Regeling vervallen per 01-01-2024

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2021.

Geldend van 01-01-2021 t/m 31-12-2023

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2021.

De Raad van de gemeente Sint Anthonis;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 3 november 2020

gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

1. Deze verordening verstaat onder:

perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente; alsmede het voor de openbare dienst bestemde gemeentewater;

verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater;

drukriool: (onderdeel van de gemeentelijke riolering) het openbaar riool, voor de afvoer van afvalwater, exclusief hemelwater, waarbij het transport door het riool plaatsvindt door middel van door pompinstallaties veroorzaakte druk;

ingenomen water: door een waterbedrijf geleverd drink- en industriewater, onttrokken grond- en oppervlaktewater en opgevangen hemelwater;

  • a.

    debiet: de hoeveelheid geloosd water gedurende het etmaal;

  • b.

    debietmeter: meter waarmee het debiet gemeten wordt; (bijvoorbeeld door middel van magnetische inductie) met een nauwkeurigheid van tenminste 95%;

agrarisch bedrijf: een bedrijf dat bestemd is, en bedrijfsmatig (met het oogmerk om daarmee winst te behalen) gebruikt wordt, voor het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen of het houden of het fokken van vee;

doorverbinding: indien achter één watermeter van het waterbedrijf twee of meer zelfstandige gedeelten zijn gelegen.

2. Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken. Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam ‘rioolheffing’ wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

De belasting wordt geheven:

van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit, of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel, en;

van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.

Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene bij die het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:

degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens

eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

c. degene die, niet zijnde de onder a of b genoemde gebruiker, met waterbedrijf Brabant Water een overeenkomst tot levering is aangegaan.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt het:

eigenarendeel geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt;

gebruikersdeel geheven van degene die met waterbedrijf Brabant Water een overeenkomst tot levering is aangegaan, met inbegrip van de zelfstandige gedeelten welke via een doorverbinding van water worden voorzien. Het al dan niet aanwezig zijn van tussenmeters is hierbij niet van belang.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

Het eigenarendeel wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.

Het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.

Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het totaal aantal kubieke meters ingenomen water dat, in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode is ingenomen. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid ingenomen water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

geijkte watermeter, waarvan de hoeveelheid opgevangen of opgepompt water kan worden afgelezen, of

geijkte bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgevangen of opgepompt water geschiedt op grond van enige andere voorschrift of wettelijke bepaling.

Voor zover de gegevens als bedoeld in het derde lid van dit artikel niet bekend zijn, wordt het waterverbruik door de in artikel 232, vierde lid, onderdeel a, van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar vastgesteld naar rato van de afgevoerde hoeveelheid water vanuit vergelijkbare percelen.

Indien door de gebruiker wordt aangetoond dat, op voet van de in het derde lid berekende totale hoeveelheid ingenomen water, méér dan 200 m3 niet via de gemeentelijke riolering is afgevoerd, wordt het waterverbruik verminderd met de op andere wijze afgevoerde hoeveelheid, voor zover die hoeveelheid de 200 m3 overschrijdt.

Ten aanzien van objecten welke bij gemeente Sint Anthonis geregistreerd staan als “agrarische bedrijven” wordt bepaald, dat bij de heffing wordt uitgegaan van maximaal 250 m3 geloosd water per jaar, met uitzondering van die objecten waarbij op grond van enige andere wettelijke bepaling of voorschrift het debiet op een andere wijze wordt vastgesteld.

Indien de registratie van het water, dat op de gemeentelijke riolering wordt geloosd, plaatsvindt met behulp van een debietmeter, vindt in afwijking van de in dit artikel eerder genoemde wijzen, altijd verrekening plaats naar het aantal kubieke meters die op de debietmeter worden afgelezen.

Artikel 6 Belastingtarieven

Het eigenarendeel bedraagt € 105,00per perceel.

Het gebruikersdeel bedraagt voor elke volle kubieke meter water:

a. € 0,76 per kubieke meter water van 0 m3 tot en met 1.000 m3;

b. € 0,60 per kubieke meter water vanaf 1.001 m3 tot en met 5.000 m3;

c. € 0,40per kubieke meter water vanaf 5.001 m3 tot en met 10.000 m3;

d. € 0,26per kubieke meter water vanaf 10.001 m3 tot en met 50.000 m3..

e. € 0,10per kubieke meter water vanaf 50.001 m3.

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of voor het gebruikersdeel, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

Indien de belastingplicht met betrekking tot het gebruik van het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Indien de belastingplicht met betrekking tot het gebruik van het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

Artikel 10 Termijnen van betaling

In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

Het bedrag inzake een bestuurlijke boete moet worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

In afwijking van het eerste en tweede lid moet(en), indien een machtiging voor automatische incasso is afgegeven en zolang de verschuldigde bedragen via automatische incasso kunnen worden afgeschreven, de aanslag(en) en de bestuurlijke boete(s) worden betaald in tien gelijke maandelijkse termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die van de dagtekening van het aanslagbiljet en de volgende termijnen telkens een maand later.

In afwijking van het derde lid is betaling via automatische incasso alleen mogelijk voor zover het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde belastingaanslagen en bestuurlijke boetes minder is dan € 5.000,00.

De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Nadere regels door het Dagelijks Bestuur

Het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de rioolheffing.

Artikel 12 Overgangsbepaling, inwerkingtreding en citeertitel

De ‘Verordening rioolheffing 2020’ van 10 december 2019 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

De datum van ingang van heffing is 1 januari 2021.

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening rioolheffing Sint Anthonis 2021”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Sint Anthonis van .

De Raad voornoemd,

Mr. A.P.J.L. (Ton) Keijzers

Griffier

M.A. (Marcel) Fränzel MSc

voorzitter