Regeling vervallen per 10-03-2023

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rozendaal houdende regels omtrent WMO en jeugdhulp (Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Rozendaal 2019)

Geldend van 15-08-2019 t/m 09-03-2023

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rozendaal houdende regels omtrent WMO en jeugdhulp (Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Rozendaal 2019)

Burgemeester en wethouders van gemeente Rozendaal,

Gelet op

  • -

    artikel 10 lid 3, artikel 16 lid 6, artikel 17 lid 1 en artikel 19 lid 9 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal 2019, en:

  • -

    artikel 3 lid 2, artikel 4 lid 2, artikel 5 lid 5, artikel 8 lid 4, artikel 10 lid 5, artikel 11 lid 5 en artikel 13 lid 4 van de Verordening Jeugdhulp gemeente Rozendaal 2019

BESLUITEN

Vast te stellen:

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Rozendaal 2019

HOOFDSTUK 1: Begrippen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Onderstaand zijn enkele begrippen toegelicht. Voor overige relevante begrippen wordt verwezen naar de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal 2019, Jeugdwet en Verordening jeugdhulp gemeente Rozendaal 2019. Waar in deze documenten verschillende termen voor dezelfde begrippen zijn gebruikt, wordt dit toegelicht. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a)

      Cliëntondersteuning: Een cliëntondersteuner is onafhankelijk van de gemeente en zorgaanbieders en denkt mee over zorg en ondersteuning. De cliëntondersteuner moet onafhankelijk zijn van de organisaties die indicaties stellen en de zorg leveren. De cliëntondersteuner kent het zorgaanbod in de buurt, kan aanwezig zijn bij een gesprek over ondersteuning, betrekt zo nodig het sociale netwerk en ondersteunt bij Wmo-ondersteuning, jeugd en gezin, Zvw (WLZ), wonen en onderwijs.

    • b)

      Consulent: Een adviseur van de gemeente met specialistische kennis van de Wmo en/of Jeugdwet en kennis van de integrale mogelijkheden binnen de gemeente. Deze stelt de kennis in dienst van de inwoners, verricht onderzoek naar passende ondersteuning en adviseert inwoners.

    • c)

      Gebiedsteam: Op gebieds-/wijkniveau georganiseerd multidisciplinair team van consulenten dat de hulpvraag van inwoners behandelt.

    • d)

      Gesprek: Het gesprek is een onderdeel van het onderzoek zoals bedoeld in de verordening maatschappelijke ondersteuning artikel 6 en jeugdhulp 2019 artikel 8.

    • e)

      Gebruikelijke hulp: Hulp die verwacht wordt van inwonende gezinsleden en andere huisgenoten en die ‘normaal’ wordt geacht in de relatie.

    • f)

      Gezamenlijke huishouding: Twee personen die hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.

    • g)

      Inwoner: Een cliënt conform de Wet maatschappelijke ondersteuning. Of een jeugdige, ouders of gezaghebbende conform de Jeugdwet.

    • h)

      Leefeenheid: De echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten waarmee de inwoner een gezamenlijke huishouding voert.

    • i)

      Maatwerkvoorziening: Een aanbod van diensten, activiteiten of producten dat, na zorgvuldig onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de inwoner(s), middels een beschikking toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp. In de verordening Jeugdhulp van gemeente Rozendaal wordt deze individuele voorziening genoemd.

    • j)

      Nadere regels: Nadere regels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Rozendaal 2019.

    • k)

      Respijtzorg: Zorg die wordt geleverd aan de inwoner met het doel de (overbelaste) mantelzorger tijdelijk, bijvoorbeeld een avond, een dag of een weekend, te ontlasten van zijn taken.

  • 2. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de verordening, de nadere regels, het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015, de Uitvoeringsregeling Wmo 2015, Besluit Jeugdwet, Regeling Jeugdwet en de Algemene Wet bestuursrecht (Awb).

HOOFDSTUK 2: Definitie van de eigen kracht, mogelijkheden en andere voorzieningen

Artikel 2 Algemeen afwegingskader

  • 1. Als een inwoner aanspraak maakt op ondersteuning op grond van de Wmo of Jeugdwet, wordt dit verzoek gewogen. Het gaat daarbij om een weging en maatwerk. De uitkomst kan daarom per situatie verschillen. De weging is altijd individueel, maar moet tegelijkertijd objectief zijn. Daarom worden altijd onderstaande onderwerpen betrokken bij de weging.

  • 2. Er wordt altijd gekeken naar wat de inwoner zelf nog kan en welke inspanning de inwoner zelf heeft verricht om de situatie of het probleem op te lossen. Pas wanneer de gebruikelijke hulp, de eigen kracht en mogelijkheden, algemene en andere voorzieningen niet of onvoldoende toereikend zijn, wordt onderzocht in welke mate een maatwerkvoorziening in ondersteuning kan voorzien.

Artikel 3 Aanvaardbaar niveau

  • 1. Het streven is om bij de inwoner de zelfredzaamheid en participatie te vergroten en de veiligheid te waarborgen. Dit passend bij de inwoner, de leeftijd en situatie. Daarbij is van belang hoe de situatie was, voordat er tegen een probleem of beperking aangelopen werd. Daarnaast wordt er gekeken naar situaties en omstandigheden bij inwoners in vergelijkbare omstandigheden en leeftijdscategorie zonder een probleem of beperking.

  • 2. Aanvaardbaar geeft aan dat er soms belemmeringen of beperkingen blijven die niet verholpen kunnen worden. De ondersteuning richt zich tot wat noodzakelijk is voor de zelfredzaamheid, participatie en veiligheid. De ondersteuning breidt zich niet uit tot wat de inwoner noodzakelijk vindt in het kader van gewoonte of smaak. Het betekent niet per definitie dat alle activiteiten zoals hobby’s kunnen worden uitgeoefend zoals voorheen.

Artikel 4 Gebruikelijke hulp

Wat wordt verstaan onder gebruikelijke hulp is uitgebreid omschreven en toegelicht in de nadere regels.

Artikel 5 Ondersteuning door mantelzorgers

  • 1. Mantelzorg is een vorm van ondersteuning die niet afdwingbaar is door de overheid. Mantelzorg is meestal langdurig en/of intensief. De hulp bestaat uit verzorging, maar kan ook hulp bij noodzakelijke dagelijkse activiteiten zijn. Zoals een huishouden voeren. Door deze hulp kan de ander zich redden, thuis blijven wonen en meedoen aan de samenleving. De hulp gaat verder dan de gebruikelijke hulp die huisgenoten aan elkaar geven. Mantelzorg is de hulp die de gebruikelijke hulp overstijgt.

  • 2. Overbelasting van mantelzorgers kan voorkomen worden door respijtzorg in te zetten. Het aanvragen van ondersteuning via de Zorgverzekeringswet gaat voor op een maatwerkvoorziening. De zorg kan incidenteel overgedragen worden, bijvoorbeeld tijdens een vakantie. Of structureel, bijvoorbeeld elke week een dagdeel of maandelijks een weekend.

  • 3. Ontlasten van een mantelzorger dient zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving plaats te vinden.

  • 4. De consulent kan in het kader van zijn onderzoek een test voor overbelasting bij een mantelzorger afnemen, namelijk de Caregiver Strain Index. De CSI is een wetenschappelijk gevalideerd instrument en één van de meest gebruikte. De test bestaat uit dertien vragen die met ja of nee kunnen worden beantwoord. Als iemand zeven keer of meer een vraag met ‘ja’ beantwoordt, dan is er sprake van overbelasting.

Artikel 6 Eigen kracht en eigen mogelijkheden

  • 1. Met eigen kracht en eigen mogelijkheden worden bedoeld;

    • a.

      de krachten van een inwoner zelf;

    • b.

      oplossingen binnen het sociale netwerk. Zoals familie, partner, huisgenoot en vrienden;

    • c.

      het netwerk verbreden.

