Regeling vervallen per 31-12-2020

Uitvoeringsprogramma Vergunningen, Toezicht en Handhaving 2020

Geldend van 01-01-2020 t/m 30-12-2020

Intitulé

Uitvoeringsprogramma Vergunningen, Toezicht en Handhaving 2020

Inhoud

In dit UP VTH wordt ook ingegaan op de vraag of er bestuurlijke restrisico’s aan de orde zijn. Met de beschikbare middelen kunnen niet alle taken worden uitgevoerd. De risico’s ten aanzien van de taken die mogelijk niet (kunnen) worden uitgevoerd, worden aldus inzichtelijk gemaakt.

Doel en wijze van totstandkoming Uitvoeringsprogramma VTH

Dit UP VTH is een verplichting op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor) en bovendien een uitwerking van de Landelijke kwaliteitscriteria VTH 2.2. die op 1 juli 2019 in werking is getreden. Deze Landelijke kwaliteitscriteria zijn bedoeld om de uitvoering van de VTH-taken door gemeenten en provincies in het Omgevingsrecht te professionaliseren en de kwaliteit in de organisatie te borgen.

Het UP VTH bestaat uit de beschrijving van reguliere taken en meer specifieke, lokale taken/thema’s/projecten. Aan dit UP VTH ligt hantering van een risicoanalyse ten grondslag. Doelstelling hiervan:

  • 1.

    een duidelijke verbinding met de gestelde prioriteiten en doelstellingen;

  • 2.

    een weergave van de concrete activiteiten voor VTH;

  • 3.

    een uitwerking van het Uitvoeringsprogramma in een concrete werkplanning voor alle betrokken organisatieonderdelen.

Dit UP VTH is daarmee de uitwerking van de missie/visie van onze gemeente op het terrein van het omgevingsrecht, zoals is vastgelegd in het Beleidsplan VTH gemeente Boxmeer 2019-2023 (verder te noemen: Beleidsplan VTH). Zie verder hoofdstuk 3.

Autonome taken zijn vertaald in verwachte tijdsbesteding, op basis van aantallen en kengetallen (benodigde tijd per product). Hierbij zijn verwachte of reeds doorgevoerde wettelijke of decentrale ontwikkelingen meegenomen. Er is kritisch gekeken naar kengetallen. Op een enkel onderdeel heeft dit geleid tot een aanpassing van het kengetal naar boven of beneden, een en ander op basis van de meest recente inzichten.

Leeswijzer

De 5 W-vragen:

Wat willen we bereiken? (hoofdstuk 1): Hier wordt (kort) een relatie gelegd met het beleidskader van de gemeente.

Wat gaan we daarvoor doen? (hoofdstuk 2): In dit hoofdstuk worden de taken beschreven die dit jaar worden uitgevoerd. Werkzaamheden (activiteiten) worden uitgedrukt in aantallen en kengetallen. Op die wijze wordt benodigde capaciteit in beeld gebracht. Het gaat om taken op het gebied van vergunningverlening en aanverwante werkzaamheden (juridisch, beleidsmatig, advies, consulentschap, kwaliteitszorg).

Wanneer worden de taken uitgevoerd? (hoofdstuk 3): Kort wordt beschreven wanneer de geplande/geprognotiseerde werkzaamheden worden uitgevoerd.

Wat gaat het kosten? (hoofdstuk 4): In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de kosten die de uitvoering van de beschreven taken met zich meebrengen en wordt een relatie gelegd met de begroting waarin de benodigde middelen dienen te zijn geborgd.

Welke restrisico’s zijn aan de orde? (hoofdstuk 5): Dit hoofdstuk gaat in op de (bestuurlijke) restrisico’s die voortvloeien uit de eventuele kwalitatieve keuzes die zijn gemaakt bij het opstellen van dit UP VTH.

1. Wat willen we bereiken?

In het Beleidsplan VTH zijn de beleidsdoelstellingen van de gemeente Boxmeer geformuleerd. Deze beleidsdoelstellingen volgen uit de strategische missie van onze organisatie op het gebied van het omgevingsrecht.

De missie van de gemeente Boxmeer ten aanzien van VTH is:

Een veilige, gezonde en leefbare omgeving, waarin de eigen verantwoordelijkheid van onze inwoners en bedrijven centraal staat en op basis van vertrouwen ruimte voor (economische) ontwikkeling wordt geboden.

 

De gemeente Boxmeer wil dit met de volgende visie realiseren:

De taken en bestuurlijke opdrachten op het gebied van VTH worden door de gemeente Boxmeer op een effectieve, doortastende en integrale wijze uitgevoerd. Daarbij wordt samengewerkt met interne en externe partners. Gemeente Boxmeer staat voor klantgerichte, resultaatgerichte en betrouwbare dienstverlening .

Voor een opsomming van de doelstellingen die uit deze missie/visie zijn gedestilleerd, wordt kortheidshalve verwezen naar het Beleidsplan VTH. Deze doelstellingen worden geoperationaliseerd in dit UP VTH.

Hiernaast vindt er een fusie met de gemeenten Cuijk en Sint Anthonis per 1 januari 2022 plaats. De opdracht is om deze fusie zo geleidelijk mogelijk te laten verlopen en voorbereidende werkzaamheden te verrichten, zodat op 1 januari 2022 als 1 gemeente Land van Cuijk kan worden gewerkt.

2. Wat gaan we daarvoor doen?

Hiernaast zijn er nog een aantal integrale projecten die gevolgen hebben voor al deze taken. Deze integrale projecten zijn een wijziging ten opzichte van het Uitvoeringsprogramma VTH 2019 en deze hebben gevolgen voor de uitvoering van de reguliere taken.

2.1 Integrale projecten

2.1.1.De herindeling

Op 1 januari 2022 worden de gemeenten Boxmeer, Cuijk en Sint Anthonis mogelijk 1 gemeente Land van Cuijk. Hiervoor moeten de nodige werkzaamheden worden verricht om de herindeling zo geleidelijk mogelijk te laten verlopen. Deze werkzaamheden worden verricht door de medewerkers van de gemeenten en deze zullen deelnemen aan werkgroepen ten behoeve van de herindeling. Medewerkers die werkzaamheden moeten verrichten voor de herindeling hebben geen tijd om al hun reguliere werkzaamheden op te pakken. Voor het oppakken van deze reguliere werkzaamheden zal dan capaciteit worden ingehuurd.

2.1.2. De Omgevingswet

De Omgevingswet is een raamwet die 26 wetten bundelt in één wet en zal naar verwachting op 1 januari 2021 in werking treden. De wet behelst een vergaande decentralisatie van de regels voor de leefomgeving. Gemeenten krijgen meer bestuurlijke ruimte om samen met inwoners en bedrijven eigen keuzes te maken over de inrichting van de fysieke leefomgeving. De wet gaat uit van een gebiedsgerichte aanpak op basis van een verruimde reikwijdte met nieuwe thema’s zoals gezondheid, veiligheid en duurzaamheid. Dit vergt een integrale en samenhangende benadering van de fysieke leefomgeving. En het vraagt om een intensievere samenwerking met andere overheden en participatie van bewoners en bedrijven. Ook de manier van kijken naar de leefomgeving en wat daar kan en mag verandert landelijk. Het principe is: ‘ja, mits’. Een positieve insteek dus en denken in kansen. De invoering van deze wet vergt werkzaamheden op het gebied van:

  • integratie van ruimtelijke ordening met andere beleidsterreinen;

  • verandering van werkwijzen en —processen; en

  • verandering van werkhouding binnen organisatieonderdelen.

Het Rijk heeft een Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO), één (digitaal) loket met informatiehuizen, omgevingsdocumenten en vergunningen online ontwikkelt. Daar moeten de gemeenten op aansluiten. Om hier zo goed mogelijk op aan te sluiten moet ook het zakensysteem Squit XO worden vervangen.

Om dit te kunnen realiseren, moeten hiervoor onder andere werkzaamheden worden verricht door medewerkers van vergunningen, toezicht en handhaving.

Hiernaast hebben medewerkers kennis nodig van de Omgevingswet zelf. Met in-company kennisbijeenkomsten kan deze kennis bij de medewerkers ontwikkelen. Ook dragen dit soort bijeenkomsten bij aan het gezamenlijk oppakken van de implementatie van de Omgevingswet.

Het MT heeft in het kader van de herindeling besloten om de implementatie van de Omgevingswet met de fusiegemeenten gezamenlijk op te pakken en hiervoor met een nieuw plan (incl. kostenraming) te komen voor de implementatie.

De werkzaamheden worden voornamelijk opgepakt door de consulent(en). De benodigde uren zijn dan ook ondergebracht in de uren van de consulent- en de beleidstaken. Zie de rekenbladen in de bijlagen.

2.1.3. Implementatie en uitvoering informatieveiligheid

Burgers en bedrijven verwachten een betrouwbare overheid die zorgvuldig met informatie omgaat. Een betrouwbare en veilige informatievoorziening is daarom essentieel voor gemeenten. Door de toenemende digitalisering wordt zorgvuldig omgaan met de gegevens van burgers en organisaties steeds belangrijker. Het gaat om beschikbaarheid, integriteit en vertrouwelijkheid van informatie, in de meest brede zin van het woord.

