Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Edam-Volendam tot vaststelling van beleidsregels voor de uitvoering van artikelen 2, 15, eerste lid en 18, eerste lid onder d van de Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 12 en 21 tot en met 29 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (Beleidsregels gehandicaptenparkeren Edam-Volendam)

Geldend van 19-03-2021 t/m heden

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Edam-Volendam tot vaststelling van beleidsregels voor de uitvoering van artikelen 2, 15, eerste lid en 18, eerste lid onder d van de Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 12 en 21 tot en met 29 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (Beleidsregels gehandicaptenparkeren Edam-Volendam)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Edam-Volendam;

gelet op de artikelen 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op de artikelen 2, 15, eerste lid en 18, eerste lid onder d van de Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 12 en 21 tot en met 29 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer;

overwegende dat er van rijkswege geen nadere regels zijn gesteld voor het aanwijzen van individuele gereserveerde gehandicaptenparkeerplaatsen op kenteken en voor het aanwijzen van algemene gehandicaptenparkeerplaatsen;

dat het wenselijk is om beleidsregels vast te stellen omtrent de afweging van belangen en de vaststelling van feiten;

B E S L U I T:

vast te stellen de Beleidsregels gehandicaptenparkeren Edam-Volendam.

Artikel 1 Definities

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • algemene gehandicaptenparkeerplaats: parkeerplaats voorzien van het verkeersbord E6, zoals bedoeld in bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, voor motorvoertuigen van alle personen die in het bezit zijn van een bestuurderskaart of voor motorvoertuigen waarmee personen vervoerd worden die in het bezit zijn van een passagierskaart;

  • bestuurderskaart: een landelijke of Europese gehandicaptenparkeerkaart voor een persoon die zich pleegt te vervoeren met een door hemzelf bestuurd motorvoertuig;

  • college: het college van burgemeester en wethouders;

  • CROW: Kenniscentrum CROW. Stichting Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek;

  • individuele gehandicaptenparkeerplaats: een parkeerplaats voorzien van het verkeersbord E6, zoals bedoeld in bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en een onderbord met vermelding van een kentekennummer, voor één motorvoertuig van een persoon die in het bezit is van een bestuurderskaart;

  • instellingskaart: gehandicaptenparkeerkaart voor een instelling waar gehandicapten wonen of verblijven;

  • kenteken: kenteken als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder g van de Wegenverkeerswet 1994;

  • motorvoertuig: een gemotoriseerd voertuig als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • parkeerplaats op eigen terrein: een parkeerplaats op een terrein of in een garage waarover de aanvrager feitelijk beschikt of kan beschikken op grond van eigendom, huur of ingebruikgeving of een parkeerplaats op het terrein of in de garage van een complex waarvan in de omgevingsvergunning, de huur- of koopovereenkomst of de erfpachtvoorwaarden is opgenomen dat deze plaats bedoeld is als parkeergelegenheid voor het adres van de aanvrager;

  • parkeren: het laten stilstaan, als bedoeld in artikel 1, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • passagierskaart: gehandicaptenparkeerkaart voor een persoon die voor verplaatsingen buitenshuis is aangewezen op vervoer door een ander;

  • weg: een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 2 Beoordeling aanvraag individuele gehandicaptenparkeerplaats op kenteken

  • 1. Een aanvraag om een individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt ingediend met het daarvoor vastgestelde aanvraagformulier.

  • 2. De beoogde individuele gehandicaptenparkeerplaats is gelegen binnen een loopafstand 100 meter van het woonadres van de aanvrager.

