Regeling vervallen per 01-01-2022

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam houdende regels over binnenhavengeld pleziervaart (Binnenhavengeldverordening Pleziervaart 2020)

Geldend van 01-01-2021 t/m 31-12-2021

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam houdende regels over binnenhavengeld pleziervaart (Binnenhavengeldverordening Pleziervaart 2020)

De raad van de gemeente Amsterdam,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 oktober 2019,

gelet op artikelen 216 en 229 van de Gemeentewet,

besluit de volgende verordening vast te stellen:

Verordening Binnenhavengeld Pleziervaart 2020

Artikel 1. Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    “dag” : kalenderdag;

  • b.

    “dagtarief” : het tarief dat wordt geheven wanneer men binnen 24 uur na aankomst wenst af te meren of door te varen;

  • c.

    “dagvignet” : het bewijs van betaling van het dagtarief waarop staat aangegeven op welke dag of tot wanneer men gerechtigd is af te meren in het openbaar water;

  • d.

    doorvaartvignet”: vignet waarmee kan worden vastgesteld of voor het pleziervaartuig waarop het is aangebracht vrijstelling is verleend om door te varen op het openbaar water;

  • e.

    “haven” : het IJ, het Buiten IJ, het Noordzeekanaal en het Amsterdam-Rijnkanaal en alle daarop uitkomende wateren tot de begrenzing zoals weergegeven op de kaart behorende bij de Verordening op het Binnenwater 2010;

  • f.

    “jaar” : kalenderjaar lopende van 1 januari tot en met 31 december;

  • g.

    “jaartarief” : tarief dat wordt geheven wanneer belastingplichtige gedurende het kalenderjaar of een gedeelte daarvan voor langere tijd en/of meermalen wenst af te meren in Amsterdam;

  • h.

    “jaarvignet” : vignet waarmee kan worden vastgesteld of voor het pleziervaartuig waarop het is bevestigd het verschuldigde binnenhavengeld is voldaan;

  • i.

    “openbaar water” : alle wateren gelegen binnen de gemeentegrenzen van Amsterdam die al of niet met enige beperking voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn;

  • j.

    “pleziervaartuig”: schip, hoofdzakelijk gebruikt en bestemd voor niet-bedrijfsmatige varende recreatie;

  • k.

    “schip”: elk vaartuig, met inbegrip van een vaartuig zonder waterverplaatsing en een watervliegtuig, dat feitelijk wordt gebruikt of geschikt is om te worden gebruikt als middel van vervoer te water; onder schip wordt mede verstaan drijvende werktuigen, zoals kranen, werkeilanden, een drijvende kraan, baggermolens, pontons of materieel van soortgelijke aard;

  • l.

    “schipper” : degene die de feitelijke leiding over een pleziervaartuig voert;

  • m.

    “vaartuig” : een drijvend lichaam dat wegens zijn drijfvermogen wordt gebruikt dan wel bestemd of geschikt is voor het dragen of vervoer te water van personen of goederen, of van al dan niet met het drijvende lichaam een geheel uitmakende voorwerpen.

Artikel 2 Aard van de heffing; belastbaar feit

Onder de naam ‘Binnenhavengeld Pleziervaart’ wordt een recht geheven voor het gebruik overeenkomstig de bestemming met een pleziervaartuig van voor de openbare dienst bestemde gemeentewateren en/of van voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen die in beheer of onderhoud zijn bij de gemeente dan wel ter zake van het genot van door of vanwege de gemeente verstrekte diensten, een en ander voor zover dit gebruik of genot niet plaatsvindt in de haven.

Artikel 3 Belastingplicht

Belastingplichtig is de schipper, de reder, de eigenaar van het pleziervaartuig, degene aan wie het pleziervaartuig in gebruik is gegeven of degene die als vertegenwoordiger voor een van dezen optreedt.