Gemeenten moeten daarnaast de privacy van hun inwoners beschermen. De Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) verscherpt de eisen waaraan verwerkingen van persoonsgegevens moeten voldoen. Op grond van de AVG moeten gemeenten een verwerkingsregister bijhouden. Het register bevat een overzicht van verwerkingen van persoonsgegevens die bij de gemeente worden uitgevoerd.

Het waarborgen van de betrouwbaarheid van informatie zorgt voor een goede kwaliteit en continuïteit van de bedrijfsvoerings- en dienstverleningsprocessen.  Vanaf 1 januari 2020 geldt een nieuw normenkader voor informatiebeveiliging bij alle overheden: de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) (Om de informatiebeveiliging optimaal te professionaliseren was er behoefte aan een eenduidige en herkenbare stevige basis voor de gehele overheid. Voor een veilige digitale overheid.) Met de BIO is één gezamenlijk normenkader voor informatiebeveiliging binnen de gehele overheid ontstaan, gebaseerd op de internationaal erkende en actuele ISO-normatiek. Gemeenten baseren hun informatiebeveiligingsbeleid en hun verantwoording aan de gemeenteraad en de toezichthouders vanuit het Rijk (middels ENSIA) op deze BIO.

ENSIA is een éénduidige Normatiek Single Information Audit, dit betekent eenmalige informatieverstrekking en een eenmalige IT-audit. Het project ENSIA streeft naar een zo effectief en efficiënt mogelijk ingericht verantwoordingsstelsel voor informatieveiligheid. Dit is een initiatief van de VNG en de ministeries van BZK, voormalig I&M en SZW. ENSIA helpt gemeenten in één keer verantwoording af te leggen over informatieveiligheid gebaseerd op de BIO. Met ENSIA sluit de verantwoording over informatieveiligheid aan op de planning en control-cyclus van de gemeente. Hierdoor heeft het gemeentebestuur meer overzicht over de informatieveiligheid van hun gemeente en kan het beter sturen en verantwoording afleggen aan de gemeenteraad.

De invoering van de BIO, de risico’s die digitalisering met zich brengen in het kader van informatiebeveiliging en de nieuwe AVG leiden ertoe dat processen moeten worden aangepast en dat een register moet worden bijgehouden. Dit moet dan ook worden geïmplementeerd bij de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving en is hierom opgenomen in de uren van de (administratieve) ondersteuning. De werkzaamheden voor de implementatie worden voornamelijk opgepakt door de consulent(en). De benodigde uren zijn dan ook ondergebracht in de uren van de consulent- en de beleidstaken. Zie de rekenbladen in de bijlagen.

2.1.4.Project vervanging ICT-infrastructuur

Binnen dit project worden alle servers van gemeente Boxmeer en Sint Anthonis vervangen en worden bestaande werkplekken vernieuwd. Alle applicaties moeten over naar de nieuwe omgeving en dienen getest te worden voor ingebruikname. De applicatiebeheerders van de vakafdelingen dienen hiervoor testplannen te schrijven en de applicaties volledig te testen in een testomgeving en toe te zien dat de applicatie naar behoren functioneert. Het betreft voor de afdeling R-VTH vijf applicaties. Hiervoor zijn binnen de huidige bezetting geen uren beschikbaar en dienen derhalve in mindering te worden gebracht op de reguliere werkzaamheden en zullen worden verantwoord in het jaarverslag.

2.1.5. Deregulering

In het Coalitieakkoord 2018-2022 staat dat regels en procedures die zinloos, niet te handhaven en sterk bureaucratisch zijn worden geschrapt of bijgesteld. Het MT heeft besloten dat de actie, overbodige regels te schrappen (deregulering), vooralsnog alleen binnen de taken van vergunningen, toezicht en handhaving te houden. In 2019 heeft een algemene inventarisatie plaatsgevonden. De acties in het kader van deregulering worden in 2020 verder uitgewerkt. Voor een aantal taken heeft reeds een dereguleringslag plaatsgevonden, met name binnen het taakveld van APV en Bijzondere Wetten (o.a. evenementen, parkeren blauwe zone en inrijden voetgangerszone). Dit is ook terug te zien in het aantal uren ten behoeve van vergunningverlening APV en Bijzondere wetten. Echter zijn er ook regels bijgekomen, zoals de invoering van het exploitatievergunningstelsel en de invoering van het Besluit Brandveilig Gebruik en Basishulpverlening overige plaatsen.

De werkzaamheden voor de implementatie zijn ondergebracht in de uren van de consulent- en de beleidstaken.

2.1.6. Overige werkzaamheden

Organisatorische en overige werkzaamheden die ad hoc danwel structureel dienen te worden opgepakt, kunnen vooraf niet gepland worden en zullen in mindering worden gebracht op de reguliere werkzaamheden. De verantwoording vindt plaats in het jaarverslag. Hieronder worden ook verstaan OR werkzaamheden (schatting minimaal 120 uur voor 2020), maar ook werkzaamheden uit nieuw beleid, zoals eventuele vergunningverlening Energieparken e/o werkzaamheden Regenwatervisie/ - bergingen. Uiteraard gaan deze werkzaamheden ten koste van de outcome van de afdeling.

2.2. Vergunningverlening

2.2.1.Risicoanalyse – plannen op grond van risico-afweging

In tegenstelling tot het houdeFn van toezicht en het uitvoeren van handhavingsmaatregelen, is het behandelen van een vergunningaanvraag een zogenoemd vraag-gestuurd product. De gemeente kan niet sturen op het aantal te ontvangen aanvragen. De gemeente heeft geen afwegingsruimte om deze taak wel of niet uit te voeren. Het afhandelen van vergunningaanvragen is een wettelijke verplichting. Echter, bij de behandeling van vergunningaanvragen moeten, in het licht van de verhouding tussen de overheidsverantwoordelijkheid en de verantwoordelijkheid van marktpartijen, keuzes worden gemaakt ten aanzien van diepgang van toetsing. De overheid kan niet alles toetsen. Het primaat ligt bij de aanvrager zelf. Marktpartijen hebben de primaire verantwoordelijkheid om zich aan de regels te houden.

Om onder deze kwalitatieve keuze een deugdelijke argumentatie te leggen, wordt gewerkt met een risicoanalyse, waarbij gekeken wordt naar mogelijke negatieve effecten als gevolg van (gemaakte keuzes in) de uit te voeren taak. Om inzicht te krijgen in die effecten is per activiteit aan de hand van zes landelijk vastgestelde criteria gekeken naar de impact en de omvang wanneer er onverhoopt iets misloopt. Dit zijn ‘volksgezondheid’, ‘fysieke veiligheid’, ‘sociale kwaliteit’, ‘natuur/stadsschoon’, ‘financieel economische schade’ en ‘bestuurlijk imago’.

De uitkomsten van deze weging zijn in twee risicoanalyses (één voor Wabo en één voor APV en Bijzondere wetten) gerangschikt en leiden tot een prioritering voor de toetsing (prioriteit hoog, gemiddeld of laag) en – voor wat betreft de omgevingsvergunningen activiteit bouwen – tot een koppeling met de toetsniveaus uit de Landelijke Toetsmatrix Bouwen (LTB) die de gemeente Boxmeer hanteert als toetsingskader. Ook is rekening gehouden met de kans op slecht naleefgedrag. Activiteiten waar de regels goed worden nageleefd krijgen over het algemeen een lagere prioriteit. Dit betekent dat aanvragen voor activiteiten waar de kans dat op een calamiteit zich voordoet en de impact en omvang van zo’n calamiteit groot is, volledig worden getoetst. Door programmatisch te werken wordt de beschikbare capaciteit ingezet voor het toetsen van vergunningaanvragen daar waar de risico’s het grootst zijn en waarvoor deskundigheid en kennis het meest gevraagd is. Op die manier blijft Boxmeer op een verantwoorde manier verzekerd van een veilige en gezonde leefomgeving.

Voor een uitgebreide toelichting op deze risicosystematiek wordt kortheidshalve verwezen naar het Beleidsplan VTH. In dit UP VTH zijn de uitkomsten verwerkt van de uitgevoerde risicoanalyse.

2.2.2. Vergunningverlening Wabo

Vanwege de aansluiting op de indeling in programma’s op grond van het Besluit begroting en verantwoording (BBV) wordt in dit UP VTH deze hantering eveneens gebruikt.

Milieubeheer en begraafplaatsen en crematoria

Bedrijven die vallen onder de werking van de Wet milieubeheer kunnen vergunningplichtig of meldingsplichtig of zelfs niet eens meldingsplichtig zijn (type A bedrijven). Sinds de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) wordt er niet meer gesproken over een milieuvergunning maar over een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu. Er zijn verschillende soorten omgevingsvergunningen onderdeel milieu die aangevraagd kunnen worden (oprichtingsvergunning, veranderingsvergunning, en revisievergunning). Daarnaast kan de gemeente, indien de inrichting niet meer in werking is of op verzoek van de vergunninghouder, een bestaande vergunning intrekken.

