Beleidsregel van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland houdende regels omtrent klein grondverzet (Beleidsregel klein grondverzet Noord-Holland)

Geldend van 18-10-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland houdende regels omtrent klein grondverzet (Beleidsregel klein grondverzet Noord-Holland)

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

Gelet op artikel 28, 39 en 39b van de Wet bodembescherming en artikel 6, 8, 9, 10, 11, 13 en 14 van het Besluit uniforme saneringen;

Overwegende

dat Gedeputeerde Staten van Noord-Holland bevoegd gezag zijn in het kader van de Wet bodembescherming; dat de uitvoering van die taken is neergelegd bij de volgende uitvoeringsorganen: de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, Omgevingsdienst IJmond, Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek en de Omgevingsdienst Noord-Holland Noord; dat bij ontgravingen van sterk verontreinigde grond, ongeacht de omvang van de ontgraving, een melding gedaan dient te worden volgens het Besluit uniforme saneringen of artikel 28 van de Wet bodembescherming; dat het wenselijk is een procedure voor de melding van ontgravingen van minder dan 10m3 vast te stellen.

Besluiten vast te stellen:

De beleidsregel klein grondverzet Noord-Holland

Artikel 1 Begrippen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Wet bodembescherming;

  • b.

    bodem: het vaste deel van de aarde met de zich daarin bevindende vloeibare en gasvormige bestanddelen en organismen;

  • c.

    geval van verontreiniging: geval van verontreiniging of dreigende verontreiniging van de bodem dat betrekking heeft op grondgebieden die vanwege die verontreiniging, de oorzaak of de gevolgen daarvan in technische, organisatorische en ruimtelijke zin met elkaar samenhangen;

  • d.

    sterk verontreinigde grond: grond verontreinigd tot boven de interventiewaarde;

  • e.

    klein grondverzet: een ontgraving van minder dan 10m3;

  • f.

    melder: degene die de melding doet op grond van artikel 28 eerste lid en 39b, derde lid Wet bodembescherming;

  • g.

    saneren: het beperken en zoveel mogelijk ongedaan maken van verontreiniging en de directe gevolgen daarvan of van dreigende verontreiniging van de bodem;

  • h.

    uitvoerder: degene die namens de opdrachtgevende saneerder de feitelijke werkzaamheden uitvoert;

  • i.

    beschikte locatie: een locatie waarvoor een beschikking in de zin van de Wet bodembescherming afgegeven is, uitgezonderd een beschikking conform artikel 29 eerste lid juncto 37 Wet bodembescherming;

  • j.

    saneringslocatie: het gedeelte van een terrein met een ernstige bodemverontreiniging waarvoor de melding gedaan wordt;

  • k.

    profiel: de opeenvolging van alle bodemlagen op de locatie waar de grond wordt ontgraven.

Artikel 2 Reikwijdte

  • a. Deze beleidsregel geldt uitsluitend voor locaties waarvoor Gedeputeerde Staten bevoegd gezag zijn op basis van de Wet bodembescherming.

  • b. Deze beleidsregel is van toepassing op een melding als bedoeld in artikel 28 of artikel 39b van de Wet bodembescherming.

Artikel 3 Voorwaarden

Bij de beoordeling van een melding worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Dat een volume van maximaal 10m3 sterk verontreinigde grond op de locatie wordt ontgraven en wordt teruggeplaatst of afgevoerd;

  • Dat de ontgraven grond alleen binnen de saneringslocatie tijdelijk wordt opgeslagen of in de ontgraving wordt teruggeplaatst;

  • Dat de bodem waarin de graafwerkzaamheden plaatsvinden sterk verontreinigd is met immobiele verontreinigingen conform de Regeling uniform saneren bijlage 6, categorie Immobiel en zich bevindt boven de grondwaterstand dan wel in maximaal licht verontreinigd grondwater;

  • De grond bevat geen andere stoffen boven de interventiewaarden;

  • Dat de grond in hetzelfde profiel of zoveel mogelijk op dezelfde plaats en diepte wordt teruggeplaatst;

  • Dat de grond van de ontgraving wordt teruggeplaatst dan wel moet deze indien mogelijk dezelfde dag na vrijkomen worden afgevoerd en uiterlijk na uitvoering van de werkzaamheden wordt afgevoerd en niet blijft liggen na uitvoering van de werkzaamheden;

  • Dat de locatie inclusief de tijdelijk uitgeplaatste grond, omgeven wordt door een hekwerk en dit is voorzien van waarschuwingsborden met duidelijk leesbaar opschrift;