  • 2. Eigen oplossingen staan dicht bij de inwoner en sluiten daardoor goed bij de inwoner en/of de situatie aan. Daarbij wordt gekeken naar de balans in draagkracht/draaglast van de inwoner. Hierdoor is er sprake van een draagkrachtige en duurzame oplossing. Het uitgangspunt is dat de inwoner eerst kijkt in hoeverre hij/zij zelf, of samen met zijn directe omgeving, een bijdrage kan leveren aan het verbeteren van zijn situatie. Het is normaal dat een persoon zich inspant om de eigen situatie te verbeteren of dat er iets gedaan wordt voor een partner of familielid die niet geheel op eigen kracht kan deelnemen aan de samenleving. Er wordt altijd nagevraagd bij de inwoner of de inwoner het netwerk al betrokken heeft bij zijn situatie of probleem en het oplossen hiervan.

  • 3. Er wordt onderzocht of er op eigen kracht of met hulp van het netwerk het gewenste resultaat kan worden bereikt. Wanneer er voldoende eigen mogelijkheden zijn die passend zijn bij een probleem of situatie, kan er hiervoor geen aanspraak worden gemaakt op een voorziening vanuit de Wmo of Jeugdwet.

  • 4. Er mag van een inwoner verwacht worden dat er actief meegedacht wordt over mogelijkheden binnen het netwerk en hoe het netwerk verbreed kan worden. Een consulent kan een afspraak met het netwerk organiseren om een probleem of situatie te bespreken om naar een passende oplossing te zoeken.

  • 5. Mogelijkheden vanuit de eigen kracht zijn bijvoorbeeld de focus leggen op waar een persoon goed in is en deze krachten in te zetten waardoor de balans terugkeert. Het gaat hier om het aanboren, vergroten en benutten van eigen sterke kanten en van het sociale netwerk, om te zorgen dat er weer grip komt op hun leven. Hierdoor kan de inwoner (lichte) problemen oplossen en waar mogelijk voorkomen. Ook wanneer iemand aanspraak kan maken op een voorziening op grond van een andere wet, hoeft de gemeente in het kader van de eigen kracht die voorziening niet te verstrekken. Het uitgangspunt is dan namelijk dat de inwoner op eigen kracht het probleem kan oplossen, namelijk door aanspraak op grond van de andere wet tot gelding te brengen. Hetzelfde geldt als de inwoner beschikt over een aanvullende verzekering. Beschikt de inwoner echter niet over een aanvullende verzekering of is deze niet toereikend om het probleem op te lossen, dan is de gemeente aan zet om de noodzakelijke ondersteuning in te zetten. De inwoner kan namelijk niet verplicht worden om een aanvullende verzekering af te sluiten.

  • 6. Eigen kracht ziet niet op de inzet van het inkomen of vermogen van de inwoner. Een maatwerkvoorziening moet voor iedereen toegankelijk zijn, ongeacht de hoogte van het inkomen en/of vermogen. Het inkomen en vermogen mag geen rol spelen bij de toekenning van een maatwerkvoorziening. Wel kan er in het gesprek met financieel draagkrachtige inwoners gewezen worden op de mogelijkheid om de voorziening zelf te financieren. Als de inwoner dat wil en ook in staat is om dat zelf te organiseren, kan dat de juiste aanpak zijn.

  • 7. Mogelijkheden om ondersteuning vanuit het netwerk te verbreden zijn bijvoorbeeld een situatie of probleem bespreekbaar maken tijdens een netwerkberaad, lotgenoten contact zoeken of contact zoeken met ervaringsdeskundigen.

Artikel 7 Algemene en andere voorzieningen

  • 1. Wanneer een inwoner recht heeft op een algemene of andere voorziening, of wanneer een algemene of andere voorziening passend is, wordt de inwoner toegeleid naar die passende voorziening. Er is dan geen maatwerkvoorziening noodzakelijk.

  • 2. Algemene voorzieningen zijn laagdrempelig toegankelijk. Er kan hiervoor een bijdrage in de kosten voor gevraagd worden vanuit de Wmo. Algemene voorzieningen vanuit de Jeugdwet zijn eigen-bijdragevrij. Dit staat opgenomen in de verordening maatschappelijke ondersteuning en verordening jeugdhulp. Er is een uitgebreid aanbod van algemene voorzieningen beschikbaar binnen de gemeente Rheden mede ten behoeve van de inwoners van Rozendaal. In de nadere regels is hiervan een overzicht opgenomen.

  • 3. Een inwoner kan recht hebben op andere wettelijke voorzieningen dan Wmo en de Jeugdwet. Voorbeelden hiervan zijn;

    • a.

      Zorgverzekeringswet (Zvw);

    • b.

      Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV);

    • c.

      Wet passend onderwijs;

    • d.

      Arbeidsvoorzieningen zoals de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), Wajong en Participatiewet;

    • e.

      Wet langdurige zorg (Wlz).

  • 4. Daarnaast zijn er andere voorzieningen en mogelijkheden vanuit de samenleving beschikbaar die niet verstrekt worden vanuit de Wmo of Jeugdwet. Voorbeelden hiervan zijn;

    • a.

      Mijn Huis Mijn Toekomst;

    • b.

      Collectieve aanvullende verzekering vanuit de gemeente (CAV);

    • c.

      openbaar vervoer;

    • d.

      onderwijs;

    • e.

      kinderopvang, buitenschoolse opvang, voor- en vroegschoolse voorzieningen;

    • f.

      jeugdgezondheidszorg (o.a. consultatiebureau);

    • g.

      voorzieningen voor ontspanning, sport/bewegen, kunst en cultuur;

    • h.

      boodschappenservicedienst;

    • i.

      gereserveerd;

    • j.

      uitleenwinkel;

    • k.

      glazenwasser;

    • l.

      tuinman;

    • m.

      ergonomische zelf aan te schaffen hulpmiddelen (bijv: rollator, wandelstok, aangepast bestek).

HOOFDSTUK 3: Procedure toegang tot maatschappelijke ondersteuning en/of jeugdhulp

Artikel 8 De consulent van de gemeente

  • 1. De consulent is een adviseur van de gemeente met specialistische kennis op het gebied van de Wmo en/of Jeugdwet en kennis van de (integrale) mogelijkheden voor inwoners. De consulent stelt deze kennis in dienst van de inwoners, verricht onderzoek naar passende ondersteuning en adviseert inwoners objectief.

  • 2. De consulent is in staat de situatie van een inwoner te onderzoeken en een onafhankelijke afweging te maken van de situatie en de eventueel benodigde ondersteuning. Er wordt in samenwerking met de inwoner een (integraal) plan opgesteld en specifieke, meetbare, haalbare, realistische en tijdgebonden doelen geformuleerd.

  • 3. Indien noodzakelijk, maakt de consulent gebruik van een externe adviseur, bij vragen waarbij specialistische kennis noodzakelijk is. Voorbeelden van externe adviseurs zijn een GZ-psycholoog of een medisch adviseur. Voorbeelden van situaties waarbij dit ingezet wordt, zijn;

    • a.

      Fysieke aandoeningen waarvan de prognose of gevolgen onduidelijk zijn;

    • b.

      Onduidelijkheid over wat er verwacht mag worden in het kader van de gebruikelijke zorg versus de beperking;

    • c.

      Onduidelijkheid over beperkingen, ontwikkelingsmogelijkheden en ondersteuningsbehoeften bij jeugdige inwoners.

  • 4. Een passend en objectief advies betekent niet automatisch dat dit gelijk staat aan de wens van de inwoner en belangrijke betrokkenen. De consulent is in staat om als onafhankelijke adviseur middels ‘helicopterview’ te zien wat daadwerkelijk passend en noodzakelijk is bij een situatie of probleem. Dit betekent dat de consulent onafhankelijk is, brede kennis heeft en overstijgend denkt. Tegelijkertijd bewaakt de consulent hierdoor de rechten van de inwoner.

  • 5. Wanneer een inwoner het tijdens het onderzoek niet eens is met de conclusie van de consulent voor toekenning of afwijzing van ondersteuning, kan er verzocht worden om een second opinion. De second opinion wordt uitgevoerd door een consulent van een ander team.

  • 6. Wanneer een inwoner niet in staat is zelf regie te voeren over de ondersteuning en/of zijn leven, worden er verschillende mogelijkheden onderzocht. Er wordt allereerst gekeken of iemand uit het netwerk naast de inwoner kan staan. Als dit niet mogelijk is, kan een zorgaanbieder (tijdelijk) naast de inwoner staan totdat deze zelf in staat is weer regie te voeren. Wanneer er geen passende mogelijkheden zijn, bijvoorbeeld doordat er sprake is van een complexe situatie, kan de consulent tijdelijk de rol van regisseur op zich nemen.

