Havenverordening Dordrecht

Geldend van 16-04-2024 t/m heden

Intitulé

Havenverordening Dordrecht

Nr. 2393520

De raad van de gemeente Dordrecht;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouder van 19 november 2019 inzake Havenverordening Dordrecht;

gelet op de Gemeentewet artikelen 147 en 156, derde lid;

overwegende dat:

  • -

    het noodzakelijk is in deze Havenverordening Dordrecht regels met betrekking tot het goed havenbeheer te herzien in verband met nieuwe ontwikkelingen, zowel op nautisch, milieu hygiënisch als op technisch en ordeningsgebied;

  • -

    de Havenverordening Dordrecht dient ter bevordering van een goed havenbeheer, daaronder begrepen de ordening (efficiënt gebruik van de haven), de veiligheid en het milieu van de haven en de omgeving van de haven, en de kwaliteit van de dienstverlening in de haven;

b e s l u i t :

vast te stellen de navolgende Havenverordening Dordrecht

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    ADN: Europees Verdrag inzake het internationaal vervoer van gevaarlijke stoffen over de binnenwateren;

  • -

    bekendmaking met dezelfde strekking als een verkeersteken: een schriftelijke mededeling aan het scheepvaartverkeer waarmee aan dat verkeer wordt gegeven:

    • a.

      een inlichting over de toestand van een bepaalde plaats in of een bepaald gedeelte van een scheepvaasrtweg, of;

    • b.

      een inlichting aanbeveling, gebod of verbod onderscheidenlijk opheffing van een gebod of verbod voor het verkeersgedrag op een bepaalde plaats in of een bepaald gedeelte van een scheepvaartweg;

  • -

    binnenschip: schip, niet zijnde een zeeschip;

  • -

    binnentankschip: binnenschip, gebouwd voor of aangepast aan het vervoer van onverpakte vloeibare lading of gas als bedoeld in het ADN in ladingtanks;

  • -

    boeienspan: ligplaats met het kenmerk dat het schip vanaf het voor- of achterschip op of tussen een of meer daarvoor bestemde boeien of palen kan afmeren, waarbij het schip gemeerd ligt zonder enig contact met overige havenafmeervoorzieningen;

  • -

    brandbare vloeistof: vloeistof waarvan brandbaarheid de enige gevaarlijke eigenschap is;

  • -

    bunkeren: het leveren van vaste, vloeibare of gasvormige brandstoffen of van elke andere energiebron die wordt gebruikt voor de aandrijving van schepen of voor de algemene of specifieke energievoorziening aan boord van schepen;

  • -

    bunkerschip: schip gebruikt voor het bunkeren;

  • -

    bunkervergunning: vergunning voor het leveren of debunkeren van vaste, vloeibare of gasvormige brandstoffen of van elke andere energiebron die wordt gebruikt voor de aandrijving van schepen en voor de algemene of specifieke energievoorziening aan boord van schepen;

  • -

    controlelijst: lijst die wordt gebruikt ter controle van de overslag van vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen, bunkeren, debunkeren of het aan boord brengen van hulpstoffen;

  • -

    combinatietankschip: zeeschip, ingericht om afwisselend onverpakte vloeibare lading of droge lading te kunnen vervoeren;

  • -

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • -

    damp: de atmosfeer die boven een vloeibare stof aanwezig is als gevolg van een bepaalde druk van die vloeibare stof;

  • -

    dampretourleiding: dampdrukvereffeningssysteem tussen de bij de directe overslag betrokken ladingtanks waardoor de overslag emissieloos plaatsvindt;

  • -

    debunkeren: het terugleveren van vaste, vloeibare of gasvormige brandstoffen of van elke andere energiebron die wordt gebruikt voor de aandrijving van schepen en voor de algemene en specifieke energievoorziening aan boord van schepen;

  • -

    dienstverlenend schip: elk schip dat betrokken is bij de volgende vormen van dienstverlening aan schepen, die verband houden met:

    • a.

      het repareren of reinigen;

    • b.

      het schoonmaken, zowel open, gesloten als anderszins;

    • c.

      het brengen of halen van voorraden of scheepsonderdelen;

    • d.

      het inzamelen van scheepsafvalstoffen, of;

    • e.

      het inspectern van de scheepshuid;

  • -

    efficiënt gebruik van de haven: ordening

  • -

    exploitant: eigenaar, beheerder, rompbevrachter of ieder ander die zeggenschap heeft over het gebruik van het schip;

  • -

    gasdeskundige: deskundige die in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid ‘Gasdeskundige’ als bedoeld in artikel 3.5h, vierde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit;

  • -

    gesloten schoonmaken: elke handeling die gericht is op of verband houdt met het reinigen, gasvrij of dampvrij maken van ladingtanks of sloptanks van een tankschip zodanig dat tijdens de handeling geen emissie naar de atmosfeer plaatsvindt, waaronder ook het gebruik maken van een ontgasvoorziening;

  • -

    gevaarlijke stoffen: stoffen die gevaar voor explosie, brand, corrosie, vergiftiging, bedwelming of straling (kunnen) opleveren, zoals vermeld in:

  • -

    de IMDG Code;

    • a.

      de IBC Code;

    • b.

      de IGC Code;

    • c.

      de IMSBC Code, of

    • d.

      het ADN

  • -

    haven: wateren binnen de gemeentegrenzen die voor de scheepvaart openstaan met uitzonderling van Rijksvaarwegen;

  • -

    havenmeester: havenmeester als bedoeld in artikel 2.1;

  • -

    hulpbedrijf: machines, apparaten of installaties op een schip die de voortstuwing ondersteunen of de energievoorziening verzorgen;

  • -

    hulpstoffen: stoffen, die aan boord van een schip nodig zijn voor de werking van de aandrijving of het hulpbedrijf;

  • -

    IBC Code: International Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Dangerous Chemicals in Bulk van de IMO of Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Dangerous Chemicals in Bulk van de IMO;

  • -

    IGC Code: International Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Liquefied Gases in Bulk van de IMO of Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Liquefied Gases in Bulk van de IMO;

  • -

    IMDG Code: International Maritime Dangerous Goods Code;

  • -

    IMSBC Code: International Maritime Solid Bulk Cargoes Code;

  • -

    IMO: Internationale Maritieme Organisatie van de Verenigde Naties;

  • -

    inerte atmosfeer: een atmosfeer in een ladingtank of sloptank waarin het zuurstofgehalte is verminderd tot ten hoogste 8 volume procent door het toevoegen van een inert gas onder positieve druk;

  • -

    infrastructuur: het geheel van plaatsgebonden, duurzame investeringsgoederen voor het verkeer of vervoer van:

    • a.

      personen en vracht, zoals waterwegen, bruggen, tunnels, kades, sluizen en (zee-) havens;

    • b.

      bovengrondse masten en kabels voor elektriciteit en telecommunicatie, of;

    • c.

      ondergrondse of onderzeese pijpleidingen voor water, gas en olie, rioleringen, kabels voor telecommunicatie e.d.;

  • -

    ISGINTT: International Safety Guide for Inland Navigation Tank-barges and Terminals;

  • -

    ISGOTT: International Safety Guide for Oiltankers and Terminals;

  • -

    kapitein: degene die de feitelijke leiding over een zeeschip voert;

  • -

    kwetsbare objecten: zeer kwetsbare gebouwen, kwetsbare gebouwen of locaties als bedoeld in bijlage VI van het (ontwerp) Besluit kwaliteit leefomgeving;

  • -

    ladingresiduen: de restanten van lading die na het laden en lossen op het dek of in ruimen of tanks achterblijven, met inbegrip van overschotten of restanten die het gevolg zijn van morsen bij het laden en lossen, in natte of droge toestand of meegevoerd in waswater, en exclusief ladingstof dat na vegen op het dek achterblijft of stof op de buitenoppervlakken van het schip;

  • -

    MARPOL: International Convention for the Prevention of Pollution from Ships, 1973, as amended;

  • -

    ontgasvoorziening: vaste of mobiele voorziening, anders dan een dampretourleiding, om dampen van lading te ontvangen tijdens het gasvrij of dampvrij maken van lege of geloste tanks en daarop aangesloten laad- en losleidingen; of tijdens de overslag van gevaarlijke of schadelijke stoffen.

