Besluit van Gedeputeerde Staten van de Provincie Fryslân houdende regels omtrent de vaststelling van de (Subsidieregeling Friese Retailaanpak Subsidieregeling Friese Retailaanpak)

Geldend van 07-11-2019 t/m 08-12-2021

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van de Provincie Fryslân houdende regels omtrent de vaststelling van de (Subsidieregeling Friese Retailaanpak Subsidieregeling Friese Retailaanpak)

Gedeputeerde Staten van Fryslân,

gelet op het bepaalde in art. 1.3 van de Algemene Subsidieverordening 2013 van de Provincie Fryslân;

gelet op de verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van Europese Unie op de-minimissteun.

besluiten:

de Subsidieregeling Friese Retailaanpak als volgt vast te stellen:

Subsidieregeling Friese Retailaanpak

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv 2013: Algemene Subsidieverordening Provincie Fryslân 2013;

  • b.

    de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • c.

    belangenorganisatie: een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die blijkens zijn statuten als doel heeft de belangen te behartigen van ondernemingen uit verschillende branches;

  • d.

    brancheorganisatie: een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die blijkens zijn statuten als doel heeft de belangen te behartigen van ondernemers die behoren tot eenzelfde bedrijfstak of een samenhangend deel daarvan;

  • e.

    externe deskundige: iemand die op grond van opleiding of ervaring gekwalificeerd moet worden geacht om een opdracht uit te voeren in het kader van een op grond van deze regeling gesubsidieerde activiteit. De deskundige is onafhankelijk, zonder schijn van belangenverstrengeling met de subsidieaanvrager of de aangevraagde subsidiabele activiteit en staat ingeschreven in het handelsregister;

  • f.

    Friese Retailaanpak 2018-2020: document dat op 22 november 2018 is ondertekend door de Provincie Fryslân, de Friese gemeenten en VNO-NCW/MKB-Noord, waarin bestuurlijke afspraken zijn gemaakt over een gezamenlijke ambitie, doelen en activiteiten op het gebied van Retail;

  • g.

    onderneming: iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die een economische activiteit uitvoert, ongeacht de rechtsvorm of de wijze van financiering;

  • h.

    penvoerder: een onderneming die deel uitmaakt van een samenwerkingsverband en tevens organisatorisch, uitvoerend en financieel een bijdrage levert aan de realisatie van een project dat door het samenwerkingsverband wordt uitgevoerd en waarvoor subsidie wordt aangevraagd. De vorengenoemde onderneming is tevens door alle deelnemers die deel uitmaken van het samenwerkingsverband gemachtigd om namens hen op te treden ten aanzien van de subsidieverstrekking in de zin van deze regeling;

  • i.

    samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband dat specifiek is opgericht voor de uitvoering van een subsidieaanvraag in de zin van deze regeling;

  • j.

    SWOT-analyse: onderzoek dat in het kader van de Friese Retailaanpak is uitgevoerd naar sterkten, zwakten, kansen en bedreigingen van 71 Friese winkelgebieden. De lijst van deze winkelgebieden is opgenomen in bijlage 1;

  • k.

    winkelgebied: een aangesloten gebied binnen de bebouwde kom, met een hoge concentratie aan handels- en horecazaken en commerciële dienstverlening en opgenomen in de lijst in bijlage 1.

Artikel 2. Doel van de regeling

Met deze regeling wordt beoogd om de winkelgebieden in de provincie Fryslân meer toekomstbestendig te maken en tevens meer aantrekkelijk voor bezoekers.

Artikel 3. Doelgroep

Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt aan:

  • a.

    een onderneming;

  • b.

    een in een rechtspersoon georganiseerde belangen- of brancheorganisatie van ondernemingen;

  • c.

    een gemeente;

  • d.

    een samenwerkingsverband van onder a, b of c genoemde partijen binnen een winkelgebied.

Artikel 4. Subsidiabele activiteit

Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten in een winkelgebied die betrekking hebben op:

  • a.

    Verbetering van de inrichting van de openbare ruimte;

  • b.

    Presentatie, promotie of profilering van het winkelgebied;

  • c.

    Het vormgeven of verbeteren van samenwerking tussen ondernemingen die fysiek gevestigd zijn in het winkelgebied;

  • d.

    Bevordering van deskundigheid bij fysiek in het winkelgebied gevestigde ondernemingen en werknemers op het gebied van ondernemerschap, innovatie, strategie en bedrijfsvoering, via deelname aan een door een externe deskundige aangeboden opleidings-, begeleidings- of adviestraject.

Artikel 5. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor subsidie wordt ontvangen binnen een door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagperiode.

