgeving zijn voor eigen bijdragen aan ziektekosten aan te merken als aan de Pw voorliggende, toereikende en passende voorzieningen. In die gevallen dat de Rijksoverheid van mening is dat bepaalde kosten voor rekening van de burgers zelf dienen te komen, staat het de gemeente niet vrij om daarvoor bijzondere bijstand te verstrekken.

Geen bijzondere bijstand voor kosten die onder het Eigen Risico vallen

Op grond van artikel 15 Participatiewet bestaat geen recht op bijzondere bijstand voor onder het verplicht Eigen Risico vallende kosten.

Bijzondere bijstand bij zeer dringende redenen

Bijstandsverlening is, in afwijking van wat in het bovenstaande is gesteld toch mogelijk indien en zolang, gelet op alle omstandigheden, daartoe zeer dringende redenen aanwezig zijn (artikel 16 lid 1 Pw). Het criterium "zeer dringende redenen" mag echter niet al te ruim worden geïnterpreteerd. Het kan alleen worden toegepast bij acute noodsituaties.

Buitenwettelijk beleid voor medische kosten

Zoals bovenstaand beschreven wil de overheid niet dat gemeenten zich mengen in het landelijk zorgbeleid en biedt ook de Pw geen grondslag om bijzondere bijstand te verstrekken voor medische kosten, behoudens bij acute noodsituaties.

Wenst de gemeente af te wijken van de Pw en wel bijstand te verstrekken, dan is er sprake van buitenwettelijk beleid. De enige optie is dan om het buitenwettelijk beleid op te nemen in beleidsregels.

Het college legt onderstaand vast welke belangrijke uitgangspunten er gelden bij het verstrekken van bijstand voor medische kosten. In onderdeel 3 wordt het toetsingskader voor aanvragen benoemd.

Eigen verantwoordelijkheid

Voldoende verzekeren tegen ziektekosten

Het college gaat er vanuit dat inwoners de verantwoordelijkheid nemen om zich voldoende te verzekeren tegen zorgkosten. Belanghebbenden die voor medische kosten een beroep doen op bijzondere bijstand worden geacht aanvullend verzekerd te zijn. Dit houdt tevens in dat men zich verzekerd heeft tegen voorzienbare kosten als brillen, contactlenzen en tandartskosten.

Onvoldoende verzekerd

In onderstaande gevallen is men ‘onvoldoende verzekerd’ en komt men in principe niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.

Men beschikt niet over een basisverzekering.

Men beschikt niet over aanvullende verzekering.

Men heeft een aanvullende verzekering waarin bepaalde, om ethische of levensbeschouwelijke redenen, controversiële prestaties buiten de dekking blijven (een zgn. 'vermagerde' polis). Belanghebbende komt dan geen bijzondere bijstand toe voor de kosten die buiten deze aanvullende dekking zijn gelaten.

Men wordt door de zorgverzekeraar geweigerd voor een aanvullende verzekering.

Ad 1 en 2

In deze gevallen kan het college op grond van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid een geldlening verstrekken (artikel 48 lid 2 Pw).

Aan de geldlening wordt dan de voorwaarde verbonden dat men zich alsnog aanvullend verzekert. De GemeentePolis wordt aanbevolen.

Ad 4

In dit geval is er meestal sprake van achterstand in premiebetalingen. Het college doet daar onderzoek naar en bekijkt vervolgens of betrokkene mogelijkheden heeft om zich aanvullend te laten verzekeren. Indien er sprake is van ‘zeer dringende redenen in het individuele geval’ m.b.t. de kosten, dan is bijstand in principe mogelijk en wordt de hoogte van de bijstand afgestemd op de GemeentePolis.

Vermijdbare (meer)kosten

Voor vermijdbare (meer)kosten wordt geen bijzondere bijstand verstrekt. Hiervan is sprake als via de aanvullende verzekering de kosten volledig worden gedekt en men nalaat daarvan gebruik te maken. Daardoor ontstaan kosten voor eigen rekening. Indien men vervolgens hiervoor een beroep op bijzondere bijstand doet dan wordt dit aangemerkt als ‘vermijdbare kosten’. Deze kosten zijn niet noodzakelijk en kunnen niet op bijstand worden afgewenteld.

Zorgverzekeraars baseren vergoedingen steeds vaker op basis van contractafspraken met zorgverleners en instellingen. Hierdoor blijft de zorg betaalbaar en komt de klant veelal een hogere vergoeding toe en soms wordt ook een deel van het eigen risico kwijtgescholden. De zorgverlener declareert de kosten dan rechtstreeks bij de zorgverzekeraar. De klant heeft nergens omkijken naar en heeft geen eigen kosten.

Voorbeelden waar vermijdbare kosten ontstaan:

Zorg via een ‘niet gecontracteerde zorgaanbieder’

Men heeft zorg afgenomen van een zorgaanbieder waarmee de zorgverzekeraar geen contractafspraken heeft gemaakt, bijv. een ziekenhuis of tandarts. Hierdoor komen kosten deels voor eigen rekening.

Zorg via een ‘niet gecontracteerd aanbod’

Men heeft geen gebruik gemaakt van het ‘gecontracteerde aanbod’ bij een opticien of audicien terwijl men hiervoor wel verzekerd is. De zorgverzekeraar vergoedt dan een klein gedeelte van de kosten waardoor de resterende kosten voor eigen rekening zijn.

Medisch advies

Een medische indicatie is van toepassing voor specifieke kosten ten gevolge van gebreken of ziekte van belanghebbende. Belanghebbende is in de eerste plaats zelf verantwoordelijk om de medische noodzaak aan te tonen. Deze kan blijken uit een gedeeltelijke vergoeding via de zorgverzekering, vanuit de Wet langdurige zorg of een medische indicatie van een specialist.

Het is niet mogelijk om een medisch advies in te dienen van bijv. de eigen huisarts. Dit moet altijd door een onafhankelijke arts worden beoordeeld.

Als belanghebbende de noodzaak niet kan aantonen dan zal het college in voorkomende noodzakelijke gevallen eerst een medisch advies opvragen om de noodzaak en eventueel de goedkoopst adequate voorziening vast te stellen.

De collectieve zorgverzekering als toetsingskader

De gemeente biedt alle inwoners met een minimuminkomen tot 115% van de geldende bijstandsnorm een collectieve zorgverzekering aan ter voorkoming van zorgkosten op grond van de Regeling Compensatie Zorgkosten (RCZ). Dit betekent dat ook inwoners met een laag inkomen vanuit arbeid, uitkering werkloosheid, ziekte of pensioen ook kunnen deelnemen aan de zogenaamde GemeentePolis.

Via de GemeentePolis is men uitgebreid verzekerd voor de meeste medische kosten. De collectieve zorgverzekering (kortweg CZV) bestaat uit een wettelijke basisverzekering en een uitgebreide aanvullende verzekering, inclusief tandartskosten. Hierdoor is de GemeentePolis ook zeer geschikt voor mensen met hoge ziektekosten, zoals ouderen, chronisch zieken en gehandicapten.

De gemeente draagt financieel bij in de maandelijkse premie. Door deze compensatie hebben de deelnemers minder zorgkosten terwijl ze uitstekend zijn verzekerd.