  • 3. De aanvraag wordt afgewezen als:

    • a.

      de aanvrager niet beschikt over een geldige bestuurderskaart;

    • b.

      uit de medische keuring blijkt dat de aanvrager met gebruikelijke hulpmiddelen meer dan 100 meter kan lopen;

    • c.

      de aanvrager beschikt of kan beschikken over parkeergelegenheid op eigen terrein;

    • d.

      de aanvrager niet beschikt of kan beschikken over parkeergelegenheid op eigen terrein omdat hij deze aan een ander in gebruik heeft gegeven of heeft verhuurd;

    • e.

      het voor de aanvrager mogelijk is parkeergelegenheid op eigen terrein te creëren;

    • f.

      de toewijzing zou leiden tot een onveilige verkeerssituatie, een belemmering van de doorstroming van het overige wegverkeer;

    • g.

      De parkeerdruk in de directe omgeving van het woonadres lager dan 75% is;

    • h.

      de korpschef een negatief advies over de aanvraag geeft

    • i.

      er geen mogelijkheid is een individuele gehandicaptenparkeerplaats overeenkomstig de normen van kennisinstituut CROW te realiseren binnen een loopafstand van 100 meter van het adres van de aanvrager.

  • 4. Als het kenteken van het motorvoertuig van de gehandicapte aan wie een individuele gehandicaptenparkeerplaats is toegewezen verandert, dan wordt op zijn of haar verzoek een ander onderbord geplaatst. De kosten voor de aanschaf van een nieuw onderbord (kentekenbord) komen overeenkomstig artikel 29 Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer voor rekening van de aanvrager.

Artikel 3 Beoordeling aanvraag algemene gehandicaptenparkeerplaats

  • 1. Een aanvraag om een algemene gehandicaptenparkeerplaats wordt ingediend met het daarvoor vastgestelde aanvraagformulier.

  • 2. De beoogde algemene gehandicaptenparkeerplaats is bestemd voor bezoekers van een openbare instelling of openbare voorziening en is gelegen binnen een loopafstand 100 meter van de ingang ervan.

  • 3. De aanvraag wordt afgewezen als:

    • a.

      de openbare instelling of voorziening overeenkomstig NEN 1814 ‘Toegankelijkheid van gebouwen en buitenruimten’ reeds 2% van de parkeerplaatsen gereserveerd heeft voor gehandicapten;

    • b.

      de toewijzing zou leiden tot een onveilige verkeerssituatie, een belemmering van de doorstroming van het overige wegverkeer;

    • c.

      De parkeerdruk in de directe omgeving van de aangevraagde algemene gehandicaptenparkeerplaats lager is dan 75%;

    • d.

      de politie een negatief advies over de aanvraag geeft;

    • e.

      er geen mogelijkheid is een algemene gehandicaptenparkeerplaats overeenkomstig de normen van kennisinstituut CROW te realiseren binnen een loopafstand van 100 meter van de ingang van de openbare instelling of voorziening.

Artikel 4 Normen feitelijke aanleg individuele en algemene gehandicaptenparkeerplaats

  • 1. De aanleg van een gehandicaptenparkeerplaats geschiedt overeenkomstig de richtlijnen van het CROW en met inachtneming van de landelijk geldende normen.

  • 2. Als het aanleggen van een gehandicaptenparkeerplaats overeenkomstig de CROW-richtlijnen feitelijk niet mogelijk is, vraagt het college toestemming aan de aanvrager om af te wijken van deze richtlijn. Eerst nadat de aanvrager toestemming heeft gegeven, neemt het college een verkeersbesluit waarin deze beperktere afmetingen van de gehandicaptenparkeerplaats zijn opgenomen.

  • 3. De gehandicaptenparkeerplaats wordt aangelegd binnen twee maanden nadat het besluit onherroepelijk is geworden. Als deze termijn naar verwachting niet gehaald kan worden, deelt het college dit mede aan de aanvrager onder vermelding van een zo kort mogelijke termijn waarbinnen realisatie wel mogelijk is.

Artikel 5 Eigendom, verwijdering bij onjuiste gegevens, verbod ander gebruik

  • 1. Het eigendom van een gehandicaptenparkeerplaats wordt niet overgedragen en blijft bij de wegbeheerder.