Artikel 4 Maatstaf en toepassing van tarief

  • 1. Maatstaf voor de berekening van het jaartarief Binnenhavengeld Pleziervaart, voor het abonnementstarief en voor het milieutarief is de oppervlakte van het pleziervaartuig, uitgedrukt in vierkante meters. Deze oppervlakte wordt berekend door het vermenigvuldigen van de grootste lengte en de grootste breedte over het dek gemeten van het vaartuig ongeacht de vorm van het vaartuig.

  • 2. Het dagtarief Binnenhavengeld Pleziervaart is een vast bedrag per vaartuig.

  • 3. Een gedeelte van een eenheid van vierkante meters wordt omhoog afgerond op een halve eenheid van een vierkante meter.

Artikel 5 Tarief

Het Binnenhavengeld Pleziervaart wordt geheven naar de volgende tarieven per belastingjaar (en/of) per dag, met inachtneming van de gegeven aanwijzingen en het bepaalde in artikel 4.

Jaartarieven (per m² oppervlakte)

Oppervlakte vaartuig (in m²)

Regulier tarief

Milieutarief *

Abonnementstarief **

 

Vanaf

Iedere volgende m2

Vanaf

Iedere volgende m2

Vanaf

Iedere volgende m2

0 tot 3,5

€ 0

€ 90

€ 0

€ 27

€ 0

€ 45

vanaf 3,51 tot en met 6,0

€ 300

€ 50

€ 90

€ 15

€ 150

€ 25

vanaf 6,01 tot en met 9,0

€ 425

€ 50

€127,50

€ 15

€ 212,50

€ 25

vanaf 9,01 tot en met 12,50

€ 575

€ 50

€ 172,50

€ 15

€ 287,50

€ 25

vanaf 12,51 tot en met 16,50

€ 745

€ 50

€ 223,50

€ 15

€ 372,50

€ 25

vanaf 16,51 en groter

€ 950

€ 50

€ 285

€ 15

€ 475

€ 25

Dagtarief

Dagtarief per vaartuig dat afmeert of doorvaart

€ 30,00

* Het milieutarief is uitsluitend van toepassing op pleziervaartuigen die op het openbaar water worden voortbewogen door een elektromotor, door spierkracht, door windkracht of door een andere, hiermee vergelijkbare, uitstootvrije wijze.

** Het abonnementstarief is alleen geldig voor pleziervaartuigen die aantoonbaar een ligplaats hebben buiten de gemeentegrenzen of in een jachthaven en die bovendien niet voor langere tijd worden aangemeerd in het openbaar water van Amsterdam. Alleen doorvaren en aanleggen gedurende een korte periode is mogelijk; het laten liggen van het vaartuig tussen 23.00 uur 's avonds en 06.00 uur ’s morgens is niet toegestaan.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Vrijstellingen

  • 1. Het Binnenhavengeld Pleziervaart wordt niet geheven voor het gebruik van openbaar water of van andere voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen die in beheer of onderhoud zijn bij de gemeente dan wel voor het genot van door of vanwege de gemeente verstrekte diensten, met een:

    • a.

      roeiboot toebehorend aan een onderwijsinstelling, een opleidingsinstituut of een vereniging waar roeionderricht wordt gegeven, die niet voor verhuur is bestemd en die uitsluitend met riemen wordt voortbewogen;

    • b.

      kano, kajak of opblaasbare boot die uitsluitend door middel van spierkracht wordt voortbewogen en waarop geen (elektro)motor aanwezig is.

    • c.

      pleziervaartuig dat op het water vertoeft zonder direct of indirect af te meren, dan wel dat slechts is afgemeerd in de onmiddellijke nabijheid van een brug of sluis in afwachting van de eerstvolgende bediening van die brug of sluis en dat niet onbemand wordt achtergelaten.

  • 2. Het recht op de vrijstellingen, genoemd in het eerste lid, sub a, geldt slechts voor die vaartuigen waarop een vrijstellingsvignet is aangebracht. Dit vrijstellingsvignet kan op aanvraag worden verkregen.

