Beleidsregels voor laadpalen Harderwijk 2016

Geldend van 26-03-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels voor laadpalen Harderwijk 2016

Voor het honoreren van een aanvraag van een laadpaal in de openbare ruimte moet in ieder geval aan de volgende voorwaarden worden voldaan.

1. Begripsbepalingen

Ondertekening

In de beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    elektrische voertuigen: alle voertuigen die op de openbare weg mogen rijden, geheel of gedeeltelijk op elektriciteit kunnen rijden en voorzien zijn van een stekker om op te laden, uitgezonderd fietsen en snor-/bromfietsen’.

  • b.

    laadinfrastructuur: het geheel van laadpalen, aansluitingen op het elektriciteitsnet en andere voorzieningen in de openbare ruimte op of aan de weg bestemd voor het opladen van elektrische voertuigen.

  • c.

    laadpaal: een oplaadobject in de vorm van een paal met tenminste één aansluiting en de mogelijkheid voor twee of meer aansluitingen voor het gelijktijdig opladen van elektrische voertuigen.

  • d.

    aanvrager: de aanbieder van laadpalen en/of andere laadinfrastructuur.

  • e.

    beheerder: de aanvrager van de ontheffing / vergunning voor het plaatsen van laadpalen en/of andere laadinfrastructuur.

  • f.

    gebruiker:

    • I.

      een bedrijf en/of organisatie dat/die gevestigd is in de gemeente Harderwijk en eigenaar en/of bezitter is van één of meerdere elektrische voertuigen of een of meerdere werknemers in dienst heeft die beschikt/beschikken over een elektrisch voertuig en voor minimaal 18 uur per week werkzaam is in Harderwijk.

    • II.

      een particulier die eigenaar en/of bezitter is van een elektrisch voertuig en woonachtig en/of werkzaam is in de gemeente Harderwijk voor minimaal 18 uur per week.

g. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harderwijk.

2. Aanvraag ontheffing/vergunning en verkeersbesluit

  • 1.

    Een aanvraag voor een ontheffing/vergunning/toestemming voor het plaatsen van een of meerdere laadpalen en/of andere laadinfrastructuur op of aan de openbare weg en het verzoek tot het nemen van een verkeersbesluit waarbij een of meerdere parkeerplaats(en) worden aangewezen voor het opladen van elektrische voertuigen kan alleen worden ingediend door de aanbieder van laadpalen en/of andere laadinfrastructuur.

  • 2.

    Het is niet toegestaan dat particulieren zelf laadpalen en/of andere laadinfrastructuur in de openbare ruimte aanbrengen.

3. Aanvraag locatie laadpaal/-infrastructuur

Een aanvraag voor een locatie voor het plaatsen van een laadpaal en/of andere laadinfrastructuur bevat een foto en tekening van de betreffende locatie, waarop de exacte plek van de gewenste laadpaal en/of infrastructuur en de aan te wijzen parkeerplaats(en) zijn aangegeven.

4. Behoeftebepaling laadpaal/-infrastructuur

De aanvrager toont aan dat er op de aangevraagde locatie daadwerkelijk behoefte bestaat bij gebruikers aan een laadpaal en/of andere laadinfrastructuur op of aan de openbare weg. Het college verleent geen medewerking aan het realiseren van de gevraagde laadinfrastructuur wanneer potentiële gebruikers mogelijkheden hebben om hun elektrische voertuigen op eigen terrein te (laten) parkeren en op te laden.

5. Definitieve locatie laadpaal/-infrastructuur

  • 1.