  • 2. Als het besluit tot aanwijzing van een gehandicaptenparkeerplaats, naar later blijkt, gebaseerd is op een aanvraag met onjuiste gegevens, verwijdert het college de gehandicaptenparkeerplaats. De kosten voor verwijdering worden daarbij verhaald op de aanvrager.

  • 3. Een gehandicaptenparkeerplaats wordt overeenkomstig zijn bestemming gebruikt. Verhuur, aanpassing, verplaatsing, verwijdering en ander gebruik wordt niet toegestaan.

Artikel 6 Verwijdering individuele gehandicaptenparkeerplaats

  • 1. Het besluit tot aanwijzing van een individuele gehandicaptenparkeerplaats geldt:

  • a.

    tot verhuizing van de aanvrager;

  • b.

    tot overlijden van de aanvrager;

  • c.

    tot het vervallen van de landelijke of Europese gehandicaptenparkeerkaart van de aanvrager;

  • d.

    zolang de aanvrager in het bezit is van een motorvoertuig en zolang de aanvrager in het bezit is van een geldig rijbewijs;

  • e.

    totdat aanvrager om intrekking verzoekt.

  • 2. De aanvrager of erfgenaam is verplicht het college in kennis te stellen als een situatie uit het eerste lid van toepassing is. Indien dit niet gebeurt, neemt het college ambtshalve een besluit tot intrekking van het aanwijzingsbesluit, waarna de gehandicaptenparkeerplaats wordt verwijderd.

Artikel 7 Slotbepaling en citeertitel

  • 1. Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels gehandicaptenparkeren Edam-Volendam.

  • 2. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na haar bekendmaking.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 2 maart 2021,

het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam,

de secretaris,

H. van der Woude.

de burgemeester,

L.J. Sievers.

Toelichting

Er zijn van rijkswege geen nadere regels gesteld voor het aanwijzen van individuele gereserveerde gehandicaptenparkeerplaatsen op kenteken. Het is dus aan de gemeente om zelf beleid vast te stellen. In de huidige situatie is er geen beleid en zijn er nagenoeg geen toetsingscriteria. Beleid is dan ook noodzakelijk en door het schriftelijk vastleggen van het beleid wordt:

  • de consistentie van het beleid vergroot en daardoor de kans gereduceerd dat een door het college van burgemeester en wethouders genomen besluit in rechte niet overeind kan blijven vanwege een gebrek aan consistentie;

  • het voor het college van burgemeester en wethouders eenvoudiger om voor belanghebbenden zichtbaar te maken dat een voorgenomen besluit steunt op een weloverwogen beleid. De kans op conflicten over dit besluit zal daardoor afnemen;

  • voor de aanvrager van tevoren duidelijk welke beslissing in een bepaalde situatie mag worden verwacht.

De aanvragen die voor inwerkingtredingdatum zijn ingediend, worden afgehandeld op basis van het huidige niet centraal gedocumenteerd beleid.

Gelet op het bepaalde in artikel 147 en 160 van de Gemeentewet, artikel 1:3 en 4:81 tot en met 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, het Reglement verkeerstekens en verkeersregels 1990, het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en de Wegenverkeerswet 1994, mede gezien de bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders tot het nemen van een verkeersbesluit als bedoeld in artikel 18, lid 1 onder d van de Wegenverkeerswet 1994 mag het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Edam-Volendam beleidsregels inzake de aanwijzing van gehandicaptenparkeerplaatsen vaststellen.

Er bestaan twee soorten gehandicaptenparkeerplaatsen:

  • 1.

    individuele gehandicaptenparkeerplaatsen bestemd voor één bepaald voertuig en

  • 2.

    algemene gehandicaptenparkeerplaatsen bestemd voor voertuigen van alle personen die in het bezit zijn van een bestuurderskaart, een passagierskaart, een instellingenkaart of een combinatie van bestuurders-/passagierskaart.