  • Dat voor de sanering volgens deze beleidsregel milieukundige begeleiding niet verplicht is. Deze taak ligt in het kader van deze regeling bij de verantwoordelijke persoon van de gekwalificeerde uitvoerende partij;

  • Dat de uitvoerder beschikt over een erkenning volgens het Besluit Bodemkwaliteit BRL SIKB 7000-serie;

  • Dat bij twijfel of er wordt voldaan aan de bovenstaande uitgangspunten voor de 10 m3 regeling een melding volgens het Besluit Uniforme Saneringen of een melding artikel 28 wet wordt gedaan;

  • Dat de uitvoeringsgegevens beschikbaar blijven gedurende een periode van twee jaar;

  • Dat wanneer sprake is van afwijking van de verwachte bodemkwaliteit op de ontgravingslocatie tijdens uitvoering, er melding bij het bevoegd gezag wordt gedaan van de situatie en de consequenties voor uitvoering en procedures in het kader van de wet.

Artikel 4 Uitzonderingen

Van het doen van een melding worden de volgende gevallen uitgezonderd:

  • Indien er op de locatie reeds een andere meldingsprocedure loopt in het kader van de wet of het Besluit Uniforme Saneringen;

  • Of er sprake is van een locatie waarover reeds is beschikt in de zin van de wet en/of reeds een sanering is uitgevoerd en waar saneringsmaatregelen in stand gehouden worden;

  • Of er sprake is van een beschikte locatie in de zin van de wet waar reeds een sanering is uitgevoerd en waar een nazorgplan voor geldt waarin nadere eisen voor grondverzet zijn opgenomen;

  • Of er sprake is van een beschikte locatie in de zin van de wet waar gebruiksbeperkingen of –aanwijzingen voor gelden, die niet te verenigen zijn met de voorwaarden van deze beleidsregel;

  • Of er sprake is van een beschikte locatie in de zin van de wet waar tijdelijke beveiligingsmaatregelen in acht moeten worden genomen;

  • Of er op de locatie reeds een omgevingsvergunning bouwen in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is aangevraagd (of had moeten worden aangevraagd) en de graafwerkzaamheden daarmee verband houden.

Artikel 5 Meldingsprocedure

  • a.

    De melding wordt gedaan met het meldingsformulier die behoort bij deze beleidsregel en die te vinden is op de website van de omgevingsdiensten.

  • b.

    De melding wordt minimaal 5 werkdagen voor de start van het werk gedaan.

  • c.

    Een melding bevat de volgende gegevens:

    • de naam, telefoonnummer, NAW-gegevens melder;

    • het adres (en eventueel X/Y-coördinaten) van de locatie waar de graafwerkzaamheden plaatsvinden;

    • de naam, telefoonnummer, NAW-gegevens en het certificaatnummer van uitvoerder;

    • een door de saneerder ondertekende machtiging indien de melder niet tevens eigenaar/opdrachtgever is;

    • de reden van het grondverzet;

    • relevante gegevens over de bodemkwaliteit (vooronderzoek volgens NEN 5725, indien nodig aangevuld met NEN5740/NEN5707/NTA5755);

    • de hoeveelheid sterk verontreinigde grond die wordt verzet (maximaal 10 m3) incl. diepte te ontgraven grondlagen;

    • de wijze waarop de graafwerkzaamheden plaatsvinden;

    • een vermelding of grond wel/niet zal worden afgevoerd van de locatie (maximaal 10 m3);

    • de startdatum van het grondverzet;

    • een situatietekening waarop het voorgenomen grondverzet is ingetekend.

  • d.

    Binnen twee weken na de gemelde uitvoering moet de afvaltransportbon naar de toezichthoudende instantie, de omgevingsdiensten worden gemaild onder begeleidend schrijven en locatie kenmerken.

Artikel 6 Bekendmaking en inwerkingtreding

Deze beleidsregel wordt bekend gemaakt door plaatsing in het Provinciaal Blad en treedt inwerking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het besluit wordt geplaatst.

Artikel 7 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als ‘Beleidsregel klein grondverzet Noord-Holland’.

Ondertekening

Haarlem, 8 oktober 2019,

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,

A.TH.H. van Dijk, voorzitter.

R.M. Bergkamp, secretaris.