  • 2. De aanvraag wordt ingediend met het door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagformulier.

  • 3. Per winkelgebied kan slechts voor één keer in het kader van deze regeling voor één of meerdere van de in artikel 4 genoemde activiteiten subsidie worden aangevraagd.

  • 4. Voor zover de aanvrager een samenwerkingsverband betreft, dient een penvoerder de aanvraag in.

Artikel 6. Verdeelsystematiek

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van ontvangst van de subsidieaanvragen, waarbij de datum van ontvangst die datum is waarop de aanvraag volledig is.

  • 2. Voor zover door verstrekking van subsidie voor volledige aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de aanvraag met het laagst aangevraagde subsidiebedrag, als eerste gerangschikt.

  • 3. Indien toepassing van het vorige lid er toe leidt dat aanvragen gelijk in de rangschikking eindigen, wordt de rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

Artikel 7. Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen voor een activiteit zoals vermeld in artikel 4 wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvraag betreft één of meerdere van de in artikel 4 genoemde activiteiten die geheel betrekking hebben op één van de 71 winkelgebieden zoals genoemd in Bijlage 1 bij deze regeling;

  • b.

    de aanvrager is fysiek gevestigd in één van de 71 winkelgebieden zoals genoemd in Bijlage 1 bij deze regeling of dient, in het geval de aanvrager onder de in artikel 3 onder b of c genoemde doelgroep valt, in het belang van één van die gebieden een aanvraag in;

  • c.

    uit de aanvraag dient duidelijk naar voren te komen dat de aanvraag kan rekenen op breed draagvlak binnen het betreffende winkelgebied;

  • d.

    de activiteit levert een bijdrage aan de doelstellingen van de Friese Retailaanpak 2018-2020 en sluit aan bij de SWOT-analyse van het betreffende winkelgebied.

  • e.

    indien de aanvrager een penvoerder van een samenwerkingsverband is: er is een samenwerkingsovereenkomst tussen de deelnemers in het samenwerkingsverband gesloten conform het door Gedeputeerde Staten beschikbaar gestelde model samenwerkingsovereenkomst.

Artikel 8. Weigeringsgronden

De subsidie wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 2.7 van de Algemene Subsidieverordening Provincie Fryslân 2013, in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    de aanvrager niet valt binnen de doelgroep van de regeling;

  • b.

    de activiteit niet voldoet aan een of meer van de criteria, bedoeld in artikel 7;

  • c.

    er gegronde reden bestaat dat de activiteit in financiële, organisatorische, technische of planologische zin niet haalbaar is;

  • d.

    voor dezelfde activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd reeds eerder een subsidie door de Provincie Fryslân of een andere instantie is verstrekt;

  • e.

    er aan hetzelfde winkelgebied waarin de activiteit wordt uitgevoerd reeds eerder op grond van deze regeling subsidie is verstrekt;

  • f.

    een aanvraag wordt ontvangen buiten de aanvraagperiode zoals vermeld in artikel 5.

Artikel 9. Subsidiabele kosten

Voor zover deze noodzakelijk en adequaat zijn en een directe relatie hebben tot en bijdrage leveren aan de in artikel 4 genoemde subsidiabele activiteiten komen alle kosten in aanmerking, met uitsluiting van de kosten genoemd in artikel 10.

Artikel 10. Niet - subsidiabele kosten

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.10 van de Asv 2013 komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    Kosten van onderzoeken, studies, beleids- of planvorming;

  • b.

    Overheadkosten of administratiekosten met betrekking tot de uitvoering van de subsidiabele activiteit;

  • c.

    Kosten die verband houden met reguliere werkzaamheden van of regulier onderhoud door de aanvrager of andere deelnemende partijen.

Artikel 11. Maximale subsidie en subsidiepercentage

De subsidie voor één of meerdere activiteiten als bedoeld in artikel 4 bedraagt per winkelgebied ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 24.999.

Artikel 12. Verplichtingen van de subsidieontvanger

Onverminderd de verlichtingen die voortvloeien uit de Awb en de artikelen 2.13 en 2.14 van de Asv 2013, is de subsidieontvanger verplicht om:

  • 1.

    het project binnen een termijn van 12 maanden vanaf de datum van de subsidieverlening te realiseren;

  • 2.

    indien niet voldaan kan worden aan de in het eerste lid genoemde verplichting kan de uitvoeringstermijn van het project met maximaal zes maanden worden verlengd wanneer hiertoe een schriftelijk en onderbouwd verzoek wordt ingediend minimaal één maand voorafgaand aan het aflopen van de termijn;

  • 3.

    de kosten van de gesubsidieerde activiteit zelf te maken en te betalen;

  • 4.

    desgevraagd na afloop van de realisatietermijn van de gesubsidieerde activiteit, facturen en betaalbewijzen ten aanzien van de gemaakte en betaalde kosten van de gesubsidieerde activiteit te overleggen en voor zover mogelijk foto’s van het behaalde resultaat.