Verreweg de meeste bedrijven zijn tegenwoordig niet meer vergunningplichtig, maar hoeven slechts een melding in te dienen voor het oprichten of veranderen van hun milieu-inrichting. Deze inrichtingen vallen onder het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (verder te noemen: Activiteitenbesluit). Het Activiteitenbesluit gaat uit van een indeling in 3 bedrijfstypen. De inrichtingen van type A hoeven geen melding in te dienen of vergunning aan te vragen. De type B inrichtingen moeten een melding indienen. De type C inrichtingen moeten een milieuvergunning aanvragen. Sommige type B of type C inrichtingen hebben ook een omgevingsvergunning beperkte milieutoets nodig (OBM). Die bedrijven hebben toestemming van het bevoegd gezag nodig voordat ze kunnen starten met deze activiteiten. Het doel van de OBM is dat het bevoegd gezag vooraf instemt met het van start gaan van een specifieke activiteit op een specifieke locatie (bijvoorbeeld: een agrarisch bedrijf heeft een OBM nodig voor geur en fijnstof).

Andere werkzaamheden (niet limitatief) binnen dit taakveld zijn:

  • Het opleggen van maatwerkvoorschriften. In sommige gevallen is het nodig om naar aanleiding van een melding aanvullende maatwerkvoorschriften op te leggen aan een bedrijf.

  • Interne advisering. Het betreft het geven van adviezen door de vergunningverleners milieu aan collega’s van bijvoorbeeld vergunningverlening bouwen en ruimtelijke ordening. Het betreft hier de zogenaamde milieutoets omgevingsvergunning bouwen en afwijkingsbesluiten.

  • Opstellen beleid.

  • Inzet urgentieteam(s).

  • Informatieverzoeken / interne en externe advisering. Dit betreft de rechtstreekse ondersteuning in de beantwoording van (klant)vragen.

  • Advisering Wet Natuurbescherming. Het gaat hier met name om advisering bij ruimtelijke ontwikkelingen en beleidswijzigingen. Daarnaast is per 1 januari 2017 de nieuwe Wet Natuurbescherming in werking getreden. Ook voor de loketfunctie ‘groene wetgeving’ die bij deze wet hoort, zijn uren nodig.

  • De werkzaamheden in het kader van begraafplaatsen en crematoria (de Uitvaart Suite), zoals organiseren bijzettingen en delvingen, het uitgeven en verlengen van grafrechten en het verlenen van vergunningen voor een gedenkteken.

In 2018 is de begraafplaats in Sambeek uitgebreid. In 2019 is uitgewerkt hoe de gemeente Boxmeer hier verder uitvoering aan wil geven. Vanaf ingebruikname van de begraafplaats zullen er daarom ook nog ondersteunende administratieve werkzaamheden bijkomen. Er zal worden onderzocht of de taken op het gebied van begraven en cremeren kunnen worden gedereguleerd.

In tabel 1 (bijlage 1) is aangegeven welke werkzaamheden in 2020 worden verwacht bij dit taakonderdeel en welke capaciteit daarvoor nodig is. Bij de taken op het gebied van vergunningverlening wordt verwezen naar het Werkprogramma (uitvoeringsprogramma) 2020 van de Omgevingsdienst Brabant Noord (ODBN), zie bijlage 3, waarin bovengenoemde taken uitgebreid worden beschreven. Op basis van het basistakenpakket is de gemeente Boxmeer immers verplicht om de taken op het gebied van vergunningverlening milieu uit te besteden aan de ODBN. De uren die voor deze taken in tabel 1 zijn opgenomen, betreffen de werkzaamheden die – aanvullend aan de werkzaamheden van de ODBN – door de gemeente worden uitgevoerd ten behoeve van deze producten.

Natuurbescherming en flora en fauna bij omgevingsvergunningen milieu

Indien een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu het handelen in een natuurbeschermingsgebied bevat, of de activiteit kan gevolgen hebben voor de aanwezige flora en fauna, dan wordt door de gemeente een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) in het kader van de Wabo aangevraagd bij de provincie. Beide activiteiten mogen ook direct door de aanvrager worden aangevraagd bij de provincie. De inhoudelijke toetsing ten aanzien van natuurbescherming en/of flora en fauna vindt plaats door de provincie en de resultaten van deze toetsing (verklaring van geen bedenkingen) worden overgenomen in de beschikking.

Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en stedelijke vernieuwing / Sport, cultuur en recreatie

Hieronder worden de werkzaamheden weergegeven die de gemeente Boxmeer in 2020 gaat uitvoeren m.b.t. omgevingsvergunningaanvragen voor de activiteiten bouwen, ruimtelijke ordening, slopen, uitvoeren van werken/werkzaamheden, uitweg/inrit, kappen en monumenten. Bij deze taken horen tevens de juridische werkzaamheden, die samenhangen met vergunningverlening, zoals het behandelen van bezwaar- en beroepschriften en het uitvoeren van juridische kwaliteitszorg ten behoeve van de vergunningsproducten. Ook de afhandeling van de 1e lijns-klantcontacten valt binnen dit taakonderdeel, alsmede de taken op het gebied van advies, consulentschap en beleid.

Wat meer concreet gaat het bij vergunningverlening om o.a. de volgende werkzaamheden:

  • Het beoordelen en afhandelen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen of slopen van bouwwerken;

  • Het beoordelen en afhandelen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor uitweg-, inrit-, kap- en reclameactiviteiten;

  • Het beoordelen en afhandelen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor monumenten;

  • Het beoordelen en afhandelen van een aanvraag omgevingsvergunning voor tijdelijke ontheffingen, binnenplanse ontheffingen en buitenplanse ontheffingen (kruimelgevallen);

  • Het inhoudelijk beoordelen van de aanvraag om projectbesluit;

  • Het beoordeling van legalisatieverzoeken, voortkomend uit een handhavingszaak;

  • Het beoordelen en afhandelen van informatieverzoeken/vooroverleg/schetsplan, inclusief het juridisch beoordelen van vergunningsvrije bouwwerken;

  • Het uitvoeren van een quickscan;

  • het behandelen van bezwaren, voorlopige voorzienings- en (hoger) beroepzaken tegen verleende vergunningen;

  • Het behandelen van legesbezwaren.

Bij het uitvoeren van de betreffende activiteiten zijn naast de deskundigheid vergunningverlening bouwen/ruimtelijke ordening ook specialistische deskundigheden nodig zoals: constructieve veiligheid, bouwfysica en welstand/cultuurhistorie/ monumenten. Hiernaast zijn er nog andere werkzaamheden, zoals:

  • Het project ‘Digitaal vergunningverlening’;

  • Applicatiebeheer VTH-programma Squit XO;

  • Actualisatie/ herzien beleid en verordeningen;

  • WOZ, eigendom, etc.

  • Samenwerking in project Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (Wkpb).

  • Deelname aan de ‘werkgroep regionale uitvoeringstrategie vergunningen (ROKVV).

Om de kwaliteit te kunnen borgen voor het toetsen van omgevingsvergunningaanvragen bouwen aan het Bouwbesluit 2012 is landelijk een toetsmodel opgesteld, de Landelijke Toetsmatrix Bouwbesluit (LTB 2012). Dit model gaat uit van de risico’s die bouwplannen met zich meebrengen en geeft per risicocategorie een bepaald toetsniveau aan. Bouwplannen die grote risico’s kennen (grote gebouwen, bijeenkomstfuncties etc.) worden uitgebreider getoetst dan bouwplannen die kleine risico’s met zich meebrengen. Ten behoeve van dit UP VTH heeft een inventarisatie plaatsgevonden ten opzichte van het toetsen conform het LTB 2012.

Pré-mantelzorgbeleid

Op 27 augustus 2019 heeft het college de beleidsregel ‘pré-mantelzorgwoningen’ vastgesteld. Een prémantelzorgwoning is een woning voor een naaste, die nog niet ziek is en dus geen medische indicatie heeft, maar waar dit mogelijk wel in de toekomst te verwachten is. Het is een beleidsregel voor verlening van een omgevingsvergunning voor pré-mantelzorgwoningen, waarbij –onder voorwaarden- tijdelijk (maximaal 10 jaar) van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. Er wordt een stijging verwacht van aanvragen omgevingsvergunningen voor een tijdelijke ontheffing van het bestemmingsplan voor deze zorgwoningen.

