Algemene subsidieverordening Gemeente Alphen aan den Rijn 2020

Geldend van 14-12-2023 t/m heden

Intitulé

Algemene subsidieverordening Gemeente Alphen aan den Rijn 2020

Geldend van 01-01-2020 t/m heden

lntitule

Algemene subsidieverordening Gemeente Alphen aan den Rijn 2020

De raad van de gemeente Alphen aan den Rijn;

- gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

- gelet op de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet; BESLUIT: vast te stellen de:

Algemene subsidieverordening Gemeente Alphen aan den Rijn 2020

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

1 De begrippen in deze verordening hebben dezelfde betekenis als de begrippen uit de Algemene wet bestuursrecht.

2. In deze verordening wordt verstaan onder:

a. college: het college van burgemeester en wethouders van gemeente Alphen aan den Rijn;

b. raad: de gemeenteraad van Gemeente Alphen aan den Rijn;

c. de wet: de Algemene wet bestuursrecht;

d. subsidie, zoals gesteld in de wet: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

e. eenmalige subsidie: subsidie voor een project of activiteit met een eenmalig karakter;

f. structurele subsidie: subsidie die per (boek)jaar of voor een bepaald aantal (boek)jaren aan een instelling voor een periode van maximaal vier jaar wordt verleend;

g. waarderingssubsidie: subsidie voor activiteiten die niet direct binnen de criteria van deze verordening passen, maar waar de gemeente wel waardering voor heeft;

h. prestatie: dat wat door de aanvrager is gepresteerd of verricht om bij te dragen aan de vastgestelde gemeentelijke beleidsdoelstellingen;

i. vrijwilligersinstelling: een instelling die geen betaald personeel in dienst heeft en die subsidiabele activiteiten uitvoert;

j. eigen vermogen: het verschil tussen de bezittingen (activa) en de schulden (passiva) op de balans;

k. algemene reserve: onderdeel van het eigen vermogen, waarbij de besteding van de gelden niet vastligt;

I. bestemmingsreserve: bestanddeel van het eigen vermogen dat bestemd is om in de toekomst uitgaven die zijn verbonden aan beoogde specifieke doelen te kunnen bekostigen, waarbij aannemelijk is dat toekomstige middelen daarvoor tekort schieten;

m. egalisatiereserve: een reserve bedoeld om in de toekomst schommelingen in de (exploitatie)kosten op te kunnen vangen;

n. vreemd vermogen: het verschil tussen de bezittingen (activa) en het eigen vermogen (passiva) op de balans;

o. voorziening: vermogensbestanddelen voor toekomstige kosten die een periode van twee of meer jaren omvatten, die onvermijdelijk en nu reeds te voorzien zijn, die niet binnen de jaarlijkse exploitatie opgevangen kunnen worden, hun oorzaak in het verleden hebben en kwantificeerbaar en/of berekenbaar zijn;

p. accountantsverklaring: een controleverklaring van een registeraccountant of accountant-administratieconsulent over de verantwoording van de subsidieontvanger.

Artikel 2 Reikwijdte van de verordening

Het college is bevoegd subsidie te verlenen voor de beleidsterreinen zoals opgenomen in de gemeentebegroting.

Artikel 3 Bevoegdheid college

1. Het college is bevoegd om in de beschikking tot subsidieverlening voorwaarden te stellen.

2. Het college kan, behoudens het in lid 3 vermelde, alleen aan een instelling met volledige rechtspersoonlijkheid subsidie verlenen.

3. In bijzondere gevallen kan het college aan een natuurlijk persoon subsidie verlenen.

4. Het college kan ter uitvoering van deze verordening nadere regels stellen.

5. Het college kan bij nadere regeling (subsidieregeling) vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 4 Subsidieplafond

1. De raad stelt jaarlijks in de gemeentebegroting het subsidieplafond vast als bovengrens voor de door het college te verlenen subsidies.

2. Ten aanzien van verleende subsidies die worden bekostigd ten laste van een begroting die nog niet door de gemeenteraad is vastgesteld, of ten laste van middelen die nog met een begrotingswijziging door de raad beschikbaar dienen te worden gesteld, geldt het voorbehoud dat zij zijn verleend onder de ontbindende voorwaarde dat de begroting of begrotingswijziging die voor de bekostiging noodzakelijk is, door de raad wordt vastgesteld.

3. Het college kan aan de raad voorstellen om de mogelijkheid te geven een indexering toe te passen ten aanzien van de structurele subsidies.

Hoofdstuk II Aanvraag van structurele subsidie en beslistermijnen

Artikel 5 Aanvraag van structurele subsidie

1. Om in aanmerking te komen voor structurele subsidie, stuurt een instelling een schriftelijke subsidieaanvraag aan het college.