  • 7. Het verschil tussen de rol van een casemanager en regisseur is dat een casemanager zich zowel met de inhoud als het proces bezig houdt en een regisseur alleen regie voert op het proces. De daadwerkelijke uitvoering van de ondersteuning blijft bij inwoner en zorgaanbieders. Zo blijft bijvoorbeeld bij volwassenen de GGZ verantwoordelijk voor de psychiatrische zorg en de reclassering verantwoordelijk voor de justitiële zorg. Bij jeugdige inwoners blijft jeugdbescherming verantwoordelijk voor de jeugdhulp en het uitvoeren van de jeugdbeschermingsmaatregel.

  • 8. Regie voeren op het proces betekent:

    • a.

      Helicopter view, overzicht bewaken;

    • b.

      Organiseren en coördineren;

    • c.

      Delegeren van acties en taken;

    • d.

      Doelen monitoren en evalueren;

    • e.

      Ondersteunen waar nodig, loslaten waar kan;

    • f.

      Overdragen/Beleggen van het regie voeren voor de toekomst.

  • 9. Een consulent blijft betrokken bij de inwoner wanneer het onderzoek nog niet afgerond is en wanneer de consulent regie voert.

Artikel 9 Onvoldoende informatie bij het onderzoek

De inwoner heeft de belangrijke verantwoordelijkheid om mee te werken aan het onderzoek en de nodige informatie tot beschikking te stellen van de consulent. Wanneer er onvoldoende informatie wordt verstrekt door de inwoner om tot een passend besluit te komen, kan het zijn dat een inwoner hierdoor minder of geen ondersteuning ontvangt dan in zijn/haar ogen passend of wenselijk.

Artikel 10 Integraal plan of gespreksverslag

  • 1. De consulent draagt zorg voor schriftelijke vastlegging van de uitkomsten van het onderzoek, in een (integraal) plan of gespreksverslag. Bij een evaluatie draagt de consulent zorg voor het ontvangen van een evaluatie plan en legt de conclusie en doelen schriftelijk vast.

  • 2. In het (integraal) plan of gespreksverslag staat de hulpvraag van de inwoner, de weging van de feiten, de krachten en zwakten, de doelen en de oplossingsrichting van de inwoner en het sociale netwerk. De consulent schrijft een motivatie met het advies voor passende ondersteuning. Daarnaast zijn er specifieke, meetbare, haalbare, realistische en tijdgebonden doelen geformuleerd. Wanneer er meerdere hulpvragers in een gezin/huishouden zijn, wordt dit, indien mogelijk, in één plan geschreven. Hiermee wordt invulling gegeven aan 1 gezin, 1 plan, 1 regie.

  • 3. Er wordt binnen maximaal 6 weken na het afronden van het gesprek, een (integraal) plan of gespreksverslag verstrekt aan de inwoner met de uitkomsten van het onderzoek.

  • 4. Opmerkingen, correcties of latere aanvullingen van de cliënt worden aan het dossier toegevoegd tot 3 maanden na het ontvangen van de aanvraag.

  • 5. Indien een zorgaanbieder een evaluatie plan opstuurt, blijft de consulent eindverantwoordelijk voor een weging van dit plan. De consulent toetst het plan van de zorgaanbieder. Benodigde aanvullende informatie haalt de consulent op bij de inwoner of zorgaanbieder. De consulent zorgt voor specifieke, meetbare, haalbare, realistische en tijdgebonden doelen en een motivatie met het advies voor passende ondersteuning.

  • 6. De onderzoektermijn van 6 weken en het verstrekken van het plan of verslag wordt alleen uitgesteld met instemming van de inwoner. De inwoner ontvangt hiervoor een schriftelijke bevestiging. Hierin staan de datum van de melding, de reden van uitstel van het onderzoek, welke activiteiten nog moeten worden verricht en de termijn van verlenging.

Artikel 11 Afwijkende routes bij aanvraag

  • 1. In spoedeisende gevallen, wordt er zo snel als mogelijk een passende tijdelijke maatwerkvoorziening ingezet. Onder spoed wordt een onverwachte situatie verstaan, waarbij ernstigere problemen voorkomen dienen te worden. Voorbeelden hiervan zijn:

    • a.

      Acute ernstige onveiligheid als gevolg van huiselijk geweld, mishandeling en/of verwaarlozing;

    • b.

      Acute en levensbedreigende situaties;

    • c.

      Acute situatie door fysieke aandoening, zoals ALS;

    • d.

      Huisuitzetting of uithuisplaatsing van een jeugdige inwoner;

    • e.

      Eerwraak.

  • Er hoeft dan niet gewacht te worden op een ondertekende aanvraag. Het besluit (de beschikking) wordt binnen 6 weken verstrekt.

  • 2. Wanneer een inwoner zorg vermijdt en er bemoeizorg noodzakelijk is volgens de consulent, kan er gekozen worden om zonder een aanvraag een maatwerkvoorziening in te zetten. Bemoeizorg staat op gespannen voet met het zelfbeschikkingsrecht van inwoners en hun privacy. Bemoeizorg wordt daarom alleen ingezet als het geen optie is om af te wachten tot de cliënt zelf om die hulp vraagt en/of om verdere verwaarlozing te voorkomen. In de volgende gevallen kan daar sprake van zijn:

    • a.

      Uit onderzoek blijkt dat vanwege onveiligheid of overlast de inzet van een maatwerkvoorziening noodzakelijk is. De inwoner is bereid een gesprek aan te gaan, mee te werken aan ondersteuning, maar weigert een plan of verslag te ondertekenen.

    • b.

      Uit onderzoek blijkt dat vanwege onveiligheid of overlast de inzet van een maatwerkvoorziening noodzakelijk is. De inwoner weigert tot nu toe mee te werken. Er wordt gekozen voor een motivatietraject.

Artikel 12 Het besluit, de beschikking

  • 1. De toekenning of afwijzing voor een maatwerkvoorziening wordt vastgelegd in een besluit (een beschikking).

  • 2. De motivatie van de consulent, namelijk de weging van de feiten, de krachten en zwakten, het advies voor passende ondersteuning, en de doelen worden overgenomen in het besluit (de beschikking) die de inwoner ontvangt.

  • 3. Er wordt door de inwoner of zorgaanbieder binnen 3 maanden gebruik gemaakt van het besluit, anders komt het besluit te vervallen. Het recht op de ondersteuning blijkt dan niet noodzakelijk te zijn.

  • 4. Er wordt van een PGB bij Jeugdhulp binnen 3 maanden en bij Wmo binnen 6 maanden gebruik gemaakt, anders komt het besluit te vervallen.

  • 5. Opschorting van de beslistermijn van 2 weken wordt gecommuniceerd aan de inwoner. De inwoner ontvangt hiervoor een schriftelijke bevestiging. Hierin staan de datum van de aanvraag, de aangevraagde ondersteuning, de reden van uitstel, wat nog nodig is voor het besluit en de beslistermijn van 2 weken (zo kort mogelijk).

  • 6. Het verlengen van de beslistermijn van 2 weken gebeurt alleen met instemming van de inwoner. De inwoner ontvangt hiervoor een schriftelijke bevestiging. Hierin staan de datum van de aanvraag, de aangevraagde ondersteuning, de reden van uitstel, wat nog nodig is voor het besluit en de beslistermijn van 2 weken (zo kort mogelijk).

Artikel 13 Cliëntondersteuning en vertrouwenspersoon

  • 1. De consulent stuurt in eerste instantie op cliëntondersteuning vanuit het netwerk van de inwoner. Het netwerk kan hierin een duurzame oplossing bieden. Indien er niemand in het netwerk deze rol kan vervullen, kan de inwoner gebruik maken van een (onafhankelijke) cliëntondersteuner.

  • 2. De consulent wijst inwoners op de mogelijkheid dat zij zich kosteloos kunnen laten bijstaan door een (onafhankelijke) cliëntondersteuner dan wel vertrouwenspersoon. De gemeente zorgt ervoor dat alle inwoners hierop desgewenst een beroep kunnen doen.

  • 3. De (onafhankelijke) cliëntondersteuner zal ook het netwerk proberen te versterken en samen met de inwoner op zoek gaan naar een duurzame oplossing binnen het netwerk.