De gemeente Boxmeer biedt twee polissen aan die beiden het meest complete pakket bieden (inclusief tandartskosten). Men kan er voor kiezen om het Eigen Risico wel of niet mee te verzekeren. Om die redenen wordt deelname aan de GemeentePolis door de gemeente zo veel als mogelijk gestimuleerd.

Het toetsingskader

Het landelijke aanbod in zorgverzekeringen is groot. De diverse zorgverzekeraars bieden een ruime keuze in aanvullende verzekeringen, er zijn vele varianten mogelijk en deze veranderen bovendien jaarlijks. Iemand kan dus van zeer matig tot zeer goed aanvullend verzekerd zijn met wel of geen tandartsverzekering.

Deelname aan de CZV via de gemeente is niet verplicht aangezien iedereen het wettelijk recht heeft om jaarlijks een zorgverzekeraar te kiezen.

Vanwege deze complexiteit is behoefte aan een duidelijk kader voor de afhandeling van aanvragen. Bij de gemeente melden zich ook inwoners die een beroep doen op bijzondere bijstand en verzekerd zijn via andere zorgverzekeraars.

Het college is bevoegd om binnen het buitenwettelijk beleid te bepalen op welke wijze het recht op bijstand voor medische kosten wordt beoordeeld. Dit is ook in het belang van inwoners die zich melden en ‘elders verzekerd’ zijn.

De CZV wordt door het college gezien als een duurzame en betrouwbare voorziening, waarvan ook het verstrekkingenniveau ruimhartig is. Om die reden wordt de GemeentePolis als toetsingskader aangemerkt. Dit bevordert een eenduidige en rechtmatige uitvoering bij de afhandeling van aanvragen. De GemeentePolis biedt bovendien een duidelijk kader voor het nemen van besluiten (beschikkingen).

Voor bijstandsaanvragen van ‘elders verzekerden’ betekent dit dat de hoogte van de bijstand wordt afgestemd op de GemeentePolis voor alle zorgkosten (inclusief tandartskosten). De toe te kennen bijstand gaat deze vergoedingen nooit te boven.

Deelname bij een schuldhulptraject via de gemeente

Voor inwoners met schulden die via de gemeente een schuldhulptraject doorlopen en, die niet tot de minima behoren, wordt een uitzondering gemaakt. Deze doelgroep kan tijdelijk, voor de duur van het gemeentelijk schuldtraject, deelnemen aan de collectieve zorgverzekering. Dit maakt de kans op een succesvol traject groter en de klant is in beeld met het inkomen en vermogen. Na het traject wordt de balans weer opgemaakt of deelname aan de CZV kan worden voortgezet.

Brillen en contactlenzen

Artikel 1 Voorliggende voorziening

De Zorgverzekeringswet en de daarop gebaseerde Regeling zorgverzekering zijn voor de kosten van brillenglazen en contactlenzen in beginsel aan te merken als aan de Participatiewet voorliggende, toereikende en passende voorzieningen.

Er is door de wetgever een bewuste keuze gemaakt over de noodzaak van het vergoeden van de kosten van brillenglazen en contactlenzen, zodat (aanvullende) bijzondere bijstand niet aan de orde is.

De aanvullende verzekering via de zorgverzekeraar

Zorgverzekeraars bieden aanvullende pakketten aan waarin kosten die als ‘niet-noodzakelijk’ worden beschouwd en dus niet onder de basisverzekering vallen, worden opgenomen. Iedereen kan zich dus verzekeren voor kosten die buiten de basisverzekering vallen, zoals brillen en contactlenzen op sterkte.

Steeds vaker maken zorgverzekeraars contractafspraken met opticiens om via de aanvullende verzekering de totale kosten van een complete bril of lenzen, zowel enkelvoudig als multifocaal te vergoeden. Belanghebbende heeft dan zelf geen kosten meer en hoeft niets te declareren. Het betreft dan meestal de grotere zorgverleners, zoals Hans Anders, Pearl, Specsavers, enz.

De GemeentePolis voorziet via de aanvullende verzekering in een volledige vergoeding van een complete bril of lenzen op de juiste sterkte uit het uitgebreide aanbod van de betreffende opticiens. Men heeft dan geen eigen kosten. Het uitgebreide aanbod via de gecontracteerde opticiens wordt als voorliggende voorziening aangemerkt.

Artikel 2 Recht op bijstand

Een belangrijk uitgangspunt van het gemeentelijk buitenwettelijk beleid is de eigen verantwoordelijkheid van belanghebbenden. Men wordt geacht:

Zich voldoende aanvullend te verzekeren voor kosten van brillen en lenzen, én;

Voor de gehele kosten een beroep te doen op de aanvullende zorgverzekering.

Artikel 3 Verzekerden via de GemeentePolis

Verzekerden via de GemeentePolis worden geacht gebruik te maken van de voorliggende voorziening, namelijk de mogelijkheid binnen de polis om een bril, danwel lenzen zonder eigen kosten aan te schaffen.

Maakt men geen gebruik van de mogelijkheid om binnen de GemeentePolis kosteloos een bril of lenzen aan te schaffen, dan ontstaan er eigen kosten. Deze eigen kosten worden aangemerkt als ‘vermijdbare meerkosten’ waarvoor geen bijstand wordt verstrekt.

Artikel 4 Verzekerden buiten de GemeentePolis

  • 1.

    Bij een aanvraag bijzondere bijstand voor brillen en contactlenzen wordt:

  • a.

    geen bijzondere bijstand verstrekt indien de eigen zorgverzekeraar op basis van een reglement afspraken heeft met de zorgverlener;

  • b.

    in de andere gevallen rekening gehouden met de vergoeding van de eigen aanvullende zorgverzekering;

niet méér bijstand verstrekt dan de vergoeding die via het toetsingskader voor deze kosten mogelijk is, onder aftrek van de vergoeding die al is verkregen.

  • 2.

    Voor bijzondere bijstand voor brillen en contactlenzen geldt een periode van éénmaal per drie kalenderjaren.

  • 3.

    Varilux- en dunne glazen worden als niet ‘medisch noodzakelijk’ beschouwd en daarvoor wordt geen bijstand verstrekt.

  • 4.

    Men moet de kosten kunnen aantonen met een factuur, nota of betaalbewijs.

Artikel 5 Draagkracht

De draagkracht wordt bepaald conform de Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid – Algemene bepalingen Gemeente Boxmeer.

Artikel 6 Hoogte en vorm van de bijstand

Voor het bepalen van de hoogte van de bijstand wordt aangesloten bij het toetsingskader.

Indien bijzondere bijstand wordt verstrekt dan betreft het bijstand om niet.

Artikel 7 Verplichtingen aan de bijstand

Aan de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting (ex artikel 55 Pw) verbonden. De bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt. Men moet de kosten kunnen aantonen met een factuur, nota of betaalbewijs.

Tandheelkundige hulp

Artikel 1 Voorliggende voorziening

De Zorgverzekeringswet en de daarop gebaseerde Regeling zorgverzekering zijn voor de kosten van tandheelkundige hulp in beginsel aan te merken als aan de Participatiewet voorliggende, toereikende en passende voorzieningen.

Er is door de wetgever een bewuste keuze gemaakt over de noodzaak van het vergoeden van tandartskosten.

Binnen de basisverzekering is ruimte gelaten om in bijzondere gevallen medisch noodzakelijke tandartskosten volledig te vergoeden. Hiervoor is altijd eerst afstemming nodig door de klant met de zorgverzekeraar.