  • 3. Het recht op de vrijstelling, genoemd in het eerste lid, sub c, geldt slechts voor vaartuigen waarop een doorvaartvignet is aangebracht. Dit doorvaartvignet kan op aanvraag worden verkregen tegen kostprijs

Artikel 8 Wijze van heffing

Het Binnenhavengeld Pleziervaart wordt geheven door middel van voldoening op aangifte.

Artikel 9 Verschuldigdheid

  • 1. Het Binnenhavengeld Pleziervaart is verschuldigd bij aanvang van het belastingjaar, of als dit later is: zodra het gebruik of genot begint, zoals genoemd in artikel 2.

  • 2. Voor zover het Binnenhavengeld Pleziervaart wordt geheven naar een jaartarief, geldt de verschuldigdheid, ongeacht het moment van aanvang van het gebruik of genot in het jaar, voor de periode van 1 januari tot en met 31 december van het jaar waarin het gebruik of genot aanvangt. Van een heffing naar periodiciteit van het gebruik of genot is geen sprake.

  • 3. In aanvulling op het tweede lid vindt geen restitutie plaats van het voor het jaar verschuldigde tarief indien het gebruik of genot gedurende het jaar wordt beëindigd c.q. stopt.

  • 4. Het voor een vaartuig na aangifte verkregen jaar- of dagvignet is vaartuiggebonden en kan niet worden overdragen van vaartuig naar vaartuig.

Artikel 10 Aangifte en betaling

  • 1. De aangifte Binnenhavengeld Pleziervaart wordt gedaan bij de gemeenteambtenaar, belast met de heffing of de invordering van gemeentelijke belastingen als bedoeld in artikel 231 van de Gemeentewet.

  • 2. Het Binnenhavengeld Pleziervaart dient na mondelinge of elektronische aangifte te worden voldaan aan de gemeenteambtenaar, belast met de heffing of de invordering van gemeentelijke belastingen.

  • 3. Het Binnenhavengeld Pleziervaart, verschuldigd op basis van het dagtarief, dient na mondelinge, schriftelijke of elektronische aangifte te worden voldaan aan de gemeenteambtenaar, belast met de heffing of de invordering van gemeentelijke belastingen.

  • 4. Het verschuldigde bedrag dat wordt geheven naar een jaartarief kan maximaal in vier maandtermijnen worden betaald door middel van een machtiging voor automatische incasso. De termijn waarbinnen het verschuldigde bedrag dient te zijn voldaan bedraagt drie maanden vanaf het moment dat het Binnenhavengeld Pleziervaart verschuldigd is op grond van artikel 9, eerste lid, tenzij er op dat moment minder dan drie maanden resteren in het kalenderjaar. In dat geval dient het verschuldigde bedrag in één keer te worden betaald.

Artikel 11 Vignet

  • 1. Voor elk pleziervaartuig waarvoor op aangifte het Binnenhavengeld Pleziervaart is voldaan, wordt een jaarvignet of een dagvignet uitgereikt.

  • 2. Het vignet, bedoeld in het eerste lid en in artikel 7, derde lid, wordt aan de bakboordzijde aangebracht op de achterzijde van het pleziervaartuig.

Artikel 12 Kwijtschelding

Er wordt geen kwijtschelding verleend van het Binnenhavengeld Pleziervaart.

Artikel 13 Nadere regels door het College van Burgemeester en Wethouders

Het College van Burgemeester en Wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van het Binnenhavengeld Pleziervaart.

Artikel 14 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel

  • 1. De Verordening Binnenhavengeld Pleziervaart 2019, vastgesteld bij raadsbesluit van 19 december 2018 nr. 320/1336 (Gemeenteblad afd. 3A, nr. 282425), gewijzigd bij raadsbesluit van 9 mei 2019, nr 99/447 (Gemeenteblad afd. 3A, nr. 129321), wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich vóór die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van heffing is 1 januari 2020.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als de Binnenhavengeldverordening Pleziervaart 2020.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 19 december 2019.

De voorzitter

Femke Halsema

De raadsgriffier

Jolien Houtman