  • 5.

    ervoor te zorgen dat er gedurende de realisatie van het project geen wijziging optreedt in het penvoerderschap.

Artikel 13. Terugvordering

Onverminderd het bepaalde in artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen de door Gedeputeerde Staten onverschuldigde betaalde subsidiebedragen worden teruggevorderd bij de penvoerder alsmede bij iedere overige deelnemer van het samenwerkingsverband.

Artikel 14. Staatssteun

  • 1. Subsidies voor een activiteit als bedoeld in artikel 4 onder b, c of d van deze regeling en waar sprake is van staatssteun, worden verstrekt met toepassing van de de-minimisverordening.

  • 2. Indien de in het eerste lid genoemde situatie zich voordoet vult de aanvragende onderneming en elke deelnemende onderneming aan wie de subsidie ten goede komt, een de-minimisverklaring in om te bepalen of de subsidie met toepassing van de-minimissteun kan worden verstrekt.

  • 3. Het voordeel met toepassing van de-minimissteun mag nooit hoger zijn dan € 200.000,- over een periode van drie belastingjaren per zelfstandige onderneming en dient ook anderszins te voldoen aan de voorwaarden voor de-minimissteun.

  • 4. De in dit artikel genoemde de-minimissteun betreft het bruto subsidie-equivalent zoals omschreven in de de-minimisverordening.

Artikel 15. Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Friese Retailaanpak en treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt gepubliceerd.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 29 oktober 2019,

Voorzitter drs. A.A.M. Brok

Secretaris R.E. Bouius-Riemersma, MBA MCM

BIJLAGE 1 WINKELGEBIEDEN SUBSIDIEREGELING FRIESE RETAILAANPAK

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Toelichting Subsidieregeling Friese Retailaanpak

Inleiding

Op 22 november 2018 is de ‘’Friese Retailaanpak 2018-2020’’ breed bestuurlijk ondertekend door de Provincie Fryslân, 17 Friese gemeenten en VNO-NCW/MKB-Noord. In deze aanpak zijn in de eerste plaats een centrale ambitie en gezamenlijke doelen geformuleerd. Daarnaast zijn afspraken gemaakt over enkele acties ter uitvoering van de aanpak: een SWOT-analyse onder 71 winkelgebieden, een overzicht van wenselijke acties en instrumenten op basis van deze SWOT-analyse, en een subsidieregeling om de implementatie van (een deel van) deze acties en instrumenten financieel te faciliteren. Aan laatstgenoemd instrument wordt door deze ‘’Subsidieregeling Friese Retailaanpak’’ verder uitwerking gegeven. De regeling is tot stand gekomen in nauwe samenwerking tussen de partners in de Friese Retailaanpak. De basis van deze regeling wordt gevormd door de ‘’Friese Retailaanpak 2018-2020’’, de uitkomsten van de SWOT-analyse en het daaruit voortvloeiende overzicht van wenselijke acties en instrumenten.

Met deze regeling wordt beoogd om 71 geselecteerde winkelgebieden in Fryslân toekomstbestendig(er) te maken en tevens aantrekkelijk(er) voor bezoekers. Hierbij wordt specifiek ingezet op versterking en professionalisering van het ondernemerschap, samenwerking, gezamenlijke profilering en verbeteringen in de inrichting van de openbare ruimte.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepalingen

c. de-minimis steun: hiermee wordt bekeken of de aanvrager niet al te veel subsidie ontvangen heeft. Een de-minimisverklaring laat zien dat het aangevraagde subsidiebedrag geheel of gedeeltelijk kan worden verleend zonder dat er sprake zal zijn van een overtreding van de geldende voorschriften van de Europese Unie ter zake van de verstrekking van overheidssteun.

e. externe deskundige: indien er een deskundige wordt ingeschakeld om de gesubsidieerde activiteit in opdracht van de aanvrager uit te voeren, dient deze deskundige op grond van opleiding en ervaring gekwalificeerd te zijn deze opdracht uit te voeren. Voor de beoordeling kan worden gekeken naar de ondernemingsactiviteiten van het bedrijf dat wordt ingehuurd en/of de aantoonbare kennis en ervaring van de persoon die de opdracht uitvoert. Een externe adviseur dient onafhankelijk te zijn. Dit wil zeggen dat de adviseur geen familiebanden of andere banden mag hebben met de aanvrager en eventueel andere deelnemende partijen. De adviseur moet staan ingeschreven in het Handelsregister.