De aanvullende verzekering via de zorgverzekeraar

Zorgverzekeraars vangen de overige tandartskosten op via de aanvullende verzekeringen. Iedereen kan zich dus verzekeren voor tandartskosten die buiten de basisverzekering vallen. Een belangrijk uitgangspunt van het gemeentelijk buitenwettelijk beleid is de eigen verantwoordelijkheid. Verwacht wordt dat men zich aanvullend verzekerd, inclusief tandartskosten en voor deze kosten een beroep doet op de aanvullende zorgverzekering. Men wordt dus verondersteld voldoende verzekerd te zijn voor tandheelkundige behandelingen. Als er geen aanvullende verzekering voor tandartskosten is afgesloten dan is dat voor eigen risico.

Artikel 2 Recht op bijstand

Bij kosten van tandheelkundige hulp wordt er van uitgegaan, dat ook de kosten, die niet worden vergoed op basis van het Besluit zorgverzekering en/of aanvullende verzekering noodzakelijk kunnen zijn. In een individueel geval kan bijzondere bijstand voor deze niet vergoede kosten om niet worden verstrekt.

Belanghebbende dient voorafgaand aan de behandeling een kostenopgave te vragen aan de tandarts en bij zijn zorgverzekering na te gaan welke vergoeding wordt verstrekt.

Als blijkt dat de kosten boven de aanvullende verzekering uitstijgen en belanghebbende daarvoor een beroep op bijstand wil doen dan dient men:

vóórdat de kosten worden gemaakt de aanvraag in te dienen, én;

bij de aanvraag een kostenopgaaf te overleggen;

Het college dient de noodzaak te kunnen vaststellen alvorens de behandeling plaatsvindt en kan bij twijfel over de noodzaak van de behandeling een medisch advies inwinnen.

Wanneer belanghebbende is geweigerd door zijn zorgverzekeraar voor een aanvullende verzekering en er is sprake van ‘zeer dringende redenen in het individuele geval’ dan is bijstand in principe mogelijk. In dat geval wordt de hoogte van de bijstand afgestemd op het toetsingskader.

Artikel 3 Geen recht op bijstand

  • 1.

    Er is geen recht op bijstand indien:

  • a.

    Men een behandeling ondergaat zonder voorafgaand, voor de te maken kosten, toestemming heeft gevraagd aan het college, aangezien na afloop de noodzaak van de kosten niet meer kan worden vastgesteld.

Kosten boven de aanvullende verzekering uitstijgen door zorg af te nemen van een ‘niet gecontracteerde zorgaanbieder’.

Men behandelingen ondergaat die onnodig kostbaar, onnodig gecompliceerd of tandheelkundig niet doelmatig zijn, zoals beugels bij volwassenen, kronen en bruggen, frameprotheses, opbeetplaten, gebitsanering, orthodontische en paradontologische behandelingen. Voornoemde behandelingen worden als niet noodzakelijk beschouwd.

Als belanghebbende geen aanvullende tandartsverzekering heeft.

  • 2.

    Als het college van oordeel is dat er sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid en de kosten noodzakelijk zijn dan kan voor de tandartskosten een geldlening worden verstrekt (artikel 48 Pw).

Artikel 4 Draagkracht

De draagkracht wordt bepaald conform de Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid – Algemene bepalingen Gemeente Boxmeer.

Artikel 5 Hoogte en vorm van de bijstand

Voor het bepalen van de hoogte van de bijstand wordt aangesloten bij het toetsingskader.

Indien bijzondere bijstand wordt verstrekt dan betreft het bijstand om niet.

Artikel 6 Verplichtingen aan de bijstand

Aan de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting (ex artikel 55 Pw) verbonden. De bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt. Men moet de kosten kunnen aantonen met een factuur, nota of betaalbewijs.

H II - WOONKOSTEN Woninginrichting en duurzame gebruiksgoederen

Artikel 1 Voorliggende voorziening

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 Participatiewet). Voor woninginrichting en duurzame gebruiksgoederen geldt een lening van een commerciële bank of van de Gemeentelijke Kredietbank (GKB) als voorliggende voorziening. In sommige gevallen kan de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een voorliggende voorziening zijn. Bijvoorbeeld wanneer op medische gronden de vloerbedekking moet worden vervangen.

Artikel 2 Recht op bijstand

De kosten van woninginrichting en duurzame gebruiksgoederen behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijk kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke norm algemene bijstand door middel van reservering, ofwel gespreide betaling achteraf. Indien de betreffende kosten voorzienbaar waren, versterkt dit het argument dat belanghebbende geacht wordt hiervoor te reserveren. Het feit dat belanghebbende wegens schulden niet heeft kunnen reserveren is op zich nog geen bijzondere omstandigheid. In beginsel is er geen bijstandsverlening mogelijk voor deze kosten. Het college stelt twee uitzonderingen vast.

Artikel 3 Eerste woninginrichting statushouders

Statushouders, die vanuit het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) regulier worden gehuisvest in de gemeente en een eerste woning toegewezen krijgen, komen in aanmerking voor leenbijstand (een geldlening verstrekt door het college) voor de kosten van noodzakelijke woninginrichting.

De geldlening wordt afgestemd op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de statushouder.

De eerste maand huur en administratiekosten worden in de geldlening meegenomen.

Daarbij wordt gebruik gemaakt van de Nibud-Prijzengids (Inventarispakket).

De aflossing van de geldlening vindt plaats in 36 termijnen.

De terugbetaling loopt via inhouding op de bijstand of via het inkomen.

Indien het leenbedrag groter is dan wat een statushouder op basis van de aflossingscapaciteit in 36 maanden kan terugbetalen, wordt het overige deel eenmalig aan bijzondere bijstand ‘om niet’ verstrekt.

Artikel 4 Duurzame gebruiksgoederen

Indien men geen beroep kan doen op een voorliggende voorziening voor de aanschaf van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen, dan is de volgorde: een geldlening, borgtocht. Alleen in zeer bijzondere omstandigheden kan bijzondere bijstand om niet worden verstrekt voor een noodzakelijk huishoudelijk apparaat.

De hoogte van de bijstand bedraagt maximaal de richtprijs volgens de Nibud-Prijzengids voor het betreffende gebruiksgoed.

Artikel 5 Draagkracht

De draagkracht wordt bepaald conform de Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid – Algemene bepalingen Gemeente Boxmeer.

Artikel 6 Verplichtingen aan de bijstand

Aan de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting (ex artikel 55 Pw) verbonden. De bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt. Men moet de kosten kunnen aantonen met een factuur, nota of betaalbewijs.

Woonkostentoeslag huurders

Artikel 1 Voorliggende voorziening

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet). Denk in dit geval aan de Wet op de huurtoeslag. Uitgangspunt is dat de algemene bijstand in combinatie met huurtoeslag voorziet in de woonkosten.

Artikel 2 Recht op bijstand

De betaling van vaste lasten, zoals woonlasten, behoren tot de algemene kosten van het bestaan. Aangezien de algemene bijstand, danwel een inkomen op bijstandsniveau, voorziet in deze kosten kan er in beginsel geen bijstand worden verleend.