  • -

    ontsmetten: behandelen met gassen of stoffen die gassen afstaan;

  • -

    ontvangst van scheepsafvalstoffen de ontvangst van scheepsafvalstoffen door een vaste, drijvende of mobiele voorziening die is ingericht voor de ontvangst van scheepsafvalstoffen als omschreven in Richtlijn 2019/883/EG van het Europees Parlement en de Raad, of zoals nadien gewijzigd of herzien;

  • -

    ontvangstvoorziening: voorziening voor de ontvangst van scheepsafvalstoffen;

  • -

    open vuur: vuur, vonkvorming en elk oppervlak binnen een afstand van 25 meter van een gevaarlijke stof, dat een temperatuur heeft die gelijk is aan of hoger dan de minimum-ontstekingstemperatuur van die stof;

  • -

    open schoonmaken: elke handeling die gericht is op of verband houdt met het reinigen, gasvrij of dampvrij maken van ladingtanks of sloptanks van een tankschip zodanig dat een emissie naar de atmosfeer kan plaatsvinden;

  • -

    operationele ruimte: in lengte, breedte, diepte of hoogte begrensd gebied, waarbinnen schepen ligplaats kunnen nemen om hun activiteiten uit te oefenen;

  • -

    ordening: efficiënt gebruik van de haven ;

  • -

    overslag: laden of lossen van lading in of uit een schip;

  • -

    palenligplaats: ligplaats waartegen een schip kan afmeren zonder enig contact met overige havenafmeervoorzieningen;

  • -

    passagiersschip: een binnenschip dat is bestemd of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van meer dan twaalf personen buiten de bemanning;

  • -

    petroleumhaven: gebied ingericht voor de afhandeling van een tankschip met gevaarlijke stoffen;

  • -

    plaatsgebonden risico: risico op een plaats buiten een locatie, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is;

  • -

    plantaardige of dierlijke oliën: oliën of vetten die gewonnen worden uit zaden of vruchten van planten of bomen of oliën en vetten van dierlijke oorsprong;

  • -

    pleziervaartuig: schip dat is bestemd of wordt gebruikt voor sportbeoefening of vrijetijdsbesteding;

  • -

    schadelijke stoffen: stoffen die als zodanig bij of krachtens de Wet voorkoming verontreiniging door schepen zijn aangewezen of worden genoemd;

  • -

    scheepsafvalstoffen: al het afval van het schip, met inbegrip van ladingresiduen, dat tijdens de exploitatie van een zeeschip of tijdens laad-, los- en schoonmaakactiviteiten ontstaat en binnen het toepassingsgebied van de bijlagen I, II, IV, V en VI bij het MARPOL-verdrag valt, evenals passief opgevist afval;

  • -

    schip: elk vaartuig met inbegrip van een watervliegtuig, een draagvleugelboot, een luchtkussenvoertuig, een boorinstallatie, een werkeiland of soortgelijk object, een baggermolen, een drijvende kraan, een elevator, een ponton, een duwbak, een drijvend werktuig, een drijvend voorwerp of een drijvende inrichting;

  • -

    schipper: degene die de feitelijke leiding over een binnenschip voert;

  • -

    sloptank: tank aan boord van een schip, bestemd voor het houden van al dan niet met water vermengde ladingrestanten van schadelijke, brandbare of andere gevaarlijke vloeistoffen (slops);

  • -

    StSTGP: Ship to Ship Transfer Guide for Petroleum, Chemicals and Liquefied Gases;

  • -

    tankschip: binnentankschip of zeetankschip;

  • -

    toestemming: vergunning, ontheffing of vrijstelling;

  • -

    varend woonschip: een schip, niet zijnde een object dat direct of indirect met de grond verbonden is, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt als woonverblijf en waarmee met enige regelmaat gevaren wordt;

  • -

    ventileren: het drogen van geopende ladingtanks of sloptanks van een tankschip naar de atmosfeer nadat deze zijn schoongemaakt waarbij de concentratie gevaarlijke gassen en dampen in het uitgeblazen mengsel op de plaats van uittreding:

    • a.

      niet meer dan 10 % van de onderste explosie grens bedraagt, of;

    • b.

      zich onder de grenswaarde bevindt, als bedoeld in artikel 4.3 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, voor stoffen als bedoeld in het ADN waarbij in kolom 18 van tabel C een giftigheidsmeter wordt vereist;

  • -

    vlampunt: de laagste temperatuur van een vloeistof, waarbij de damp daarvan met lucht een ontvlambaar mengsel vormt;

  • -

    vluchtige organische stoffen: organische verbinding van antropogene aard met uitzondering van methaan, die bij 293,15 K een dampspanning heeft van 1 kPa of meer of onder de specifieke gebruiksomstandigheden een vergelijkbare vluchtigheid heeft;

  • -

    werkschip: elk schip dat onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de infrastructuur, uitgezonderd een schip dat baggerwerkzaamheden uitvoert;

  • -

    zeeschip: schip dat volgens zijn constructie uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor de vaart op zee;

  • -

    zeetankschip: zeeschip, gebouwd voor of aangepast aan het vervoer van onverpakte vloeibare lading of gas als bedoeld in de IGC code in zijn ladingtanks.

Artikel 1.2 Waar gelden deze regels?

  • 1.

    Het bepaalde bij of krachtens deze verordening is van toepassing in de haven.

  • 2.

    Het bepaalde bij of krachtens deze verordening is tevens van toepassing op schepen die buiten de haven doch binnen de gemeentegrenzen direct of indirect gemeerd, ten anker liggen of op een spudpaal zijn afgemeerd.

Artikel 1.3 Op wie is deze verordening van toepassing?

  • 1.

    De kapitein of de schipper is verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening, tenzij in deze verordening anders is bepaald.

  • 2.

    Als een kapitein of een schipper niet op het schip aanwezig is, is de exploitant verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

Artikel 1.4 Beslistermijn toestemming

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag voor een toestemming binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    Het college kan de termijn met ten hoogste acht weken verlengen.

Artikel 1.5 Voorschriften en beperkingen

  • 1.

    Het college kan aan een toestemming, aanwijzing of maatregel voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen zijn bedoeld ter bescherming van het belang of de belangen van de betreffende toestemming, aanwijzing of maatregel.

  • 2.

    Degene aan wie een toestemming. aanwijzing of maatregel is gegeven dan wel een maatregel is opgelegd, houdt zich aan de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen.

Artikel 1.6 Weigeren, wijzigen of intrekken van toestemming

Het college kan de toestemming weigeren, wijzigen of intrekken als:

  • a.

    bij de aanvraag onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    dit noodzakelijk is ter bescherming van de veiligheid, het efficiënt gebruik van de haven, het milieu in de haven of de omgeving van de haven, alsmede kwaliteit van de dienstverlening;

  • c.

    de voorschriften en beperkingen die verbonden zijn aan de toestemming niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    van de toestemming geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn of, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn, of;

  • e.

    de houder van de toestemming dit verzoekt.

Artikel 1.7 Geldigheidsduur

  • 1.

    De toestemming geldt voor maximaal 5 jaar.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan door het college de vergunning als bedoeld in artikel 8.1 of artikel 8.5 voor een afwijkende maximale geldigheidsduur worden verleend.

tenzij in deze verordening anders is bepaald.

Artikel 1.8 Verplichtingen aan boord houden van toestemmingen

  • 1.

    De toestemming of een (digitale) kopie daarvan, die op een schip betrekking heeft bevindt zich aan boord van het schip.

  • 2.

    Dit artikel is niet van toepassing op een duwbak.

Artikel 1.9 Ontheffing en vrijstelling van geboden en verboden

  • 1.

    Het college kan op verzoek ontheffing of vrijstelling verlenen van de verboden en geboden zoals die bij of krachtens deze verordening zijn opgenomen.

  • 2.

    Het college gebruikt deze bevoegdheid slechts als:

    • a.

      daardoor het efficiënt gebruik van de haven, de veiligheid, het milieu in de haven of de omgeving van de haven niet worden geschaad, en:

    • b.

      de verzoeker aannemelijk maakt dat alle doelen als bedoeld onder a ten minste even goed worden gediend.

Artikel 1.10 Melding aan de havenmeester

Het doorgeven van een op grond van het bepaalde bij of krachtens deze verordening verplicht gestelde melding, vindt plaats op een door de havenmeester aangegeven wijze of tijdstip, waarbij de havenmeester tevens de door te geven gegevens kan bepalen.