    Het college bepaalt in overleg met de aanvrager de definitieve locatie van de laadpaal en/of andere laadinfrastructuur en de aan te wijzen parkeerplaats(en). Het college toetst hierbij aan de volgende criteria:

    • a.

      de behoefte aan een laadpaal en/of andere laadinfrastructuur moet blijken uit de behoefte van gebruikers binnen een straal van hemelsbreed 200 meter van de aangevraagde locatie;

    • b.

      zijn er in de betreffende buurt geen bestaande laadpalen en/of andere laadinfrastructuur op of aan de weg aanwezig binnen de genoemde straal van 200 meter van de aangevraagde locatie. Bestaande laadpalen en/of laadinfrastructuur met een hoog verbruik (gemiddeld meer dan 800 kWh per maand) gelden hierbij niet als optie;

    • c.

      is de desbetreffende ondergrond in eigendom van de gemeente;

    • d.

      is de locatie van de laadpaal en/of andere laadinfrastructuur voldoende vindbaar en zichtbaar;

    • e.

      is het aannemelijk dat de locatie door meerdere gebruikers gedeeld kan worden (dit om te voorkomen dat er "privé-parkeerplaatsen" gecreëerd worden);

    • f.

      kan de laadpaal en/of andere laadinfrastructuur worden voorzien van twee of meer aansluitpunten en kunnen - eventueel op termijn - twee of meer parkeerplaatsen worden bediend;

    • g.

      laat de parkeerdruk dit toe (maximaal 95% in woonwijken en 85% op parkeerterreinen);

    • h.

      betreft het een bestaand parkeervak / bestaande parkeervakken;

    • i.

      blijft de doorgang voor ander verkeer (auto, fiets, voetganger, rolstoel, et cetera) gewaarborgd;

    • j.

      zijn er geen belemmeringen ten aanzien van ander straatmeubilair of (openbaar) groen;

    • k.

      past de laadpaal en/of andere laadinfrastructuur in het straatbeeld;

    • l.

      is er sprake van geplande reconstructies of andere infrastructurele ontwikkelingen;

    • m.

      kan de laadpaal en/of andere laadinfrastructuur worden geplaatst zonder gesloten wegverharding open te hoeven breken;

    • n.

      is het stroomnetwerk ter plaatse voldoende toereikend.

  • 2.

    In beginsel wordt er bij één nieuw te realiseren laadpaal en/of andere laadinfrastructuur één parkeerplaats aangewezen voor het opladen van elektrische voertuigen. Bij twee nieuw te realiseren laadpalen en/of andere laadinfrastructuur op eenzelfde locatie worden twee parkeerplaatsen aangewezen voor het opladen van elektrische voertuigen.

  • 3.

    Aan de hand van het gebruik en verbruik van een laadpaal en/of laadinfrastructuur kan worden bepaald of er behoefte bestaat aan het aanwijzen van een extra parkeerplaats voor het opladen van elektrische voertuigen en/of het plaatsen van extra laadpalen.

6. Volgorde besluitvorming

De ontheffing/vergunning/toestemming voor het plaatsen van een laadpaal en/of andere laadinfrastructuur wordt eerst van kracht en kan dus pas worden gebruikt nadat het verkeersbesluit tot aanwijzing van de benodigde parkeerplaats(en) onherroepelijk is geworden.

7. Plaatsing en beheer laadpaal/-infrastructuur

De aanvrager van de ontheffing voor het plaatsen van een laadpaal en/of andere laadinfrastructuur is tevens de beheerder hiervan. De beheerder is verantwoordelijk voor realisatie, beheer, onderhoud en exploitatie van de laadpaal/-infrastructuur en neemt alle kosten hiervoor voor zijn rekening. De kostenter bescherming van de laadpaal/-infrastructuur (hekjes, biggenruggen en dergelijke) zijn ook voor rekening van de beheerder.

8. Inrichting en beheer parkeerplaatsen

De kosten voor het nemen van een verkeersbesluit en de kosten voor het plaatsen van een verkeersbord, tegel en/of markering op de aangewezen parkeerplaats(en) zijn voor rekening van de gemeente.

9. Bereikbaarheid

De beheerder van de laadpaal en/of andere laadinfrastructuur is 24 uur per dag en 7 dagen per week bereikbaar voor gebruikers, hulpdiensten en gemeenten in het geval van vragen, storingen en calamiteiten. De telefoonnummers van de storingsdienst en de helpdesk zijn vermeld op de laadpaal/-infrastructuur.