Het is echter mogelijk dat iemand te maken krijgt met een scherpe inkomensdaling maar door omstandigheden (nog) geen of onvoldoende huurtoeslag kan krijgen waardoor de woonlasten hoog uitvallen in relatie tot het inkomen. Om te voorkomen dat iemand noodgedwongen de woning moet verlaten kan het college bijstand verstrekken.

Gedurende een periode van maximaal één jaar wordt bijstand verstrekt voor woonkosten.

Bij het verstrekken van bijstand wordt een verhuisverplichting opgelegd en zal belanghebbende alles in het werk dienen te stellen om goedkopere woonruimte te verkrijgen, die het beste overeenstemt met de eigen financiële omstandigheden en mogelijkheden.

De verplichting (ad b) geldt enkel wanneer iemands huur te hoog is om voor huurtoeslag vanuit de Belastingdienst in aanmerking te komen.

Na de periode van maximaal één jaar beoordeelt het college of belanghebbende voldaan heeft aan de van toepassing zijnde verplichting en/of zich voldoende heeft ingespannen om lagere woonkosten te krijgen. Bijzondere omstandigheden kunnen rechtvaardigen dat de woonkostentoeslag na afloop van de termijn op individuele gronden moet worden voortgezet.

Artikel 3 Draagkracht

Bij het verstrekken van bijzondere bijstand wordt de draagkracht bepaald conform de geldende Beleidsregels Bijzondere bijstand – Algemene bepalingen.

Voor draagkracht bij een woonkostentoeslag geldt een afwijkende draagkrachtregel.

Artikel 4 Hoogte en vorm van de bijstand

De hoogte van de bijstand is afhankelijk van de woonsituatie en –kosten. Indien er aanleiding bestaat om een woonkostentoeslag te verstrekken, wordt de hoogte hiervan berekend in overeenstemming met de Wet op de Huurtoeslag (WHT-systematiek).

De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.

Artikel 5 Verplichtingen aan de bijstand

Het college is op grond van artikel 55 Pw in beginsel bevoegd aan de toekenning van een woonkostentoeslag de voorwaarde te verbinden dat een belanghebbende binnen een te stellen termijn de nodige inspanningen verricht om goedkopere woonruimte te zoeken. 

Het opleggen van de verhuisplicht wordt expliciet opgenomen in de beschikking waarin de woonkostentoeslag wordt toegekend.

Woonkostentoeslag eigenaren

Artikel 1 Voorliggende voorziening

De huurtoeslag kan met betrekking tot woonkosten van een woning in eigendom niet worden aangemerkt als een aan de bijstand voorliggende, passende en toereikende voorliggende voorziening aangezien de huurtoeslag niet geldt voor eigen woningen. Verzoeken om bijzondere bijstand voor aan een eigen woning verbonden woonlasten moeten worden beoordeeld op grond van artikel 35 lid 1 Participatiewet (Pw).

Artikel 2 Recht op bijstand

Eigenaren van woningen hebben geen recht op huurtoeslag. Bij een laag inkomen en hoge woonkosten kunnen zij in aanmerking komen voor woonkostentoeslag.

Anders dan bij woonkostentoeslag voor huurwoningen is woonkostentoeslag voor woningen in eigendom te kwalificeren als bijzondere bijstand in de zin van artikel 35 lid 1 Pw. Een verschil is echter dat woonkostentoeslag aan eigenaren jarenlang kan voortduren, terwijl huurders doorgaans doorschuiven naar de huurtoeslag. 

De aanvraag om bijzondere bijstand kan worden afgewezen als een belanghebbende in de voorafgaande periode geen inspanning heeft verricht om de woning te verkopen of om andere woonruimte te vinden.

Het college stelt periodiek een onderzoek in om te beoordelen of belanghebbende voldaan heeft aan de van toepassing zijnde verplichting en/of zich voldoende heeft ingespannen om lagere woonkosten te krijgen.

Telkens stelt het college op basis van de individuele beoordeling vast of bijzondere omstandigheden rechtvaardigen dat de woonkostentoeslag moet worden voortgezet.

Artikel 3 Draagkracht

Bij het verstrekken van bijzondere bijstand wordt de draagkracht bepaald conform de geldende Beleidsregels Bijzondere bijstand – Algemene bepalingen.

Voor draagkracht bij een woonkostentoeslag geldt een afwijkende draagkrachtregel.

Artikel 4 Hoogte en vorm van de bijstand

Indien er aanleiding bestaat om een woonkostentoeslag te verstrekken, wordt de hoogte hiervan berekend in overeenstemming met de regels voor woonkostentoeslag aan huurders. Dus conform de Wet op de Huurtoeslag (WHT-systematiek).

De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.

Artikel 5 Verplichtingen aan de bijstand

Ook voor eigenaren geldt dat zij niet te duur moeten blijven wonen.

Het college is op grond van artikel 55 Pw in beginsel bevoegd aan de toekenning van een woonkostentoeslag de voorwaarde te verbinden dat een belanghebbende binnen een te stellen termijn de nodige inspanningen verricht om goedkopere woonruimte te zoeken. 

Het opleggen van de verhuisplicht wordt expliciet opgenomen in de beschikking waarin de woonkostentoeslag wordt toegekend.

H III - MAATSCHAPPELIJKE KOSTEN Reiskosten bezoek gedetineerde

Artikel 1 Voorliggende voorziening

Voor de reiskosten in verband met bezoek aan een gedetineerde is er géén sprake van een voorliggende voorziening. Het gaat om de kosten voor het vervoer van het woonadres van de bezoeker (=belanghebbende) naar de inrichting waar de gedetineerde verblijft.

Artikel 2 Recht op bijstand

Gedetineerden die in een huis van bewaring of in een “gesloten” gevangenis verblijven hebben geen mogelijkheid om éénmaal per maand of vaker met verlof te gaan.

De noodzaak voor het bezoeken van een gedetineerde wordt aanwezig geacht indien:

de gedetineerde behoort tot het gezin van belanghebbende; en,

de gedetineerde verblijft in een huis van bewaring zonder mogelijkheden tot verlof of verblijf in een gesloten inrichting (= geen recht op verlof); en,

de inrichting binnen Nederland is gelegen;

de inrichting waar de gedetineerde verblijft zich buiten een straal van 10 km bevindt vanaf het woonadres van belanghebbende.

Indien voldaan is aan a t/m d komt een belanghebbende éénmaal per twee weken in aanmerking voor bijzondere bijstand voor reiskosten.

Artikel 4 Draagkracht

De draagkracht wordt bepaald conform de Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid – Algemene bepalingen Gemeente Boxmeer.

Artikel 5 Hoogte en vorm van de bijstand

  • 1.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt als volgt bepaald:

deze is gelijk aan de goedkoopste vorm van reizen per openbaar vervoer voor het betreffende traject. Kinderen jonger dan 12 jaar worden geacht voordelig mee te kunnen reizen met de ouder.

indien openbaar vervoer niet mogelijk is, kan een kilometervergoeding worden verstrekt. Het bedrag per kilometer wordt gebaseerd op het bedrag dat van de Belastingdienst onbelast mag worden verstrekt. De actuele kilometervergoeding is te vinden via www.belastingdienst.nl. De afstand voor te verstrekken kilometervergoedingen wordt bepaald a.d.h.v. Google maps (snelste route).

  • 2.

    De bijzondere bijstand wordt om niet verstrekt.

