Regeling vervallen per 01-01-2024

Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Overijssel

Geldend van 20-10-2021 t/m 31-12-2023

Intitulé

Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Overijssel

Algemene toelichting

Het Subsidiestelsel Natuur- en Landschap (SNL) bestaat in Overijssel uit twee subsidieregelingen, namelijk de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Overijssel 2016 (SRNL 2016) en de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Overijssel (SKNL). Elke provincie heeft deze regelingen voor haar grondgebied vastgesteld. De SRNL 2016 is gericht op beheer van bestaande (agrarische) natuur en landschap. De SKNL is bedoeld voor grondgebruikers die grond geschikt willen maken voor (agrarisch) natuurbeheer en voor natuurbeheerders die de kwaliteit van de natuur verder willen ontwikkelen en verhogen.

Deze subsidieregeling regelt twee subsidies: de investeringssubsidie en de subsidie functieverandering. Deze subsidies zijn los van elkaar aan te vragen, of gecombineerd.

Subsidie functieverandering

Een eigenaar van landbouwgrond kan ervoor kiezen om de landbouwgrond blijvend om te zetten naar natuurterrein. De subsidie functieverandering kan, in door GS bepaalde gebieden, worden verstrekt om de waardedaling van de landbouwgrond als gevolg van de omzetting naar natuurterrein te compenseren. Het is de taak van de aanvrager om de benodigde toestemmingen en vergunningen voor deze omzetting aan te vragen en te verkrijgen. Te denken valt onder meer aan de noodzakelijke wijziging van het bestemmingsplan.

Met de begunstigde wordt binnen een jaar na toekenning van de subsidie een kwalitatieve verplichting afgesloten om te zorgen dat het gewenste natuurdoel op het perceel niet wordt geschaad en/of deze grond niet weer landbouwkundig in gebruik wordt genomen.

Investeringssubsidie

Voor de feitelijke inrichting van de omgezette grond, met andere woorden de realisatie van een natuurbeheertype of een landschapsbeheertype op de betreffende grond, kan een investeringssubsidie worden aangevraagd voor door GS bepaalde gebieden. Daarnaast is verstrekking van investeringssubsidie mogelijk voor de verhoging van de kwaliteit van bestaande natuur.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 (begripsbepalingen)

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • -

    ambitiekaart: kaart als bedoeld in artikel 7;

  • -

    beheerplan: beheerplan als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet natuurbescherming;

  • -

    beheertype: natuurbeheertype of landschapsbeheertype;

  • -

    grote onderneming: onderneming waar minstens 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet 50 miljoen EUR of het jaarlijkse balanstotaal 43 miljoen EUR overschrijdt, zoals bepaald in artikel 2, bijlage I van Verordening (EU) nr. 702/2014;

  • -

    functieverandering: omzetting van landbouwgrond naar natuurterrein door het wijzigen van het gebruik van de grond van landbouw naar natuur en het vestigen van een kwalitatieve verplichting.

  • -

    habitattype: type, zoals genoemd in bijlage I bij de Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna;

  • -

    landbouwactiviteit: activiteit als bedoeld in artikel 2, onderdeel f, van Verordening (EU) nr. 1305/2013;

  • -

    landbouwer: natuurlijke persoon of rechtspersoon die, dan wel een samenwerkingsverband van natuurlijke personen of rechtspersonen dat, een landbouwactiviteit uitoefent;

  • -

    landbouwgrond: landbouwareaal als bedoeld en omschreven in artikel 2, onder f, van Verordening (EU) nr. 1305/2013, niet zijnde natuurterreinen of gronden als bedoeld in bedoeld in artikel 2.10, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB;

  • -

    landbouwsteunkader: Richtsnoeren van de Europese Unie voor staatssteun in de landbouw- en bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014-2020 (PB EU 2014/C 204/01);

  • -

    landschapsbeheertype: in bijlage 1 van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Overijssel 2016 opgenomen landschapsbeheertype;

  • -

    marktwaarde: waarde van het terrein vastgesteld in overeenstemming met de Mededeling van de Commissie betreffende het begrip “staatssteun” in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (2016/C 262/01);

  • -

    minister: minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • -

    natuurbeheerplan: plan als bedoeld in artikel 1.3 van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Overijssel 2016.