10. Openbaarheid laadpaal/-infrastructuur

De laadpaal en/of andere laadinfrastructuur is 24 uur per dag en 7 dagen per week openbaar toegankelijk, in die zin dat deze voor iedereen te gebruiken is voor het opladen van zijn / haar elektrische voertuig. De beheerder zorgt voor zoveel mogelijk actuele informatie richting gebruikers over de aanwezigheid en beschikbaarheid van het oplaadpunt.

11. Interoperabiliteit

Het oplaadpunt is interoperabel conform de landelijke en internationale afspraken, waaronder de uitwisselbaarheid van laadpassen en het gebruik van standaardstekkers.

12. Groene stroom

Om te bewerkstelligen dat elektrisch vervoertuigen ook aan de bron geen CO2-uitstoot veroorzaken, mag de beheerder van de laadpalen en/of andere laadinfrastructuur alleen gegarandeerd groene stroom (laten) leveren.

13. Veiligheid

De laadpaal en/of laadinfrastructuur voldoet aan alle daaraan gestelde (nationale en internationale) veiligheidseisen.

14. Aansprakelijkheid

De beheerder is aansprakelijk voor alle schade die door het gebruik van de laadpaal en/of andere laadinfrastructuur of anderszins aan derden wordt veroorzaakt. Gemeente Harderwijk is op geen enkele manier aansprakelijk voor eventuele schade die door de laadpaal en/of andere infrastructuur is veroorzaakt. De beheerder vrijwaart hiervoor de gemeente. De beheerder verzekert zich voor eventuele schade voor een minimaal bedrag van € 1.000.000,-- per gebeurtenis.

15. Vergunninghouders/blauwe zone

In gebieden waar vergunninghoudersparkeren is ingevoerd of waar een maximale parkeerduur (blauwe zone) of enige andere restrictie geldt, geldt deze restrictie onverminderd ook voor de bestuurders van elektrische voertuigen.

16. Intrekken / wijzigen van ontheffing en verkeersbesluit

  • 1.

    Indien de beheerder van de laadpaal en/of andere laadinfrastructuur zich niet houdt aan de voorschriften verbonden aan de ontheffing, kan het college de ontheffing intrekken. Het college kan in dat geval ook het verkeersbesluit, waarbij de parkeerplaatsen voor het opladen van elektrische voertuigen zijn aangewezen, intrekken.

  • 2.

    Het college kan de ontheffing en/of het verkeersbesluit tevens intrekken, wanneer er in de praktijk niet of nauwelijks gebruik wordt gemaakt van de laadpaal en/of laadinfrastructuur. Het is niet gewenst dat daardoor een of meerdere parkeerplaatsen (nagenoeg) geheel onbenut blijven. In deze gevallen heeft de beheerder het recht en de plicht de laadpaal en/of andere laadinfrastructuur binnen een door het college aan te geven termijn te verwijderen. De hiermee samenhangende kosten zijn voor de rekening van de beheerder.

  • 3.

    Het college kan de ontheffing ook wijzigen of intrekken, indien er een wegreconstructie plaatsvindt als gevolg waarvan de aangewezen parkeerplaatsen zullen verdwijnen. In dat geval zal de gemeente samen met de beheerder bezien of er een alternatieve locatie voor een laadpaal en/of andere laadinfrastructuur met bijbehorende parkeerplaats(en) in de directe nabijheid mogelijk is. Kosten hiervoor zijn voor rekening van de gemeente, wanneer de wegreconstructie plaatsvindt binnen 5 jaar na afgifte van de ontheffing. Kosten zijn voor rekening van de beheerder, wanneer de wegreconstructie later dan 5 jaar na afgifte van de ontheffing plaatsvindt.

17. Informatie over gebruik laadinfrastructuur

De beheerder van een laadpaal en/of laadinfrastructuur geeft op verzoek van het college inzicht in het feitelijke gebruik hiervan.

