Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen houdende regels omtrent subsidie voor warmtetransitie projecten (Subsidieregeling Warmtetransitie projecten provincie Groningen)

Geldend van 19-01-2021 t/m heden

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen houdende regels omtrent subsidie voor warmtetransitie projecten (Subsidieregeling Warmtetransitie projecten provincie Groningen)

Gedeputeerde Staten van Groningen maken bekend dat zij op 12 januari 2021, nr. A.9, afdeling ECP, dossiernummer SP24218 het volgende besluit hebben genomen:

Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen:

Overwegende dat:

  • -

    in het Klimaatakkoord is afgesproken dat in 2050 de gebouwde omgeving in Nederland verduurzaamd is;

  • -

    dit betekent goed geïsoleerde woningen en gebouwen, die we met duurzame warmte verwarmen en waarin we schone elektriciteit gebruiken of zelfs zelf opwekken;

  • -

    in het startdocument en het programmakader van het Nationaal Programma Groningen de ambitie is uitgesproken om dit te versnellen en in de provincie Groningen in 2035 voor een groot deel de gebouwde omgeving aardgasvrij te hebben;

  • -

    er behoefte is aan ervaring met de uitrol van nieuwe energiesystemen, nieuwe methoden om inwoners te betrekken, nieuwe technieken voor opslag en conversie en nieuwe financieringsconstructies die bijdragen aan de betaalbaarheid van de energietransitie;

  • -

    veel projecten in het kader van de warmtetransitie zonder overheidssteun niet rendabel zijn;

  • -

    deze regeling beoogt voorlopers in de provincie Groningen die de opschaling van de warmtetransitie (mede) mogelijk maken, te ondersteunen met een subsidiebijdrage ter hoogte van de onrendabele top voor de uitvoering van hun project;

  • -

    andere partijen en overheden in de provincie kunnen leren van de ervaringen, wat ten dienste staat aan het bereiken van de doelstelling uit het klimaatakkoord;

Gelet op:

  • -

    Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    Artikel 3, derde lid, van de Kaderverordening subsidies provincie Groningen 2017;

  • -

    De Procedureregeling subsidies provincie Groningen 2018;

Besluiten:

I. Vast te stellen de:

Subsidieregeling Warmtetransitie projecten provincie Groningen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    businesscase: de meerjarige financiële doorrekening van het project waaruit het financieringstekort en de onrendabele top blijken;

  • c.

    gebiedsgericht: een project gericht is op een samenhangende aanpak voor de warmtetransitie in een wijk of ander afgebakend gebied.

  • d.

    gebouwde omgeving: bestaande woningen en bestaande andere gebouwen, die vóór 1 januari 2019 zijn opgeleverd;

  • e.

    Kaderverordening: Kaderverordening subsidies provincie Groningen 2017;

  • f.

    onrendabele top: het in de businesscase aantoonbare bedrag dat nodig is om de netto contante waarde van de investering over de betrokken levensduur van de investering nul te doen zijn. Dit is inclusief rendement op het eigen vermogen;

  • g.

    Procedureregeling: Procedureregeling subsidies provincie Groningen 2018;

  • h.

    provincie: provincie Groningen;

  • i.

    warmtetransitie: de omschakeling die erop is gericht de gebouwde omgeving klimaatneutraal en aardgasvrij te maken.

Artikel 2 Doel

Deze regeling heeft tot doel het stimuleren van de uitvoering van gebiedsgerichte projecten die leiden tot het gebruik van klimaatneutrale en aardgasvrije warmte in het kader van de warmtetransitie van de gebouwde omgeving in de provincie.

Artikel 3 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door een rechtspersoon.

Artikel 4 Subsidievorm

Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze regeling subsidie in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 5 Subsidieplafond en verdeelsleutel

  • 1. Het subsidieplafond bedraagt € 4.000.000,-.

  • 2. Het subsidieplafond wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van volledige subsidieaanvragen.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op een dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting onder de op die dag ontvangen volledige aanvragen.

Artikel 6 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie bedraagt:

    • a.

      maximaal 50% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 2.000.000 per project;

    • b.

      nooit meer dan de onrendabele top van het project.

  • 2. Het percentage als bedoeld in artikel 1, onder a wordt gehanteerd onder het voorbehoud dat het totaal aan steun die aangemerkt moet worden als staatssteun niet meer bedraagt dan op grond van het Europese steunkader is toegestaan.