Artikel 6 Verplichtingen aan de bijstand

Aan de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting (ex artikel 55 Pw) verbonden. De bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt. Men moet de kosten kunnen aantonen met een vervoers- of bezoekbewijs ter controle van de bestedingsverplichting.

Reiskosten naar voortgezet onderwijs

Artikel 1 Voorliggende voorziening

De Wet op de Studiefinanciering (WSF), de Verordening Leerlingenvervoer en de Beleidsregels Leerlingenvervoer worden als voorliggende voorzieningen aangemerkt.

Artikel 2 Recht op bijstand

  • 1.

    Onder reiskosten wordt verstaan een vergoeding voor reizen naar voortgezet onderwijs als de soort onderwijs niet binnen de eigen gemeentegrenzen aanwezig is.

  • 2.

    Bij het verstrekken van bijzondere bijstand voor reiskosten gelden voorwaarden:

het te volgen onderwijs is nadrukkelijk niet binnen de eigen gemeentegrenzen aanwezig;

de reisafstand naar de betreffende school bedraagt (enkele reis) 15 kilometer of meer.

Artikel 3 Draagkracht

De draagkracht wordt bepaald conform de Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid – Algemene bepalingen Gemeente Boxmeer.

Artikel 4 Hoogte en vorm van de bijstand

De hoogte van de bijzondere bijstand is:

  • a.

    Gelijk aan de goedkoopste vorm van reizen per openbaar vervoer voor het betreffende traject.

  • b.

    Indien het niet mogelijk is om met het openbaar vervoer te reizen, kan een kilometervergoeding worden verstrekt. Het bedrag per kilometer wordt gebaseerd op het bedrag dat van de Belastingdienst onbelast mag worden verstrekt. De afstand voor de kilometervergoeding wordt bepaald a.d.h.v. Google maps (snelste route).

De bijzondere bijstand wordt om niet verstrekt.

Artikel 5 Verplichtingen aan de bijstand

Aan de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting (ex artikel 55 Pw) verbonden. De bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt. Men moet de kosten kunnen aantonen met een vervoersbewijs of ondertekende aanwezigheidslijst van school ter controle van de bestedingsverplichting.

Maaltijden

Artikel 1 Voorliggende voorziening

Voor personen die als gevolg van (tijdelijke) beperkingen van medische en/of psychische aard niet in staat zijn om zelf een warme maaltijd te bereiden is geen voorliggende voorziening aangemerkt.

Artikel 2 Recht op bijstand

  • 1.

    Belanghebbenden kunnen voor de kosten van een warme maaltijd bijzondere bijstand aanvragen.

  • 2.

    Het college beoordeelt of men aan de vastgestelde criteria voldoet en stelt de indicatie en de duur van de indicatie vast.

Artikel 3 Indicatie voor bijstand

  • 1.

    Op grond van een of meerdere criteria kan het college een vergoeding verstrekken:

  • a.

    als gevolg van (tijdelijke) beperkingen van medische en/of psychische aard belanghebbende niet in staat is om zelf een warme maaltijd te bereiden.

  • b.

    in geval bijzondere omstandigheden aanleiding zijn, zoals het uitvallen van de hulp bij het verzorgen van de warme maaltijden.

  • c.

    men op geen enkele manier in staat is om zelf, danwel met hulp van derden, een kant-en-klaar maaltijd of diepvriesmaaltijd in huis te halen, danwel op te warmen.

  • 2.

    In het geval de leefeenheid uit meerdere personen bestaat geldt als uitgangspunt dat men voor elkaar kookt. Om voor vergoeding in aanmerking te komen moeten alle gezinsleden aan de voorwaarden onder lid 1 voldoen.

  • 3.

    In het geval er sprake is van onkunde (bijvoorbeeld als degene die kookte wegvalt) moet worden bezien in hoeverre belanghebbende dit zelf kan gaan oppakken, danwel hiervoor hulp gaat regelen. Een tijdelijke indicatie is dan een optie.

Artikel 4 Geen noodzaak voor bijstand

De kosten van warme maaltijden worden als niet noodzakelijk gezien indien:

  • 1.

    Men niet beschikt over kookapparatuur en/of kookgerei. Deze voorzieningen zijn algemeen gebruikelijk, het ontbreken ervan is geen reden voor vergoeding van maaltijden.

  • 2.

    Men zelf in staat is om een kant-en-klaar maaltijd of diepvriesmaaltijd op te warmen.

Artikel 5 Draagkracht

De draagkracht wordt bepaald conform de Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid – Algemene bepalingen Gemeente Boxmeer.

Artikel 6 Hoogte en vorm van de bijstand

De bijzondere bijstand is een bijdrage in de kosten van een warme maaltijd.

De hoogte van de bijstand bedraagt € 4 per warme maaltijd.

De bijstand wordt om niet verstrekt.

Artikel 7 Verplichtingen aan de bijstand

Aan de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting (ex artikel 55 Pw) verbonden. De bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt. Men moet de kosten kunnen aantonen met een factuur, nota of betaalbewijs.

Uitvaartkosten

Artikel 1 Voorliggende voorziening

  • 1.

    Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet).

Tot de voorliggende voorziening horen in eerste instantie de eigen middelen van de overledene om een uitvaart te bekostigen, zoals:

verzekeringen op het leven, zoals begrafenis– en levensverzekeringen, ongevallenverzekering;

lidmaatschap van een speciale vereniging, bijv. crematievereniging;

spaargelden, waaronder ook het "vrij te laten bescheiden vermogen";

een nalatenschap;

een in een depositofonds gestort bedrag met als enige bestemming de betaling van uitvaartkosten van de storter en eventuele partner.

  • 2.

    Nabestaanden zijn verantwoordelijk voor de kosten van een begrafenis of crematie, voor zover de overledene hierin niet zelf heeft voorzien.

  • 3.

    De eventuele (huwelijks)partner van de overledene is in eerste instantie de nabestaande die voor de kosten van de uitvaart aansprakelijk is en vervolgens familieleden in de 1e graad, dan wel enig andere erfgenaam.

  • 4.

    De uitvaartkosten komen voor rekening van de opdrachtgever, welke daarvoor zonodig de nabestaanden kan aanspreken.

Wet op de Lijkbezorging

Als er geen nabestaanden zijn die opdracht geven voor een uitvaart of op wie daartoe een beroep kan worden gedaan, dan moet de Wet Op de Lijkbezorging worden beschouwd als een voorliggende voorziening.

Overlijdensuitkering

Een aan de achterblijvende echtgenoot toegekende overlijdensuitkering dient te worden aangemerkt als een periodiek inkomen bedoeld ter aanpassing aan de veranderde omstandigheden c.q. als overbrugging naar een lager inkomensniveau. Een overlijdensuitkering heeft niet per definitie ten doel om de uitvaart te bekostigen en blijft op grond daarvan buiten beschouwing bij de vaststelling van het bedrag van de bijstand.

Artikel 2 Recht op bijstand

  • 1.

    Er kan slechts bijstand worden toegekend indien de nabestaanden over onvoldoende middelen beschikken om de begrafeniskosten te betalen. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de eigen middelen van de overledene, de draagkracht van de aanvrager en de noodzakelijke kosten van een uitvaart.

  • 2.

    De nabestaanden, voor zover zij erfgenaam of bloedverwant zijn en op grond van artikelen 392 – 396 BW:1 tot onderhoud van de overledene verplicht zijn, kunnen ieder afzonderlijk voor hun aandeel in de kosten, bijstand aanvragen in de gemeente waarin zij woonachtig zijn.