2. De instelling gebruikt een beschikbaar gesteld aanvraagformulier, tenzij anders is overeengekomen.

3. Een of meer personen die daartoe volgens het Uittreksel van de Kamer van Koophandel bevoegd zijn, ondertekenen de subsidieaanvraag.

4. Bij een subsidieaanvraag overlegt de instelling in ieder geval de volgende gegevens:

a. Het inschrijfnummer van de Kamer van Koophandel;

b. een beschrijving van de activiteiten waarvoor de instelling subsidie vraagt;

c. de doelstellingen en resultaten die de instelling met de subsidie nastreeft en hoe de activiteiten en daaruit voortvloeiende prestaties aan dat doel bijdragen;

d. een begroting of dekkingsplan van de kosten van de activiteiten waar de instelling subsidie voor vraagt;

e. een begroting van baten en lasten betrekking hebbend op het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

f. een balans van de laatste dag van het voorgaande boekjaar;

g. indien van toepassing bij een jaarlijkse subsidie, de stand van het eigen vermogen en het vreemd vermogen op het moment van de aanvraag.

5. Een instelling die voor het eerst subsidie aanvraagt, stuurt het college daarnaast ook nog toe: een recente opgave van de bestuurssamenstelling.

6. Als een instelling een onvolledige aanvraag toestuurt, krijgt zij een hersteltermijn van twee weken. Als de instelling hier niet tijdig op reageert of niet de juiste stukken instuurt, dan kan het college besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen.

Artikel 6 Aanvraagtermijn

1. Een instelling stuurt een aanvraag voor een structurele subsidie vóór 1 mei voorafgaand aan het subsidiejaar aan het college.

2. Het college kan in bijzondere gevallen besluiten af te wijken van de in het eerste lid bepaalde termijn.

Artikel 7 Beslistermijn

1. Het college beslist op een aanvraag voor een structurele subsidie uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de instelling de subsidieaanvraag heeft ingediend.

2. Een subsidieverlening is voorlopig, totdat de subsidie op basis van artikel 15 van deze verordening definitief is vastgesteld.

Hoofdstuk III Subsidievormen

Artikel 8 Structurele subsidies

1. Het college kan een structurele subsidie voor een jaar of voor een periode van maximaal vier jaar verlenen.

2. In de verleningsbeschikking geeft het college aan op welk bedrag de subsidieontvanger per jaar aanspraak kan maken of op welke wijze het college het subsidiebedrag per jaar bepaalt.

3. In geval van verlening voor meer dan een jaar beschikt het college op basis van een meerjarenbegroting van een instelling.

4. In de subsidieaanvraag vermeldt de instelling de mate waarin en de manier waarop de prestaties of activiteiten van de instelling waarvoor subsidie wordt aangevraagd, bijdragen aan de vastgestelde beleidsdoelstellingen van de gemeente, afgezet tegen het jaarlijkse subsidiebedrag. De begroting vermeldt ook eventuele andere inkomsten van de instelling.

Artikel 9 Eenmalige subsidie

1. Een instelling die een eenmalige subsidie aan wil vragen, stuurt minimaal tien weken voor de geplande activiteit een subsidieaanvraag aan het college.

2. De instelling gebruikt een voor de aanvraag beschikbaar gesteld aanvraagformulier, tenzij anders is overeengekomen.

3. In de subsidieaanvraag vermeldt de instelling de aard, inhoud en het doel van de activiteit, met een begroting van de daaraan verbonden kosten en inkomsten. De instelling stuurt een balans van de laatste dag van het voorgaande boekjaar mee.

4. De weigeringsgronden uit artikel 13 gelden onverkort. Daarnaast kan het college een subsidieaanvraag weigeren indien de instelling al een andere vorm van subsidie ontvangt.

5. Het college beslist op een aanvraag voor een eenmalige subsidie binnen tien weken na ontvangst van een volledige subsidieaanvraag.

Artikel 10 Waarderingssubsidie

1. Een vrijwilligersinstelling kan een aanvraag doen voor een waarderingssubsidie.

2. De aanvraag bevat een beschrijving van de kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen van de instelling en een beschrijving van de activiteit(en). De instelling stuurt ook een begroting van de te subsidiëren activiteit(en) mee.

3. Het college heeft daarnaast ook zelf de bevoegdheid aan een vrijwilligersinstelling die een (reguliere) subsidieaanvraag heeft ingediend die niet of niet volledig gehonoreerd is, een waarderingssubsidie te verlenen.