Intrekkingsbeleid 

Burgemeester en wethouders kunnen beleidsregels vaststellen voor het intrekken van verleende omgevingsvergunningen Wabo. Met dit nieuwe beleid wordt de mogelijkheid geboden om niet geëffectueerde omgevingsvergunningen na een bepaalde termijn in te trekken. Er wordt op jaarbasis een aanzienlijk aantal omgevingsvergunningen verleend, zowel aan particulieren als aan (hoofdzakelijk agrarische) bedrijven. De meeste van de vergunde activiteiten worden ook binnen een afzienbare termijn, nadat de vergunning is verleend, uitgevoerd. Het komt echter ook voor dat er geen of pas na een aantal jaren gebruikt wordt gemaakt van de verleende vergunning. Daardoor ontstaat een zogenaamde “slapende” vergunning, waarbij de feitelijke situatie anders is dan de vergunde dan wel de planologisch vastgelegde situatie. Intrekking van vergunningen heeft betrekking op het beëindigen van de geldigheidsduur van vergunningen die niet vervallen zijn. Dat zijn de situaties wanneer niet is gebouwd en/of de vergunde milieuontwikkeling niet is gerealiseerd. Daarnaast is er ook een groot aantal zgn. ‘lege vergunningen’ ontstaan. Dat zijn vergunningen voor de activiteit milieu, die nog wel geldig zijn, maar waarvan geen of maar gedeeltelijk gebruik wordt gemaakt. Met name het intrekken van deze ongebruikte rechten in de veehouderij is van belang.

Beleid m.b.t. het intrekken van met name omgevingsvergunningen bouwen is daarnaast ook een logisch vervolg voor onbenutte planologische bouwtitels. In de bestemmingsplannen van de gemeente Boxmeer zijn planologische bouwtitels opgenomen (direct en indirect). Vele zijn jaren geleden voor het eerst vastgesteld en sindsdien iedere keer weer verlengd, terwijl deze lange tijd niet worden benut door bijvoorbeeld financiële omstandigheden. Deze onbenutte bouwtitels vormen nu niet direct een belemmering voor nieuwe plannen, maar bij het kleiner worden van de planvoorraad (door demografische ontwikkelingen) is het realistisch om te veronderstellen dat deze plannen in de toekomst andere plannen kunnen frustreren. De gemeente Boxmeer wil derhalve de mogelijkheid hebben om te sturen op de bouw van woningen en wil kunnen ingrijpen om de planvoorraad beheersbaar te houden en daarom de directe planologische bouwtitels voor woningen in een bestemmingsplan voor een gebied (komplan, buitengebied) te wijzigen naar wijzigingsbevoegdheden.

Gemeente Boxmeer gaat actief niet gebruikte omgevingsvergunningen voor de activiteiten bouwen en milieu intrekken. Hierbij zijn ook op basis van de Invoeringswet Wabo de vóór 1 oktober 2010 verleende bouw- en milieuvergunningen inbegrepen.

Energiebesparing voor bedrijven

Vanaf 2019 moeten bedrijven en instellingen die meer dan 50.000 kwh elektriciteit of 25.000 m3 aardgas per jaar gebruiken rapporteren welke energiebesparende maatregelen zij hebben genomen. Deze bedrijven hebben de verplichting energiebesparende maatregelen, welke zij binnen vijf jaar terug kunnen verdienen, te nemen. Daarnaast worden circa 4 energiecontroles bij kantoren verricht. De gemeente is bevoegd gezag, laat deze taken uitvoeren door de ODBN. Dit project valt buiten de scope van handhaving VTH. Rekening dient te worden gehouden met een integrale aanpak als ook overtredingen o.a. op het gebied van bouw en ruimtelijke ordening aan de orde zijn.

Tot slot wordt in tabel 2 en 3 (bijlage 1) aangegeven hoeveel activiteiten er per soort worden uitgevoerd. Het betreft hier een inschatting aan de hand van de gemiddelde ervaringscijfers 2017 t/m 2019, alsmede – voor het onderdeel vergunningen activiteit bouwen – op basis van de verwachte ontwikkelingen ‘in de markt’. Die markt is in 2019 flink aangetrokken en blijft stabiel. Het werkelijke aantal ingekomen omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen/ruimtelijke ordening lag na 2017 hoger dan geraamd. De verwachting is dat de positieve economische ontwikkelingen in de bouwsector ook in 2020 aanhouden (ondanks de onderwerpen PAS en PFAS). Om die reden is de trend 2018/2019 doorgetrokken in de raming van 2020. Hiernaast zal meer Toezicht en Handhaving worden ingezet, dit betekent ook meer legalisatieverzoeken voor Vergunningen.

Naast de aantallen vergunningen, meldingen en juridische werkzaamheden is in de rekenbladen van beide programma’s terug te vinden wat het gehanteerde kengetal is en hoeveel personele capaciteit de uitvoering van die activiteiten de gemeente Boxmeer kost.

2.2.3. Vergunningverlening APV en Bijzondere wetten

Naast de taken op het gebied van de Wabo voert de gemeente Boxmeer ook nog andere vergunningverlenende taken uit. Het betreft o.a. het afhandelen van vergunning- en ontheffingsaanvragen en meldingen op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (verder: APV), een aantal Bijzondere wetten en de regelgeving op het gebied van brandveilig gebruik.

De vergunningen en ontheffingen op grond van de APV zijn heel divers en variëren van een evenementenvergunning tot een ontheffing voor het innemen van een standplaats. De werkzaamheden die in het kader van Bijzondere wetten worden uitgevoerd, hebben o.a. betrekking op de Wet op de kansspelen, de Drank- en horecawet, de Wet Bibob, de Leegstandswet en de Wegenverkeerswet. Evenementenvergunningen en vergunningen voor horeca vergen in de praktijk veel afstemming met diverse interne en externe partijen (denk aan bijvoorbeeld de politie en de Veiligheidsregio). Voor evenementen is er sinds enkele jaren een evenementencoördinator. Het Uitvoeringsprogramma Evenementencoördinator 2020 is toegevoegd als bijlage en is onderdeel van het Uitvoeringsprogramma VTH 2020. Hiernaast kan op grond van de APV onder andere ook toestemmingen worden verleend voor bijvoorbeeld obstakels op de openbare weg, inclusief terras, uitwegen, stoken, et cetera.

Per 13 juli 2019 is in de APV het exploitatievergunningstelsel voor openbare inrichtingen opgenomen. Voor een dergelijke vergunning is tevens een onderzoek op grond van de Wet Bibob noodzakelijk. Deze vergunningplicht is direct geldend voor nieuwe ondernemers. Voor bestaande ondernemers geldt een overgangstermijn tot 1 januari 2021. In 2019 en in 2020 wordt de invoering van het exploitatievergunningstelsel geïmplementeerd en geborgd binnen de bedrijfsvoering. De invoering van het exploitatievergunningstelsel brengt structureel meer werkzaamheden met zich mee en in 2020 extra werkzaamheden, vanwege de implementatie en werkzaamheden die gemoeid zijn om de bestaande ondernemers te laten voldoen aan de vergunningsverplichting per 1 januari 2021.

Op grond van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en het Bouwbesluit is het in sommige gevallen verplicht om een vergunningaanvraag of melding brandveilig gebruik in te dienen bij de gemeente. Daarnaast is voor sommige tijdelijke bouwwerken (bijv. grote tenten) een melding nodig op grond van de AMvB Brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.

Op grond van de Wegen- en Verkeerswet en het Reglement verkeersregels en verkeerstekens worden toestemmingen verleend voor onder andere het berijden van voetgangerszones, parkeren in de blauwe zones en ontheffingen voor geldende verkeerstekens en –regels.

Een en ander bepaald in de APV of bijzondere wetgeving is nader uitgewerkt in beleidsnotities. Actualisaties/ herzieningen van beleidsnotities en verordeningen worden, daar waar mogelijk, opgepakt en/of doorgevoerd.

De gemeente is niet verplicht om voornoemde taken op te nemen in het VTH-plan. Hiervoor is wel gekozen, omdat dan inzicht is over vrijwel alle taken op het gebied van VTH.

Vanwege de aansluiting op de indeling in programma’s op grond van het Besluit begroting en verantwoording (BBV) wordt in dit UP VTH deze hantering eveneens gebruikt. Om die reden zijn de taken uit dit hoofdstuk ondergebracht in twee programma’s.

Voor de rekenbladen behorende bij deze taken/activiteiten wordt verwezen naar bijlage 1 (tabel 4 en 5).

Een aantal medewerkers van afdeling VTH kunnen ook bij rampen of crisissen worden benaderd om hun expertise te delen. In het kader van agressie hebben ook medewerkers een rol in het agressie Interventie Team. Hiervoor krijgen zij ter voorbereiding een cursus of een oefening aangeboden. De uren worden in mindering gebracht op de reguliere taken.

2.3. Toezicht en Handhaving

2.3.1.Risicoanalyse – plannen op grond van risico-afweging

De gemeente Boxmeer heeft een oppervlakte van 11.400 hectare (114 km2) en ongeveer 28.000 inwoners. In de gemeente is een groot aantal agrarische en industriële bedrijven aanwezig. Binnen de dynamiek die dat geeft is het een bestuursrechtelijke taak

van de gemeente om toezicht te houden op het gebied van Wabo en APV en Bijzondere wetten en bij geconstateerde overtredingen juridisch handhavend daar tegen op te treden.

Het zal begrijpelijk zijn dat niet elke overtreding (meteen) door een toezichthouder kan worden opgemerkt. Het aantal toezichthouders en het aantal uren dat toezichthoudende werkzaamheden voor de gemeente worden verricht is om budgettaire reden beperkt. Dat geldt ook voor juridische handhaving. Niet elke geconstateerde bestuursrechtelijke overtreding kan zodoende via een traject van juridische handhaving worden opgepakt.