Artikel 3 Draagkracht

De draagkracht wordt bepaald conform de Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid – Algemene bepalingen Gemeente Boxmeer.

Artikel 4 Hoogte en vorm van de bijstand

  • 1.

    Binnen redelijke grenzen wordt rekening gehouden met persoonlijke voorkeur van belanghebbende en dient de persoonlijke waardigheid te worden gerespecteerd.

  • 2.

    Een totaalbedrag van € 5.000 wordt aangemerkt als maximaal acceptabel. Dit maximum bedrag is gebaseerd op een sobere doch gebruikelijke uitvoeringswijze.

  • 3.

    Voor het bepalen van de hoogte van de noodzakelijke kosten wordt afgestemd op de richtlijnen volgens de Nibud-Prijzengids.

  • 4.

    De bijzondere bijstand voor uitvaartkosten wordt in beginsel om niet verleend.

Artikel 5 Verplichtingen aan de bijstand

Aan de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting (ex artikel 55 Pw) verbonden. De bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt. Men moet de kosten kunnen aantonen met een factuur, nota of betaalbewijs.

Kosten bewindvoering

Artikel 1 Omschrijving van de kosten

De kosten die zich voordoen als door de Kantonrechter beschermingsbewind wordt uitgesproken. Deze maatregel is bedoeld voor degene die tijdelijk of blijvend niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand. De bewindvoerder beheert het geld en de goederen die onder bewind staan.

Artikel 2 Voorliggende voorzieningen

Voor de kosten van bewindvoering is er géén sprake van een voorliggende voorziening.

Hierop is de volgende uitzondering van toepassing:

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als de bewindvoering geschiedt in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). In dat geval geldt het Besluit subsidie bewindvoerder schuldsanering als een voorliggende voorziening.

Artikel 3 Recht op bijstand

De algemene bijstand voorziet niet in de kosten van bewindvoering. Er is mogelijk recht op bijzondere bijstand op grond van artikel 35 Participatiewet indien de goederen van een meerderjarige door de Kantonrechter onder bewind zijn gesteld.

In het kader van de bijzondere bijstand is van belang te beoordelen of de kosten zich daadwerkelijk voordoen. Vanaf de datum van de uitspraak bestaat recht op bijstand.

Voor de kosten van bewindvoering in het kader WSNP bestaat dus geen recht.

Artikel 4 Draagkracht

De draagkracht wordt bepaald conform de Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid – Algemene bepalingen Gemeente Boxmeer.

Artikel 5 Hoogte en vorm van de bijstand

  • 1.

    Er wordt uitgegaan van de beschikking van de Kantonrechter. Het bedrag waarop de Kantonrechter de beloning voor de bewindvoerder heeft vastgesteld komt in aanmerking voor bijstandsverlening.

  • 2.

    Op de voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht in mindering gebracht.

  • 3.

    De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verstrekt.

Artikel 6 Verplichtingen aan de bijstand

  • 1.

    Aan bijstandsverlening voor de kosten van bewindvoering worden nadere verplichtingen verbonden op grond van artikel 55 Participatiewet.

  • 2.

    De belanghebbende is verplicht om, indien noodzakelijk geacht door het college:

mee te werken aan een onderzoek naar de haalbaarheid van een schuldregeling op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

mee te werken aan een schuldregeling op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening met als doel de bestaande schuldenproblematiek op te lossen;

mee te werken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot verbetering van de financiële/administratieve zelfredzaamheid met als doel om de financiële zelfstandigheid van belanghebbende te verbeteren en onder bewindstelling overbodig te maken;

begeleiding te accepteren en trainingen of cursussen te volgen met als doel de financiële/administratieve vaardigheden te verbeteren.

Deze verplichtingen worden expliciet in de beschikking opgenomen.

Kosten curatele

Artikel 1 Omschrijving van de kosten

De kosten die zich voordoen als door de Kantonrechter curatele wordt uitgesproken. Deze maatregel is bedoeld voor degene die tijdelijk of blijvend zijn financiële en persoonlijke belangen niet behoorlijk kan waarnemen of zijn veiligheid in het geding is door gewoonte van drank- of drugsmisbruik.

Artikel 2 Voorliggende voorzieningen

Voor de kosten van curatele is er géén sprake van een voorliggende voorziening. De algemene bijstand voorziet niet in deze kosten.

Artikel 3 Recht op bijstand

Indien de meerderjarige door de Kantonrechter onder curatele is gesteld is bijzondere bijstand op grond van artikel 35 Participatiewet mogelijk.

In het kader van de bijzondere bijstand is van belang te beoordelen of de kosten zich daadwerkelijk voordoen. Vanaf de datum van de uitspraak bestaat recht op bijstand.

Artikel 4 Draagkracht

De draagkracht wordt bepaald conform de Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid – Algemene bepalingen Gemeente Boxmeer.

Artikel 5 Hoogte en vorm van de bijstand

  • 1.

    Er wordt uitgegaan van de beschikking van de Kantonrechter. Het bedrag waarop de Kantonrechter de beloning voor de curator heeft vastgesteld komt in aanmerking voor bijstandsverlening.

  • 2.

    Op de voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht in mindering gebracht.

  • 3.

    De bijzondere bijstand voor de kosten van curatele wordt in beginsel om niet verleend.

Artikel 6 Verplichtingen aan de bijstand

  • 1.

    Aan bijstandsverlening voor de kosten van curatele worden nadere verplichtingen verbonden op grond van artikel 55 Participatiewet.

  • 2.

    De belanghebbende is verplicht om, indien noodzakelijk geacht door het college:

mee te werken aan een onderzoek naar de haalbaarheid van een schuldregeling op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

mee te werken aan een schuldregeling op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening met als doel de bestaande schuldenproblematiek op te lossen;

mee te werken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot verbetering van de financiële/administratieve zelfredzaamheid met als doel om de financiële zelfstandigheid van belanghebbende te verbeteren en onder bewindstelling overbodig te maken;

begeleiding te accepteren en trainingen of cursussen te volgen met als doel de financiële/administratieve vaardigheden te verbeteren.

Deze verplichtingen worden expliciet in de beschikking opgenomen.

Kosten mentorschap

Artikel 1 Omschrijving van de kosten

De kosten ten gevolge van een door de Kantonrechter uitgesproken mentorschap. Deze maatregel is bedoeld voor degene die niet in staat is zijn persoonlijke belangen te behartigen, niet zijnde van financiële aard.

Artikel 2 Voorliggende voorziening

Voor de kosten van mentorschap is er géén sprake van een voorliggende voorziening.

Artikel 3 Recht op bijstand

De algemene bijstand voorziet niet in de kosten van mentorschap. Er is mogelijk recht op bijzondere bijstand op grond van artikel 35 Participatiewet indien de meerderjarige door de Kantonrechter onder curatele is gesteld.

In het kader van de bijzondere bijstand is van belang te beoordelen of de kosten zich daadwerkelijk voordoen. Vanaf de datum van de uitspraak bestaat recht op bijstand.

Als de Kantonrechter geen beloning heeft vastgesteld voor de werkzaamheden van de mentor, is belanghebbende de mentor geen beloning verschuldigd. De kosten doen zich dan niet voor, er is dan geen aanleiding om bijzondere bijstand te verlenen.