Artikel 3. Doelgroep

Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt aan de onder a, b, c en d genoemde doelgroepen. De doelgroepen onder a, b en d zijn nader gedefinieerd in artikel 1 Begripsbepalingen. Ten aanzien van doelgroep onder a kan gedacht worden aan ondernemingen in de branches Detailhandel, Horeca, Recreatie & Toerisme en Vastgoed. Voorbeelden van doelgroep b zijn een ondernemersvereniging, een winkeliersvereniging of een regionale of landelijke brancheorganisatie zoals VNO-NCW/MKB Noord of Koninklijke Horeca Nederland.

Artikel 4. Subsidiabele activiteit

Ten aanzien van de verschillende activiteiten in een winkelgebied waarvoor subsidie kan worden verstrekt, kan de volgende toelichting worden gegeven:

  • a.

    Verbetering van de inrichting van de openbare ruimte. Het betreft hier fysieke verbeteringen in de openbare ruimte die de uitstraling en de beleving van het winkelgebied ten goede komen. In dit verband kan bijvoorbeeld gedacht worden aan: looproutes, bewegwijzering, bebording, groen, verlichting, fietsenklemmen, bankjes, afvalbakken, uitstallingen, etc.

  • b.

    Presentatie, promotie of profilering. Hierbij gaat het om activiteiten waarbij partijen gevestigd in c.q. betrokken bij een winkelgebied zich gezamenlijk presenteren. Dit kan ook online of op sociale media. Voorbeelden van dergelijke activiteiten zouden kunnen zijn: het maken of verbeteren van een website, het ontwikkelen van promotiemateriaal, het geven van presentaties of deelname aan evenementen.

  • c.

    Het vormgeven of verbeteren van samenwerking. Onder dit onderdeel vallen activiteiten die erop gericht zijn om (bestaande) samenwerking binnen een winkelgebied verder vorm en inhoud te geven c.q. deze uit te breiden en te versterken. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan het oprichten van een belangenorganisatie of het verder formaliseren van samenwerking door het sluiten van een samenwerkingsovereenkomst.

  • d.

    Deelname aan opleidings-, begeleidings- of adviestrajecten. Dit zouden bijvoorbeeld (incompany) opleidingen, trainingen, seminars of cursussen kunnen zijn.

Artikel 5. Aanvraag

De subsidieaanvraag moet worden ingediend met het door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagformulier. Een aanvraag moet bestaan uit een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier, vergezeld van alle in het aanvraagformulier voorgeschreven bijlagen.

Daarnaast moet de aanvraag worden ingediend binnen de door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagperiode.

Per aanvraag kan er in het kader van deze regeling per winkelgebied maar één keer voor één of meerdere van de in artikel 4 genoemde activiteiten subsidie worden aangevraagd. Meerdere aanvragen voor dezelfde of verschillende activiteiten binnen hetzelfde winkelgebied zijn in het kader van deze regeling derhalve niet mogelijk.

Artikel 6. Verdeelsystematiek

Aanvragen voor subsidie worden behandeld op volgorde van ontvangst. Hierbij wordt uitgegaan van de datum van ontvangst door de Provincie Fryslân.

Als een aanvraag naar het oordeel van de Provincie niet volledig is dan wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld om deze aan te vullen. In dit geval geldt als datum van ontvangst de datum waarop de aanvraag is aangevuld en volledig is.

Als meerdere aanvragen op dezelfde dag zijn binnengekomen en het subsidieplafond door verstrekking van subsidie wordt overschreden, dan wordt in eerste instantie de aanvraag met het laagst aangevraagde subsidiebedrag als eerste gerangschikt. Als aanvragen ook ten aanzien van het aangevraagde subsidiebedrag gelijk eindigen, dan wordt door middel van loting de rangschikking vastgesteld en daarmee bepaald welke aanvraag subsidie krijgt.

Artikel 7. Toetsingscriteria

Onderdeel c. geeft aan dat uit de aanvraag duidelijk naar voren moet komen dat er breed draagvlak is voor de beoogde activiteit in het betreffende winkelgebied. Dat impliceert dat in ieder geval de gemeente en de ondernemers- of winkeliersvereniging van het winkelgebied de aanvraag onderschrijven of actief (inhoudelijk of financieel) een bijdrage leveren aan de uitvoering van de activiteit. Bij het ontbreken van een ondernemers- of winkeliersvereniging, dient dit voor een representatief deel van de ondernemers die fysiek gevestigd zijn in het betreffende winkelgebied het geval te zijn.