TOELICHTING

Inleiding

Deze Beleidsregel klein Grondverzet (hierna: RKG) is opgezet naar aanleiding van verzoeken vanuit Omgevingsdiensten om tot een provinciale regeling te komen vergelijkbaar aan de vier eigen bevoegd gezag gemeenten in Noord-Holland (Amsterdam, Alkmaar, Zaanstad en Haarlem). Vanuit de praktijk is gebleken dat de afgelopen jaren de Besluit Uniforme Saneringen (BUS)-meldingen categorie tijdelijk uitplaatsen zijn toegenomen. Momenteel zijn de nutsbedrijven degene die de meeste meldingen indienen. Meldingen voor kleine grondwerkzaamheden aan bijvoorbeeld straatverlichting en oplaadpunten voor auto’s blijven achter of worden niet gedaan, omdat het te omslachtig is. Met deze regeling wordt beoogd deze in het kader van de Wet bodembescherming (hierna: wet) feitelijk al verplichte meldingen te faciliteren door de procedure te vergemakkelijken. Met de regeling zal het meldgedrag en daarmee het aantal meldingen komende jaren, naar verwachting volgens de ervaringen van genoemde gemeenten stijgen. Daarmee wordt het naleefgedrag en het verantwoord omgaan met sterk verontreinigde grond verbeterd, de risico’s verminderd, evenals het toezicht door het bevoegd gezag beter mogelijk gemaakt.

Knelpunten

Voor de kleine grondwerkzaamheden in sterk verontreinigde grond en gevallen van ernstige bodemverontreiniging door diverse grondroerders, moeten veelal complete BUS-meldingen worden ingediend die buitenproportionele administratieve lasten met zich meedragen. Dit geldt voor zowel de opdrachtgevers/melders als de beoordelaars en toezichthouders van de bevoegde gezagen. In veel gevallen dienen er tevens langdurige procedures te worden gevolgd in verband met criteria die aan de meldingen verbonden zijn (gelaagdheid en afvoer) dit conform toepasselijke wet- en regelgeving. De kans op toezicht is door de kortdurende werkzaamheden gering.

Langdurige en uitgebreide meldingen zijn onwenselijk voor de relatief simpele grondwerkzaamheden die uitgevoerd moeten worden. Voor deze kleine hoeveelheden aan grond geldt onder het Aanvullingsbesluit bodem van de Omgevingswet zelfs geen algemene verplichting meer tot melding. Het kost tijd en geld om bepaalde kleine tijdelijke uitplaatsingen in verhouding tot de qua omvang beperkte risico’s op een omslachtige manier te regelen.

Doel

Doel van de RKG is dan ook om de melding voor relatief kleine en simpele grondwerkzaamheden, eenvoudiger en doelmatiger te maken zodat de mogelijkheid voor overheidstoezicht wordt bevorderd. Hierbij wordt de meldingsprocedure vereenvoudigd door een snellere doorlooptijd dan de huidige procedures voor BUS-locaties (5 weken). Hierbij worden de administratieve lasten en doorlooptijden verminderd. Met de RKG wordt de drempel voor het melden van kleine werkzaamheden verlaagd en zal er, naar verwachting, een beter naleefgedrag van de wet- en regelgeving ontstaan.

Middels het toepassen van dezelfde beleidsregel in Noord-Holland ontstaat een door marktpartijen gewenst level-playingfield door het uniformeren van regelgeving. Daarnaast draagt deze RKG bij aan het effectief en efficiënt naleven van de regels, waarbij bedrijven zo min mogelijk onnodig worden belast.

Samenwerking

Tijdens het tot stand komen van de RKG is samenwerking gezocht met diverse omgevingsdiensten en eigen bevoegde gezag gemeenten binnen Noord-Holland (Alkmaar, Zaanstad, Amsterdam en Haarlem). Met deze regeling is zoveel als mogelijk rekening gehouden met ervaringen en wensen van de bevoegde gezagen. Om tot één geheel dezelfde regeling te komen met voorgenoemde partijen, is op dit moment niet mogelijk gebleken. Het belangrijkste verschil betreft het wel of niet toestaan van afvoer van de grond. Geadviseerd wordt dit in te toekomst verder op te pakken onder de Omgevingswet na het opdoen van ervaringen in de rest van de provincie door omgevingsdiensten.