Artikel 7 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van een gebiedsgericht warmteproject in de provincie dat bijdraagt aan de warmtetransitie van de gebouwde omgeving in de provincie.

Artikel 8 Subsidievereisten

Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project levert een minimale CO2-reductie op van 70% ten aanzien van de huidige energievoorziening van de bebouwde omgeving waarop het project ziet;

  • b.

    het project heeft betrekking op een warmtevoorziening met een minimale omvang van 3500 GJ/a (circa 100 woningequivalenten);

  • c.

    het project is het maatschappelijk meest kostenefficiënt alternatief voor aardgas;

  • d.

    aanvrager stemt in met kennisverspreiding door het delen van de resultaten en leerpunten van het project met de provincie en het Warmtetransitie Centrum.

Artikel 9 Beoordelingscriteria

  • 1. Voor de beoordeling van een aanvraag gelden de volgende beoordelingscriteria:

    • a.

      ketenpartners: de mate van aantoonbare betrokkenheid van benodigde derde partijen voor de uitvoering van het project (woningcorporaties, overheden, (netwerk)bedrijven) (maximaal 30 punten);

    • b.

      verduurzaming: de mate waarin het project een CO2-besparing oplevert en/of bijdraagt aan de versnelling van de warmtetransitie (maximaal 20 punten);

    • c.

      sociale innovatie en bewonersparticipatie: de mate waarin het project de bewoners van de gebouwde omgeving waarop het project betrekking heeft, betrekt bij de warmtetransitie, waarbij zowel gekeken wordt naar de wijze waarop dit draagvlak wordt bevorderd als de hoeveelheid bewoners die actief bij het project worden betrokken (maximaal 20 punten);

    • d.

      de betaalbaarheid van de energievoorziening voor bewoners en andere afnemers van de warmtevoorziening (maximaal 20 punten);

    • e.

      technische innovatie: de mate waarin het project bijdraagt aan de toepassing van (nieuwe) technieken in het kader van de warmtetransitie (maximaal 10 punten).

  • 2. Een aanvraag dient minimaal 60 punten te behalen om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen.

Artikel 10 Weigeringsgronden

Onverminderd de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb en de artikelen 2.5 en 2.6 van de Procedureregeling wordt de aanvraag voor subsidie geweigerd indien:

  • a.

    reeds eerder op grond van deze regeling een subsidie voor hetzelfde project is verleend;

  • b.

    in hetzelfde kalenderjaar reeds op grond van deze regeling een subsidie is verleend voor een project gericht op de warmtetransitie in dezelfde gemeente;

  • c.

    het project niet past binnen de beleidsdoelstellingen van de provincie;

  • d.

    het project financieel niet haalbaar of uitvoerbaar is;

  • e.

    het project biomassaverbranding inzet voor de basislast van een warmtenet;

  • f.

    de steun in strijd is met de Europese staatssteunregels en niet kan worden vrijgesteld op grond van het Europees steunkader;

  • g.

    het project niet voldoet aan de in artikel 2 tot en met 9 gestelde criteria en eisen.

Artikel 11 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidie in aanmerking: de investeringskosten.

Artikel 12 Niet subsidiabele kosten

Onverminderd artikel 1.5 van de Procedureregeling komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    voorbereidings- en ontwikkelkosten;

  • b.

    interne loonkosten;

  • c.

    advieskosten;

  • d.

    onderhoudskosten.

Artikel 13 Subsidieaanvraag

  • 1. Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. Onverminderd artikel 2.1, lid 1 en 2 van de Procedureregeling bevat een aanvraag in ieder geval:

    • a.

      een businesscase, waaruit per kalenderjaar de omvang van de investeringen blijkt;

    • b.

      een berekening van de CO2-reductie ten opzichte van de huidige energievoorziening; en

    • c.

      een toelichting dat en waarom de aanvraag past binnen de Europese staatssteunregels.

Artikel 14 Adviescommissie

Er is een adviescommissie die tot taak heeft op verzoek van Gedeputeerde Staten te adviseren omtrent de subsidievereisten (artikel 8), beoordelingscriteria (artikel 9) en weigeringsgronden (artikel 10).