Paragraaf 2 Havenmeester

Artikel 2.1 Aanwijzing havenmeester

Het college wijst de havenmeester aan.

Paragraaf 3 Ordening en gebruik van de haven

Artikel 3.1 Verkeerstekens en bekendmakingen met dezelfde strekking als een verkeersteken

  • 1.

    Het college kan verkeerstekens plaatsen die zijn vermeld in het Binnenvaartpolitiereglement en kan die verkeerstekens voorzien van nadere aanduidingen.

  • 2.

    Een verkeersteken en de daarbij behorende nadere aanduidingen moeten worden nageleefd.

  • 3.

    Wat in het eerste en tweede lid staat, is van overeenkomstige toepassing op een bekendmaking met dezelfde strekking als een verkeersteken.

Artikel 3.2 Aanwijzen gebieden en periodes ligplaatsnemen

  • 1.

    Het college kan gebieden aanwijzen waar:

    • a.

      bepaalde categorieën van schepen zich wel of niet mogen bevinden, daaronder begrepen het nemen van een ligplaats, of;

    • b.

      bepaalde activiteiten wel of niet zijn toegestaan.

  • 2.

    Het college kan in de aanwijzing periodes aangeven waarbinnen de aanwijzing van toepassing is.

Artikel 3.3 Nemen van een ligplaats

Een schip mag alleen ligplaats nemen als dit gebeurt:

  • a.

    in overeenstemming met ter plaatse aangebrachte verkeerstekens en nadere aanduidingen die daar zijn aangebracht;

  • b.

    in overeenstemming met een bekendmaking met dezelfde strekking als een verkeerstekens, of;

  • c.

    op ligplaatsen, gelegen aan een afmeervoorziening met instemming van een huurder, erfpachter of eigenaar, behalve als het college het nemen van een ligplaats niet toestaat uit het oogpunt van het efficiënt gebruik van de haven, veiligheid of milieu.

Artikel 3.4 Deugdelijk afmeren

  • 1.

    Een schip wordt deugdelijk en veilig afgemeerd.

  • 2.

    Als een zeeschip ligplaats heeft ingenomen in de lengterichting ten opzichte van een ander afgemeerd schip, houdt het zeeschip, met de hieronder aangegeven lengte, de volgende onderlinge afstand aan:

    • a.

      tot en met 120 meter; 0,1 x de lengte van het zeeschip met een minimum van 10 meter, of;

    • b.

      langer dan 120 meter; 0,1 x de lengte van het zeeschip met een minimum van 15 meter en een maximum van 35 meter.

Artikel 3.5 Omhoog brengen van schepen

Een schip mag alleen met hulpmiddelen omhoog worden gebracht, als het schip zich bevindt in een gebied dat door het college hiervoor is aangewezen.

Artikel 3.6 Gebruik van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven

  • 1.

    Een schip mag geen voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven gebruiken als:

    • a.

      het aan de grond zit;

    • b.

      het gemeerd, ten anker of op spudpalen ligt;

    • c.

      de voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven worden gebruikt om het schip tegen de kade of de oever aan te drukken, anders dan onmiddellijk voor het ontmeren of afmeren, of;

    • d.

      dit schade kan toebrengen aan de infrastructuur.

  • 2.

    Wat in het eerste lid, onder b, staat, geldt niet als het schip aan een ander schip gemeerd ligt en moet bij- of afdraaien ter voorkoming van schade.

  • 3.

    Als de voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven van een schip in werking zijn, is een persoon die met het schip mag varen in de stuurhut aanwezig.

  • 4.
    • a.

      afmeert of ontmeert;

    • b.

      een lengte van maximaal 35 meter heeft;

    • c.

      op grond van het vereiste geldige certificaat, als bedoeld in de Binnenvaartwet, met één bemanningslid mag varen, en;

    • d.

      één bemanningslid, zijnde de schipper, heeft, die als enige aan boord is.

    Wat in het derde lid staat, geldt niet als het schip:

Artikel 3.7 Gebruik van ankers en spudpalen

  • 1.

    Een anker of een spudpaal mag alleen worden gebruikt:

    • a.

      in door het college aangewezen gebieden;

    • b.

      in overeenstemming met ter plaatse aangebrachte verkeerstekens en nadere aanduidingen of met een besluit met dezelfde strekking als een verkeersteken, of;

    • c.

      als het gebruik geen schade toebrengt of schade kan toebrengen aan infrastructuur, in de onderwaterbodem aangebrachte ondergrondse infrastructuur of oeverbeschermingswerken.

  • 2.

    Als een anker of een spudpaal in een situatie als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt gebruikt, wordt dit vooraf gemeld aan de havenmeester.

  • 3.

    Wat in het eerste lid staat, geldt niet voor een anker als deze wordt gebruikt door een zeeschip op advies van een loods:

    • a.

      bij het afmeren, of;

    • b.

      ter voorkoming van een aanvaring.

Artikel 3.8 Rechthebbenden

Alleen rechthebbenden mogen een schip vasthouden, zich daarop bevinden of een schip losmaken.

Artikel 3.9 Melding bedrijfsstoring, gebrek, schade of aanvaring

Bedrijfsstoringen, gebreken of schades aan of aan boord van een schip die gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken voor het schip of de omgeving, dan wel een aanvaring worden direct aan de havenmeester gemeld.

Artikel 3.10 Meldplicht zeeschepen

  • 1.

    Dit artikel is van toepassing op alle wateren binnen de gemeentegrenzen.

  • 2.

    De kapitein, de exploitant of de agent van een zeeschip dat behoort tot een door het college vast te stellen categorie van zeeschepen en dat op weg is van of naar een binnen de gemeentegrenzen gelegen ligplaats, meldt aan de havenmeester de door het college vast te stellen gegevens omtrent:

    • a.

      de aankomst;

    • b.

      het vertrek;

    • c.

      het verhalen;

    • d.

      de positie van het schip;

    • e.

      de gegevens met betrekking tot de te gebruiken nautische dienstverleners en de scheepsagent;

    • f.

      de gegevens met betrekking tot het schip;

    • g.

      de daarmee vervoerde lading, en;

    • h.

      de uit te voeren reis.

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien bij of krachten het Besluit meldingsformaliteiten en gegevensverwerkingen scheepvaart en het Binnenvaartpolitiereglement.

Artikel 3.11 Operationele ruimte ligplaatsen

  • 1.

    Het college kan voor een ligplaats de operationele ruimte aanwijzen.

  • 2.

    Het college kan aanvullende regels stellen met betrekking tot het nautisch gebruik van de operationele ruimte.

  • 3.

    De huurder, erfpachter of eigenaar van de afmeervoorziening van de ligplaats mag schepen alleen ligplaats laten nemen binnen de operationele ruimte.

  • 4.

    Bunker- of dienstverlenende schepen mogen voor het uitvoeren van hun werkzaamheden geheel of gedeeltelijk buiten de operationele ruimte ligplaats innemen na een melding aan de havenmeester, tenzij het college in het besluit als bedoeld in het eerste lid anders bepaalt.

Artikel 3.12 Maatregelen onttrekking economisch verkeer

Het college kan maatregelen opleggen ter bescherming van veiligheids- of milieubelangen dan wel het belang van een efficiënt beheer van de haven, aan een schip, als:

  • a.

    dat schip niet beschikt over de vereiste certificaten;

  • b.

    beslag is gelegd op dat schip, de lading of de bunkers;

  • c.

    dat schip is opgelegd, of;

  • d.

    dat schip is onttrokken aan het nautische of economisch verkeer.

Artikel 3.13 Voorzieningen in de haven

Het is een ieder verboden voorzieningen of voorwerpen in, op, onder of boven water te plaatsen of aan te brengen, tenzij:

  • a.

    daardoor geen gevaar, schade of hinder kan ontstaan, of;

  • b.

    het betreft het plaatsen of aanbrengen van scheepstoebehoren en voorzieningen, en als zodanig in gebruik zijn, om een schip te laden en te lossen.

Paragraaf 4 Veiligheid en milieu in de haven

Artikel 4.1 Verontreiniging en overlast door schepen

Het is verboden:

  • a.

    stoffen uit een schip te laten ontsnappen, waardoor gevaar, schade of hinder ontstaat of kan ontstaan, of;

  • b.

    in de haven aan boord van een schip een afvalverbrandingsoven te gebruiken.