  • 4. Een vertrouwenspersoon voor bij jeugdhulp, is landelijk georganiseerd via het Advies en Klachtbureau Jeugdzorg (www.AKJ.nl). Als er zaken in de hulpverlening niet goed lopen, kan de vertrouwenspersoon daarbij helpen. Er wordt samen met de jeugdige, de ouder, verzorgende of gezaghebbende naar een oplossing gezocht.

HOOFDSTUK 4: Maatwerkvoorzieningen

Artikel 14 Overzicht maatwerkvoorzieningen

  • 1. Voorbeelden van maatwerkvoorzieningen vanuit de Jeugdwet zijn:

    • a.

      Ambulante trajecten jeugd op het gebied van begeleiding en jeugd- en opvoedhulp.

    • b.

      Ambulante trajecten jeugd op het gebied van behandeling, zoals basis en specialistische jeugd ggz.

    • c.

      Ambulante trajecten jeugd op het gebied van observatie en diagnostiek.

    • d.

      Dagbesteding, kortdurend verblijf jeugd.

    • e.

      Pleegzorg.

    • f.

      Residentiële en semi-residentiële jeugdhulp.

    • g.

      Gesloten jeugdhulp.

    • h.

      Preventieve jeugdbescherming en beschermingsmaatregelen door gecertificeerde instellingen.

    • i.

      Crisisjeugdhulp.

  • 2. Maatschappelijke ondersteuning dient zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving plaats te vinden. Voorbeelden van maatwerkvoorzieningen vanuit de Wmo zijn:

    • a.

      Ambulante begeleiding.

    • b.

      Dagbesteding, dagactiviteit.

    • c.

      Huishoudelijke ondersteuning, dagelijkse ondersteuning.

    • d.

      Kortdurend verblijf.

    • e.

      Woningaanpassingen (toegankelijkheid).

    • f.

      Hulpmiddelen (scootmobiel, traplift).

    • g.

      Instellingenvervoer.

    • h.

      Collectief vervoer op grond van de Wmo (regiotaxi).

Artikel 15 Gereserveerd

Artikel 16 Gereserveerd

Artikel 17 Richtlijnen

  • 1. De richtlijnen voor ondersteuning vanuit een maatwerkvoorziening zijn gebaseerd op de ervaringen van 2015 tot en met 2019. De richtlijnen geven aan wat gemiddeld gebruikelijk is bij de inwoners. Er dient altijd per situatie maatwerk geboden te worden om goed aan te sluiten op de situatie van de inwoner.

  • 2. Er wordt een gemiddeld aantal uur per week per inwoner toegewezen. De intensiteit van de ondersteuning per week kan dus verschillen. Het totaal aantal uur kan niet per periode overschreden worden door de zorgaanbieder. Hierdoor wordt de inwoner beschermd in het recht op ondersteuning.

  • 3. In uitzonderingssituatie wordt er een totaal aantal uur voor de gehele periode afgegeven. Dit gebeurt alleen wanneer de ondersteuningsbehoefte van de inwoner onregelmatig en incidenteel is.

Artikel 18 Dagactiviteit/besteding en dagbehandeling

  • 1. De kerndoelen van dagbesteding en dagactiviteiten zijn:

    • a.

      Sociale vaardigheden aanleren of uitbreiden.

    • b.

      Het aanleren of oefenen van sociale vaardigheden.

    • c.

      Het aan gaan van sociale contacten en/of het sociale netwerk uitbreiden.

    • d.

      Het ontlasten van de mantelzorger, partner, of ouder/verzorger.

    • e.

      Het structureren van de dag/week.

  • 2. Leren binnen groepsverband is voorliggend op individuele ondersteuning.

    Dagactiviteit/Dagbesteding

    Periode

    Dagdelen per week

    Dagactiviteit kortdurend

    1-2 jaar

    Min 1, max 10

    Dagactiviteit langdurend Wmo

    2+ jaar

    4 - 5

    Dagactiviteit langdurend Jeugd

    1 jaar

    Min 1, max 10

    Dagbehandeling Jeugd

    Periode

    Dagdelen per week

    Dagbehandeling

    9 maanden

    Min 1, max 10

  • 3. Bij dagbehandeling moet rekening gehouden worden met de aanvullende richtlijn inzake de belastbaarheid van het jonge kind (0-4 jaar). Er wordt bij jonge kinderen maximaal 1 dag per leeftijd toegekend. Bijvoorbeeld een kind van 2 jaar kan voor maximaal 2 dagen, of 4 dagdelen, een dagactiviteit ontvangen.

Artikel 19 Ambulante begeleiding

  • 1. De nadruk bij begeleiding basis voor volwassenen ligt op;

    • a.

      het ondersteunen van de inwoner door naast de inwoner te staan;

    • b.

      aanleren door herhaling;

    • c.

      het ondersteunen bij, uitvoeren en overnemen van (praktische) handelingen;

    • d.

      en betreft planbare ondersteuning.

  • 2. De nadruk bij begeleiding specialistisch ligt op;

    • a.

      het ondersteunen van de inwoner door het aanleren van nieuwe vaardigheden en handvatten;

    • b.

      het begrenzen van moeizaam te reguleren gedrag;

    • c.

      het risico op beschadiging van zichzelf of de omgeving verkleinen;

    • d.

      en het betreft (on)planbare ondersteuning.

  • 3. Zorg continuïteit van de ondersteuning en ambulante begeleider is belangrijk voor de inwoner en het bereiken van zijn/haar doelen. Begeleiding specialistisch betreft in principe tijdelijke ondersteuning waarna er afgeschaald wordt. Hierom wordt er bij volwassen inwoners altijd gestart met ambulante begeleiding basis, of een combinatie van ambulante begeleiding basis en specialistisch. Hierdoor wordt de zorg continuïteit en het belang van 1 gezin, 1 hulpverlener, 1 plan gewaarborgd.

  • 4. Indien binnen de eerste 3 tot 6 maanden blijkt dat er specialistische begeleiding noodzakelijk is, kan de zorgaanbieder dit aangeven middels een evaluatie.

  • 5. De richtlijnen voor ambulante begeleiding voor volwassenen zijn als volgt:

    Ambulante begeleiding Wmo

    Periode

    Aantal uren per week

    Ambulante begeleiding kortdurend

    1-2 jaar

    2,5

    Ambulante begeleiding langdurend

    2+ jaar

    2,5

    Ambulante begeleiding gecombineerd met speciaal

    1-2 jaar

    1

    Ambulante specialistische begeleiding gecombineerd

    1-2 jaar

    1,5

    Specialistische begeleiding langdurend (uitzonderingssituatie)

    2+ jaar

    0,5

  • 6. De richtlijnen voor ambulante begeleiding voor jeugdige inwoners zijn als volgt:

    Ambulante begeleiding Jeugd

    Periode

    Uren per week

    Ambulante begeleiding kortdurend

    6 maanden

    1,5

    Ambulante begeleiding langdurend

    9 maanden

    3,0

    Begeleiding zelfstandig wonen

    9 maanden

    3,5

    Ambulante specialistische begeleiding

    9 maanden

    3,5

    Ouderschap blijft

    9 maanden

    2,0

    Ambulante spoedhulp

    4 weken

    n.v.t.

Artikel 20 Maximale belastbaarheid en leerbaarheid voor jeugdige inwoners bij ambulante ondersteuning

  • 1. Voor het formuleren van doelen en het aantal uur ambulante ondersteuning in de thuissituatie voor jeugdige inwoners, wordt onderstaande richtlijn gehanteerd bij de doelen (conform Ciz richtlijn):

    Activiteit:

    Frequentie:

    Maximaal aantal uur:

    1. Oefenen algemeen

    1 tot 3 x per week

    maximaal 3 uur per week

    2. Ondersteuning bij aanbrengen structuur en bij regie voeren

    1 tot 6 x per week

    maximaal 3 tot 9 uur per week

    3. Ondersteuning praktische vaardigheden t.b.v. zelfredzaamheid

    1 tot 5 x per week

    maximaal 1,5 tot 2,5 uur per week

    4. Toezicht houden bij oefenen (jeugd)

    1 tot 3 x per week

    maximaal 3 uur per week

  • 2. Dit betekent dat voor ambulante ondersteuning in de thuissituatie, gericht op aanleren, oefenen en structuur, maximaal 17,5 uur per week kan worden ingezet. Dit is gemiddeld 2 tot 3 uur per dag, naast een dagactiviteit zoals school. Hierdoor komt een jeugdige inwonersvoldoende tot leren zonder overvraagd te worden.