Artikel 15 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Onverminderd de verplichtingen ingevolge de Procedureregeling rusten op de subsidieontvanger de volgende verplichtingen:

  • a.

    de uitvoering van het project dient uiterlijk zes maanden na het verlenen van de subsidie te zijn gestart;

  • b.

    de gesubsidieerde activiteiten dienen binnen vier jaar na het verlenen van de subsidie te zijn gerealiseerd;

  • c.

    de resultaten in stand te houden voor een periode van vijf jaar na het besluit tot subsidievaststelling;

  • d.

    de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, lid 1, onder b van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

  • e.

    de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijdse rapportage, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

  • f.

    het delen van de opgedane kennis met de provincie en het Warmtetransitie Centrum.

Artikel 16 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in termijnen, waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

Artikel 17 Verantwoording en subsidievaststelling

Na afronding van het project dient de aanvrager een verzoek tot subsidievaststelling in conform paragraaf 3.1 van de Procedureregelingen binnen de in artikel 3.7 van de Procedureregeling gestelde termijn.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking in het Provinciaal Blad.

Artikel 19 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Warmtetransitie projecten provincie Groningen.

II. Beslispunt over vaststellen aanvraagformulier of andere formats (optioneel) en bekendmaking in PB daarvan.

Ondertekening

Groningen, 12 januari 2021

Gedeputeerde Staten voornoemd:

F.J. Paas, voorzitter.

H. Schrikkema, secretaris.

Toelichting behorende bij de Subsidieregeling Warmtetransitie projecten provincie Groningen

Algemeen

Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Kaderverordening subsidies provincie Groningen 2017 (Kaderverordening) en de Procedureregeling subsidies Groningen (Procedureregeling). Dit betekent dat een aantal aspecten van de subsidie niet in deze subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Kaderverordening en Procedureregeling. In de Procedureregeling staat onder meer waar de aanvraag moet worden ingediend, wat de beslistermijnen zijn voor Gedeputeerde Staten en algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger, zoals de meldingsplicht. Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is bestudering van de Kaderverordening en Procedureregeling dus noodzakelijk. Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat materiële en procedurele regels die eveneens van toepassing zijn.

Aanleiding

In het Klimaatakkoord is afgesproken dat in 2050 alle woningen in Nederland verduurzaamd zijn. In het Interbestuurlijk Programma hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen afgesproken dat voor iedere gemeente voor eind 2021 een door de gemeenteraad goedgekeurde transitievisie warmte hebben opgesteld. De warmtetransitie kent een duidelijk lokaal en regionaal aspect. In het startdocument en het programmakader van het Nationaal Programma Groningen hebben gemeenten en provincie de aanvullende ambitie opgenomen om de Groningse woningen in 2035 voor een groot deel aardgasvrij te hebben.

Doel Regeling

Deze regeling heeft tot doel het versnellen van de warmtetransitie in de gebouwde omgeving in de provincie Groningen, zodat deze omgeving klimaatneutraal en aardgasvrij wordt. De subsidie is in de vorm van een eenmalige financiële bijdrage in de onrendabele top. Veel projecten binnen de warmtetransitie kunnen de stap naar de uitvoeringsfase maken, maar komen niet tot uitvoering zonder overheidssteun. Omdat deze projecten (vooralsnog) niet rendabel zijn. De praktijk leert ook dat er behoefte is aan ervaring opdoen met de uitrol van nieuwe energiesystemen, nieuwe methoden om inwoners te betrekken, nieuwe technieken voor opslag en conversie en nieuwe financieringsconstructies die bijdragen aan de betaalbaarheid. Hierbij is het van belang dat er wordt geleerd van elkaar wat de opschaling van de warmtetransitie ten goede komt.

Uit marktconsultatie is gebleken dat er behoefte is aan een brede regeling waarbij verschillende soorten projecten binnen de warmtetransitie in de uitvoeringsfase kunnen worden gefinancierd zonder dat er op een specifieke oplossing wordt voorgesorteerd. De activiteiten waarvoor subsidie kan worden aangevraagd zijn daarom niet nader gespecificeerd. Van belang is dat het project aansluiting vindt bij de doelstelling van de regeling.

Na anderhalf jaar wordt de regeling geëvalueerd. Indien gewenst of noodzakelijk kan de regeling, op basis van de uitkomsten van de evaluatie, worden gewijzigd.