In de beleidsregels is onderscheid gemaakt tussen deze twee soorten gehandicaptenparkeerplaatsen.

Op grond van artikel 15, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 moet een verkeersbesluit worden genomen voor de aanwijzing van beide soorten gehandicaptenparkeerplaatsen, zoals bepaald in artikel 12 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het Wegverkeer (BABW). Op grond van artikel 18, eerste lid, onder d, van de Wegenverkeerswet 1994 is het college van burgemeester en wethouders van gemeente Edam-Volendam bevoegd dergelijke verkeersbesluiten te nemen.

Bij de gemeente Edam-Volendam is het nemen van besluiten over het toekennen van gehandicaptenparkeerplaatsen gemandateerd aan hoofd van de afdeling Openbare Werken. Deze besluiten zijn uit naam van het college van burgemeester en wethouders en worden aan hen toegerekend.

Artikel 1

In dit artikel worden de begrippen uitgeschreven die in de beleidsregels en in de verkeersbesluiten worden gebruikt.

Artikel 2

Eerste lid

Om een aanvraag goed te kunnen beoordelen, is het belangrijk dat een aantal vaste gegevens en bijlagen worden verstrekt. Dit zijn bijvoorbeeld een kopie van voor- en achterkant van de landelijke of Europese gehandicaptenparkeerkaart, een verklaring van de medisch specialist waaruit blijkt dat de aanvrager ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking van langdurige aard heeft, een kopie van het kentekenbewijs, een kopie van het rijbewijs.

Om een onnodige verzuimherstelprocedure te voorkomen, moet de aanvraag via dit formulier worden ingediend (art. 4:4 Awb). De aanvraag kan zowel schriftelijk als via een webformulier worden ingediend. Als uw aanvraag via een webformulier indient, heeft u uw DigiD-inlogcode nodig.

Zie edam-volendam.nl voor meer informatie.

Tweede lid

Een belangrijk onderdeel van het gemeentelijke beleid is de afstand die de aanvrager zelfstandig kan lopen. Pas wanneer de aanvrager slecht ter been is en minder dan 100 meter kan lopen, kan hij/zij in aanmerking komen voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats op kenteken. Of hiervan sprake is, moet door een arts worden vastgesteld. Het medische advies is daarom een belangrijke bijlage bij de aanvraag. Een logisch gevolg van dit beleid is dat de parkeerplaats óók op minder dan 100 meter moet liggen vanaf het adres van de aanvrager.

Derde lid

Een aanvraag wordt afgewezen als:

  • a.

    de aanvrager niet beschikt over een geldige bestuurderskaart.

    Kort gezegd is een bestuurderskaart een gehandicaptenparkeerkaart van iemand die zelf auto rijdt.

  • b.

    uit de medische keuring blijkt dat de aanvrager meer dan 100 meter kan lopen. Een aanvrager komt in aanmerking voor een bestuurderskaart als uit een (medisch) onderzoek gebleken is dat aanvrager met gebruikelijke hulpmiddelen niet meer dan 100 meter kan lopen. Als de gezondheidssituatie verbetert, waardoor de aanvrager weer zelfstandig meer dan 100 meter kan lopen, vervalt het recht op een individuele gehandicaptenparkeerplaats op kenteken. De aanvrager is namelijk verplicht een dergelijke (verbeterde) situatie te melden bij het college. Hierdoor kan het college opnieuw onderzoek laten doen naar de gezondheidssituatie. Dit kan vervolgens leiden tot het vervallen van de landelijke of Europese gehandicaptenparkeerkaart, hetgeen een intrekkingsgrond oplevert (artikel 6, eerste lid onder c).

  • c.

    de aanvrager beschikt over parkeergelegenheid op eigen terrein. Uit het medisch onderzoek blijkt wat de maximale loopafstand is. Een parkeerplaats op eigen terrein moet zich binnen deze loopafstand bevinden. Aanvullend hierop beschouwen wij ook een voor de aanvrager mogelijke huur van een privé parkeerplaats op bijvoorbeeld een parkeerplaats achter of in een garage onder een appartementengebouw, als eigen parkeergelegenheid.