In dit UP VTH zijn de uitkomsten verwerkt van de uitgevoerde risicoanalyse per deelgebied.

2.3.2.Toezicht en Handhaving Milieu

Dit onderdeel betreft het toezicht en de handhaving op milieu-inrichtingen. Uitgangspunt hierbij is dat de controles integraal worden uitgevoerd met behulp van uniforme checklists. Het UP VTH is opgebouwd uit de zogenaamde verplichte taken en de verzoektaken. Op basis van het basistakenpakket is de gemeente Boxmeer verplicht om milieutoezicht ten aanzien van een aantal categorieën bedrijven uit te besteden aan de Omgevingsdienst Brabant Noord (ODBN). Daarnaast is er nog ruimte om verzoektaken in te brengen.

In het kort heeft het milieutoezicht betrekking op de volgende activiteiten:

  • Het milieutoezicht op de volgende omgevingsvergunningplichtige activiteiten:

  • sloopwerkzaamheden (asbestverwijdering) in opdracht van bedrijven of instellingen;

  • het oprichten en in werking hebben van een omgevingsvergunningplichtige inrichting waarvoor B&W of GS het bevoegd gezag zijn;

  • activiteiten waarvoor krachtens provinciale verordening een vergunning is vereist;

  • activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning vereist is op grond van artikel 2.1, eerste lid, sub b, Wabo;

  • activiteiten met stoffen, preparaten en GGO’s die onder een amvb op grond van titel 9.2 Wet milieubeheer vallen of producten en toestellen die onder de Wet geluidhinder, de Wet inzake de luchtverontreiniging, titel 9.4 Wet milieubeheer of titel 10.3 Wet milieubeheer vallen en die worden uitgevoerd door de houder van de omgevingsvergunning.

  • Het milieutoezicht op niet-omgevingsvergunningplichtige inrichtingen dan wel inrichtingen:

  • die OBM-plichtig zijn en die vallen onder de meldingsplicht van het Activiteitenbesluit of onder het Besluit landbouw, het Besluit glastuinbouw of het Vuurwerkbesluit;

  • inrichtingen en die deel uitmaken van een in de lijst genoemde branche of die een in de lijst genoemde activiteit uitvoeren.

  • Het milieutoezicht bij het tot stand brengen en beheren van werken en infrastructurele voorzieningen door bedrijven of instellingen voor zover het die activiteiten betreft en tot slot het milieutoezicht bij de opsporing en winning van natuurlijke hulpbronnen voor zover het die activiteiten betreft.

De inrichtingen zijn op basis van de risicoanalyse ingedeeld in de klassen ‘prioriteit hoog’, ‘prioriteit midden’ en ‘prioriteit laag’. Het Regionaal operationeel kader ODBN 2017-2020 is van toepassing. Hierin worden de bovengenoemde taken, zoals samengevat uitgebreid beschreven. In de bijlage is het Werkprogramma ODBN 2020 opgenomen. Deze is onderdeel van het Uitvoeringsprogramma VTH 2020. Aan de hand hiervan wordt door de ODBN in samenspraak met de gemeente een bedrijvenlijst opgesteld afhankelijk van de begrootte uren.

2.3.3.Toezicht en Handhaving Bouwen, Slopen en Ruimtelijke ordening

In onderstaand overzicht zijn het verwachte aantal controles per categorie aangegeven en het aantal daarbij behorende uren. Dit kengetal is opgebouwd uit de volgende onderdelen (gebaseerd op ervaringscijfers): voorbereiding controle; uitvoeren basisinspecties; uitvoeren extra inspecties; opstellen van brieven; stilleggen bouw (indien noodzakelijk); reistijd; administratieve afhandeling.

De werkzaamheden bestaan voor het grootste deel uit het uitvoeren van bouwcontroles bij nieuwbouw. Bij de berekening van de verwachte werkvoorraad is daarbij uitgegaan van de geraamde aantallen nieuwbouwprojecten voor 2020, aangevuld met een inschatting van de benodigde controlewerkzaamheden naar aanleiding van de bestaande vergunningvoorraad (verleende omgevingsvergunningen 2019 en eerder).

De grootste risico’s (klasse I en II) bij bouwen liggen – zo is ook vastgelegd in de risicoanalyse – bij bouwen en slopen zonder vergunning en het toezicht op reguliere omgevingsvergunningen/verbouw van openbaar toegankelijke objecten. Dit vertaalt zich in de hoogte van de tijdsbesteding per controle.

Daarnaast vinden er BAG-controles plaats bij (onder de noemer) vergunningsvrij opgeleverde bouwwerken, wordt gecontroleerd naar aanleiding van klachten en meldingen, worden sloopcontroles uitgevoerd, vindt toezicht op het Bouwbesluit plaats, worden overtredingen op het gebied van ruimtelijke ordening geconstateerd.

2.3.4. Toezicht en Handhaving Brandveiligheid

De gemeente Boxmeer kent een hoge prioriteit toe aan handhaving van brandveiligheid.

In samenwerking met de brandweer is de Toezichtstrategie Brandveiligheid 2017-2021 vastgesteld, deze is toegevoegd als bijlage en is onderdeel van het Uitvoeringsprogramma VTH 2020. In de toezichtstrategie wordt uitgegaan van 5 risicocategorieën. De categorie A zal ieder jaar worden gecontroleerd, waarbij 1 keer per 2 jaar een totaalcontrole en 1 keer per 2 jaar op de 4 belangrijkste inspectie-onderwerpen om slachtoffers te voorkomen. Van de categorie B en C objecten zullen de objecten 1 keer per 2 jaar gecontroleerd worden op de 4 belangrijkste inspectie-onderwerpen. De categorie D objecten zullen komende 4 jaar op de 4 belangrijkste inspectie-onderwerpen worden gecontroleerd. Voor de categorie E objecten geldt dat deze steekproefsgewijs of op verzoek aan de orde zullen komen.

Op basis van bovengenoemde prioritering worden door de brandweer controles uitgevoerd. In overleg tussen gemeente en brandweer wordt bepaald welke objecten daadwerkelijk worden gecontroleerd. Daaruit volgt een gedetailleerde controlelijst.

De gehanteerde kentallen voor het uitvoeren van de controles brandveiligheid zijn gebaseerd op gegevens van de brandweer bevatten de volgende werkzaamheden: voorbereiding controle; uitvoering controle; opstellen controlerapport; benodigde reistijd; administratieve afhandeling.

2.3.5. Toezicht en Handhaving APV en Bijzondere wetten

De toezicht en handhaving van de APV en Bijzondere wetten worden uitgevoerd door de BOA’s. De BOA’s domein I (Openbare ruimte) en de BOA domein II (Milieu, welzijn en infrastructuur) mogen belast zijn met de opsporing en handhaving van de strafbare feiten van de wettelijke voorschriften zoals genoemd in de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar. BOA’s hebben daarmee een belangrijke rol bij het handhaven van veiligheid en het tegengaan van criminaliteit. De BOA mag identiteiten controleren, proces-verbaal opmaken, boetes uitschrijven en personen aanhouden als deze worden verdacht van een strafbaar feit. Hiernaast zijn de BOA’s ook toezichthouders.

Globaal betreft de toezicht en handhaving van de BOA’s:

  • de regels uit de APV. De aard van de regels is zeer divers. Dat varieert van evenementenvergunningen tot ontheffingen voor het verbranden van afvalstoffen;

  • de afvalstoffenverordening;

  • de Wegen- en Verkeerswet en het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990;

  • de Bijzondere wetten zoals de Winkeltijdenwet, Wet op de kansspelen, de Drank- en Horecawet, de Visserijwet, Wet op de economische delicten, Zondagswet;

  • (economische) milieudelicten op het terrein van natuur en milieu;

  • de groene wetten (Wet Natuurbescherming);

  • de bodem en grondstromen (Besluit Bodem Kwaliteit);

  • het Vuurwerkbesluit.

De BOA domein I houdt zich met name bezig met het toezicht op wet- en regelgeving gesteld in de APV en Bijzondere Wetten, maar handhaven ook op de afvalstoffenverordening, de regels uit de APV (o.a. afval, openbare orde, hondenpoep, etc.) en bij parkeerexcessen. De BOA domein II houdt zich bezig met het toezicht op groene wetten en op bodemregelgeving. De BOA’s dragen ook zorg voor de klachten/meldingen op bovengenoemde onderdelen.

Controles op basis van constructieve veiligheid bij evenementen en de inrichtingseisen op grond van de Drank- en Horecawet worden uitgevoerd door de toezichthouders Wabo.

Vanaf 2019 heeft de gemeente Boxmeer tevens een vuurwerkmeldpunt. De meldingen die via dat meldpunt worden ingediend worden bijgehouden door de BOA’s domein I. Zij hebben met name in de maand december extra inzet op overtredingen ten aanzien vuurwerk.

De invoering van het exploitatievergunningstelsel per 13 juli 2019 brengt structureel meer werkzaamheden met zich mee voor de BOA’s domein I en in 2020 extra werkzaamheden, vanwege de implementatie en werkzaamheden die gemoeid zijn om de bestaande ondernemers te laten voldoen aan de vergunningsverplichting per 1 januari 2021.