Staatssteun

Als de provincie subsidie verleent aan een onderneming (entiteit die economische activiteiten verricht) kan dit kwalificeren als (ontoelaatbare) staatssteun. Staatssteun is gereguleerd op Europees niveau. Vanwege de mogelijke verstoring van de mededinging op de Europese markt, is staatssteun in principe verboden. Er gelden echter veel uitzonderingen op het staatssteunverbod. De Europese Commissie heeft een aantal vrijstellingsverordeningen vastgesteld op basis waarvan Gedeputeerde Staten steun kunnen verlenen voor bepaalde beleidsdoelen, zonder dat een formele aanmeldingsprocedure nodig is. De belangrijkste vrijstellingsverordeningen zijn de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV) en de Landbouwvrijstellingsverordening (LVV). Daarnaast kan de De-minimisverordening worden toegepast. Indien een project niet past binnen de Europese staatssteunregels, zullen Gedeputeerde Staten de subsidie met toepassing van artikel 2.6 van de Procedureregeling weigeren.

Aangezien er gekozen is voor een brede regeling voor verschillende activiteiten, is er voor gekozen de subsidie niet te relateren aan een specifieke vrijgestelde steuncategorie. Op basis van de toelichting bij de aanvraag dat en waarom de aanvraag past binnen de Europese staatssteunregels, zullen Gedeputeerde Staten beoordelen of de aangevraagde subsidie in overeenstemming met de staatssteunregels kan worden verleend.

Evaluatie

Na anderhalf jaar wordt de regeling geëvalueerd. Indien blijkt dat de regeling wordt ingezet op een wijze die niet strookt met de doelstelling van de regeling, kan de regeling, op basis van de uitkomsten van de evaluatie, worden gewijzigd.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsbepalingen

Het begrip ‘gebouwde omgeving’ heeft betrekking op bestaande woningen en bestaande andere gebouwen, die vóór 1 januari 2019 zijn opgeleverd. Het aardgasvrij bouwen van nieuwbouwwoningen en nieuwbouw gebouwen zijn uitgesloten van deze regeling.

Artikel 3 Doelgroep

Onder ‘rechtspersoon’ worden zowel publiekrechtelijke rechtspersonen (gemeenten) als privaatrechtelijke rechtspersonen verstaan (verenigingen, coöperaties, naamloze vennootschappen, besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, stichtingen en onderlinge waarborgmaatschappijen).

Artikel 5 Subsidieplafond en verdeelsleutel

De verdeling van het subsidieplafond over aanvragers vindt plaats aan de hand van de volgorde van binnenkomst van volledige aanvragen. De volgorde van binnenkomst van volledige aanvragen wordt gerekend in dagen. Onder een volledige aanvraag wordt verstaan dat de informatie genoemd in artikel 13 van de regeling is ingediend: het aanvraagformulier is volledig ingevuld en de bij de aanvraag te voegen documenten zijn door Gedeputeerde Staten ontvangen. Wanneer een ingediende aanvraag onvolledig is, stellen Gedeputeerde Staten de aanvrager in de gelegenheid de aanvraag aan te vullen binnen een redelijke termijn, overeenkomstig artikel 4:5 van de Awb. De dag dat de aanvraag is gecomplementeerd geldt als dag van binnenkomst.

Volledige aanvragen die op dezelfde dag binnenkomen worden als gelijk beschouwd in de volgorde van binnenkomst. Indien het aangevraagde bedrag van deze op dezelfde dag ontvangen volledige aanvragen hoger is dan het beschikbare budget, wordt de volgorde van behandeling bepaald op basis van een loting.

Artikel 6 Subsidiehoogte

De totale subsidie op grond van de regeling bedraagt niet meer dan de toegestane steunintensiteit zoals omschreven in het Europees steunkader. De maximumpercentages en maximumbedragen uit het Europees steunkader worden, indien van toepassing, derhalve gerespecteerd.

Artikel 7 Subsidiabele activiteiten

Uit de marktconsultatie bleek dat er behoefte is aan een brede regeling waarbij verschillende soorten projecten binnen de warmtetransitie in de uitvoeringsfase kunnen worden gefinancierd zonder dat er op een specifieke oplossing wordt voorgesorteerd. De activiteiten waarvoor subsidie kan worden aangevraagd zijn daarom niet nader gespecificeerd. Van belang is dat het project aansluiting vindt bij de doelstelling van de regeling. De gestelde vereisten, beoordelingscriteria en weigeringsgronden leiden tot een nadere afbakening: de regeling is erop gericht enkel projecten te subsidiëren die betrekking hebben op de uitvoeringsfase en wegens een onrendabele top zonder subsidie niet tot uitvoer worden gebracht.