  • d.

    de aanvrager niet beschikt over parkeergelegenheid op eigen terrein omdat hij/zij van het feitelijke gebruik afstand heeft gedaan.

    Als eigen terrein verhuurd wordt aan een ander of als dit anderszins in gebruik wordt gegeven aan een ander dan de aanvrager, ligt het op de weg van de aanvrager om te bevorderen dat hij/zij zijn eigen terrein weer in gebruik kan nemen als parkeerplaats of om daar een parkeerplaats van te maken. Het onnodig opofferen van openbare parkeerplaatsen is dan niet redelijk.

  • e.

    het voor de aanvrager mogelijk is om parkeergelegenheid op eigen terrein te creëren. Het realiseren van een parkeerterrein op eigen terrein is het uitgangspunt. In leveringsaktes van woningen wordt vaak een clausule opgenomen die de eigenaar van de woning verplicht een parkeerplaats in stand te houden op eigen erf. Als zo’n plaats, onverhoopt, anders is ingericht, is het (weer) inrichten als eigen parkeerplaats de eerste aangewezen optie. Ook als het anderszins mogelijk is parkeergelegenheid op eigen erf te creëren, is dat de aangewezen optie. Het onnodig opofferen van openbare parkeerplaatsen is dan niet redelijk.

  • f.

    de toewijzing zou leiden tot een onveilige verkeerssituatie

    De aanleg van een gehandicaptenparkeerplaats langs bijvoorbeeld een doorgaande weg kan tot een onveilige verkeerssituatie leiden omdat het doorgaande (fiets)verkeer belemmerd wordt doordat een gehandicaptenparkeerplaats breder is dan een reguliere parkeerplaats.

  • g.

    De parkeerdruk in de directe omgeving van het woonadres lager dan 75% is. De aanvrager moet zijn auto nabij de woning, oftewel binnen 100 meter loopafstand, kunnen parkeren. Wanneer de parkeerdruk laag is, zal men redelijkerwijs altijd een vrije parkeerplaats binnen deze afstand kunnen vinden. Het aanleggen van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken is dan niet nodig. Wanneer de parkeerdruk, binnen een straal van 70 meter (komt over het algemeen overeen met een loopafstand van 100 meter) van het woonadres, lager dan 75% is wordt dit beschouwd als een lage parkeerdruk. Om de hoogte van de parkeerdruk te bepalen wordt er gebruik gemaakt van parkeertellingen die structureel worden uitgevoerd.

  • h.

    de korpschef een negatief advies uitbrengt. Uit artikel 24 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer volgt dat het college pas een verkeersbesluit neemt na overleg met de korpschef. In de praktijk brengt de verkeersadviseur van de politieregio Zaanstreek-Waterland advies uit over een aanvraag. Dit advies is zwaarwegend en wordt doorgaans gevolgd.

  • i.

    er geen mogelijkheid is om binnen een loopafstand van 100 meter overeenkomstig de normen een invalidenparkeerplaats aan te leggen.

    Als het, gezien de feitelijke situatie ter plaatse, niet mogelijk is om binnen 100 meter een invalidenparkeerplaats aan te leggen conform de CROW-richtlijnen, dan wordt een aanvraag ook afgewezen. Een toewijzing heeft dan immers geen praktisch nut.

Vierde lid

Als het kenteken van het motorvoertuig verandert, doorgaans doordat het motorvoertuig wordt vervangen, heeft aanvrager recht op een nieuw onderbord. De omwisselkosten moeten worden betaald door de aanvrager (art. 29 Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer). De gemeente brengt de kostprijs van het bord in rekening.