Verder worden acties uitgevoerd volgens het regionaal veiligheidsplan voor ondermijnende criminaliteit (Integraal veiligheidsbeleid 2019-2022 Basisteam Maas en Leijgraaf). Indien er ondermijningsprojecten ad hoc worden uitgevoerd, worden deze uren in mindering gebracht op de reguliere werkzaamheden van de VTH-medewerkers.

Op basis van de prioriteiten in het Beleidsplan VTH hebben de BOA´s in 2O19 hun taken uitgevoerd en hun uren hiervan bijgehouden. Een en ander resulteert in de rekenbladen in bijlage 1, zie tabel 9 en 10, maar ook tabel 8 voor wat betreft de werkzaamheden van de BOA domein II. In de tabellen zijn de uren per onderdeel van de werkzaamheden van de BOA’s opgenomen.

Registratie van klachten en meldingen voor de BOA’s vindt primair plaats in Melddesk en voor interne verzoeken in de Selfservicedesk. Hiernaast worden klachten ook geregistreerd in JOIN en SquitXO.

2.3.6. (Juridische) handhaving

Wanneer een overtreder weigert een overtreding op het gebied van milieu, bouwen, ruimtelijke ordening, brandveiligheid of APV / Bijzondere Wetten te beëindigen zal een juridisch traject worden opgestart, dat loopt mogelijk van een waarschuwing tot en met de Raad van State. Daarbij gaat het overtredingen op grond van de Wabo en APV/Bijzondere Wetten. Naast een herstelsanctie (last onder dwangsom/bestuursdwang) die ziet op het ongedaan maken van een overtreding of het voorkomen van herhaling kan ook een bestraffende  sanctie worden toegepast (de bestuurlijke boete).Door de wettelijke bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht, de Wabo en de jurisprudentie inzake bestuurlijke handhaving, bestaat een proces van juridische handhaving uit een aantal uit te voeren stappen.

Juridische handhaving door middel van een last onder dwangsom of last onder bestuursdwang:

Ten behoeve van de vaststelling van een mogelijke overtreding wordt een controle/onderzoek verricht en moet een schriftelijk rapport door een bevoegd toezichthouder worden opgemaakt. Het rapport vormt de basis van juridisch handhavend optreden.

Constateringen / bevindingen kunnen worden gedaan naar aanleiding van een verzoek tot handhaving, een melding, een klacht, een controle van een vergunning of op basis van een vrije veld controle.

Indien op basis van de constateringen/bevindingen van het rapport wordt geconcludeerd dat sprake is van een overtreding, wordt handhavend opgetreden. De overtredingen worden geprioriteerd op basis van de gestelde prioriteiten in het Beleidsplan VTH 2019-2023.

Bij (aanvang van) een handhavingsprocedure wordt onderzocht of een overtreding kan worden gelegaliseerd. Zo kan een geconstateerde overtreding gelegaliseerd worden via vergunningverlening achteraf. Ook wordt nagegaan of sprake is van overgangsrecht dat in bestemmingsplannen staat opgenomen.

Voorts wordt bekeken of er bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan (tijdelijk) van handhaving moet worden afgezien. Dit is het geval wanneer concreet zicht op legalisatie is aan te nemen of indien handhaving niet in verhouding staat tot de daarmee te dienen belangen.

Wanneer er bijzondere omstandigheden zijn om van handhaving af te zien, wordt de handhavingsprocedure, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, niet dan wel tijdelijk niet voortgezet. Wanneer een overtreding niet blijvend wordt beëindigd of niet wordt gelegaliseerd binnen de daartoe verleende termijn wordt de handhavingsprocedure voortgezet c.q. weer opgestart.

Wanneer de overtreding voortduurt, wordt eerst een gesprek met de overtreder gevoerd en wordt daarna een voornemen handhavend optreden toegezonden, waarbij de overtreder gelegenheid krijgt om een zienswijze in te dienen. Afhankelijk van de overtreding kan ook worden gestart met een bestuurlijke waarschuwing.

De zienswijze en de omstandigheden van het geval (op dat moment) moeten worden beoordeeld, waarna een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang kan worden opgelegd.

Tegen de last onder dwangsom of de last onder bestuursdwang kan een bezwaarschrift worden ingediend. Zo nodig kan ook een voorlopige voorziening bij de rechtbank worden verzocht.

Tegen het besluit op bezwaar kan in beroep worden gegaan bij de rechtbank.

Tegen die uitspraak kan in hoger beroep worden gegaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Juridische handhaving door middel van een bestuurlijke boete:

Constatering van een overtreding door een bevoegd toezichthouder.

Zorgvuldige vastlegging van de geconstateerde en/of waargenomen feiten (op basis waarvan vastgesteld kan worden dat sprake is van een overtreding) in bijvoorbeeld een boeterapport of proces-verbaal. Afhankelijk van de hoogte van de boete is de zware dan wel de lichte procedure van toepassing. Is de mogelijke boete hoger dan € 340,00 dan is de zware procedure (verplicht) van toepassing. Is de mogelijke boete lager dan € 340,00 dan is de lichte procedure van toepassing. In alle gevallen mag (onverplicht) ervoor gekozen worden de zware procedure te volgen. (In het geval van de lichte procedure wordt verdergegaan vanaf punt 5. hierna.)

In het geval van een zware procedure wordt een boeterapport conform de vereisten van artikel 5:48 Algemene wet bestuursrecht (Awb) opgesteld. Het boeterapport vermeldt de overtredingen ondubbelzinnig en éénduidig. Het boeterapport is een van de belangrijkste bewijsmiddelen.

Is er een boeterapport opgemaakt, dan wordt conform artikel 5:51 Awb binnen 13 weken na dagtekening van het boeterapport besloten worden of een bestuurlijke boete wordt opgelegd. Dit is een termijn van orde (overschrijding van de beslistermijn heeft niet tot het gevolg dat de bevoegdheid tot het opleggen van een boete vervalt).

Bepaalt wordt of een boete in de gegeven omstandigheden kan worden opgelegd. In de overweging wordt betrokken of:

  • a.

    de overtreder enig verwijt valt te maken van de overtreding;

  • b.

    de overtreder (inmiddels) is overleden of (in geval van rechtspersonen) opgehouden is te bestaan;

  • c.

    de overtreder al voor dezelfde overtreding is bestraft;

  • d.

    de betreffende gedraging tevens een strafbaar feit is. Is dat het geval? Dan wordt het feit in beginsel conform artikel 5:44 Awb aan de OvJ voorgelegd.

Er wordt rekening gehouden met de vervaltermijn van de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete. De vervaltermijn bedraagt conform artikel 5:45 Awb:

vijf jaar vanaf het moment dat de overtreding heeft plaatsgevonden indien de zware procedure verplicht van toepassing is.

drie jaar vanaf het moment dat de overtreding heeft plaatsgevonden in alle overige gevallen.

De hoogte van de boete wordt bepaald. Daarbij wordt er acht op geslagen dat conform artikel 5:46 Awb:

in ieder geval de maximale hoogte van de boete wordt bepaald door de wet.

het boetebedrag wordt afgestemd op de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid.

ook in het geval van wettelijk gefixeerde boetes de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden (aangetoond door de overtreder) kunnen maken dat de hoogte van de boete moet worden gematigd.

in het geval van verandering van wetgeving of beleidsregels de meest gunstige bepalingen moeten worden toegepast.

Voor verzending van het voornemen conform artikel 4:8 Awb (conceptbesluit), waarbij kenbaar wordt gemaakt dat het voornemen bestaat een bestuurlijke boete op te leggen, wordt een gesprek aangegaan met de overtreder. In het voornemen wordt aangegeven dat mondeling of schriftelijk zienswijzen kunnen worden ingediend. Opmerking: het vragen om zienswijzen is enkel verplicht in de zware procedure. Evenwel kunnen in de lichte procedure ook zienswijzen worden gevraagd.

Na het verstrijken van de termijn voor het indienen van de zienswijze wordt definitief het boetebesluit genomen. Indien een zienswijze is gegeven, wordt in of bij het definitieve boetebesluit inhoudelijk op de zienswijze gereageerd.

Een boetebesluit kan (op de voorgeschreven wijze) worden bekendgemaakt. Hiervoor gelden de reguliere bekendmakingsvereisten.

Tegen de bestuurlijke boete kan een bezwaarschrift worden ingediend. Zo nodig kan ook een voorlopige voorziening bij de rechtbank worden verzocht.

Tegen het besluit op bezwaar kan in beroep worden gegaan bij de rechtbank en is ook voorlopige voorziening mogelijk.

Tegen die uitspraak kan in hoger beroep worden gegaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

In het rekenblad in tabel 11 t/m 15 in bijlage 1 zijn de verwachte aantallen handhavingswerkzaamheden uitgewerkt. Daarbij wordt uitgegaan van kengetallen, die zijn gebaseerd op de ervaringsgegevens van de afgelopen jaren.