Voorbeelden van subsidiabele activiteiten die, indien tevens aan de overige regels wordt voldaan, in aanmerking kunnen komen zijn:

  • a.

    de aanleg van een (nieuw) te installeren warmte-infrastructuur bestemd voor de levering aan de gebouwde omgeving;

  • b.

    warmteopslag, als onderdeel van een integraal warmtesysteem voor de levering aan de gebouwde omgeving;

  • c.

    transitieoplossingen, meerkosten die ontstaan doordat vraag en aanbod zich niet gelijktijdig ontwikkelen;

  • d.

    het toepassen van conversietechnieken ten behoeve van een integraal warmtesysteem voor de levering aan gebouwde omgeving;

  • e.

    aanpassingen in de gebouwde omgeving ten behoeve van het realiseren van een alternatieve warmtevoorziening;

  • f.

    aanpassingen aan de (groengas)infrastructuur om deze geschikt te maken voor groengas;

  • g.

    het opstellen van een subsidieregeling (door decentrale overheden) voor particulieren voor de aanschaf van een warmtepomp en/of het doen van noodzakelijke aanpassingen aan de bestaande woning om van het aardgas af te kunnen gaan.

Artikel 8 Subsidievereisten

Zoals genoemd in artikel 14 van de regeling, is er een adviescommissie die tot taak heeft op verzoek van Gedeputeerde Staten te adviseren omtrent de subsidievereisten, criteria en weigeringsgronden.

Om voor subsidie in aanmerking te komen, moet worden voldaan aan een aantal eisen.

Het project dient gericht te zijn op een warmtevoorziening met een minimale omvang van 3500 GJ/a. Dit komt neer op circa 100 woningequivalenten. Hiermee wordt uitgesloten dat kleine initiatieven een subsidieaanvraag kunnen doen. Het doel van de regeling is immers om de warmtetransitie gebiedsgericht te stimuleren.

De aanvrager dient in te stemmen met kennisverspreiding door het delen van de resultaten en leerpunten van het project met de provincie en het Warmtetransitie Centrum (WTCG). Het WTCG fungeert als een centraal punt in de regionale warmtetransitie. Gemeenten delen hun kennis en ervaringen in het centrum. Projecten die worden gefinancierd vanuit de regeling zullen ook worden gevolgd door het WTCG. Omdat het WTCG betrokken is bij de warmtetransitie in alle gemeenten is zij goed in staat om dwarsverbanden aan te wijzen en koppelkansen te identificeren en uit te werken met de desbetreffende gemeenten. Samen met gemeenten wordt er gekeken op welke wijze de warmtetransitie ingebed kan worden in de organisatie en verbonden kan worden met andere opgaven. Kennis en ervaring uit de projecten die worden gefinancierd door deze regeling worden geborgd binnen het WTCG en kunnen worden gedeeld met andere stakeholders die zich bezig houden met de warmtetransitie.

Artikel 9 Beoordelingscriteria

Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van een vijftal criteria (100 punten in totaal):

  • a.

    ketenpartners (maximaal 30 punten): voor de haalbaarheid van het project en een snelle start van de uitvoering van het project is het belangrijk dat de relevante partijen ook daadwerkelijk zijn betrokken bij de uitvoering en hieraan hun commitment hebben gegeven. Aanvrager kan dit door middel van bijvoorbeeld een intentieovereenkomst aantonen.

  • b.

    verduurzaming (maximaal 20 punten): de verduurzaming van de gebouwde omgeving staat centraal in deze regeling. Een element hiervan is de beoordeling in welke mate projecten (grote) stappen zetten ten aanzien van CO2-besparing. In ieder geval zal het project moeten leiden tot een CO2-besparing van 70% ten aanzien van de huidige energievoorziening van de gebouwde omgeving (zie artikel 8, onder a van de regeling). In dit kader wordt tevens de impact van het project beoordeeld op de versnelling van een klimaatneutrale en aardgasvrije gebouwde omgeving. Daarnaast wordt beoordeeld of projecten naast een directe afname van de CO2-uitstoot ook een aanjagende (indirecte) werking hebben.