Artikel 3

Bij openbare instellingen zoals de gemeente zelf is, maar bijvoorbeeld ook een theater, zwembad, supermarkt, winkelcentrum, is het gebruikelijk dat er bij de ingang één of meer gehandicaptenparkeerplaatsen worden aangelegd. De norm NEN 1814 ‘Toegankelijkheid van gebouwen en buitenruimten’ schrijft voor dat bij de ontwikkeling van zo’n instelling, gebouw of voorziening al 2% van de te realiseren parkeerplaatsen gereserveerd moet worden voor gehandicapten parkeren. Wanneer niet al 2% van de parkeerplaatsen in gebruik is voor gehandicapten parkeren, is de omzetting door de eigenaar van de instelling, gebouw of voorziening de eerst aangewezen optie. Artikel 3 gaat over de situatie dat van gemeentewege extra algemene invalidenparkeerplaatsen worden aangebracht.

Zie onder artikel 2 voor de toelichting van de overige weigeringsronden.

Artikel 4

Eerste lid

Kenniscentrum CROW heeft richtlijnen voor de feitelijke inrichting van een gehandicaptenparkeerplaats. Voor langsparkeren 3,50m. x 6,00m. (7,50m. als achter wordt in- of uitgestapt) en voor haaks parkeren 3,50m (3,00m. bij een vrije uitstapstrook naast het parkeervak) x 5,00m. Deze richtlijnen worden gevolgd.

Tweede lid

De richtlijnen zijn er niet voor niets. Het heeft weinig zin om een gehandicaptenparkeerplaats aan te leggen die te smal is waardoor bijvoorbeeld een rolstoelgebruiker niet fatsoenlijk kan in- en uitstappen. Om die reden wordt altijd in overleg met de aanvrager besloten wat de opties zijn als de normen – onverhoopt – niet gehaald kunnen worden.

Derde lid

Nadat het verkeersbesluit tot aanwijzing als gehandicaptenparkeerplaats onherroepelijk is (de bezwaartermijn is dan verstreken), is het beleid om deze binnen twee maanden aan te leggen.

Artikel 5

Eerste lid

Het enkele feit dat er een gedeelte van een openbare weg wordt ingericht als individuele gehandicaptenparkeerplaats op kenteken verandert niets aan de eigendomssituatie. Dit artikel is voor de duidelijkheid opgenomen.

Tweede lid

Als het aanwijzingsbesluit gebaseerd is op onjuist gegevens, heeft dit consequenties. Op grond van artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de aanvrager dan in de gelegenheid hierover zijn zienswijzen naar voren te brengen.

Derde lid

Het spreek voor zich dat het niet de bedoeling is om een aangewezen plaats anders te gebruiken dan waarvoor deze bedoeld is.

Artikel 6

Dit artikel regelt tot wanneer het recht op een individuele gehandicaptenparkeerplaats geldt. De aanvrager (of erfgenaam) is verplicht de situaties te melden die in dit artikel zijn opgesomd. Hierdoor kan het college het aanwijzingsbesluit intrekken. Het is namelijk zonde als een openbare parkeerplaats onttrokken blijft aan de voorraad als dit niet nodig is. Als de aanvrager of erfgenaam geen melding doet, neemt het college (uiteindelijk) ambtshalve een intrekkingsbesluit.

Artikel 7

Het opschrift (officiële naam/titel) van deze beleidsregels is gebaseerd op bijlage 4 van de Regeling elektronische bekendmaking en beschikbaarstelling regelgeving decentrale overheden. Op 1 januari 2021 is deze regeling vervangen door de Regeling elektronische publicaties. In beide situaties is er sprake van een lang opschrift. Om gemakkelijk naar deze beleidsregels te kunnen verwijzen, is het daarnaast gebruikelijk een korte citeertitel op te nemen. De bekendmaking (voorwaarde voor inwerkingtreding) vindt plaats door publicatie in het Gemeenteblad Edam-Volendam.