Registratie van alle overtredingen, handhavingsverzoeken, meldingen en klachten vind plaats in JOIN en SquitXO. Interne verzoeken worden geregistreerd in de Selfservicedesk.

2.3.7. Afstemming met andere organen voor de strafrechtelijke handhaving

Er zijn specifieke overlegvormen met betrekking tot deze afstemming

Tweewekelijks vindt overleg plaats met de burgemeester, teamchef politie, ambtenaar openbare orde en veiligheid en het afdelingshoofd Bestuursondersteuning en Communicatie om elkaar op de hoogte te houden van lopende zaken.

Met de Omgevingsdienst zijn diverse overleggen, waarin de toezichtstaken en prioritering worden besproken.

Met de Veiligheidsregio Brabant Noord wordt regelmatig overlegd om lopende zaken te bespreken en gemaakte afspraken te monitoren.

In het geval van specifieke ondermijningszaken vindt hierover regelmatig overleg plaats met diverse diensten, zoals de politie, de brandweer, de Belastingdienst, etc.

Hiernaast is er regelmatig contact tussen de teamleider APV/Bijzondere Wetten, de BOA’s en de politie. In dat contact worden zaken besproken die integraal worden opgepakt. Tussen deze partijen zijn korte lijnen, zodat snel kan worden geschakeld.

3. Wanneer gaan we dat doen?

Het UP VTH bestaat voornamelijk uit reguliere VTH- taken. De vergunningverlenende taken zijn vraag-gestuurd. Onze klanten (burgers en bedrijven) bepalen hoeveel aanvragen jaarlijks worden ingediend en wanneer die worden ingediend. Het afhandelen van ingediende vergunningaanvragen is een continu proces. Dat geldt eveneens voor de aan de vergunningverlening gerelateerde juridische werkzaamheden (bezwaar en beroep). Het plannen van deze werkzaamheden is daarom niet mogelijk. De afhandeling van al deze vraag-gestuurde producten vraagt om een flexibele wijze van organiseren (het kunnen inspelen op piekmomenten in het werkaanbod).

De reguliere taken zoals toezichtcontroles worden gedurende het betreffende jaar uitgevoerd. Deze toezichtactiviteiten worden gepland. Hiervoor zijn planningen opgesteld bij de ODBN (milieutoezicht), de brandweer (brandveiligheidscontroles) en de toezichthouders van de gemeente (toezicht bouw en toezicht APV/Bijzondere wetten). De juridische handhavingswerkzaamheden zijn meer vraag-gestuurd van aard. Dit is afhankelijk van de constateringen in het veld van de toezichthouders en de te ontvangen handhavingsverzoeken en meldingen/klachten van burgers. Het plannen hiervan is daarom lastig.

Via monitoring en de afgesproken bestuursrapportages wordt de portefeuillehouder dan wel het college geïnformeerd over de omvang en voortgang van afhandeling van de geplande en vraag-gestuurde werkzaamheden.

Voor de integrale projecten geldt het volgende:

  • De herindeling: Vanaf 1 januari 2022 wordt mogelijk gewerkt als 1 gemeente Land van Cuijk. De werkzaamheden hiervoor vinden zowel in 2020 als in 2021 plaats.

  • Omgevingswet: De Omgevingswet treedt mogelijk per 1 januari 2021 in werking. In 2020 moet gemeente Boxmeer in ieder geval de werkzaamheden gereed hebben om per 1 januari 2021 conform de Omgevingswet te kunnen gaan werken. Dit betekent aanpassing van processen, invoering Squit 20/20, aansluiting DSO, communicatie en kennis/opleiding voor medewerkers.

  • Informatieveiligheid: de werkzaamheden hiervoor moet in 2020 zijn geïmplementeerd en regulier worden opgenomen in de taken van medewerkers.

  • Deregulering: een groot deel van de dereguleringacties moeten in 2020 zijn gerealiseerd.

4. Wat gaat het kosten?

Personeelskosten

Op basis van de uit te voeren geraamde taken zijn voor de VTH-taken 34.147 uren benodigd. Hiervoor zijn 34.149 uren beschikbaar. De kosten hiervan zijn €1.367.272,92 en dit is ook opgenomen in de begroting onder personeelskosten.

Flexibele schil en de Wet AHRI

Ingeval van inhuur zijn de kosten opgenomen onder de post ‘Onvoorzien’. Tot aan de herindeling kan de organisatie gebruik maken voor her-inzet van de flexibele schil (jaarlijkse € 250.000). Voorstellen die dit budget willen aanspreken lopen via Financiën. Het doel waarvoor de middelen worden ingezet, bijvoorbeeld voor de herindeling, wordt bijgehouden. Deze worden later verrekend.

Om gemeenten tegemoet te komen in de met een fusie gepaard gaande kosten, stelt het Rijk een vergoeding voor frictiekosten ter beschikking. Het beleidskader Herindeling (van het ministerie van BZK) maakt inzichtelijk wat onder frictiekosten wordt verstaan. Frictiekosten zijn lasten die zonder herindeling niet gemaakt zouden worden en die per definitie extra en tijdelijk zijn. Een nieuwgevormde gemeente komt in aanmerking

voor een uitwerking op grond van de tijdelijke verdeelmaatstaf herindeling gemeentefonds. Het bedrag (in totaal € 5.000.000) van de verdeelmaatstaf wordt in termijnen uitgekeerd.

  • In 2021 ontvangt Boxmeer 25 %; 

  • In de jaren daarna de overige 75 %.

Het is daarom vaak onvermijdelijk om in het voortraject een beroep te doen op de eigen middelen van de gemeenten die tot herindeling overgaan. De eerder gemaakte kosten kunnen dus pas worden verrekend nadat een herindeling een feit is (vanaf 1-1-2022).  

Intrekkingsbeleid

Ten aanzien van het intrekkingsbeleid worden de financiële middelen voor de uitvoering van dit beleid voor een bedrag €21.628,- beschikbaar gesteld uit de flexibele schil voor het jaar 2020. Deze zal later worden opgenomen in de Planning en Controlcyclus om als structurele dekking in de begroting 2021 te worden opgenomen.

Opleidingsplan

Hiernaast bestaat een opleidingsplan om de kwaliteit van het personeel op peil te houden. Voor 2020 is hiervoor een bedrag beschikbaar van €166.000,- voor de hele organisatie (kostenplaats 52102035 en kostensoort 434332).

ODBN

Op basis van het werkprogramma 2020 van de ODBN zijn 7.955 uren benodigd voor de basistaken en de verzoektaken ten aanzien van VTH. De ODBN rekent een gemiddeld uurtarief van €100,-. Hiervoor is dan €795.500,- benodigd. In de begroting is een bedrag beschikbaar gesteld van €406.264,- (Budget 6.723.30.10) en €389.836,- (Budget 6.140.50.20).

Constructieve veiligheid en bodemadvisering

De advisering ten aanzien van constructieve veiligheid betreft 120 uur door een externe partij. De externe partij rekent een uurtarief van €84,75,-. Hiervoor is dan €10.170,- bedrag benodigd. De bodemadvisering wordt gedaan door de ODBN. Hiervoor zijn 232 uren benodigd. De ODBN rekent een gemiddeld uurtarief van €100,-. Hiervoor is dan €23.200,- benodigd. In de begroting is een bedrag beschikbaar gesteld van €40.000,- (Budget 6.723.30.20).

Planning en Controlcyclus

Monitoring van de financiële consequenties van de uitvoering van de taken/activiteiten op het gebied van VTH vindt continu plaats. Hiertoe vindt afstemmingsoverleg plaats en worden voortgangsrapportages opgesteld. Hierbij sluiten we aan bij de Planning en Controlcyclus:

  • 1e Bestuursrapportage

  • Kadernota en begroting

  • 2e Bestuursrapportage

  • Jaarrekening

Indien voor de uit te voeren taken onvoldoende middelen beschikbaar zijn wordt aan het college een voorstel gedaan deze bij te stellen. Wanneer het college akkoord gaat met dit voorstel worden de benodigde middelen opgenomen in de 1e of 2e bestuursrapportage, deze wordt vastgesteld door de gemeenteraad. Indien het college of de gemeenteraad besluit om deze middelen niet aan te vullen, dan wordt aan het college voorgesteld om het uitvoeringsprogramma aan te passen.

5. Welke bestuurlijke restrisico’s?

De overheid kan niet alle taken volledig en op een even hoog kwaliteitsniveau uitvoeren. Op basis van een risicoanalyse worden waar nodig of gewenst prioriteiten gesteld. Zie hiervoor ook de inleiding van hoofdstuk 3 en hetgeen hierover is vastgelegd in het Beleidsplan VTH. Hieronder wordt per taakveld toegelicht óf en zo ja welke keuzes er zijn gemaakt. Daar waar er kwalitatieve of kwantitatieve keuzes zijn gemaakt die afwijken van een landelijke norm is er sprake van een bestuurlijk restrisico. Met de vaststelling van dit UP VTH accepteert het bestuur die risico’s. De capaciteit voor de uitvoering van de in dit UP VTH opgenomen taken, zoals die momenteel beschikbaar is, is uitgangspunt geweest bij het opstellen van dit UP VTH. Indien deze niet toereikend (zouden) zijn, vinden bijstellingen plaats dan wel is personeel benodigd en worden de (personele) consequenties daarvan inzichtelijk gemaakt.