Artikel 4.2 Verbod gebruik generator, hoofd- en hulpmotor

  • 1.

    Het college kan gebieden aanwijzen waarin het verboden is aan boord van een binnenschip een generator of een hoofd- of hulpmotor te gebruiken.

  • 2.

    Het is toegestaan om direct voor het vertrek en direct na aankomst van een schip in een aangewezen gebied aan boord van een schip een generator of een boord- of hulpmotor in werking te hebben.

Artikel 4.3 Gevaar, schade of hinder opleverende schepen

Het college kan als naar zijn oordeel een schip mogelijk gevaar, schade of hinder, of verstoring van het efficiënt gebruik van de haven in of in de omgeving van de haven veroorzaakt of kan veroorzaken dan wel de veiligheid in gevaar brengt of kan brengen:

  • a.

    een verbod opleggen om met dat schip de haven binnen te komen, in de haven te verblijven of zich met dat schip op een ligplaats te bevinden, of;

  • b.

    mondeling of schriftelijk aanwijzingen geven aan de kapitein, de schipper of de exploitant van het schip dat in de haven verblijft of zich op een ligplaats bevindt.

Artikel 4.4 Veilige toegang

  • 1.

    Een afgemeerd schip beschikt over een veilige toegang.

  • 2.

    Een binnenschip hoeft niet over een toegang te beschikken indien:

    • a.

      de feitelijke situatie dit onmogelijk maakt ten gevolge van laad- of loshandelingen, of;

    • b.

      het afmeren van korte duur is.

Artikel 4.5 Verrichten van werkzaamheden

  • 1.

    Een ieder mag aan een schip of aan een voorwerp aan boord van een schip werkzaamheden verrichten of doen verrichten, die verband houden met de bedrijfsgereedheid, aanpassing, het herstel of de verbetering van het schip of het voorwerp, als:

    • a.

      het schip ligplaats heeft op een locatie waar deze activiteiten zijn toegestaan, of;

    • b.

      werkzaamheden:

      • i.

        plaatsvinden binnen een periode van 7 x 24 uur na aanvang van de eerste werkzaamheden;

      • ii.

        geen gevaar, schade of hinder veroorzaken of kunnen veroorzaken;

      • iii.

        ten minste 25 meter verwijderd zijn van gevaarlijke stoffen of brandbaar materiaal;

      • iv.

        worden verricht en tijdens de werkzaamheden doelmatige brandblusmiddelen en personen die met het gebruik van die middelen bekend zijn, direct beschikbaar zijn; en

      • v.

        geen vonkvorming naar de buitenlucht veroorzaken of kunnen veroorzaken als het schip in een petroleumhaven ligt.

  • 2.

    Werkzaamheden op een tankschip of aan of in een brandstoftank van een schip die gevaar, schade of hinder veroorzaken of kunnen veroorzaken, mogen alleen plaatsvinden als door een gasdeskundige:

    • a.

      een veiligheids- en gezondheidsverklaring is afgegeven, of;

    • b.

      is vastgesteld dat geen veiligheids- en gezondheidsverklaring nodig is.

  • 3.

    Het college kan brandstoffen, energiebronnen of hulpstoffen aanwijzen voor installaties waaraan aan boord van een schip geen werkzaamheden mogen worden verricht door eenieder, tenzij de werkzaamheden plaatsvinden op een locatie waar deze activiteiten zijn toegestaan.

  • 4.

    Sloopwerkzaamheden aan een schip mogen alleen worden verricht, als het schip ligplaats heeft op een locatie waar deze activiteiten mogen worden uitgevoerd.

  • 5.

    Van de werkzaamheden aan een zeeschip bedoeld in het eerste lid, onder b, en tweede lid wordt voorafgaand aan de start van de werkzaamheden een melding gedaan aan de havenmeester.

Artikel 4.6 Ontsmetten

Het college kan ligplaatsen aanwijzen waar het is toegestaan met een schip ligplaats te nemen om het schip of de lading te ontsmetten.

Artikel 4.7 Lading die in het buitenland is ontsmet

  • 1.

    Een schip geladen met bulklading in vaste vorm, waarbij de lading is ontsmet, mag zich op een ligplaats bevinden, als:

    • a.

      tijdens en na het afmeren geen operationele handelingen worden uitgevoerd;

    • b.

      de ruimen en ventilatieopeningen van de ruimen gesloten zijn, en;

    • c.

      de nautische en operationele afwikkeling van het schip plaatsvindt overeenkomstig het plan van aanpak.

  • 2.

    Het plan van aanpak wordt vastgesteld door het college. Eenieder is verplicht zich te houden aan het vastgestelde plan van aanpak.

Artikel 4.8 Vergunning ontvangst afval zeeschepen

De ontvangst van scheepsafvalstoffen van zeeschepen mag alleen als de ontvangstvoorziening beschikt over een vergunning van het college.

Artikel 4.9 Minimum eisen vergunning ontvangst afval zeeschepen

  • 1.

    Het college kan minimumeisen stellen aan de vergunninghouder en de vergunning voor de ontvangst van scheepsafvalstoffen.

  • 2.

    Deze minimumeisen kunnen betrekking hebben op:

    • a.

      de beroepskwalificaties van de vergunninghouder, diens personeel of de natuurlijke personen die de activiteiten van de vergunninghouder daadwerkelijk en permanent beheren;

    • b.

      de financiële draagkracht van de vergunninghouder;

    • c.

      de uitrusting die nodig is om de scheepsafvalstoffen in normale en veilige omstandigheden in ontvangst te nemen en het vermogen om deze uitrusting op het vereiste niveau te houden;

    • d.

      de beschikbaarheid om scheepsafvalstoffen in ontvangst te nemen voor alle gebruikers, aan alle aanlegplaatsen en zonder onderbrekingen, dag en nacht, het hele jaar door;

    • e.

      naleving van eisen ten aanzien van maritieme veiligheid of de veiligheid en beveiliging van de haven of de toegang tot de haven, de installaties, uitrusting en werknemers en andere personen;

    • f.

      naleving van lokale, nationale, Europese en internationale milieueisen, of

    • g.

      de betrouwbaarheid van de vergunninghouder, als bepaald overeenkomstig eventueel toepasselijk nationaal recht inzake betrouwbaarheid, rekening houdend met dwingende redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aanbieder van havendiensten.

Artikel 4.10 Vergunning mobiele ontgasvoorziening

  • 1.

    Een mobiele ontgasvoorziening mag alleen dampen van ladingrestanten van een tankschip ontvangen als zij beschikt over een vergunning van het college.

  • 2.

    Direct voorafgaand aan en direct na afloop van het gesloten schoonmaken van ladingtanks via een mobiele ontgasvoorziening wordt een melding gedaan aan de havenmeester, tenzij het schoonmaken plaatsvindt op een locatie waar deze activiteit is toegestaan.

Artikel 4.11 Schoonmaken en ventileren van ladingtanks of sloptanks van tankschepen

  • 1.

    Een tankschip mag haar ladingtanks of sloptanks leeg van de volgende stoffen alleen gesloten schoonmaken in geval sprake is van:

    • a.

      een gevaarlijke of schadelijke stof die ingevolgde de IBC Code vervoerd moet worden in een tank met een aansluitmogelijkheid voor een dampretourleiding;

    • b.

      een gevaarlijke of schadelijke stof die ingevolge het ADN gesloten vervoerd moet worden;

    • c.

      van een vloeistof als bedoeld in bijlage 1, of

    • d.

      van een vluchtige organische stof.

  • 2.

    Ladingtanks of sloptanks van een tankschip, leeg van andere stoffen als bedoeld in het eerste lid mogen open worden schoongemaakt op de daartoe door de havenmeester aangewezen locaties.

  • 3.

    Ladingtanks van een tankschip dat vloeibare gassen als bedoeld in het ADN of de IGC-code vervoert mogen alleen worden schoongemaakt als het schip op de ligplaats ligt:

    • a.

      op een locatie waar deze schoonmaakactiviteiten zijn toegestaan, en;

    • b.

      op deze locatie de restanten van de vloeibare gassen in ontvangst genomen worden.

  • 4.

    Het ventileren van ladingtanks of sloptanks van een tankschip, is alleen toegestaan op de daartoe door de havenmeester aangewezen locaties.