  • -

    natuurbeheertype: in bijlage 2 van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Overijssel 2016 opgenomen soort natuur.

  • -

    natuurkwaliteit: op de ambitiekaart van het natuurbeheerplan aangegeven gewenst kwaliteitsniveau van het beheertype, gebaseerd op de omschrijvingen zoals opgenomen in de bijlagen 1 en 2 van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Overijssel 2016;

  • -

    natuurterrein: binnen de provincie gelegen grond met als hoofdfunctie natuur, die in het natuurbeheerplan is aangeduid, alsmede gronden waarvoor een subsidie functieverandering als bedoeld in artikel 15 van de onderhavige regeling is verstrekt;

  • -

    plattelandsontwikkelingsprogramma: Nederlands plattelands-ontwikkelingsprogramma 2014-2020 als bedoeld in artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1305/2013.

Artikel 2 (subsidieplafond en openstelling)

  • 1

  • 1. Gedeputeerde staten kunnen een subsidieplafond vaststellen voor de investeringssubsidies, bedoeld in artikel 8, alsmede een subsidieplafond voor de subsidie functieverandering, bedoeld in artikel 15. Gedeputeerde Staten kunnen daarbij uitsluiten:

    • a.

      bepaalde gebieden;

    • b.

      bepaalde categorieën van aanvragers;

    • c.

      bepaalde investeringssubsidies, al dan niet voor bepaalde beheertypen;

    • d.

      het verstrekken van een subsidie functieverandering, voor zover deze voorafgaat aan de realisatie van een op grond van onderdeel c uitgesloten beheertype.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen een openstellingsperiode vaststellen voor het indienen van een aanvraag investeringssubsidie of een subsidie functieverandering.

Artikel 3 (rangschikking: volgorde van ontvangst)

  • 1. Aanvragen worden behandeld op volgorde van ontvangst.

  • 2. Indien een aanvraag naar het oordeel van Gedeputeerde Staten onvolledig is en de aanvrager op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, wordt de aanvraag voor toepassing van het eerste lid geacht te zijn ontvangen op de dag waarop de eerste indiening heeft plaatsgevonden, plus het aantal dagen tussen de dag dat de aanvrager op grond van artikel 4:5 Awb op de hoogte is gesteld van de onvolledigheid van de aanvraag, en de dag waarop de aangevulde aanvraag door de Gedeputeerde Staten is ontvangen.

  • 3. Als Gedeputeerde Staten een subsidieplafond hebben vastgesteld, rangschikken zij per subsidieplafond volledige aanvragen met dezelfde ontvangstdatum door loting, voor zover op die datum het subsidieplafond dreigt te worden overschreden. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst voor subsidie in aanmerking.

  • 4. Indien Gedeputeerde Staten een openstellingsperiode hebben vastgesteld, zijn de leden 1 tot en met 3 van overeenkomstige toepassing voor de afhandeling van aanvragen die in dezelfde openstellingsperiode zijn ontvangen.

Artikel 4 (indiening aanvraag)

Als een aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend door een gemachtigde gaat de aanvraag vergezeld van een bewijs van machtiging.

Artikel 4a (beslistermijn)

  • 1. Gedeputeerde Staten beslissen binnen dertien weken op een aanvraag. De beslissing kan éénmaal met ten hoogste dertien weken worden verdaagd.

  • 2. In afwijking van het eerste lid beslissen Gedeputeerde Staten binnen zesentwintig weken op een aanvraag als bedoeld in artikel 8, vierde lid. De beslissing kan éénmaal met ten hoogste zesentwintig weken worden verdaagd.

Artikel 5 (uitsluitingen begunstigden)

Een investeringssubsidie en een subsidie functieverandering  wordt niet verstrekt aan:

  • a.

    publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van Staatsbosbeheer;

  • b.

    rechtspersonen die de waterwinning als doelstelling hebben;

  • c.

    privaatrechtelijke rechtspersonen die kennelijk zijn opgericht ten behoeve van het beheer van grond of water, waarvan de eigendom geheel of gedeeltelijk berust bij de rechtspersonen, bedoeld in de onderdelen a en b;

  • d.

    een subsidieaanvrager jegens wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard;

  • e.

    een onderneming die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in het landbouwsteunkader.