Artikel 21 Verblijf

  • 1. Uitgangspunt bij verblijf is dat er slechts aanspraak op gemaakt kan worden indien de inwoner meer dan drie etmalen per week daarop is aangewezen. Uitzondering hierop zijn kortdurend verblijf, logeerhuis en weekend/deeltijdpleegzorg.

  • 2. Wanneer er sprake is van blijvend intensieve zorgbehoefte, en wanneer er 24 uur per dag zorg dichtbij of permanent toezicht nodig is, komt de inwoner hoogstwaarschijnlijk in aanmerking voor verblijf vanuit de WLZ. Van de inwoner wordt verwacht dat deze aantoonbaar actief inspanningen verricht om een aanvraag voor een overige voorziening in te dienen.

    Verblijf Wmo

    Periode

    Dagen per week

    Kortdurend verblijf (respijtzorg)

    1 jaar

    1-7

    Verblijf Jeugd

    Periode

    Dagen per week

    Kamertraining

    9 maanden

    7

    Behandelgezinshuis

    6 maanden

    7

    Crisisbed

    Max. 28 dagen

    7

    Gezinshuis

    n.v.t.

    7

    Mentorhuis

    n.v.t.

    7

    Flexibel verblijf (groep)

    6 maanden

    7

    Vervangend wonen (groep)

    6 maanden

    7

    Logeerhuis

    6 maanden

    1-7

    Pleegzorg

    n.v.t.

    7

    GGZ verblijf en behandeling

    9 maanden

    7

Artikel 22 Vervoer

  • 1. Wanneer een inwoner aanspraak wil maken op de maatwerkvoorziening vervoer, wordt er altijd eerst gekeken naar de leerbaarheid van de inwoner. Mogelijk kan een inwoner geactiveerd worden om zelfstandig reizen aan te leren.

  • 2. Aanvullende criteria voor vervoer:

    • a.

      Wanneer een inwoner niet in staat is om 500 meter of meer te lopen, kan de inwoner in aanmerking komen voor collectief vervoer op grond van de Wmo. Voor vervoer tot 500 meter kan de inwoner zelf algemeen gebruikelijke hulpmiddelen aanschaffen zoals een wandelstok of rollator. Hiervoor wordt er in principe geen collectief vervoer op grond van de Wmo ingezet.

    • b.

      Wanneer een inwoner beschikt over een scootmobiel, wordt er in principe geen andere maatwerkvoorziening voor vervoer ingezet tot en met 4 kilometer. Dit is immers de afstand die een inwoner kan afleggen met de scootmobiel.

    • c.

      Wanneer het noodzakelijk is dat er een medisch begeleider mee reist met de maatwerkvoorziening, kan een inwoner niet alleen reizen. Dit zou voor onveilige situaties kunnen zorgen.

    • d.

      Wanneer de maatwerkvoorziening voor instellingenvervoer niet passend is, wordt er eerst ingezet op kleinschalig vervoer. Dit is een groep van maximaal 4 inwoners. Individueel vervoer wordt alleen bij uitzonderingssituaties ingezet.

    • e.

      Een vervoersvoorziening wordt niet ingezet om het inkomen te compenseren.

    • f.

      Een vervoersvoorziening wordt niet ingezet wanneer een inwoner niet gemotiveerd is om gebruik te maken van de eigen mogelijkheden en mogelijkheden binnen de gemeente.

    • g.

      Het vervoeren van jeugdige inwoners naar school, dagbesteding, vrijetijdsactiviteiten, jeugdhulp, valt onder de gebruikelijke zorg van ouders.

    • h.

      Echter als een jeugdige inwoner op grond van de jeugdwet hulp ontvangt en in verband met een medische noodzaak of zijn gebrek aan zelfredzaamheid niet in staat is om zelfstandig van en naar de locatie te komen waar de jeugdhulp wordt gegeven, kan deze in aanmerking komen voor vervoer vanuit de gemeente. Op voorwaarde dat er geen sprake is van gebruikelijk hulp en er geen verdere mogelijkheden zijn vanuit de eigen kracht, en/of andere voorliggende voorzieningen. Dit vervoer kan binnen of buiten de gemeentegrenzen zijn.

    • i.

      Er kan een maatwerkvoorziening vervoer worden ingezet wanneer de jeugdhulpondersteuning aan de jeugdige inwoner stagneert, als deze vervoersvoorziening niet wordt ingezet.

    • j.

      Er kan een maatwerkvoorziening vervoer worden ingezet wanneer het (bovengebruikelijke) vervoer door ouders aantoonbaar leidt tot overbelasting van ouders en er geen andere voorliggende mogelijkheden/ voorzieningen zijn.

    • k.

      Vormen van vervoer in het kader van de jeugdwet zijn:

      • o

        Aangepast vervoer.

      • o

        Kilometervergoeding aan ouders.

      • o

        Ov-vergoeding met begeleiding.

    • l.

      De frequentie van de jeugdhulp is niet bepalend voor het toekennen van een vervoersvoorziening.

Artikel 23 De eigen en andere mogelijkheden voor hulp bij het huishouden

  • 1. Er wordt alleen een maatwerkvoorziening geboden, wanneer er geen andere oplossingen zijn. Voorbeelden van mogelijkheden, algemene en andere voorzieningen bij hulp bij het huishouden zijn:

    • a.

      Glazenwassersbedrijf voor ramen wassen aan de buitenzijde van de woning.

    • b.

      Een tuinman voor het tuinonderhoud. Daarnaast is verhuizen een mogelijkheid als het tuinonderhoud te veel wordt.

    • c.

      Boodschappenbezorgservice, de Plusbus voor het vervoer naar de supermarkt voor boodschappen.

    • d.

      Maaltijdenservice voor maaltijdverzorging.

  • 2. Activiteiten die door de inwoner zelf kunnen worden uitgevoerd, behoren ook tot de eigen verantwoordelijkheid. In de dagelijkse praktijk kan dit ook betekenen dat een deel van het huishouden door de inwoner wordt uitgevoerd en voor een ander deel ondersteuning wordt geboden.

  • 3. Een inwoner kiest voor een type en grootte van de woning. Dit is een keuze waarop de inwoner zelf invloed kan uitoefenen. Daarom is dit niet van invloed op de hoeveelheid ondersteuning. Het onderhoud van de tuin wordt hierdoor ook niet tot het huishouden gerekend.

  • 4. Hetzelfde geldt voor het verzorgen van huisdieren. De gevolgen hiervan op de schoonmaak en het zoeken van oplossingen daarvoor behoort in de eerste plaats tot de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner.

  • 5. Wanneer een inwoner een aantoonbaar gecertificeerde en opgeleide hulphond heeft, wordt dit wel meegewogen. Een hulphond is immers een hulpmiddel die de inwoner ondersteunt om zo zelfstandig mogelijk te leven.

  • 6. Het beschikken over en aanschaffen van een wasmachine is de verantwoordelijkheid van de inwoner.

  • 7. Een andere vorm van eigen mogelijkheden is, het mee werken aan zo efficiënt mogelijke ondersteuning. Dit betekent dat van de inwoner mag worden verwacht dat de inwoner rekening houdt of veranderingen aan brengt bij de inrichting van de woning (ergonomisch verantwoord) en planning voor de uitvoering van de huishoudelijke werkzaamheden. Voorbeelden hiervan zijn:

    • a.

      Voorbereiden van de was.

    • b.

      Aanschaffen van strijkloze kleding.

    • c.

      Aanschaffen van een droger.

    • d.

      De wasmachine en droger op hoogte plaatsen zodat bukken en reiken wordt vermeden.

    • e.

      Voorwerpen voor de sier of verzameling zo veel als mogelijk beperken.

    • f.

      Beperken van de was door het gebruiken van incontinentiemateriaal of anti-allergieproducten.

    • g.

      Beperken van de reikwijdte en bukken door bijvoorbeeld een wasmachine op een juiste hoogte te plaatsen of een bed te verhogen.