  • 5.

    Het tweede en derde lid gelden niet voor stoffen genoemd in bijlage 1.

  • 6.

    Het college kan regels kan regels stellen omtrent het beperken of verbieden van schoonmaken of ventileren buiten bedrijven indien de atmosferische of plaatselijke omstandigheden zodanig zijn dat door het vrijkomen van de betrokken stoffen gevaar, schade, stankhinder of hinder ontstaat of kan ontstaan.

  • 7.

    Voorafgaand aan het schoonmaken of ventileren wordt een melding gedaan aan de havenmeester.

Artikel 4.12 Langszij liggen tijdens het open schoonmaken en ventileren van ladingtanks of sloptanks van zeetankschepen

Langs een zeetankschip waarvan ladingtanks vloeibare gevaarlijke stoffen bevatten of leeg daarvan zijn en open worden schoongemaakt of geventileerd, mogen aan elke zijde:

  • a.

    één zeetankschip, of

  • b.

    maximaal twee binnentankschepen, overeenkomstig het ADN gecertificeerd, liggen.

Artikel 4.13 Overslag tussen schepen en mobiele voorzieningen op de wal

  • 1.

    Het is verboden gevaarlijke of schadelijke vloeistoffen tussen een schip en een mobiele voorziening op de wal:

    • a.

      over te slaan;

    • b.

      Aas brandstoffen, energiebronnen of hulpstoffen te bunkeren of te debunkeren in een gebied of op een ligplaats die niet is aangewezen op grond van artikel 8.1, tweede lid, of artikel 8.5, tweede lid, of

    • c.

      als scheepsafvalstoffen in te zamelen;

    • d.

      tenzij deze activiteit onderdeel uitmaakt van een locatie waar deze activiteiten mogen worden uitgevoerd.

  • 2.

    In afwijking van wat in het eerste lid, onder c, staat, kan het college gebieden of ligplaatsen aanwijzen waar het inzamelen door een mobiele voorziening is toegestaan.

Paragraaf 5 Petroleumhavens

Artikel 5.1 Petroleumhavens

Het college kan petroleumhavens aanwijzen.

Artikel 5.2 Toegelaten schepen in de petroleumhaven

  • 1.

    Een schip mag zich alleen in een petroleumhaven bevinden als:

    • a.

      het een tankschip is;

    • b.

      het schip van de infrastructuur gebruikt maakt, heeft gemaakt of zal maken tijdens, kort voor of kort na, het lossen, het laden, het schoonmaken van ladingtanks of sloptanks of om te bunkeren;

    • c.

      het een roei- of motorboot is die niet door een benzinemotor wordt voortbewogen en die tot uitrusting van een schip als bedoeld in onderdeel a of b behoort, en:

      • i.

        gebruikt voor het vervoeren van opvarenden naar en van een schip, of

      • ii.

        waarvan de werking van de motor, de davit of de vrije val-installatie wordt getest;

    • d.

      de aanwezigheid van dat schip in de haven in verband met de aankomst, het verblijf of het vertrek van een schip als bedoeld in onderdeel a of b, noodzakelijk is;

    • e.

      het schip werkzaam is voor een publiekrechtelijk lichaam of het schip van de havenbeheerder is;

    • f.

      het schip rechtstreeks en zonder onderbreking vaart naar of van infrastructuur buiten de petroleumhaven;

    • g.

      het een dienstverlenend schip is;

    • h.

      het een schip betreft dat baggerwerkzaamheden uitvoert;

    • i.

      het een werkschip is;

    • j.

      het een bunkerschip is, of

    • k.

      het een schip betreft bij het communicatievaren.

  • 2.

    Het is verboden zich met een pleziervaartuig of passagiersschip in een petroleumhaven te bevinden.

Artikel 5.3 Verbod open vuur, roken en vonkvorming

  • 1.

    Het is een ieder verboden om in een petroleumhaven of aan boord van een zich aldaar bevindend schip:

    • a.

      open vuur te gebruiken;

    • b.

      in de buitenlucht te roken, of;

    • c.

      in het schip te roken, tenzij dit plaatsvindt in een ruimte (woning of dienstruimte) die niet rechtstreeks van buiten toegankelijk is, gesloten is, dan wel deze ruimte voldoet aan nationale of internationale wetgeving, of;

    • d.

      activiteiten te ondernemen waardoor vonkvorming naar de buitenlucht optreedt of kan optreden.

  • 2.

    Het is verboden om zich met een schip in een petroleumhaven te bevinden met een vonkende uitlaatgassenleiding van een verbrandingsmotor.

Artikel 5.4 Tankschepen met gevaarlijke stoffen

  • 1.

    Tankschepen waarvan de lading- of sloptanks gevaarlijke stoffen of residuen daarvan bevatten mogen zich alleen op een ligplaats bevinden in een petroleumhaven.

  • 2.

    Tankschepen mogen zch ook op ligplaatsen bevinden buiten een petroleumhaven als de lading- of sloptanks:

    • a.

      alleen gevaarlijke vloeistoffen met een uitsluitend brandbare eigenschap of residuen daarvan bevatten:

      • met een vlampunt van 55 graden Celsius of hoger,

      • een inerte atmosfeer bevatten,

      • maximaal 20% van de laagste explosiegrens brandbare dampen bevat en gesloten blijven, of;

    • b.

      alleen de in bijlage 3 genoemde stoffen of residuen daarvan bevatten of leeg daarvan zijn.

Artikel 5.5 Binnentankschepen met gevaarlijke stoffen

In afwijking van artikel 5.4, eerste lid, mag een binnentankschip zich buiten een petroleumhaven op een ligplaats bevinden:

  • a.

    als kortstondig ligplaats wordt genomen:

    • op een aangewezen autoafzetplaats om een auto onmiddellijk af te zetten of aan boord te nemen;

    • op een locatie waar brandstof ingenomen wordt en dit is toegestaan;

    • bij een aangewezen plaats voor het onmiddellijk innemen van drinkwater, of;

  • b.

    als het schip een ontvangstvoorziening is dat ter plaatse uitsluitend wordt gebruikt ten behoeve van de ontvangst van scheepsafvalstoffen.

Artikel 5.6 Zeetankschepen met gevaarlijke stoffen

  • 1.

    Als een zeetankschip, als bedoeld in artikel 5.4, tweede lid onderdeel a, subonderdelen 2° en 3°, zich op een ligplaats buiten een petroleumhaven bevindt:

    • 1.

      wordt het door de havenmeester vastgestelde formulier ‘verklaring gasdeskundige’ afgegeven;

    • 2.

      blijven ladingtanks of sloptanks gesloten, en;

    • 3.

      vinden er geen handelingen met gevaarlijke stoffen plaats;

  • 2.

    Wanneer dit zeetankschip buiten een petroleumhaven ligplaats neemt, wordt dit vooraf gemeld aan de havenmeester.

Artikel 5.7 Combinatietankschepen met gevaarlijke stoffen

  • 1.

    In afwijking van artikel 5.4, eerste lid, mag een combinatietankschip buiten een petroleumhaven ligplaats nemen als:

    • a.

      het door de havenmeester vastgestelde formulier 'verklaring gasdeskundige' is afgegeven;

    • b.

      het geladen is of wordt met losgestorte bulklading in vaste vorm;

    • c.

      alle overige tanks, met uitzondering van bunkertanks, en ruimten vrij zijn van brandbare vloeistoffen of residuen daarvan met een vlampunt dat lager ligt of gelijk is aan 55 graden Celsius;

    • d.

      er geen handelingen plaatsvinden met gevaarlijke stoffen; en

    • e.

      de tanks die niet direct aan laadruimen grenzen, en brandbare ladingresiduen bevatten, een inerte atmosfeer hebben, of een atmosfeer maximaal 20% van de laagste explosiegrens brandbare dampen bevat.

  • 2.

    Wanneer een combinatietankschip buiten een petroleumhaven ligplaats neemt, wordt dit vooraf gemeld aan de havenmeester.