5.1 Bestuurlijke restrisico’s algemeen

In z’n algemeenheid geldt dat indien er organisatorische en overige werkzaamheden zijn die ad hoc danwel structureel dienen te worden opgepakt, welke niet voorzien/ gepland zijn, deze ten koste gaat van de reguliere werkzaamheden en de outcome van de afdeling. Dit is een restrisico wat naar verwachting hoger zal worden, vooral vanwege een eventuele herindeling, maar ook door veranderingen in de wet- en regelgeving.

5.2 Vergunningverlening

5.2.1. RestrisicoVergunningverlening Wabo

Milieu

Het restrisico is laag omdat geen kwantitatieve en kwalitatieve keuzes zijn gemaakt: alle ingekomen aanvragen/meldingen worden afgehandeld en alle relevante aspecten worden getoetst. Met de binnen de ODBN en gemeente beschikbare capaciteit voor vergunningverlening milieu kunnen alle verwachte aanvragen en meldingen worden afgehandeld (100%) conform de gehanteerde kengetallen. De opgenomen aantallen betreffen verwachtingen. Het kan zijn dat in het geplande uitvoeringsjaar meer of minder aanvragen en meldingen worden ingediend. Monitoring moet dit uitwijzen en zal tot een eventuele bijstelling van de planning leiden.

Begraafplaatsen en crematoria

Dit geldt evenzeer voor de werkzaamheden binnen het onderdeel begraafplaatsen en crematoria.

Wet Natuurbescherming

In 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming van kracht geworden. Dit heeft ertoe geleidt dat een aantal taken aan gemeenten worden overgedragen. Gemeenten moeten namelijk onderzoeken of een omgevingsvergunningaanvraag volledig is en als dat niet het geval is vragen om aanvulling van de aanvraag. Deze exercitie moeten gemeenten bij iedere omgevingsvergunningaanvraag verrichten. In de praktijk blijkt het voor veel (kleine) gemeenten op dit moment niet altijd eenvoudig om vast te stellen of voor een bepaalde activiteit wellicht ook een natuurtoestemming nodig is, bijvoorbeeld omdat zij niet beschikken over de noodzakelijke ecologische kennis van het gebied om te bepalen of er natuurwaarden in het geding (kunnen) zijn. Wordt ten onrechte niet gevraagd om aanvulling van de aanvraag of ten onrechte bepaald dat aanhaken niet noodzakelijk is, dan leidt dat in beginsel tot vernietiging van de omgevingsvergunning. Dit speelt met name bij omgevingsvergunningaanvragen voor het onderdeel bouwen. Bij omgevingsvergunningaanvragen voor het milieuonderdeel wordt deze toetsing door de ODBN verzorgd (zie 2.1.2). Daarnaast zullen gemeenten vaker aan de lat staan om handhavend op te treden. De handhavingstaak berust bij het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning. Dat zal in de regel het college van burgemeester en wethouders zijn.

Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en stedelijke vernieuwing / Sport, cultuur en recreatie

Het restrisico is laag omdat binnen onze gemeente bouwplannen getoetst worden conform de Landelijke Toetsmatrix Bouwbesluit 2012 (LTB 2012) in overeenstemming met de voor deze taak beschikbare menskracht en middelen. De prioriteit ligt bij het beperken van de risico’s op het gebied van veiligheid en gezondheid. De bouwplannen worden – voor zover relevant of wettelijk voorgeschreven – getoetst op allerlei specifieke aspecten, zoals welstand, cultuurhistorie en constructieve veiligheid. Hiermee wordt voldaan aan de eisen uit de landelijke kwaliteitscriteria voor het bouwdeel van de omgevingsvergunning. Hiermee worden dus niet alle onderdelen van het Bouwbesluit getoetst. In 2017 en in 2018 zijn beduidend meer aanvragen om omgevingsvergunning (activiteit bouwen/ruimtelijke ordening) ingekomen dan geraamd. De verwachting is dat dit in 2020 stabiel blijft. Hiernaast zal meer toezicht en handhaving worden ingezet, waardoor er meer legalisatieverzoeken zullen binnenkomen. Mocht het nodig zijn, zal de gemeente hier flexibel op organiseren. Het restrisico als gevolg van een onvoorziene toename van het aantal vergunningaanvragen is daardoor matig.

5.2.2.Restrisico Vergunningverlening APV en Bijzondere wetten

Het restrisico is nihil. Er is voldoende beschikbare capaciteit om de geplande werkvoorraad te kunnen uitvoeren. Er zijn geen kwantitatieve en kwalitatieve keuzes gemaakt. Met de komst van de evenementencoördinator kunnen risico’s worden beperkt. Alle ingekomen aanvragen/meldingen worden afgehandeld en getoetst aan de daartoe bepaalde juridische criteria/weigeringsgronden.

Een kritische noot in het algemeen voor de VTH taken is dat het thans een uitdaging is om kwalitatief goed/ geschikt personeel te vinden. Dit is het gevolg van verzadiging van de markt. Het restrisico is hierdoor hoog.

5.3. Toezicht en Handhaving

5.3.1. Restrisico toezicht milieu

Het restrisico is aanwezig maar inherent en niet nieuw. Niet elk bedrijf kan namelijk elk jaar worden gecontroleerd. Ook is deze controle geen garantie dat er geen incidenten zullen plaatsvinden. De gemeente volgt de landelijke koers waarbij de bedrijven met de hoogste risico’s, vanaf 2013 onder het toezicht label van de Omgevingsdiensten, de meeste aandacht krijgen. De selectie van bedrijven gebeurt gewogen en gemotiveerd. De bedrijven die niet worden gecontroleerd vallen onder het bestuurlijk restrisico. Wel kunnen steekproefsgewijs, bijvoorbeeld naar aanleiding van klachten en meldingen, controles plaatsvinden bij bedrijven die nu niet zijn ‘voorgeselecteerd’.

5.3.2. Restrisico toezicht bouwen, slopen en ruimtelijke ordening

Er wordt op alle meldingen tijdens het bouwproces van vergunninghouders gereageerd. Het restrisico betreft controles aan ondergeschikte verbouwingen aan woningen, bedrijven en utiliteitsbouw, controles van bijgebouwen zonder woonfunctie en toetsing aan de kwaliteit van de bestaande bouwvoorraad m.u.v. toezicht vanuit het aspect brandveiligheid en de integrale controles die plaatsvinden bij bedrijven. De activiteiten met de hoogste risico’s worden meer intensief gecontroleerd en naarmate het risico afneemt worden de activiteiten minder intensief gecontroleerd.

Een restrisico is aan de orde ten aanzien van de diepgang van de uit te voeren bouwcontrole. Toezicht op de GREX, verplichting uit de anterieure overeenkomst, zijn niet opgenomen in het handhavingsbeleid. Hiervoor zijn geen uren beschikbaar. Daarmee is het een restrisico.

5.3.3. Restrisico toezicht APV/Bijzondere wetten

Bij het toezicht in de openbare ruimte is gekozen voor een aanpak op basis van onderwerpen en thema’s die binnen onze gemeente belangrijk worden gevonden. Tijdens dit toezicht wordt aandacht gegeven aan deze gewenste lokale accenten. Het restrisico wordt gevormd door de aanwezige formatie. Voor onze gemeente zijn 3 gemeentelijke boa’s en 1 groen- boa beschikbaar. Deze boa’s moeten hun beschikbare uren verdelen over een groot grondgebied en kunnen dus niet ‘overal gelijktijdig’ zijn. In het gebiedsgerichte toezicht worden ook de ingekomen klachten meegenomen. Bij urgente klachten wordt direct gereageerd, maar het kan voorkomen dat zich op enig moment twee of meerdere urgente klachten of incidenten gelijktijdig voordoen. Op basis van een weging van het aanwezige risico bij de diverse situaties wordt dan een keuze gemaakt en bestaat de kans dat er niet of niet direct gereageerd kan worden op een klacht/incident.

5.3.4. Restrisico (juridische) bestuursrechtelijke handhaving

Het restrisico is laag omdat er geen kwantitatieve en kwalitatieve keuzes zijn gemaakt. Met de binnen de gemeente totaal beschikbare capaciteit voor juridische werkzaamheden kunnen de verwachte juridische handhavingsdossiers worden afgehandeld. De opgenomen aantallen betreffen verwachtingen. Het kan zijn dat er in het geplande uitvoeringsjaar meer of minder juridische zaken op de gemeente afkomen.

5.3.5.Restrisico (juridische) civiel-/ privaatrechtelijke handhaving

Met de binnen de gemeente totaal beschikbare capaciteit voor juridische bestuursrechtelijke werkzaamheden zijn er geen uren beschikbaar voor juridische civiel- en/of privaatrechtelijke handhaving. Dit is een restrisico als de wens er is om via deze sporen op te treden. Overwogen kan worden of uren, in voorkomend geval, ad hoc ingehuurd zullen worden.

Ondertekening