18. Bijzondere omstandigheden

Het college beseft dat de ontwikkelingen op het gebied van elektrisch rijden en laadinfrastructuur nieuw en nog volop in ontwikkeling zijn. Met deze beleidsregels wil het college duidelijkheid verschaffen over de voorwaarden, criteria en condities die van toepassing zijn op het realiseren van laadpalen en/of andere laadinfrastructuur in de gemeente. In specifieke, bijzondere of onvoorziene omstandigheden kan het college besluiten van deze beleidsregels af te wijken.

19. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als "Beleidsregels Laadpalen Harderwijk".

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Harderwijk op 21 juni 2016.

Toelichting bij de beleidsregels

1. Begripsbepalingen

Elektrische voertuigen: het gaat hierbij om alle voertuigen die op de openbare weg mogen rijden, geheel of gedeeltelijk op elektriciteit kunnen rijden en voorzien zijn van een stekker om op te laden. Veelal zal het gaan om volledig elektrische auto’s of plug-in hybride elektrische auto’s, maar het kan bijvoorbeeld ook gaan om andere voertuigen, zoals gehandicaptenvoertuigen, motoren, trikes en quads die de parkeerplaatsen voor auto’s gebruiken. Onder het begrip elektrische voertuigen vallen ook elektrische fietsen en snor-/bromfietsen. Eventueel kunnen deze laatste voertuigen worden uitgesloten van deze Beleidsregels, maar dan moet aan de definitie in artikel 1 onder a de woorden ‘uitgezonderd fietsenen snor-/bromfietsen’ worden toegevoegd.

2. Aanvraag ontheffing/vergunning en verkeersbesluit

Het is de bedoeling dat de aanbieder van de laadinfrastructuur de formele aanvraag voor de Verordening Fysieke Leefomgeving (VFLO)-ontheffing/vergunning en het verkeersbesluit indient. Wanneer een bewoner of bedrijf bij de gemeente aanklopt voor het plaatsen van een laadpaal of andere laadinfrastructuur op of aan de openbare weg, zal de gemeente hen door verwijzen naar de aanbieders van laadinfrastructuur. De aanbieder van de laadinfrastructuur dient de aanvraag in bij de gemeente om VFLO-ontheffing/vergunning en verkeersbesluit.

Bewoners of bedrijven kunnen niet zelf een aanvraag voor een laadpaal op of aan de weg en een verkeersbesluit tot het aanwijzen van de bijbehorende parkeerplaats(en) indienen. Dit ter voorkoming van de mogelijke gedachte bij de bewoners of bedrijven dat zij daarmee het exclusieve recht krijgen op het gebruik van de betreffende laadpaal / laadinfrastructuur en de bijbehorende parkeerplaats(en).

Op grond van de Wegenverkeerswetgeving kunnen voor bewoners of bedrijven ook geen eigen parkeerplaatsen worden aangewezen op de openbare weg. De enige uitzondering hierop is de individuele gehandicaptenparkeerplaats, die door middel van een verkeersbesluit kan worden aangewezen (Bord E6 met als onderbord het kenteken van de betreffende auto). Bij zo’n individuele gehandicaptenparkeer­plaats kan uiteraard ook een laadpaal worden geplaatst, wanneer de betreffende persoon over een elektrisch voertuig beschikt. In dat geval hoeft er geen verkeersbesluit te worden genomen om het gebruik van de parkeerplaats te regelen, want dat is in feite al gebeurd.

4. Behoeftebepaling laadpaal/-infrastructuur

De aanvrager van de ontheffing en het verkeersbesluit zal moeten aantonen dat er voldoende behoefte bestaat aan een oplaadpunt op de betreffende locatie. Hij kan dit doen:

  • a.

    door middel van een afschrift van een of meerdere verzoeken hiertoe van potentiële gebruikers (adresgegevens van de gebruiker), of

  • b.

    door aan te tonen dat laadpalen in de buurt een hoog verbruik hebben (gemiddeld meer dan 800 kWh per maand), waaruit blijkt dat er behoefte is aan meer oplaadcapaciteit in de buurt.

Bij het bepalen van de behoefte van potentiële gebruikers zal het college meewegen of zij de beschikking hebben of kunnen hebben over een eigen parkeergelegenheid bij de woning of het bedrijf.