Artikel 5.8 Bouw- en uitrustingsvoorschriften dienstverlenend- of werkschip

Een dienstverlenend schip of een werkschip dat in een petroleumhaven verblijft, heeft:

  • a.

    een scheepsromp die volledig uit onbrandbaar materiaal bestaat;

  • b.

    tijdens het verblijf in de petroleumhaven/oliehaven een in werking zijnde marifooninstallatie, waarop voortdurend op het betreffende VHF havenkanaal wordt uitgeluisterd;

  • c.

    een elektrische installatie die voldoet aan minimaal de voorschriften overeenkomstig Atex zone 2 van Richtlijn 1999/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1999, dan wel zoals nadien gewijzigd;

  • d.

    indien aanwezig, een verblijfsruimte, stuurhuis, machinekamer of controleruimte die voldoende bescherming biedt tegen het binnendringen van gevaarlijke gassen en dampen;

  • e.

    indien aanwezig, een verwarming-, kook- of koeltoestel dat werkt op elektriciteit of een brandbare vloeistof met een vlampunt van 55 graden Celsius of hoger dan wel zijn deze toestellen uitgeschakeld; en

  • f.

    een afgeschermde motor die niet als ontstekingsbron kan dienen.

Paragraaf 6 Overslag van vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen in bulk

Artikel 6.1 Gereserveerd

Artikel 6.2 Controlelijst bij de overslag van vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen in bulk

  • 1.

    De directe overslag van vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen tussen tankschepen onderling of de overslag tussen zeetankschip en een locatie waar de activiteit is toegestaan mag alleen plaatsvinden als voor de betreffende activiteit de controlelijst als bedoeld in de ISGOTT, StSTGP of ISGINTT overeenkomstig het bepaalde in de hiervoor bedoelde controlelijst door de betrokken partijen is ingevuld en ondertekend.

  • 2.

    De overslag vindt plaats overeenkomstig de controlelijst.

Artikel 6.3 Overige regels voor overslag van vloeibare gevaarlijke stoffen in bulk

  • 1.

    Tijdens de overslag tussen tankschepen onderling van de volgende vloeibare gevaarlijke stoffen:

    • a.

      een gevaarlijke of schadelijke stof die ingevolge de IBC Code vervoerd moet worden in een tank met een aansluitmogelijkheid voor een dampretourleiding;

    • b.

      een gevaarlijke of schadelijke stof die ingevolge het ADN gesloten vervoerd moet worden;

    • c.

      een vloeistof als bedoeld in bijlage 1, of;

    • d.

      een vluchtige organische stof;

      wordt gebruik gemaakt van een:

      • tussen betrokken ladingtanks aangesloten dampretourleiding, of

      • 2°.

        ontgasvoorziening op zodanige wijze dat er geen dan wel zo min mogelijk emissie naar de atmosfeer plaatsvindt buiten de kaders zoals aangegeven in de vergunning van de ontgasvoorziening.

  • 2.

    Voor de overslag worden niet meer ladingleidingen gebruikt dan noodzakelijk. De vaste aansluitpunten voor ladingleidingen liggen op zo kort mogelijke afstand van elkaar.

  • 3.

    Bij de overslag van vloeibare gevaarlijke stoffen wordt de vaste scheepsleiding gebruikt.

  • 4.

    Bij het lossen van vloeibare gevaarlijke stoffen, met uitzondering van schadelijke stoffen, wordt de vaste scheepsromp gebruikt.

  • 5.

    Een schip dat vloeibare gevaarlijke stoffen, met uitzondering van schadelijke stoffen, overslaat, mag aan beide zijden één schip afgemeerd hebben. Er mogen meer schepen aan één zijde afgemeerd liggen als het gaat om:

    • a.

      één enkel dienstverlenend schip, mits deze afgemeerd wordt buiten de ladingzones van het tankschip, of

    • b.

      één enkel bunkerschip.

Artikel 6.4 Overslag van gas

Overslag van een gas als bedoeld in de IGC Code of het ADN tussen twee tankschepen onderling is verboden.

Artikel 6.5 Langszij afmeren bij overslag van gas

Het is verboden af te meren langszij een schip dat betrokken is bij de overslag van een gas zoals bedoeld in de IGC Code of het ADN.

Paragraaf 7 Zoneringsregeling schepen met gevaarlijke stoffen in verpakking of bulk

Artikel 7.1 Verbod ligplaatsinname schip met gevaarlijke stoffen

  • 1.

    Een schip dat geladen is met een in bijlage 2 genoemde gevaarlijke stof in verpakking mag alleen ligplaats nemen binnen een in bijlage 2 genoemde afstand van de stuwpositie van de gevaarlijke stof tot kwetsbare objecten als wordt gehandeld in overeenstemming met de in bijlage 2 opgenomen bepalingen.

  • 2.

    Een zeetankschip mag, indien zich een gevaarlijke stof als lading of ladingresidu aan boord bevindt, alleen ligplaats nemen buiten de in bijlage 2, zone a of b, genoemde afstanden tot kwetsbare objecten.

Paragraaf 8 Bunkeren en debunkeren van of aan bord brengen van hulpstoffen

Artikel 8.1 Bunkeren en debunkeren

  • 1.

    Het college kan brandstoffen of energiebronnen aanwijzen die door eenieder alleen met een vergunning van het college gebunkerd of gedebunkerd mogen worden.

  • 2.

    Het college wijst de brandstoffen of energiebronnen aan als genoemd in het eerste lid.

  • 3.

    Het college kan brandstoffen aanwijzen die niet gedebunkerd mogen worden.

  • 4.

    Een vergunning is niet nodig als het bunkeren of debunkeren plaatsvindt bij een bedrijf waar die activiteiten zijn toegestaan.

  • 5.

    Het college kan brandstoffen of energiebronnen die één of meerdere eigenschappen van een gevaarlijke stof bevatten aanwijzen waarbij gelijktijdige activiteiten met het bunkeren of debunkeren van deze brandstoffen of energiebronnen zijn toegestaan.

Artikel 8.2 Minimumeisen aan een bunkervergunning

  • 1.

    Het college kan minimumeisen stellen aan de vergunning en de vergunninghouder van de bunkervergunning.

  • 2.

    Deze minimumeisen kunnen betrekking hebben op:

    • a.

      de beroepskwalificaties van de vergunninghouder, diens personeel of de natuurlijke personen die de activiteiten van de vergunninghouder daadwerkelijk en permanent beheren;

    • b.

      de financiële draagkracht van de vergunninghouder;

    • c.

      de uitrusting die nodig is om het bunkeren in normale en veilige omstandigheden uit te voeren en het vermogen om deze uitrusting op het vereiste niveau te houden;

    • d.

      de beschikbaarheid van de vergunninghouderom te bunkeren of te debunkeren, aan alle aanlegplaatsen en zonder onderbrekingen, dag en nacht, het hele jaar door;

    • e.

      naleving van eisen ten aanzien van maritieme veiligheid of de veiligheid en beveiliging van de haven of de toegang tot de haven, de installaties, uitrusting en werknemers en andere personen;

    • f.

      naleving van lokale, nationale, Europese en internationale milieueisen; en

    • g.

      de betrouwbaarheid van de vergunninghouder, als bepaald overeenkomstig eventueel toepasselijk nationaal recht inzake betrouwbaarheid, rekening houdend met dwingende redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aanbieder van havendiensten.

Artikel 8.3 Invulling minimum eisen aan bunkervergunning

  • 1.

    Bij de vergunningsaanvraag worden de gegevens overgelegd die zijn vermeld in een door de havenmeester vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    Het college kan bepalen dat voor bepaalde brandstoffen of energiebronnen voor de aanvraag voor de vergunning aanvullende gegevens worden overgelegd. Deze aanvullende gegevens staan in verband met de voorschriften en beperkingen als bedoeld in het derde lid en kunnen verband houden met een audit die het college kan houden voor de bunker- of debunkeractiviteiten die het bedrijf uitvoert.

  • 3.

    Aan de vergunning kunnen onder andere voorschriften en beperkingen worden verbonden, die betrekking hebben op:

    • a.

      de locatie waar het bunkeren of debunkeren uitgevoerd mag worden en de veiligheidsafstanden die in acht moeten worden genomen tijdens het bunkeren of debunkeren;

    • b.

      de operationele veiligheid en de procedures die zien op de uitvoering van het bunkeren of debunkeren alsmede, het al dan niet toestaan van andere activiteiten die gelijktijdig met het bunkeren of debunkeren plaatsvinden;

    • c.

      de nautische veiligheid;

    • d.

      de externe veiligheid;

    • e.

      het doen van operationele meldingen die betrekking hebben op het bunkeren of debunkeren; en

    • f.

      de onderwerpen als bedoeld in artikel 8.2, tweed lid.