4. De voorwaarden uit artikel 9 lid 4 voor eenmalige subsidie gelden onverkort.

5. Een waarderingssubsidie bedraagt maximaal € 1.000.

6. Een waarderingssubsidie is in beginsel eenmalig.

Hoofdstuk IV Vermogensvorming en voorzieningen

Artikel 11 Eigen vermogen

1. Een instelling die meer dan € 10.000 structurele subsidie ontvangt, kan slechts met voorafgaande schriftelijke toestemming van het college toevoegingen doen aan het eigen vermogen (algemene reserve, bestemmingsreserve, egalisatiereserve).

2. De instelling dient het verzoek om toestemming onder lid 1 tegelijk in met de verantwoording als bedoeld in artikel 15 van deze verordening.

3. Het verzoek om toestemming bevat in ieder geval de volgende gegevens:

a. het doel van toevoeging(en);

b. een onderbouwing van de hoogte van de toevoeging(en).

4. Het college kan daarnaast aanvullende gegevens verlangen.

Artikel 12 Voorzieningen

1. Een instelling die meer dan € 10.000 structurele subsidie ontvangt, kan slechts met daarvoor voorafgaande schriftelijke toestemming van het college een voorziening vormen. Het college kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.

2. De instelling dient het verzoek onder lid 1 in tegelijk met de aanvraag als bedoeld in artikel 5 van deze verordening.

3. In bijzondere gevallen kan een instelling op een ander moment dan het in lid 2 bepaalde een verzoek indienen. Dit verzoek dient dan onderbouwd te worden met een aangepaste begroting.

4. Het verzoek om toestemming bevat in ieder geval de volgende gegevens;

a. het doel van de voorziening;

b. de onderbouwing van de hoogte en opbouw van de voorziening.

5. Het college kan daarnaast aanvullende gegevens verlangen.

Hoofdstuk V Weigeren van subsidie

Artikel 13 Weigeren van subsidie

Naast de in de wet genoemde weigeringsgronden kan het college een subsidieaanvraag in elk geval weigeren:

1. Als de subsidieverlening niet past binnen de doelstellingen van de gemeente ten aanzien van de beleidsvelden zoals opgenomen in de gemeentebegroting;

2. Als de financiële continuïteit of de continuïteit van de bedrijfsvoering van de aanvrager niet is gegarandeerd;

3. Als de activiteiten van de aanvrager niet of niet in overwegende mate gericht zijn op of ten goede komen aan Gemeente Alphen aan den Rijn of haar inwoners;

4. De activiteit geen toegevoegde waarde heeft ten opzichte van het bestaande voorzieningenaanbod;

5. Als de instelling ook zonder subsidie over voldoende eigen geld (eigen middelen of middelen van derden) kan beschikken om de kosten van de activiteit te dekken;

6. Als de aanvrager doelstellingen heeft en/of activiteiten uitvoert die in strijd zijn met de wet, de openbare orde of het algemene belang;

7. Als de activiteiten van de instelling louter gericht zijn op het uitdragen van een godsdienstige, levensbeschouwelijke of politieke overtuiging;

8. Als een instelling het college vraagt een jubileum of een uitstapje te subsidiëren;

9. Als de instelling een winstoogmerk heeft;

10. Als de instelling geen eigen bijdrage vraagt van de deelnemers aan de gesubsidieerde activiteiten;

11. Als er niet voldoende budget beschikbaar is;

12. In het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).

Hoofdstuk VI Subsidievaststelling en betaling

Artikel 14 Directe vaststelling kleinere bedragen

1. Het college kan subsidies minder dan € 10.000 direct vaststellen.

2. Het college heeft de bevoegdheid nadere voorwaarden te verbinden aan de directe subsidievaststelling, zoals het insturen van een inhoudelijk verslag. In voorkomend geval staan deze voorwaarden opgenomen in de beschikking.

Artikel 15 Subsidievaststelling grotere bedragen

1. lnstellingen die € 10.000 of meer subsidie ontvangen van Gemeente Alphen aan den Rijn, sturen vóór 1 april van het jaar volgend op het jaar waar de subsidie betrekking op heeft, een door een of meer bevoegde personen ondertekende verantwoording naar het college, onder de volgende voorwaarden:

a. Als het verleende subsidiebedrag tussen de € 10.000 en € 50.000 ligt: een verslag van de activiteiten en een financieel overzicht van de uitgaven en inkomsten, met een toelichting daarop.

b. Als het verleende subsidiebedrag meer bedraagt dan € 50.000 maar minder dan € 250.000, dan stuurt de instelling naast de in sub a genoemde inhoudelijke en financiële verantwoording ook een evaluatie van de voortzetting van de subsidierelatie op basis van de behaalde resultaten en een accountantsverklaring mee.

c. Als het verleende subsidiebedrag meer bedraagt dan € 250.000, dan stuurt de instelling naast de in sub a genoemde verantwoording ook een verantwoording van de bijdrage die de subsidieontvanger levert aan de gemeentelijke doelstellingen, een evaluatie van de voortzetting van de subsidierelatie op basis van de behaalde resultaten en een accountantsverklaring inclusief rechtmatigheidsverklaring mee.