5. Locatie

De laadpalen/-infrastructuur worden bij voorkeur geplaatst op strategische zichtlocaties in de nabijheid van de woningen / bedrijven van potentiële gebruikers. De voorkeur gaat uit naar centrale, goed bereikbare plekken in de wijken.

Er is onder a. en b. gekozen voor een straal van hemelsbreed 200 meter. Het staat gemeenten uiteraard vrij om te kiezen voor lokaal maatwerk en een andere straallengte te kiezen. Daarbij kan ook onderscheid worden gemaakt tussen centrum/binnenstad en woonwijken.

Bij het toetsen van de laadpalen-/infrastructuur in het straatbeeld kan de gemeente bijvoorbeeld kijken naar de kleur, kwaliteit, hoogte en omvang hiervan en naar beschermde stads- en dorpsgezichten.

6. Volgorde besluitvorming VFLO-ontheffing en verkeersbesluit

Het proces van de besluitvorming over de VFLO-ontheffing en het verkeersbesluit kan gelijktijdig in gang worden gezet. Tegen beide besluiten staan echter de bezwaar- en beroepsmogelijkheden uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) open. Belanghebbenden kunnen bezwaar maken tegen het verkeersbesluit, bijvoorbeeld omdat de parkeerdruk ter plaatse erg hoog is en er geen algemene parkeerplaatsen kunnen worden gemist.

De gemeente zal de parkeerplaats(en) voor het laden van elektrische voertuigen pas aanleggen, nadat het verkeersbesluit daartoe onherroepelijk is. Het is niet gewenst dat de laadinfrastructuur al vóór dit tijdstip wordt aangebracht. Daarom wordt de VFLO-ontheffing eerst van kracht en kan de laadinfrastructuur dus eerst worden geplaatst, nadat het verkeersbesluit onherroepelijk is geworden. Dit wordt expliciet in de VFLO-ontheffing/vergunning als voorschrift opgenomen.

7. Beheer laadpaal/-infrastructuur

De aanvrager van de VFLO-ontheffing/vergunning voor het plaatsen van de laadpaal/- infrastructuur is tevens de beheerder hiervan. De VFLO-ontheffing/vergunning heeft een persoonlijk karakter. Wanneer de aanvrager het beheer over de laadpaal/- infrastructuur wil overdragen aan een andere partij, dan zal de aanvrager óf vooraf bij de aanvraag moeten vermelden voor wie de ontheffing/vergunning wordt aangevraagd óf achteraf toestemming moeten krijgen van de gemeente om de ontheffing/vergunning over te dragen. De beheerder is verantwoordelijk voor het plaatsen, beheren, onderhouden en exploiteren van de oplaadvoorziening en neemt alle kosten hiervoor voor zijn rekening. De beheerder brengt de kosten voor het opladen van de elektrische voertuigen in rekening bij de gebruikers hiervan.

8. Beheer parkeerplaatsen

In de Wegenverkeerswet is geregeld dat de kosten voor het nemen van het verkeersbesluit en het plaatsen van verkeersborden en verkeerstekens op de openbare weg voor rekening komen van het bevoegd gezag dat het verkeersbesluit heeft genomen. Dit is doorgaans de gemeente, tenzij het gaat om parkeerplaatsen die onderdeel uitmaken van wegen die bij het rijk, een provincie of waterschap in beheer zijn. De gemeente kan deze kosten niet doorrekenen aan de aanvrager van de oplaadinfrastructuur.

9 tot en met 13

Spreken voor zich.

14. Aansprakelijkheid

Door natrekking wordt de gemeente formeel juridisch eigenaar van de laadpalen en andere laadinfrastructuur, wanneer deze op of aan de weg in gemeentegrond worden geplaatst. De eigendom kan wel bij de aanvrager/beheerder van de laadinfrastructuur worden gelegd, maar dit kan alleen door verkopen van de ondergrond of het vestigen van een opstalrecht voor alle laadinfrastructuur. Het eerste is doorgaans niet gewenst en het tweede erg omslachtig (via notaris) en kostbaar.