Artikel 8.4 Regels schepen langszij bij bunkeren

Het college kan brandstoffen en energiebronnen aanwijzen waarbij beperkingen gelden aan het aantal, de locatie en het type schepen dat mag afmeren langszij een schip dat gebunkerd of gedebunkerd wordt met deze brandstoffen of energiebronnen.

Artikel 8.5 Hulpstoffen Check tekst verordening

  • 1.

    Het college kan hulpstoffen aanwijzen die door eenieder alleen met een vergunning van het college gebunkerd of gedebunkerd mogen worden.

  • 2.

    Het college kan gebieden of ligplaatsen aanwijzen waar:

    • a.

      hulpstoffen niet van of aan boord van een schip worden gebracht;

    • b.

      hulpstoffen wel van of aan boord van een schip worden gebracht;

    • c.

      alleen bepaalde hulpstoffen van en aan boord van schepen mogen worden gebracht.

  • 3.

    Een vergunning is niet nodig als het van of aan boord van schepen brengen van hulpstoffen plaatsvindt op een locatie waar de activiteiten zijn toegestaan.

Artikel 8.6 Eisen aan hulpstoffenvergunning

  • 1.

    Bij de vergunningsaanvraag worden de gegevens overlegd die zijn vermeld in een door de havenmeester vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    Het college kan bepalen dat voor bepaalde hulpstoffen voor de aanvraag van de vergunning aanvullende gegevens moeten worden overgelegd. Deze aanvullende gegevens staan in verband met de voorschriften en beperkingen als bedoeld in het derde lid en kunnen verband houden met een audit die het college kan houden voor de activiteiten die het bedrijf uitvoert voor het van of aan boord brengen van hulpstoffen.

  • 3.

    Aan de vergunning kunnen onder meer voorschriften en beperkingen worden verbonden, die betrekking hebben op:

    • a.

      de veiligheidsafstanden die in acht moeten worden genomen tijdens het van of aan boord van schepen brengen van hulpstoffen;

    • b.

      de operationele veiligheid en de procedures die zien op de uitvoering van het van of aan boord van schepen brengen van hulpstoffen, alsmede het al dan niet toestaan van andere activiteiten die gelijktijdig plaatsvinden met het van of aan boord van schepen brengen van hulpstoffen;

    • c.

      de nautische veiligheid;

    • d.

      de externe veiligheid;

    • e.

      het doen van operationele meldingen die betrekking hebben op het van of aan boord van schepen brengen van hulpstoffen.

Artikel 8.7 Controlelijst (de)bunkeren en aan boord brengen hulpstoffen

  • 1.

    Het college kan controlelijsten voor het bunkeren of het debunkeren of voor het van of aan boord brengen van hulpstoffen vaststellen.

  • 2.

    Het college kan brandstoffen, energiebronnen en hulpstoffen alsmede categorieën van schepen aanwijzen waarbij voor het bunkeren of het debunkeren hiervan een controlelijst geldt.

  • 3.

    Een controlelijst wordt door de bij het bunkeren of het debunkeren betrokken partijen ingevuld, nageleefd en tot ten minste 24 uur na het beëindigen van het bunkeren of het debunkeren aan boord van de betrokken schepen gehouden.

Artikel 8.8 Tekens

  • 1.

    Het college kan brandstoffen of energiebronnen aanwijzen waarvoor tijdens het bunkeren of debunkeren een door het college te bepalen teken geldt.

  • 2.

    Het college kan voor elk van de aangewezen brandstoffen als bedoeld in het eerste lid een minimale passeerafstand voor schepen ten opzichte van de bunkeractiviteit vaststellen.

Artikel 8.9 Meldingen

Het college kan brandstoffen, energiebronnen of hulpstoffen aanwijzen waarvoor meldingen moeten worden gedaan aan de havenmeester voorafgaand en bij beëindiging van het bunkeren, debunkeren of aan of van boord brengen van hulpstoffen:

  • a.

    door of namens de houder van de bunkervergunning, of;

  • b.

    indien er geen houder van de bunkervergunning is door de verantwoordelijke van het te bunkeren schip.

Paragraaf 9 Gereserveerd

Paragraaf 10 Gereserveerd

Paragraaf 11 Gereserveerd

Artikel 11.1 Personenvervoer over water

  • 1.

    Het is verboden om zonder een vergunning van het college en zonder op een door het college aangegeven locatie het vervoer van personen per schip te exploiteren, wanneer het vaste punt van afvaart in de gemeente ligt.

  • 2.

    Aan de vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden, die

  • 3.

    betrekking hebben op:

    • a.

      de locatie waarop het in- en ontschepen van passagiers en provianderen plaatsvindt;

    • b.

      duurzaamheidsaspecten zoals het gebruik van schone brandstoffen en schone motoren.

Artikel 11.2 Verhuurbedrijf

  • 1.

    Het is verboden om zonder een vergunning van het college en zonder op een door het college aangegeven locatie een bedrijf tot het verhuren van pleziervaartuigen te exploiteren.

  • 2.

    Aan de vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden, die

  • 3.

    betrekking hebben op:

    • a.

      de locatiebepalingen;

    • b.

      duurzaamheidsaspecten zoals het gebruik van schone brandstoffen en schone motoren.

Artikel 11.3 ln- en ontschepen van passagiersschepen

  • 1.

    Het in- en ontschepen van passagiers vindt plaats op:

    • a.

      plaatsen die in goede staat verkeren;

    • b.

      geschikt zijn voor het in- en ontschepen van personen, en;

    • c.

      die voldoende zijn verlicht.

  • 2.

    Een aanlegplaats met een openbare bestemming wordt zo spoedig mogelijk vrij gemaakt indien de schipper van een ander schip kenbaar maakt deze te willen gebruiken.

Artikel 11.4 Ligplaatsvergunning varend woonschip

  • 1.

    Het is verboden om zonder een vergunning van het college met een varend woonschip ligplaats te nemen. De vergunning is persoons-, ligplaats- en vaartuig gebonden.

  • 2.

    De vergunningsvoorschriften kunnen betrekking hebben op de registratie van het vaartuig, de locatie, de veiligheid en het milieu.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot registratie, ordening, de veiligheid en het milieu,.

  • 4.

    De vergunning wordt voor bepaalde tijd tot maximaal 20 jaar of voor onbepaalde tijd verleend.

  • 5.

    De vergunning kan uitsluitend worden verleend aan de eigenaar van het woonschip.

Paragraaf 12 Gereserveerd

Paragraaf 13 Gereserveerd

Paragraaf 14 Handhaving

Artikel 14.1 Verplichting om regels na te leven

De bij of krachtens deze verordening opgenomen regels en de daarbij gegeven voorschriften en beperkingen moeten worden nageleefd. Het overtreden van deze regels en voorschriften levert een strafbaar feit op.

Artikel 14.2 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 14.3 Toezichthoudende ambtenaren

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving vanhet bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:

    • a.

      de Dordtse Havenmeester en als Buitengewoon Opsporingsambtenaar beëdigde ambtenaren, zoals genoemd in de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar vastgesteld door de Minister van Veiligheid en Justitie, werkzaam bij of voor de gemeente Dordrecht voor de volgende wateren; 1e en 2e Jachthaven, Vlij en Vlijhaven (ark haven) Plan Tij, Wijnhaven-Voorstraathaven, Wolwevershaven, Nieuwehaven, Maartensgat, Wantijzijde Binnenbiesbosch haven, Zuidhaven, Jachthaven Kop van het Land, 't Vissertje, Westergoot, Mijlse Haven;

    • b.

      de medewerkers werkzaam bij de Divisie Havenmeester Rotterdam van Havenbedrijf Rotterdam N.V., met uitzondering van hen die meer in het bijzonder administratieve werkzaamheden uitoefenen, voor de overige wateren.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens artikel 1.8, artikel 1.9, paragraaf 6 en paragraaf 8 de opsporingsambtenaren, bedoeld in artikel 141 Wetboek Strafvordering, van de politie, regionale eenheid Rotterdam, district Zeehaven, belast.

  • 3.

    Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen.

Artikel 14.4 Binnentreden van woningen

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.