2. Het college kan in bijzondere gevallen besluiten af te wijken van de in het eerste lid bepaalde termijn en de genoemde voorwaarden.

3. Het financiële verslag dient zodanig ingericht te zijn dat per activiteit kan worden beoordeeld hoeveel subsidie is aangewend.

4. Als het college de aanvraag tot vaststelling niet vóór 1 april (of een andere termijn waartoe het college op basis van lid 2 besloten heeft) ontvangen heeft, dan stuurt het college eenmaal een herinnering en krijgt de instelling twee weken de tijd om alsnog de vereiste stukken in te sturen.

5. Als de instelling de gevraagde gegevens niet of niet volledig instuurt, dan kan het college overgaan tot ambtshalve lagere vaststelling van het subsidiebedrag, in het uiterste geval op nihil. De instelling moet dan het volledige bedrag aan voorlopig verleende subsidie terugbetalen.

6. Het college stelt de subsidie uiterlijk op 31 december van het jaar volgend op het jaar waarvoor subsidie is verleend vast.

Artikel 16 Lagere vaststelling van subsidiebedrag

Het college kan, zoals gesteld in artikel 4:46 van de wet, de subsidie lager vaststellen indien:

a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, niet of niet geheel hebben plaats gevonden;

b. de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

c. de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

e. Daarnaast kan het college de subsidie lager vaststellen: in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 17 Betaling van de subsidie

1. Als het college een subsidie direct vaststelt, dan vindt de betaling van de gehele subsidie in een keer plaats.

2. Het college betaalt subsidiebedragen boven de € 10.000 bij wijze van voorschot in vier gelijke betalingen per kwartaal.

3. Het college kan afwijken van de in lid 2 genoemde betaalmomenten.

4. Het college vermeldt in de beschikking op welke wijze de betaling plaatsvindt.

Hoofdstuk VII Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 18 Tussentijdse rapportage

1. lnstellingen die meer dan € 50.000 aan subsidie ontvangen, sturen vóór 1 augustus van het jaar waar de subsidie betrekking op heeft, een tussentijdse rapportage aan de gemeente. De rapportage bevat rekening en verantwoording over de verrichte activiteiten van het eerste halfjaar en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten en een prognose voor het tweede halfjaar.

2. Als een instelling deze verplichting ook na aanmaning niet nakomt, kan dit reden zijn de subsidieaanvraag voor het komende jaar te weigeren, omdat aangenomen kan worden dat de aanvrager niet zal voldoen aan verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn.

Artikel 19 Mededelingsplicht

Zodra het waarschijnlijk is dat de instelling de gesubsidieerde activiteiten niet of niet geheel uit kan voeren, meldt de subsidieontvanger dit direct aan het college. Ook andere relevante feiten en omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de uitvoering van de activiteiten of de subsidievaststelling, meldt de instelling direct bij bekend worden aan het college.

Artikel 20 Eisen aan de administratie

1. De subsidieontvanger is verplicht de administratie op overzichtelijke en doelmatige wijze te voeren en de administratie zodanig in te richten dat deze een juist, volledig en actueel beeld geeft van het functioneren van de subsidieontvanger.

2. Een instelling is verplicht mee te werken aan een door of namens de gemeente ingesteld onderzoek dat is gericht op het verkrijgen van inlichtingen ten behoeve van de controle op de rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding van subsidies.

Hoofdstuk VIII Overige bepalingen

Artikel 21 Ontheffing

Het college kan in individuele gevallen voor een of meer subsidieverplichtingen van de subsidieaanvrager of de subsidieontvanger ontheffing verlenen van deze verordening.

Artikel 22 Bijzondere gevallen

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 23 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van deze verordening, voor zover een strikte toepassing ervan, gelet op het belang van een goede subsidieregeling, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Het college motiveert een dergelijk besluit in de beschikking.

Artikel 24 lnwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2020.

De Algemene subsidieverordening Gemeente Alphen aan den Rijn 2014 wordt per die datum ingetrokken.

Artikel 25 Overgangsbepalingen

Subsidies die zijn aangevraagd of verleend vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening, worden behandeld overeenkomstig de regeling die gold ten tijde van hun aanvraag.

Artikel 26 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Gemeente Alphen aan den Rijn 2020 (Asv 2020).

Ondertekening

Dit is besloten in de openbare vergadering van de raad op 21 november 2019. De raad van Alphen aan den Rijn,

Ondertekening

de griffier, de voorzitter,

drs. J.A.M. Timmerman, mr. drs. J.WE. Spies