Risico’s

De saneringswerkzaamheden blijven binnen de kaders en regels van de wet. De relatief beoogde simpele saneringswerkzaamheden zijn door deze regeling meer in samenhang gezien de lasten door het toepassen van deze vereenvoudigde meldingsprocedure. Omdat de meldingsprocedure sterk is vereenvoudigd zal er, naar verwachting, een beter naleefgedrag worden bewerkstelligd. Er dient dan ook rekening gehouden te worden met de benodigde uren voor de toename van toezicht op deze meldingen. Anderzijds zal het aantal beoordelingen van BUS-melding categorie ‘tijdelijk uitnemen’, afnemen.

Het grootste risico van de invoering van de regeling zou kunnen zitten in het vervallen van de vereiste milieukundige begeleiding (MKB) bij gelaagdheid in grondsoorten (verschillende kwaliteiten). Het risico daarvan is, dat zonder deskundig toezicht van MKB mogelijk lagen met verschillende kwaliteiten plaatselijk geroerd kunnen worden. Veelal is er bij bestaande kabels en leidingen en/of andere infrastructurele werken al sprake van geroerde grond door werkzaamheden in het verleden. Bij de meeste gemeenten in de kop van Noord-Holland, is er sprake van een binnenstedelijke ophooglaag en vaak sprake van één diffuse, heterogeen verontreinigde laag onder een laag “straatzand”. Deze laag straatzand wordt tevens apart gehouden voor de civieltechnische eigenschappen. Dit risico wordt ondervangen doordat de uitvoerder vanuit zijn beoordelingsrichtlijn (BRL)-certificering en artikel 13 wet verplicht is verschillende lagen gescheiden te houden en verder blijft het stand-still principe van kracht. De opdrachtgever en de uitvoerder van de werkzaamheden blijven beide verantwoordelijk voor het terug brengen in dezelfde gelaagdheid.

Dit wordt niet als een groot risico gezien nu de werkzaamheden beperkt in omvang zijn. Daarnaast zal er steekproefsgewijs toezicht worden gehouden en kan het normale handhavingstraject worden aangewend.

Integrale tekst Beleidsregel klein grondverzet Noord-Holland

Reikwijdte

Deze regeling is van kracht voor kleine graaf- of saneringswerkzaamheden met een volume minder dan 10 m3, die vnl. vallen onder het Besluit Uniforme Saneringen categorie Tijdelijke Uitplaatsingen met de volgende criteria:

Middels (historisch-)bodemonderzoek waarbij is aangetoond dat sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging of sterk verontreinigde grond (omvang niet bepaald, cf. BUS tijdelijk uitplaatsen); Zolang de werkzaamheden plaatsvinden in < 50 m3 grond waarvan door bodemonderzoek of historisch onderzoek bekend is dat deze onverdacht of niet (ernstig) verontreinigd is, vallen de graafwerkzaamheden niet binnen het kader van de wet. Deze situatie wordt daarom in deze regeling zoveel mogelijk buiten beschouwing gelaten;

De werkzaamheden betreffen bijvoorbeeld:

  • Proefsleuven voor funderingsonderzoek of locatiebepaling van kabels en leidingen;

  • Werkzaamheden ten behoeve van kabels en leidingen;

  • Het plaatsen van voorzieningen in of op de bodem, zoals lichtmasten, vuilcontainers; oplaadpalen, fietsklemmen, bushokjes, etc.;

  • Het graven van een boomplantgat.

U kunt geen gebruik maken van de beleidsregel klein grondverzet:

  • Als er al een melding voornemen sanering, wet of BUS-melding is gedaan;

  • Als er samenhang is met andere wet- of regelgeving waarvoor een melding geldt of is gedaan. Te denken valt aan een omgevingsvergunning bouw volgens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) (of deze had moeten worden aangevraagd) en de graafwerkzaamheden daarmee verband houden;

  • Als een sanering is uitgevoerd waar een nazorgplan voor geldt waarin verdere eisen voor grondverzet zijn opgenomen (bijvoorbeeld voor milieukundige begeleiding, manier van melden);

  • Indien gebruiksbeperkingen of aanwijzingen gelden die niet overeenkomen met de voorwaarden van de Regeling Klein Grondverzet, (bijvoorbeeld vanwege de verontreinigingssituatie);

  • Als het andere stoffen betreft, dan waarvoor het BUS-tijdelijk uitplaatsen voor immobiele stoffen ruimte biedt tot het uniform saneren;

  • Er tijdelijke beveiligingsmaatregelen gelden totdat de locatie gesaneerd wordt.

Melding onder Beleidsregel klein grondverzet

Middels het meldingsformulier wordt een melding gedaan bij het bevoegde gezag, deze e-formulieren zijn te vinden op de site van de betreffende omgevingsdienst.