Paragraaf 15 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 15.1 Intrekking oude regelgeving

De volgende regelingen worden ingetrokken:

  • 1. Havenbeheersverordening Dordrecht.

Artikel 15.2 Overgangsrecht

  • 1.

    Toestemmingen of besluiten die zijn verleend bij of krachtens één van de in artikel 15.1 ingetrokken regelingen en die van kracht zijn op het moment van inwerkingtreding van deze Havenverordening Dordrecht worden aangemerkt als toestemmingen of besluiten bij of krachtens deze verordening Havenverordening Dordrecht.

  • 2.

    Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze Havenverordening Dordrecht een aanvraag om toestemming of besluit op grond van één van de in artikel 15.1 ingetrokken regelingen is ingediend waarop nog niet is beslist wordt daarop deze Havenverordening Dordrecht toegepast.

  • 3.

    Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag om toestemming of besluit krachtens de in artikel 15.1 ingetrokken regelingen wordt beslist met toepassing van deze Havenverordening Dordrecht.

Artikel 15.3 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de datum na die van de bekendmaking.

Artikel 15.4 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Havenverordening Dordrecht.

Bijlagen Havenverordening Dordrecht

  • 1.

    Bijlage 1 – artikel 4.11 en 6.3 genoemde stoffen.

  • 2.

    Bijlage 2 – als bedoeld in artikel 7.1

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 17 december 2019.

de griffier, de voorzitter,

A.E.T. Wepster, A.W. Kolff

Bijlage 1 van de Havenverordening Dordrecht

De in artikel 4.11 en artikel 6.3 van de Havenverordening Dordrecht bedoelde stoffen zijn:

StofnaamV.N.-nummer

  • benzeen 1114

  • benzeenhoudende mengsels meerdere V.N.- nummers met meer dan 10% benzeen mogelijk

  • ethylacrylaat 1917

  • formaldehyde oplossing 1198 of 2209

  • iso-butylacrylaat 2527

  • iso-butyraldehyde 2045

  • iso-propylamine 1221

  • methylacrylaat 1919

  • n-butylacrylaat 2348

  • n-butyraldehyde 1129

  • propyleenoxide 1280

  • styreen 2055

  • terpentijn 1299

Bijlage 2, als bedoeld in artikel 7.1 van de Havenverordening Dordrecht

IMDG

Klasse

Zone A: Zeeschepen en binnenschepen

0-100 m. tot kwetsbare objecten

Zone B: Zeeschepen

100-300 m. tot kwetsbare objecten

1.1>1.6

Verboden voor:

Totale hoeveelheid:

Klasse 1.1, 1.2, 1.5: >125 kg

Klasse 1.3, 1.4 (uitgezonderd 1.4S): > 500 kg

Klasse 1.4S: > 1000 kg

Verboden voor:

Totale hoeveelheid:

Klasse 1.1, 1.2, 1,5 >500 kg

Klasse 1.3, 1.4 > 30.000 kg

2.1

Verboden voor:

totale hoeveelheid klasse 2.1 >10.000 kg

Verboden in verpakking met een lading >13.000 kg

voor de VN nummers: 1032, 1036, 1041, 1061, 1063, 1083, 1085, 1087, 1912

2.2

Onbeperkt

Onbeperkt

2.3

Verboden

Verboden voor de VN nummers:

1017, 1026, 1048, 1050, 1053, 1067, 1069, 1076, 1082, 2188, 2192, 2199, 2202, 2204, 2418, 2676

Onbeperkt voor de VN nummers:

1008, 1016, 1023, 1045, 1071, 1612, 1660, 1859, 1911, 1953, 1955, 2190, 2198, 2417, 2451, 2600, 3303, 3304, 3305, 3306

Resterende VN nummers van de klasse 2.3 zijn verboden in een verpakking met een lading >13000 kg.

3

Verboden voor de VN nummers:

2478, 2481, 2486

Verboden voor:

totale hoeveelheid klasse 3 >10.000 kg

Verboden in verpakking met een lading >585 kg voor de VN nummers:

2478, 2481, 2486

4.1>4.3

Onbeperkt

Onbeperkt

5.1

Onbeperkt

Onbeperkt

5.2

Verboden voor:

totale hoeveelheid klasse 5.2 > 10.000 kg

Onbeperkt

6.1

Verboden voor de VN nummers:

1051, 1092, 1238, 1239, 1614, 1889, 2334, 2477, 2480, 2482

Verboden voor:

totale hoeveelheid klasse 6.1 >10.000 kg

Verboden in verpakking met een lading >585 kg voor de VN nummers:

1051, 1092, 1238, 1239, 1614, 1889, 2334, 2477, 2480, 2482

6.2

Valt onder het besluit GGO

7

Verboden voor de VN nummers:

2977, 2978. Valt onder de Kernenergiewet

Verboden voor de VN nummers:

2977, 2978. Valt onder de Kernenergiewet

8

Verboden voor de VN nummers:

1052, 1744, 1786, 1790

Verboden voor:

totale hoeveelheid klasse 8 > 10.000 kg

Verboden in verpakking met een lading >585 kg voor de VN nummers:

1052, 1744, 1786, 1790

9

Onbeperkt

Onbeperkt

IMDG

Klasse

Zone C: Zeeschepen

300-500 m. tot woonconcentratie

Zone D: Zeeschepen

500-1500 m. tot woonconcentratie

Buitenzone Zeeschepen

min. 1500 m. tot woonconcentratie

1.1>1.6

Verboden voor:

Totale hoeveelheid:

Klasse 1.1, 1.2, 1,5 >30.000 kg

Klasse 1.3, 1.4 > 120.000 kg

Onbeperkt

Onbeperkt

2.1

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

2.2

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

2.3

Verboden in verpakking met een lading >1300 kg voor de VN nummers:

1017, 1026, 1048, 1050, 1053, 1067, 1069, 1076, 1082, 2188, 2192, 2199, 2202, 2204, 2418, 2676

Verboden met meer dan 10 tankcontainers (per stuk >13.000 kg) aan boord met VN nummer 1017, 1067 of 1082

Verboden met meer dan 5 tankcontainers met VN nummer 1017, 1067 of 1082 indien met deze containers laad- en/of loshandelingen worden verricht.

Onbeperkt

3

Verboden in tankcontainers met een lading >13.000 kg voor de VN nummers:

2478, 2481, 2486

Onbeperkt

Onbeperkt

4.1>4.3

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

5.1

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

5.2

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

6.1

Verboden in tankcontainers met een lading >13.000 kg voor de VN nummers:

1092, 1238, 1239, 1889, 2334, 2477, 2482

Onbeperkt

Onbeperkt

6.2

en voedsel- en warenwetgeving

7

Valt onder de kernenergiewet

8

Verboden in verpakking met een lading >13000 kg voor de VN nummers:

1052, 1744, 1786, 1790

Onbeperkt

Onbeperkt

9

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Gewichten in deze bijlage gelden voor de stoffen en de verpakking, containergewicht wordt buiten beschouwing gelaten. De totale hoeveelheden van klasse 1 mogen de hoeveelheden zoals genoemd in de Regeling vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen niet worden overschreden.

Bijlage 3, als bedoeld in artikel 5.4 van de Havenverordening Dordrecht

De in artikel 5.4 van de Havenverordening Dordrecht 2020 bedoelde stoffen zijn:

Stofnaam

V.N.-nummer

kaliumhydroxide

1814

natriumhydroxyde

1824

fosforzuur

1805

Stoffen genoemd in de IBC-code met indicatie S/P en notatie ‘Toxic Vapour detection':

- Acid oil mixture from soyabean, corn, (maize) and sunflower oil refining

- Camelina Oil

- Cashew Nut shell oil (untreated)

- Castor Oil

- Cocoa butter

- Coconut oil

- Coconut oil fatty acid

- Corn oil

- Cotton Seed Oil

- Fatty Acids (C12+)

- Fish oil

- Grapeseed oil

- Lard

- Non-edible industrial grade palm oil

- Olive oil

- Palm acid oil

- Palm fatty acid destillate

- Palm kernel acid oil

- Palm kernel fatty acid distillate

- Palm kernel oil

- Rice bran oil

- Saffloweroil

- Sheabutter

- Soyabeanoil

- Sunflowerseed oil

- Tungoil

- Used cooking oil (Triglycerides., C16-18 and C18 unsaturated)

- Vegetable acid oils (m)