  • 8. Bij verwaarlozing van het huishouden wordt altijd gekeken of behandeling eerst noodzakelijk is.

Artikel 24 Normtijden hulp bij het huishouden

  • 1. Wanneer een maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden wordt ingezet, worden de richtlijnen van het CIZ hiervoor gebruikt. Deze worden aangevuld met extra uren op maat indien noodzakelijk. De basisrichtlijn hiervoor is:

     

    Alleenstaande (seniorenwoning)

    Alleenstaande (eengezinswoning)

    Twee- en meerpersoonshuishouden

    Huishoudelijke taak

    Minuten per week:

    Minuten per week:

    Minuten per week:

    Boodschappen dagelijkse leven

    60

    60

    60

    Licht huishoudelijk werk

    60

    60

    90

    Zwaar huishoudelijk werk

    90

    180

    180

    Wasverzorging (kleding/linnengoed wassen)

    60

    60

    90

    Organisatie van het huishouden (regie)

    -

    -

    30

    Broodmaaltijd

    (per keer)

    15

    15

    15

    Warme maaltijd (per keer)

    30

    30

    30

    Meerzorg

    15/30

    15/30

    15/30

Artikel 25 Regie voeren en aanleren van huishoudelijke taken

  • 1. Ondersteuning bij regie voeren, het organiseren van huishoudelijke taken wordt ingezet wanneer de inwoner niet zelf tot regie en planning van de werkzaamheden in staat is.

  • 2. Daarnaast wordt er altijd gekeken naar de leerbaarheid en activeringsmogelijkheden van een inwoner. Voordat het duidelijk is dat huishoudelijke taken structureel moeten worden overgenomen, onderzoekt de zorgverlener of het mogelijk is de inwoner in de eigen kracht te zetten door taken aan te leren en de inwoner te activeren. Dit betekent zowel het oefenen van huishoudelijke taken als het inzetten van algemeen gebruikelijk huishoudelijke hulpmiddelen uitproberen. Wanneer er binnen 3 tot 6 maanden onvoldoende leerbaarheid en activeringsmogelijkheden blijken te zijn, wordt er overgegaan op structurele overname van handelingen. Dit staat los van de motivatie en de wil van de inwoner hier aan mee te werken. Het is de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner mee te werken aan het onderzoek, de in samenwerking opgestelde doelen en het zoeken naar de best passende oplossing.

  • 3. Er wordt bij de volgende situaties altijd eerst gekeken naar de leerbaarheid en activeringsmogelijkheden:

    • a.

      Wegvallen van partner door overlijden, opname, verhuizing of einde relatie.

    • b.

      Onduidelijkheid over de beperking of mogelijkheden.

    • c.

      Om leren gaan met een ziekte of beperking.

    • d.

      Verstandelijke of psychische beperking.

    • e.

      Zelfstandig of thuis wonen na opname of verblijf in een instelling.

    • f.

      Het aanleren van huishoudelijk taken bij kinderen wanneer van hen verwacht mag worden dat zij deze gebruikelijke zorg op zich kunnen nemen.

Artikel 26 Zware vervuiling huishouden

  • 1. Bij uitzonderingsituaties is er sprake van een zware vervuiling van het huishouden waardoor er gezondheidsrisico’s ontstaan. Hiervoor is in principe geen maatwerkvoorziening beschikbaar. De inwoner is zelf verantwoordelijk voor de kosten. De gemeenten ondersteunt wel in het aanvragen van een huis schoonmaak.

  • 2. Bij uitzondering en onvoldoende (financiële) draagkracht van de inwoner, kan de gemeente een financiële bijdrage leveren.

Artikel 27 Langdurige noodzakelijkheid bij woningaanpassingen, hulpmiddelen en verhuizen

  • 1. Bij het bepalen van de meest passende goedkoopst adequate voorziening voor woningaanpassingen, hulpmiddelen en verhuizen, wordt rekening gehouden met de (te verwachten) gebruiksduur en intensiteit van het gebruik. Bij kortdurend of incidenteel gebruik, wordt een groter beroep op eigen mogelijkheden of de inzet van algemene of andere voorzieningen gedaan. Uiteraard wordt hierbij rekening gehouden met de feitelijke aanwezigheid hiervan.

  • 2. Onder langdurig adequaat wordt een periode langer dan 6 maanden bedoeld.

Artikel 28 Wonen in een geschikt huis

  • 1. Het zoeken, vinden en beschikken over een woning behoort tot de eigen verantwoordelijkheid. Dit geldt in beginsel ook voor het beschikken over een zo geschikt mogelijke woning. Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid om passende maatregelen te nemen behorend bij de levensfase en te verwachten beperkingen. Kleine aanpassingen die voor iedereen algemeen toegankelijk zijn, worden niet vanuit de Wmo verstrekt.

  • 2. Een woningaanpassing of ondersteuning bij het vinden van een geschikte woning wordt in het kader van de Wmo alleen verleend, indien het ontstaan van beperkingen, verminderde zelfredzaamheid en/of participatieproblemen het gevolg is/zijn van onvoorziene en onverwachte omstandigheden, gelegen buiten eigen toedoen. Er kan alleen gebruik worden gemaakt van een woningaanpassing vanuit de Wmo, indien de algemene en andere voorzieningen, niet passend zijn gebleken bij de situatie.

  • 3. De inwoner kan bij verhuizen alleen rekening houden met de (medische) situatie, als op dat moment duidelijk is dat er beperkingen zijn bij het normale gebruik van de nieuwe woning. Indien een inwoner alsnog besluit te verhuizen naar een woning waarbij bekend is dat deze niet passend is in gebruik of qua onderhoud bij de (medische) situatie van de inwoner, is de inwoner zelf verantwoordelijk om ondersteuning en aanpassingen te organiseren en te betalen. De inwoner had immers de mogelijkheid om te zoeken naar een woning passend bij de situatie.

Artikel 29 Aard en omvang van de woningaanpassing

  • 1. Bij het bepalen van de aard en omvang van de te verstrekken woningaanpassing gelden de volgende uitgangspunten:

    • a.

      Het op de woning van toepassing zijnde bouwbesluit wordt als uitgangspunt genomen voor wat betreft wat er bij de woning aanwezig hoort te zijn.

    • b.

      Renovaties passend bij het afschrijvingstermijn, komen voor eigen rekening van de inwoner of de eigenaar van de woning.

    • c.

      De woningaanpassing is functioneel, passend en langdurig adequaat. Langdurig adequaat betekent langer dan 6 maanden. Hierdoor hoeft de woningaanpassing in de toekomst niet nogmaals aangepast te worden.

  • 2. Wanneer er om een woningaanpassing verzocht wordt terwijl de afschrijvingstermijn verstreken is, komt de inwoner niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening. De afschrijvingstermijn uit het ‘Beleidsboek huurverhoging na woningverbetering’ wordt hierin als richtlijn gehanteerd. Hieronder staan de meest voorkomende afschrijvingstermijnen:

    a.

    Vervangen sanitair

    : 25 jaar

    b.

    Aanleggen/Vervangen bad- of douche

    : 25 jaar

    c.

    Uitbreiden badkamer

    : 25 jaar

    d.

    Toilet vervangen

    : 15 jaar

    e.

    Keuken vervangen

    : 15 jaar

    f.

    Renovatie huis

    : 25 jaar

Artikel 30 Vervangende woningaanpassing of hulpmiddel, reparatie en onderhoud

Een maatwerkvoorziening wordt alleen vervangen wanneer dit noodzakelijk is, het afschrijftermijn verstreken is en als de voorziening technisch is afgeschreven. Een maatwerkvoorziening wordt niet vervangen als;

  • a.

    de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die aan de inwoner zijn toe te rekenen;

  • b.

    de inwoner de veroorzaakte kosten zelf wil betalen, of;

  • c.

    de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de beperking van de inwoner.

  • d.

    Onderhoud en reparatie van een hulpmiddel of woningaanpassing worden ook gerekend als maatwerkvoorziening. Indien van toepassing, geldt hiervoor ook een eigen bijdrage.

Artikel 31 Verhuizen op indicatie van de gemeente (verhuisindicatie)

  • 1. Een inwoner komt in aanmerking voor een verhuisindicatie bij alle onderstaande criteria:

    • a.