  • c.

    sociale innovatie en bewonersparticipatie (maximaal 20 punten): dit criterium betreft twee aspecten, sociale innovatie en bewonersparticipatie. Bewonersparticipatie betreft de mate en de wijze waarop bewoners actief worden betrokken bij het project. De warmtetransitie dringt door tot achter de voordeur. De omschakeling naar duurzame warmte heeft invloed op de wijze waarop huizen worden verwarmd en in de keuken wordt gekookt. Het is daarom van groot belang dat bewoners actief worden betrokken bij het project. Zij zullen weloverwogen een beslissingen moeten nemen over welke oplossing het beste aansluit bij hun huis en bij hun situatie. Sociale innovatie ligt in het verlengde hiervan, namelijk of projecten op innovatieve wijze bewoners betrekken in het besluitvormingsproces. Ook een aanpak waarbij de nieuwe bron of het warmtenet in eigendom komt van een coöperatie is een voorbeeld van een innovatieve manier om inwoners te betrekken bij de warmtetransitie. Sociale innovatie gaat dus om nieuwe manieren om bewoners te betrekken, in staat te stellen om een beslissing te nemen en om eventueel ook te laten profiteren van de opbrengsten (lokaal eigendom).

  • d.

    de betaalbaarheid van de energievoorziening voor de bewoners (maximaal 20 punten): voldoende aannemelijk dient te zijn dat de warmtetransitie leidt tot een betaalbare energievoorziening. Hierbij wordt getoetst of aan de eindgebruiker geen onevenredig hoge kosten worden doorgerekend en of er voldoende doorkijk wordt gegeven ten aanzien van de ontwikkeling van de kosten in de komende twintig jaar. Dit kan bijvoorbeeld door aan te tonen dat dit contractueel is vastgelegd. De eindgebruiker zal uiteindelijk ook moeten instemmen met de aansluiting op een alternatieve energievoorziening. Het doel van de regeling is om te zorgen voor een betaalbare warmtetransitie waarvan de rekening niet bij de eindgebruiker wordt neergelegd. De betaalbaarheid van de transitie, voor de korte en lange termijn is een thema dat veelvuldig op de politieke agenda staat (zowel in de Tweede Kamer als in Provinciale staten en bij verschillende Gemeenteraden). In de contracten met de eindgebruiker zal hier aandacht voor moeten zijn; de aanvrager wordt gevraagd toe te lichten hoe dit wordt geborgd.

  • e.

    technische innovatie (maximaal 10 punten): de regeling richt zich op de uitrol van zowel bestaande en bewezen als nieuwe technieken. Van belang is dat het in ieder geval de uitvoeringsfase van het project betreft. In dit kader wordt beoordeeld of het project bijdraagt bij aan de ontwikkeling en (grootschalige) toepassing van (nieuwe) technieken in het kader van de warmtetransitie.

In artikel 9, lid 2 is bepaald dat een aanvraag minimaal 60 punten dient te behalen om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen. Dit vereiste is tevens in de weigeringsgronden opgenomen. Aanvragen die minder dan 60 punten behalen, worden geweigerd.

Artikel 10 Weigeringsgronden

In aanvulling op de weigeringsgronden die voortvloeien uit de Procedureregeling en de Algemene wet bestuursrecht gelden een aantal specifieke weigeringsgronden voor aanvragen op grond van deze regeling.

De weigeringsgrond onder a bepaalt dat de aanvraag voor subsidie wordt geweigerd indien reeds eerder op grond van deze regeling een subsidie voor hetzelfde project is verleend. Een aanvrager kan dus meerdere aanvragen op grond van deze regeling indienen, maar dan zal het om andere activiteiten moeten gaan.

De weigeringsgrond onder b voorkomt dat het beschikbare budget van de regeling slechts ten goede komt aan één gemeente. Hiermee wordt een regionale spreiding beoogd.

Artikel 11 Subsidiabele kosten

De investeringskosten betreffen de kosten die de warmtetransitie mogelijk maken en direct zijn toe te rekenen aan de investering. In dat kader zijn de kosten die gesubsidieerd kunnen worden gelijk aan de activiteiten die genoemd staan in artikel 7 van de regeling. Kortheidshalve wordt verwezen voor de toelichting op de soort activiteiten waarvoor subsidie kan worden verleend naar artikel 7 van de regeling.

Artikel 15 Verplichtingen van de subsidieontvanger

In aanvulling op de verplichtingen genoemd in paragraaf 2.3 van de Procedureregeling gelden een aantal verplichtingen voor de subsidieontvanger. In sub f is de verplichting opgenomen dat de subsidieontvanger de opgedane kennis deelt met de provincie en het Warmtetransitie Centrum. Dit zal op een door de provincie en/of Warmtetransitie Centrum gekozen wijze worden ingevuld.