Artikel 6 (anti-cumulatie)

  • 1. Als voor de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd reeds eerder subsidie is verstrekt door Gedeputeerde Staten op grond van een andere regeling of door andere overheden, wordt de subsidie op grond van deze regeling zoveel lager vastgesteld als noodzakelijk is om te voorkomen dat het totaal aan subsidie voor de betreffende activiteit meer bedraagt dan:

    • a.

      de werkelijke kosten die de activiteiten met zich meebrengen;

    • b.

      de maximale vergoeding die op grond van Europese voorschriften mag worden gegeven; of

    • c.

      de maximale vergoeding die op grond van het plattelandsontwikkelingsprogramma mag worden gegeven.

  • 2. De aanvrager verklaart op het door of namens Gedeputeerde Staten vast te stellen aanvraagformulier óf en zo ja welke andere subsidies als bedoeld in het eerste lid hij voor de betreffende activiteit ontvangt en door wie die subsidies worden verstrekt.

Artikel 6a (EU richtsnoeren voor staatssteun)

  • 1. Aanvragen voor subsidies kunnen niet worden ingediend na 1 oktober 2027.

  • 2. Indien de aanvrager een grote onderneming is, dient de subsidieaanvraag vergezeld te gaan van een uitgebreide beschrijving van het contrafeitelijke scenario waarin de begunstigde van geen enkele overheidsinstantie steun toegekend krijgt.

Artikel 6b (bewaren subsidiedocumenten)

Een ontvanger van een subsidie bewaart alle documenten inzake een aan hem op grond van deze regeling verstrekte subsidie gedurende een periode van ten minste vijf jaar nadat de betreffende subsidie geheel is vastgesteld.

Artikel 6c (transparantie)

Ten aanzien van subsidie die op grond van deze regeling wordt verleend maken Gedeputeerde Staten binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening de volgende gegevens bekend:

  • a.

    de gegevens, bedoeld in deel I, paragraaf 3.7, onderdeel 128, onder a en b van het landbouwsteunkader; en

  • b.

    de gegevens, bedoeld in deel I, paragraaf 3.7, onderdeel 128, onder c van het landbouwsteunkader, voor zover de individuele steun meer bedraagt dan:

    • 1°.

      € 60.000 voor begunstigden die actief zijn in de primaire landbouwproductie; of

    • 2°.

      € 500.000 voor begunstigden in de sectoren van de verwerking van landbouwproducten, de afzet van landbouwproducten, de bosbouwsector of activiteiten die buiten het toepassingsgebied van artikel 42 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen.

Hoofdstuk 2 Ambitiekaart

Artikel 7 (Ambitiekaart)

  • 2

  • Als onderdeel van het natuurbeheerplan stellen Gedeputeerde Staten ten behoeve van de uitvoering van deze regeling een elektronische ambitiekaart met een topografische ondergrond vast, waarop:

  • a.

    de begrenzing is vastgelegd van alle bestaande en nog te realiseren natuur waarvoor Gedeputeerde Staten een subsidie als bedoeld in artikel 8 of artikel 15 willen verstrekken;

  • b.

    binnen deze begrenzing de natuurkwaliteit van alle bestaande en nog te realiseren natuur is getypeerd conform de omschrijvingen van de beheertypen zoals opgenomen in de bijlagen 1 en 2 van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Overijssel 2016.

Hoofdstuk 3 Investeringssubsidie natuur en landschap

Artikel 8 (grondslag subsidie)

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een investeringssubsidie verstrekken voor éénmalige investeringen in een natuurterrein die, door middel van éénmalige inrichtingsmaatregelen, rechtstreeks de fysieke condities of kenmerken van het desbetreffende natuurterrein wijzigen met als doel:

    • a.

      de realisatie van een natuurbeheertype op grond die een functieverandering heeft ondergaan;

    • b.

      de realisatie en bescherming van een landschapsbeheertype op grond die een functieverandering heeft ondergaan;

    • c.

      de verhoging van de natuurkwaliteit van het bestaande natuurbeheertype;

    • d.

      de verhoging van de natuurkwaliteit van het bestaande landschapsbeheertype;

    • e.

      de omzetting van een natuurterrein met een bestaand natuurbeheertype in een natuurterrein met een overeenkomstig de ambitiekaart gewenst natuurbeheertype te realiseren; of

    • f.

      de realisatie of verhoging van de natuurkwaliteit van een habitattype.