      Er is sprake van langdurige, aantoonbare beperkingen in het normale gebruik van de wo¬ning, bijvoorbeeld met traplopen. Daardoor is het medisch noodzakelijk om uit de woning te verhuizen. Dit was nog niet bekend bij de inwoner, toen de inwoner de huidige woning accepteerde.

    • b.

      Verhuizen is de goedkoopst adequate oplossing binnen de Wmo, en kan plaatsvinden binnen een medisch verantwoorde termijn.

    • c.

      De inwoner woont zelfstandig en verhuist naar een zelfstandige woning waar het hele jaar gewoond wordt (geen recreatiewoning).

    • d.

      De inwoner verhuist naar een geschikte woning binnen Nederland. De woning voldoet aan de eisen die in het besluit (de beschikking) staan die de inwoner ontvangt.

    • e.

      De inwoner heeft tijdens het onderzoek en de aanvraag de huur nog niet opgezegd of het huis nog niet verkocht.

  • 2. Een verhuisindicatie is één keer inzetbaar. Na het accepteren van een geschikte woning vervalt de geldigheid van de indicatie.

  • 3. Indien een inwoner 3 keer een geschikte woning afwijst, is de inwoner hierna zelf verantwoordelijk. De inwoner wijst immers een passende oplossing af.

  • 4. De inwoner ontvangt een verhuisindicatie voor de periode van 1 jaar. Voor een tussentijdse oplossing kan de inwoner gebruik maken van uitleen hulpmiddelen vanuit de ZVW.

  • 5. Een woningzoekende die in de gemeente mantelzorg verleent of ontvangt, komt in aanmerking voor een verhuisindicatie (mantelzorgurgentieverklaring) wanneer;

    • a.

      er sprake is van een ondersteuningsvraag in de vorm van huishoudelijke hulp, persoonlijke verzorging en/of verpleging en individuele begeleiding;

    • b.

      de ondersteuning thuis geboden wordt;

    • c.

      sprake is van een mantelzorgrelatie waarin de mantelzorger voor gemiddeld 2 uur per dag en minimaal 10 uur per week besteedt aan het bieden van mantelzorg, en;

    • d.

      waarbij de verwachting is dat de mantelzorgrelatie minimaal een jaar in stand blijft;

    • e.

      de reisafstand tussen de woningen van mantelzorggever en mantelzorgontvanger binnen dezelfde gemeente of plaats is na de verhuizing;

    • f.

      het aannemelijk is dat door de mantelzorg er in mindere mate aanspraak gemaakt wordt op een algemene of maatwerkvoorziening vanuit de Wmo of Jeugdwet.

  • 6. Het inkomen van het huishouden van de aanvrager is niet hoger dan de door de rijksoverheid vastgestelde inkomensnorm voor sociale huurwoningen.

Artikel 32 Vergoeding voor verhuis- en herinrichtingskosten

  • 1. Er kan alleen een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten geboden waren, wanneer er door de gemeente ook een verhuisindicatie is afgegeven. Hiervoor gelden dezelfde criteria als bij een verhuisurgentie.

  • 2. Er wordt alleen een vergoeding geboden voor de noodzakelijke kosten. Ook hierbij wordt gekeken naar de goedkoopst adequate oplossing en in hoeverre een inwoner (niet) in staat is zelf een bijdrage te leveren. Wat er vergoed wordt, staat vastgelegd in het besluit (de beschikking) die de inwoner ontvangt. Voorbeelden zijn;

    • a.

      eerste inschrijving bij een woningcorporatie;

    • b.

      de waarborgsom;

    • c.

      kosten voor de huur van een bus voor de verhuizing en/of de kosten van de noodzakelijke opslag van de bestaande inboedel tijdens de verhuizing;

    • d.

      de dubbele huur voor 1 maand;

    • e.

      eenmalige kosten van materiaal van het witten, schilderen en behangen van de nieuwe woning.

  • 3. Indien een inwoner voor het eerst op zichzelf gaat wonen, komt de inwoner in principe niet in aanmerking voor een verhuiskosten vergoeding. Dit valt onder algemene gebruikelijk kosten zoals bij ieder ander.

  • 4. Indien er sprake is van een verhuizing naar een instelling vanuit de WLZ, wordt er geen verhuiskostenvergoeding verstrekt.

  • 5. De hoogte van de tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten is vastgelegd in de nadere regels.

Artikel 33 Hulpmiddelen

  • 1. Er zijn diverse hulpmiddelen die de inwoner behulpzaam kunnen zijn bij het zich verplaatsen in of om de woning. Deze zijn in de reguliere handel verkrijgbaar en zijn algemeen gebruikelijke voorzieningen.

  • 2. Voorbeelden van algemeen gebruikelijke woonvoorzieningen zijn:

    • a.

      Aankoppelfietsen voor kinderen

    • b.

      Airco-units

    • c.

      Antisliptegels en/of antislipcoating

    • d.

      Auto aanpassingen (automatische transmissie, stuur- en rembekrachtiging, verstelbare voorstoelen/ buitenspiegels, elektrische raambediening, neerklapbare achterbank, derde/vijfde deur, interval op ruitenwissers, airconditioning, trekhaak- en aanhanger)

    • e.

      Automatische deuropeners voor garages

    • f.

      Bad

    • g.

      Bed (ook waterbed)

    • h.

      Bromfiets, bromscooters en brommobielen

    • i.

      Centrale verwarming, verwarming units (niet gerelateerd aan woningaanpassing vanuit de Wmo)

    • j.

      Dakkapellen

    • k.

      Douche; ruimte/bak verwijderen en/of plaatsen (niet gerelateerd aan woningaanpassing vanuit de Wmo)

    • l.

      Douchekop en glijstang, douchescherm

    • m.

      Eenvoudige handgrepen/standaard muurbeugels (niet gerelateerd aan woningaanpassing vanuit de Wmo)

    • n.

      Eengreeps-mengkranen (niet gerelateerd aan woningaanpassing vanuit de Wmo)

    • o.

      Extra bel (aanschaf en plaatsen)

    • p.

      Fiets (ook: ligfiets, bakfiets, tandem)

    • q.

      Fiets met trap-/elektrische ondersteuning

    • r.

      Kookplaten (niet gerelateerd aan woningaanpassing vanuit de Wmo)

    • s.

      Kantelbare spiegels

    • t.

      Keukenapparatuur (niet gerelateerd aan woningaanpassing vanuit de Wmo)

    • u.

      Korfladen in de keuken (niet gerelateerd aan woningaanpassing vanuit de Wmo)

    • v.

      Kosten voor halen rijbewijs en APK

    • w.

      Kosten leges bij aanvraag gehandicaptenparkeerkaart en/of plaats

    • x.

      Luchtbevochtigers en ontvochtigers

    • y.

      Losse antislipvoorzieningen (zoals badmat en antislipstickers)

    • z.

      Oplaadkosten van een scootermobiel

    • aa.

      Sta-op stoel

    • bb.

      Thermostatische mengkranen (niet gerelateerd aan woningaanpassing vanuit de Wmo)

    • cc.

      Trapleuningen, extra (niet gerelateerd aan woningaanpassing vanuit de Wmo)

    • dd.

      Toilet (tweede toilet, hangtoilet)

  • 3. Bij de beoordeling van de vraag of een voorziening algemeen gebruikelijk is, onderzoekt de gemeente altijd of de voorziening ook algemeen gebruikelijk is voor de inwoner/aanvrager. Uit de jurisprudentie volgt dat daarbij de volgende criteria een rol spelen:

    • a.

      Is de voorziening gewoon verkrijgbaar?

    • b.

      Is de prijs van de voorziening vergelijkbaar met soortgelijke producten die algemeen gebruikelijk worden geacht?

    • c.

      Is de voorziening specifiek voor gehandicapten ontworpen?

    • d.

      Zou een gezond persoon, ook gelet op de individuele omstandigheden van het geval, waaronder de leeftijd, over de voorziening beschikken?

  • 4. Hulpmiddelen voor revalidatie en kortdurend gebruik vallen tot 6 maanden onder de zorgverzekeringswet. Daarnaast mag van een inwoner verwacht worden dat een gewenst hulpmiddel uitgeprobeerd wordt bij de uitleenwinkel, wanneer dit mogelijk is.