De 71 geselecteerde winkelgebieden waarnaar verwezen wordt staan vermeld in de bijlage bij de regeling. Het betreft hier de winkelgebieden die zijn onderzocht in het kader van de recent uitgevoerde SWOT-analyse (zie ook de inleiding hierboven).

Artikel 8. Weigeringsgronden

Een aanvraag komt niet voor subsidieverstrekking in aanmerking als er sprake is van een weigeringsgrond. Is daar sprake van en heeft de subsidieaanvraag betrekking op een in artikel 4 genoemde activiteit, dan kan er op grond van deze subsidieregeling geen subsidie worden verstrekt. In aanvulling op artikel 2.7 van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013 en artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht is een aantal weigeringsgronden opgenomen.

Onderdeel a gaat in op de doelgroep van de regeling. Deze is bepaald in artikel 3 en nader toegelicht in de toelichting bij dit artikel. Wanneer de aanvrager hier niet onder valt, wordt de aanvraag geweigerd. Onderdeel b verwijst naar de toetsing aan de hand van de in artikel 7 genoemde criteria. Indien een aanvraag niet voldoet aan één of meerdere van deze criteria wordt de subsidie geweigerd.

Onderdeel c. bepaalt dat een aanvraag geweigerd kan worden als er een goede reden bestaat dat een activiteit niet haalbaar is. Dit kan bijvoorbeeld zijn omdat een activiteit onvoldoende (financieel) onderbouwd is, niet realistisch is, er twijfel is over de financiële haalbaarheid, het plan planologisch niet haalbaar is etc.

Onderdeel d. maakt duidelijk dat een aanvraag voor subsidieverstrekking voor een activiteit die reeds eerder door de Provincie Fryslân of door een andere instantie is gesubsidieerd, wordt geweigerd, ten einde cumulatie aan subsidies te voorkomen en de diversiteit van subsidieerde projecten te stimuleren. In aanvulling op onderdeel d geeft onderdeel e een weigeringsgrond indien er aan hetzelfde winkelgebied waarin de activiteit wordt uitgevoerd reeds eerder op grond van deze regeling subsidie is verstrekt. Aanvragen die na de aanvraagperiode worden ontvangen worden geweigerd. Hierover gaat de weigeringsgrond in onderdeel f.

Artikel 10. Niet-subsidiabele kosten

Deze bepaling regelt welke kosten niet voor subsidie in aanmerking komen. Onder c zijn overheadkosten of administratiekosten van subsidie uitgesloten. Onderdeel d regelt dat de reguliere werkzaamheden van de subsidieaanvrager, dus de dagelijkse werkzaamheden van de aanvrager, niet voor subsidie in aanmerking komen. Eveneens zijn uitgesloten van subsidie de kosten die verband houden met regulier onderhoud. Een aanvraag kan er dus niet op gericht zijn achterstallig onderhoud op te lossen.

Artikel 11. Maximale subsidie en subsidiepercentage

Een aanvrager kan voor een subsidiabele activiteit zoals genoemd in artikel 4. maximaal 50% van de subsidiabele kosten als bijdrage uit deze regeling krijgen, met een maximum van € 24.999. De totale subsidiabele kosten worden bepaald door de niet-subsidiabele kosten (zie artikel 10.) van de totale kosten van de activiteit af te trekken.

Artikel 12. Verplichtingen van de subsidieontvanger

In dit artikel wordt in het eerste lid de maximale termijn van projecten geregeld. Projecten mogen een maximale looptijd van een jaar hebben, gerekend vanaf de datum van de subsidiebeschikking. Wanneer de subsidieontvanger dit niet denkt te halen, moet de subsidieontvanger, voordat de termijn verstreken is, bij ons schriftelijk een verzoek indienen voor verlenging van de looptijd van het project. De termijn kan dan met maximaal zes maanden worden verlengd.

Artikel 14. Staatssteun

Het steunkader waarbinnen subsidie wordt verstrekt in het kader van deze regeling is de de-minimissteun en is geregeld in Verordening (EG) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013. Op grond van deze verordening kan Gedeputeerde Staten aan ondernemingen over een periode van drie belastingjaren tot € 200.000,- aan voordeel verstrekken zonder dat dit staatssteun oplevert. Om te kunnen beoordelen dat het vorengenoemde plafondbedrag niet wordt overschreden met de subsidieverstrekking in het kader van deze regeling, dient bij de aanvraag voor een activiteit als bedoeld in artikel 4 onder b, c of d van deze regeling, voor zover sprake is van staatssteun, een ingevulde de-minimisverklaring te worden overgelegd.