Op het formulier worden onder andere onderstaande gegevens vermeld:

  • -

    De feitelijke uitvoeringsdatum (start en gereed/duur), een duidelijke tekening van de locatie van het graafwerkzaamheden en NAW-gegevens inclusief telefoonnummer van de van de op de locatie aanwezige verantwoordelijk persoon van de uitvoerder;

  • -

    Relevante gegevens van de kwaliteit van de grond en/of de resultaten van het bodemonderzoek, verontreinigingssituatie, hoeveelheid, parameter(s) en aard;

  • -

    De hoeveelheid en bestemming van de af te voeren grond (indien van toepassing).

Voorwaarden en uitgangspunten

  • Het betreft een immobiele sterke verontreiniging (inclusief vanadium en PCB’s), boven de grondwaterstand dan wel in maximaal licht verontreinigd grondwater (grondwater < tussenwaarde);

  • Primair doel is tijdelijk uitplaatsen, vrijgekomen grond moet in hetzelfde profiel worden teruggeplaatst;

  • Uitvoering volgens het stand-still principe: de kwaliteit van de bodem mag na het verplaatsen van grond niet verslechteren;

  • De melding wordt uiterlijk vijf werkdagen voor het starten van de werkzaamheden gedaan.

  • Er wordt niet meer dan 10 m3 sterk verontreinigde grond ontgraven;

  • Schone ophooglaag (cunet- of straatzand) mag vooraf apart worden gezet;

  • De uitvoerder van de werkzaamheden is hiervoor in het kader van het besluit bodemkwaliteit erkend voor de BRL7000, protocol 7004;

  • Bij het uitvoeren van de saneringswerkzaamheden is geen milieukundige begeleiding nodig. De erkenning van de uitvoerder wordt, gezien de beperkte werkzaamheden, voldoende geacht, ook bij meerdere bodemlagen en verschillende bodemkwaliteit;

  • De sterk verontreinigde grond wordt teruggeplaatst dan wel moet deze indien mogelijk dezelfde dag na vrijkomen worden afgevoerd en uiterlijk na uitvoering van de werkzaamheden worden afgevoerd en mag niet blijft liggen na uitvoering van de werkzaamheden;

  • De saneringslocatie inclusief de tijdelijk uitgeplaatste grond is omgeven door een hekwerk. Het hekwerk is voorzien van waarschuwingsborden met duidelijk leesbaar opschrift;

  • Afwijkende startdata dienen per ommegaande te worden gemeld, bij melden van de RKG wordt uitgegaan van de opgegeven data en hoeft er geen gereed melding uitgevoerd te worden;

  • Onverwachte bevindingen (zoals mobiele verontreiniging, uitdamping) en afwijkingen moeten onverwijld gemeld worden bij het bevoegde gezag.

  • Een vooronderzoek van de bodem dient te worden uitgevoerd conform NEN5725 (puntbronnencheck). Blijkt de locatie niet verdacht, dan mag met een bodemkwaliteitskaart een grove schatting worden gemaakt van de lokale situatie. Blijkt de locatie wel verdacht, dan is de kans groot dat er ook andere verontreinigingen in de bodem aanwezig zijn, dan wel de stoffen van de bodemkwaliteitskaart in andere gehalten voorkomen. In dat geval moet een verkennend onderzoek (NEN5740/NEN5707/NTA5755) zijn uitgevoerd.

  • Als er grond wordt afgevoerd (conform melding) moet binnen twee weken na de gemelde uitvoering moet door de verwerker ter acceptatie ondertekende afvaltransportbon van de afgevoerde verontreinigde grond (binnen de daarvoor geldende zaak) naar de toezichthoudende instantie (omgevingsdiensten in Noord-Holland) worden gemaild onder begeleidend schrijven en locatie kenmerken.

  • In deze vereenvoudigde procedure is geen gereed melding en geen BUS-evaluatie vereist. Dit is de reden waarom wij een termijn hebben gesteld aan de beschikbaarheid van de uitvoeringsgegevens voor een periode van twee jaar.

Alle saneringswerkzaamheden die in strijd met de voorwaarden van deze beleidsregel worden uitgevoerd zullen worden beschouwd als niet gemelde sanering. Deze niet gemelde sanering zal volgens de reguliere handhavings- en sanctiestrategie worden afgehandeld.

Uitgegeven op

Namens Gedeputeerde Staten van Noord-Holland

R.M. Bergkamp, provinciesecretaris