  • 5. Wanneer een hulpmiddel langdurig nodig is, en/of de algemeen gebruikelijke voorzieningen leiden tot onvoldoende resultaat, wordt onderzocht of de inzet van een maatwerkvoorziening noodzakelijk is en zo ja, welke.

  • 6. Een rolstoel wordt verstrekt indien er een langdurige noodzaak is voor zittend verplaatsen. Bij de vaststelling van de specificaties van een hulpmiddel wordt binnen de mogelijkheden van de goedkoopst adequate oplossing rekening gehouden met de behoeften van de inwoner en betrokkenen. Waar nodig wordt er gebruik gemaakt van het advies van een ergotherapeut.

  • 7. Bij een scootmobiel is het van belang dat een scootmobiel opgeladen en veilig en droog gestald kan worden. Bij de stalling wordt er gekeken naar de brandveiligheid (bijv. vrijhouden van vluchtwegen). Mogelijk is er toestemming nodig van de woningeigenaar om de scootmobiel te mogen stallen.

Artikel 34 Sportvoorziening

  • 1. Een sportvoorziening kan bijdragen aan de participatie van betrokkene. Onder een sportvoorziening wordt een hulpmiddel om de sport te kunnen beoefenen verstaan. Voorbeelden zijn een sportrolstoel of handbike.

  • 2. De inwoner blijft zelf verantwoordelijk voor de aanschaf van sport attributen die nodig zijn bij sportbeoefening zoals bij ieder ander die de sport beoefent. Voorbeelden van sport attributen die niet vergoed worden door de gemeente, zijn een tennisracket, hockeystick, sportballen, paard, contributie, sportschoenen en sportkleding.

  • 3. Wheels2Sport is een voorliggende mogelijkheid op een sportvoorziening. Wheels2Sport is een uitleenservice van sportrolstoelen en handbikes voor inwoners. Inwoners met een fysieke beperking kunnen kosteloos, voor een periode van maximaal 6 maanden, via Wheels2Sport sporthulpmiddelen en verschillende sporten uitproberen. Wheels2Sport kan hierna in samenwerking met de inwoner een melding en aanvraag indienen voor en sportvoorziening bij de gemeente.

  • 4. Een sportvoorziening wordt een financiële tegemoetkoming verstrekt. De financiële tegemoetkoming voor sportvoorzieningen is gemaximeerd en wordt maximaal één keer per drie jaar verstrekt.

  • 5. Er wordt voor maximaal één sport een tegemoetkoming geboden voor één sportvoorziening.

  • 6. Het sporten is gericht op de maatschappelijke participatie. Daarom wordt een financiële tegemoetkoming hiervoor alleen verstrekt voor sporten in verenigd verband, of aantoonbaar vergelijkbaar met een verenigd verband. Zoals een trainingsgroep onder leiding van een professional.

  • 7. Sportvoorzieningen voor gezamenlijk of collectief gebruik komen niet voor individuele compensatie in aanmerking.

  • 8. Voor alle sportvoorzieningen geldt een eigen bijdrage.

  • 9. Bij jeugdige inwoners kan gebruik gemaakt worden van een aanvraag bij het sportfonds en/of Sjors Sportief.

Artikel 35 Mantelzorgwoning/unit of aanbouw

Een inwoner kan in aanmerking komen voor financiële tegemoetkoming vanuit de gemeente voor een mantelzorgwoning of –aanbouw, wanneer alle onderstaande criteria gelden;

  • a.

    Er is dagelijkse mantelzorg noodzakelijk in de vorm van huishoudelijke hulp, persoonlijke verzorging en/of verpleging en individuele begeleiding.

  • b.

    De ondersteuning wordt thuis geboden.

  • c.

    Er wordt voor gemiddeld 2 uur per dag en minimaal 10 uur per week mantelzorg geleverd.

  • d.

    De verwachting is dat de mantelzorgrelatie minimaal een jaar in stand blijft.

  • e.

    De woningen van mantelzorggever en mantelzorgontvanger liggen buiten dezelfde gemeente waardoor er sprake is van een grote reisafstand;

  • f.

    Het is aannemelijk dat door de mantelzorg er in mindere mate aanspraak gemaakt wordt op een algemene of maatwerkvoorziening vanuit de Wmo of Jeugdwet.

  • g.

    De woning of aanbouw is conform bestemmingsplan en de Bor.

  • h.

    De woning of aanbouw is functioneel, passend en langdurig adequaat, waardoor de woning of aanbouw in de toekomst niet nogmaals hoeft te worden aangepast;

  • i.

    De mantelzorgwoning/unit wordt verwijderd als het doel van mantelzorg verdwijnt.

  • j.

    De aanbouw (bijbehorende bouwwerk) mag blijven staan, maar het mag niet als aparte woning gebruikt worden. Een eventuele keuken of badkamer moet hierom worden verwijderd.

Artikel 36 Persoonlijke verzorging

  • 1. Persoonlijke verzorging is een vorm van begeleiding die de inwoner ondersteunt bij bijvoorbeeld het wassen, aan- en uitkleden, in of uit bed komen, toiletteren, drinken, eten, verzorging van haren, tanden, huid en nagels. Bij volwassenen worden er geen handelingen overgenomen. Indien overname noodzakelijk is, kan hiervoor aanspraak gemaakt worden op de Zvw. Vanuit de Zvw kan er aanspraak gemaakt worden op persoonlijke verzorging, als er behoefte is aan geneeskundige zorg of een hoog risico daarop. De wijkverpleegkundige beoordeelt dit. Als het onduidelijk is of de verzorging vanuit de Wmo of Zvw moet worden ingezet, is het daarom van belang om af te stemmen met de wijkverpleegkundige.

  • 2. Jeugdige inwoners ontvangen op basis van de Jeugdwet persoonlijke verzorging bij het ondersteunen of het overnemen van activiteiten. Wanneer er sprake is van een fysieke medische diagnose, zal dit uitgevoerd worden door de Zvw.

  • 3. Voor persoonlijke verzorging, wordt onderstaande richtlijn gehanteerd:

    Activiteit:

    Frequentie:

    Duur:

    1. Wassen gehele lichaam

    1 x per dag

    20 minuten

    2. Wassen delen van het lichaam

    1 x per dag

    10 minuten

    3. Volledig aan/uitkleden

    2 x per dag

    15 minuten

    4. Gedeeltelijk uitkleden

    1 x per dag

    10 minuten

    5. Gedeeltelijk aankleden

    1 x per dag

    10 minuten

    6.Steunkousen uittrekken

    1 x per dag

    7 minuten

    7. Steunkousen aantrekken

    1 x per dag

    10 minuten

    8. Hulp bij uit bed komen

    1 x per dag

    10 minuten

    9. Hulp bij in bed gaan

    1 x per dag

    10 minuten

    10. Zich verplaatsen in zit/lig houding

    naar noodzaak

    20 minuten

    11. Toiletteren en ondersteunen

    naar noodzaak

    5 minuten

    11. Toiletteren en reinigen

    naar noodzaak

    15 minuten

    12. Hulp bij broodmaaltijd

    2 x per dag

    10 minuten

    13. Hulp bij warme maaltijd

    1 x per dag

    15 minuten

    14. Hulp bij drinken

    6 x per dag

    10 minuten

    15. Zorg voor tanden

    2 x per dag

    5 minuten

    16. Zorg voor haren

    1 x per dag

    5 minuten

    17. Zorg voor nagels

    1 x per week

    5 minuten

    18. Scheren

    1 x per dag

    10 minuten

    19. Inspectie huid (bij aandoening)

    naar noodzaak

    10 minuten

    20. Verzorging huid (bij aandoening)

    naar noodzaak

    10 minuten

Artikel 37 Financiële Tegemoetkoming

Een financiële tegemoetkoming is niet bedoeld als inkomenscompensatie. De wijze van declaratie wordt vastgelegd in het besluit.

HOOFDSTUK 5: Overige bepalingen

Artikel 38 Slotbepalingen

  • 1. De beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Rozendaal 2015 worden ingetrokken.

  • 2. Deze beleidsregels treden in werking de dag na bekendmaking.

  • 3. Dit besluit wordt aangehaald als de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Rozendaal 2019.

Ondertekening

Burgemeester en wethouders voornoemd,

De secretaris

W.G. Pieterse- Pook

De burgemeester

drs. E. Weststeijn