Artikel 4 Draagkracht

De draagkracht wordt bepaald conform de Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid – Algemene bepalingen Gemeente Boxmeer.

Artikel 5 Hoogte en vorm van de bijstand

  • 1.

    Er wordt uitgegaan van de beschikking van de Kantonrechter. Het bedrag waarop de Kantonrechter de beloning voor de mentor heeft vastgesteld komt in aanmerking voor bijstandsverlening.

  • 2.

    Op de voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht in mindering gebracht.

  • 3.

    De bijzondere bijstand voor de kosten van mentorschap wordt in beginsel om niet verleend.

Artikel 6 Verplichtingen aan de bijstand

  • 1.

    Aan bijstandsverlening voor de kosten van mentorschap worden nadere verplichtingen verbonden op grond van artikel 55 Participatiewet.

  • 2.

    De belanghebbende is verplicht om, indien noodzakelijk geacht door het college:

mee te werken aan een onderzoek naar de haalbaarheid van een schuldregeling op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

mee te werken aan een schuldregeling op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening met als doel de bestaande schuldenproblematiek op te lossen;

mee te werken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot verbetering van de financiële/administratieve zelfredzaamheid met als doel om de financiële zelfstandigheid van belanghebbende te verbeteren en onder bewindstelling overbodig te maken;

begeleiding te accepteren en trainingen of cursussen te volgen met als doel de financiële/administratieve vaardigheden te verbeteren.

Deze verplichtingen worden expliciet in de beschikking opgenomen.

Kosten rechtsbijstand

Artikel 1 Omschrijving van de kosten

Het betreft de kosten met betrekking tot het voeren van procedures bij de rechter op grond van een toevoeging ‘Raad voor de Rechtsbijstand’ (RvdR). Voorbeelden hiervan zijn: de eigen bijdrage voor een advocaat en griffierecht.

Artikel 2 Voorliggende voorzieningen

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet). Als voorliggende voorzieningen worden aangemerkt:

  • a.

    Wet op de rechtsbijstand (Wrb);

  • b.

    korting Juridisch Loket;

  • c.

    Besluit proceskosten bestuursrecht (voor reiskosten rechtszittingen);

  • d.

    rechtsbijstandsverzekering.

Artikel 3 Recht op bijstand

  • 1.

    Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand en griffierecht indien deze kosten noodzakelijk zijn. De noodzakelijkheid kan worden aangenomen indien er een advocaat is toegevoegd op grond van de Wrb.

  • 2.

    Voor de hoogte van de korting via het Juridisch Loket wordt geen bijstand verstrekt. Bijstand wordt verstrekt alsof de korting is verkregen. Immers deze kosten zijn makkelijk te vermijden indien men contact legt (ook digitaal mogelijk) met het Juridisch Loket.

  • 3.

    De volgende kosten komen nooit in aanmerking voor bijzondere bijstand:

De proceskosten van de tegenpartij.

Vertaalkosten. Advocaten kunnen kosteloos gebruik maken van een tolkencentrum.

Reiskosten voor het bijwonen van rechtszittingen van bestuursrechters.

De kosten gemaakt in de bezwaarfase.

Artikel 4 Draagkracht

De draagkracht wordt bepaald conform de Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid – Algemene bepalingen Gemeente Boxmeer.

Artikel 5 Hoogte en vorm van de bijstand

  • 1.

    De hoogte van de bijstand is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten (minus korting Juridisch Loket). Draagkracht wordt in mindering gebracht op de voor bijstand in aanmerking komende kosten.

  • 2.

    De bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand wordt in beginsel om niet verleend.

  • 3.

    Indien de kosten het gevolg zijn van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, wordt de bijzondere bijstand verstrekt in de vorm van borgtocht of een geldlening (artikel 48 lid 2 onderdeel b Participatiewet).

Artikel 6 Verplichtingen aan de bijstand

  • 1.

    Aan de toe te kennen bijzondere bijstand zijn verplichtingen verbonden:

de verplichting om de kosten te voldoen uit de toegekende bijzondere bijstand.

de verplichting om betalingsbewijzen te overleggen (een factuur of nota).

de verplichting om de toevoeging van de RvdR te overleggen.

de verplichting om te verzoeken de tegenpartij te veroordelen in de proceskosten als dit mogelijk is.

specifieke verplichtingen in verband met bijstand in de vorm van een geldlening of borgtocht.

H IV - MINIMABELEID Inleiding

Het minimabeleid omvat beleidsregels voor duurzame gebruiksgoederen en beleidsregels voor maatschappelijke participatie.

Het college wil inwoners, die al langere tijd van een minimuminkomen moeten rondkomen ondersteunen bij de aanschaf van huishoudelijke apparatuur. Bij een langdurig laag inkomen wordt verondersteld dat reserveren voor onvoorziene uitgaven niet goed mogelijk is. Vanaf drie jaar of langer wordt aangenomen dat dit niet mogelijk is en ook niet meer kan worden verwacht. Wanneer men dan voor kosten komt te staan om een huishoudelijk apparaat te vervangen, kan daar via het minimabeleid een mouw aan worden gepast.

Deelname aan sportieve, educatieve en culturele activiteiten is belangrijk, zowel voor kinderen als voor volwassenen. De gemeente verstrekt bijstand op declaratiebasis tot een maximaal bedrag per kalenderjaar per gezinslid.

Meedoen in de maatschappij betekent voor scholieren ook meedoen op school. Om dit te stimuleren ondersteunt de gemeente ouders met kinderen in het voortgezet onderwijs. Ook hier geldt dat bijstand op declaratiebasis wordt verstrekt tot een maximaal bedrag per kalenderjaar per kind.

Vervanging van duurzame gebruiksgoederen

Artikel 1 Doel

Voor inwoners die al langere tijd een minimum inkomen hebben is het moeilijk om te reserveren voor de kosten van vervanging van huishoudelijke apparaten. Het college wil deze inwoners tegemoetkomen zodra zij voor kosten komen te staan voor het vervangen van een koelkast, kookplaat, wasmachine, televisie of stofzuiger.

Artikel 2 Voorliggende voorziening

Tot de algemene noodzakelijke kosten horen aanschaf en vervanging van duurzame, algemeen gebruikelijke goederen zoals huishoudelijke apparaten. Deze duurzame gebruiksgoederen kosten veel geld. Daarom wordt verwacht dat er gereserveerd wordt voor deze kosten. Echter wanneer men langdurig van een laag inkomen moet rondkomen, kan dit problemen opleveren. Vanaf drie jaar of langer neemt het college aan dat reserveren niet meer mogelijk is en ook niet meer kan worden verwacht. Aflossen op een geldlening is geen optie. Dit betekent dat er geen voorliggende voorziening is om de kosten uit te voldoen.

Artikel 3 Rechthebbenden

  • 1.

    Het recht op bijstand wordt individueel beoordeeld.

  • 2.

    Het college kan bijstand verstrekken voor duurzame gebruiksgoederen als de noodzaak is vastgesteld.

  • 3.