Op zich is het niet onoverkomelijk dat de gemeente formeel eigenaar wordt van de laadinfrastructuur zolang de aansprakelijkheid voor alle schade bij de aanvrager/beheerder wordt gelegd.

15. Betaald parkeren / vergunninghouders / blauwe zone

Wanneer parkeerplaatsen voor het opladen van elektrische voertuigen zijn gelegen in gebieden voor betaald parkeren, vergunninghouders, blauwe zone of een andere parkeerrestrictie, dan moeten de bestuurders van deze voertuigen zich aan de betreffende regels houden. Parkeerplaatsen in een blauwe zone kunnen eventueel ‘buiten de blauwe zone’ worden geplaatst, zodat elektrisch voertuigen ook gedurende langere tijd kunnen worden opgeladen. Hiervoor moet het betreffende verkeersbesluit worden aangepast en de blauwe streep bij deze parkeerplaatsen worden verwijderd.

Handhaving

Onrechtmatig gebruik van een parkeerplaats voor het opladen van elektrische voertuigen ‘sec’ kan worden bestraft met een proces-verbaal (Mulder-feit). Eventueel kan het betreffende voertuig ook worden weggesleept, als de gemeente hiervoor een Wegsleepverordening heeft vastgesteld.

Wanneer de bestuurder van het betreffende voertuig tevens niet betaald heeft in een betaald parkeergebied, dan kan óók een fiscale naheffingsaanslag worden opgelegd.

Wanneer er sprake is van het parkeren zonder parkeervergunning in een vergunninghoudersgebied, dan kan een proces-verbaal (Mulder-feit) worden opgemaakt.

16. Intrekken / wijzigen van VFLO-ontheffing en verkeersbesluit

Wanneer de aanvrager/ beheerder zich niet aan de voorschriften van de VFLO-ontheffing houdt, kan het college uiteindelijk de ontheffing intrekken. Zo’n intrekkingsprocedure moet zorgvuldig worden doorlopen. Zie hiervoor de regels uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb): zie afdeling 3:2 Zorgvuldigheid en belangenafweging en artikel 4:8 en volgende (vooraf zienswijze inbrengen / horen).

In zo’n geval zal de beheerder zijn laadinfrastructuur moeten verwijderen. Is deze weigerachtig dan kan de gemeente dit afdwingen via een dwangsom en/of bestuursdwang.

Vervolgens kan de gemeente bezien of er een andere aanbieder van laadinfrastructuur geïnteresseerd is in het plaatsen hiervan, zodat de aangewezen parkeerplaatsen in stand kunnen blijven. Is dit niet het geval, dan zal de gemeente het betreffende verkeersbesluit kunnen intrekken en de parkeerplaatsen weer voor algemeen gebruik kunnen vrij geven.

Bij wegreconstructies wordt de systematiek uit de Telecomwetgeving gevolgd. Als een wegreconstructie binnen 5 jaar na afgifte van de VFLO-ontheffing plaatsvindt, betaalt de gemeente de kosten van verplaatsing van laadinfrastructuur. Vindt de reconstructie na meer dan 5 jaar plaats dan zijn de kosten voor rekening van de beheerder van de laadinfrastructuur (normaalondernemersrisico). De kosten van het benodigde verkeersbesluit en de inrichting van de parkeerplaats(en) zijn voor rekening van de gemeente.

17. Informatie gebruik laadinfrastructuur

Voor de gemeente is het in het kader van het doelmatig gebruik van de vaak schaarse parkeerruimte gewenst dat zij inzicht krijgt in het feitelijk gebruik van de laadinfrastructuur. Veelal zal een jaarlijks overzicht van het gebruik voldoende zijn.

18. Bijzondere omstandigheden

Hier is sprake van een zogenaamde ‘hardheidsclausule’ op grond waarvan het college in bepaalde uitzonderlijke en/of onvoorziene situaties kan afwijken van de beleidsregels.