    De noodzakelijkheid van de kosten wordt aangenomen indien belanghebbende aan alle onderstaande voorwaarden voldoet:

  • a.

    men is drie jaar (of langer) aangewezen op een minimuminkomen dat niet hoger is dan 115% van de geldende bijstandsnorm;

  • b.

    men heeft geen aanwezig vermogen boven de vermogensgrens van de bijstand;

  • c.

    men kan de kosten aantonen met een factuur, nota of betaalbewijs;

  • d.

    de aangetoonde kosten zijn niet hoger dan 25% van de bedragen die gelden conform artikel 5.

Artikel 4 Recht op bijstand

De huishoudelijke apparaten die in aanmerking komen voor bijzondere bijstand zijn:

tafelmodel koelkast voor huishoudens t/m 4 personen

koel/vriescombinatie voor grotere gezinnen vanaf 5 personen

4-pits kookplaat

wasmachine

televisie

stofzuiger

Er geldt een maximumbedrag per gebruiksgoed.

Binnen een periode van 36 maanden bestaat maximaal recht op € 500 via bijzondere bijstand voor de benoemde gebruiksgoederen tezamen.

De bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt.

Artikel 5 Hoogte en vorm van de bijstand

Bij vervanging van duurzame gebruiksgoederen zijn vaste bedragen van toepassing. Het maximaal te verstrekken bedrag per gebruiksgoed is:

tafelmodel koelkast (t/m 4 personen) € 200

koel/vriescombinatie (vanaf 5 personen) € 350

4-pits kookplaat € 140

wasmachine € 400

televisie € 200

stofzuiger € 80

De bijstand wordt om niet verstrekt.

Maatschappelijke participatie - Activiteiten

Artikel 1 Doel

De tegemoetkoming heeft tot doel de maatschappelijke participatie van inwoners met een minimuminkomen te stimuleren en financiële belemmeringen zo veel als mogelijk weg te nemen. Deelname aan sport, sociaal-culturele of educatieve activiteiten voorkomt sociale uitsluiting. Maatschappelijke participatie betekent mee (kunnen) doen in de maatschappij.

Artikel 2 Rechthebbenden

Een alleenstaande, een alleenstaande ouder met ten laste komende kinderen of gehuwden met ten laste komende kinderen (in principe alle gezinsleden in de leeftijd 0-99 jaar).

Het in aanmerking te nemen inkomen is niet hoger dan 115% van de toepasselijke bijstandsnorm; én,

het in aanmerking te nemen vermogen is lager dan de toepasselijke vermogensgrens als bedoeld in de Participatiewet.

Voor ten laste komende kinderen (tot 18 jaar) geldt dat deze kinderen tot het huishouden van de ouder/verzorger moeten behoren en ook daadwerkelijk op dit adres staan ingeschreven en verblijven.

Studenten hebben geen recht op een tegemoetkoming maatschappelijke participatie.

Artikel 3 Kosten in verband met activiteiten

Het betreft kosten die de maatschappelijke deelname bevorderen zoals:

abonnement voor krant, tijdschrift, bibliotheek;

entreegeld voor zwembad, theater, bioscoop, musea;

contributie voor sportvereniging, jeugdvereniging, ouderenorganisatie;

cursusgeld voor muziekonderwijs, hobbyclub.

Artikel 4 Maximale tegemoetkoming

De hoogte van de tegemoetkoming voor van sociaal- culturele, educatieve en sportieve activiteiten bedraagt maximaal € 120 per gezinslid per kalenderjaar.

Artikel 5 Aanvraagprocedure

De aanvraag voor een tegemoetkoming wordt schriftelijk ingediend op het daarvoor bestemde formulier en onder overlegging van de gevraagde gegevens.

Op het aanvraagformulier wordt vermeld op welk gezinslid/gezinsleden de aanvraag betrekking heeft en welke kosten het betreft.

De tegemoetkoming is gebaseerd op de werkelijk gemaakte, of te maken, kosten en de kosten moeten worden aangetoond.

Tot uiterlijk 1 maart van het volgende kalenderjaar kunnen nog aanvragen voor kosten over het voorgaande kalenderjaar worden ingediend.

Artikel 6 Verplichtingen aan de bijstand

Aan de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting (ex artikel 55 Pw) verbonden. De bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt. Men moet de kosten kunnen aantonen met een factuur, nota of betaalbewijs.

Maatschappelijke participatie - Schoolkosten voortgezet onderwijs

Artikel 1 Doel

De tegemoetkoming heeft tot doel de maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen in het voortgezet onderwijs te stimuleren en voor ouders financiële belemmeringen zo veel als mogelijk weg te nemen. Maatschappelijke participatie betekent mee kunnen doen op school waardoor sociale uitsluiting wordt voorkomen.

Artikel 2 Rechthebbenden

Een alleenstaande ouder, gehuwden, danwel verzorgers met ten laste komende kinderen tot 18 jaar in het voortgezet onderwijs.

Het in aanmerking te nemen inkomen is niet hoger dan 115% van de toepasselijke bijstandsnorm; én,

het in aanmerking te nemen vermogen is lager dan de toepasselijke vermogensgrens als bedoeld in de Participatiewet.

Voor ten laste komende kinderen (tot 18 jaar) geldt dat deze kinderen tot het huishouden van de ouder/verzorger moeten behoren en ook daadwerkelijk op dit adres staan ingeschreven en verblijven.

Studenten hebben geen recht op een tegemoetkoming maatschappelijke participatie.

Artikel 3 Kosten in verband met voortgezet onderwijs

Het betreft kosten die de maatschappelijke deelname bevorderen zoals:

kosten voor excursies, schoolreizen en schoolkampen;

ouderbijdragen voor school;

kosten in verband met school.

Overblijfkosten vallen niet onder maatschappelijke participatie. Hiervoor wordt geen tegemoetkoming verstrekt.

Artikel 4 Maximale tegemoetkoming

De hoogte van de tegemoetkoming voor indirecte schoolkosten voortgezet onderwijs bedraagt maximaal € 115 per schoolgaand kind tot 18 jaar, per kalenderjaar.

Artikel 5 Aanvraagprocedure

De aanvraag voor een tegemoetkoming wordt schriftelijk ingediend op het daarvoor bestemde formulier en onder overlegging van de gevraagde gegevens.

Op het aanvraagformulier wordt vermeld op welk gezinslid/gezinsleden de aanvraag betrekking heeft en welke kosten het betreft.

De tegemoetkoming is gebaseerd op de werkelijk gemaakte, of te maken, kosten en de kosten moeten worden aangetoond.

Tot uiterlijk 1 maart van het volgende kalenderjaar kunnen nog aanvragen voor kosten over het voorgaande kalenderjaar worden ingediend.

Artikel 6 Verplichtingen aan de bijstand

Aan de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting (ex artikel 55 Pw) verbonden. De bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt. Men moet de kosten kunnen aantonen met een factuur, nota of betaalbewijs.

Buitenwettelijk beleid

Het college legt in deze nadere beleidsregels ook het buitenwettelijk beleid vast en sluit daarbij zoveel als mogelijk aan bij de voorwaarden van de Pw. De gemeente Boxmeer kent een jarenlange traditie van ruimhartig sociaal beleid. De Pw biedt hiervoor de grondslag, echter niet in alle gevallen. In het geval van bijzondere bijstand voor medische kosten en het minimabeleid is er sprake van ‘buitenwettelijk beleid’. Om die reden is het belangrijk dat het college dit vastlegt in beleidsregels.

Bij de uitvoering gelden een aantal belangrijke uitgangspunten (zie Hoofdstuk I).

Ondertekening