  • 2. [vervallen].

  • 3. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een investeringssubsidie verstrekken voor éénmalige investeringen met als doel:

    • a.

      de realisatie en bescherming van een binnen een natuurterrein gelegen landschapsbeheertype waarbij geen functieverandering hoeft plaats te vinden, of

    • b.

      de realisatie en bescherming van een buiten een natuurterrein gelegen landschapsbeheertype.

  • 4. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een investeringssubsidie verstrekken voor een programma dat is gericht op investeringen in natuurterreinen die één of meerdere van de in het eerste lid, onderdeel a tot en met f, of het derde lid, onderdeel a, bedoelde doelen hebben.

Artikel 9 (begunstigden)

  • 3

  • 1. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, onderdeel a, kan worden verstrekt aan:

    • a.

      een natuurlijk persoon of rechtspersoon die zeggenschap heeft over het natuurterrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd, krachtens:

      • i.

        eigendom;

      • ii.

        erfpacht;

      • iii.

        recht van beklemming;

      • iv.

        artikel 45 van de Wet inrichting landelijk gebied, of

      • v.

        een plan van tijdelijk gebruik als bedoeld in artikel 189 van de Landinrichtingswet zoals die wet tot 1 januari 2007 gold;

    • b.

      rechtspersoonlijkheid bezittende samenwerkingsverbanden van natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in onderdeel a.

  • 2. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel b, kan worden verstrekt aan landbouwers die de landbouwgrond waarvoor subsidie wordt aangevraagd beheren krachtens een zakelijk of persoonlijk recht.

  • 3. Indien een in het eerste lid, onderdeel a, onder i. tot en met v., bedoelde titel, onderscheidenlijk een in het tweede lid bedoeld zakelijk of persoonlijk recht, is belast met of afgeleid van een ander recht, kan slechts een investeringssubsidie worden verstrekt voor zover dat andere recht geen afbreuk doet aan de mogelijkheid de inrichtingsmaatregelen uit te voeren.

Artikel 9a (uitsluitingen)

  • 4

  • 1. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdelen c en e, wordt niet verstrekt voor zover op het natuurterrein nog verplichtingen rusten op grond van:

    • a.

      hoofdstuk 3 van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer van Overijssel; of

    • b.

      hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Overijssel 2016,

    tenzij de inrichtingsmaatregelen niet van dien aard zijn dat de instandhouding van het bestaande natuurbeheertype door die maatregelen naar het oordeel van Gedeputeerde Staten onmogelijk wordt.

  • 2. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, wordt niet verstrekt voor zover op het landschapsbeheertype nog verplichtingen rusten op grond van:

    • a.

      afdeling 5.1.2 van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Overijsel; of

    • b.

      hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Overijssel 2016,

    tenzij de inrichtingsmaatregelen niet van dien aard zijn dat de instandhouding van het bestaande landschapsbeheertype door die maatregelen naar het oordeel van Gedeputeerde Staten onmogelijk wordt.

  • 3. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel b, wordt niet verstrekt voor zover op de landbouwgrond nog verplichtingen rusten op grond van:

    • a.

      de Regeling stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden;

    • b.

      de Beschikking ter zake van het uit productie nemen van bouwland;

    • c.

      afdeling 5.1.3 van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer; of

    • d.

      hoofdstuk 3 van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Overijssel 2016.

Artikel 9b (prétoets)

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat een aanvraag voor een investeringssubsidie pas kan worden ingediend indien die aanvraag vergezeld gaat van een positieve prétoets van Gedeputeerde Staten of door Gedeputeerde Staten aan te wijzen adviseur omtrent de wenselijkheid, alsmede de efficiëntie en effectiviteit, van de voorgestelde investering.

  • 2. Een aanvraag voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, of het vierde lid van dat artikel ten behoeve van landbouwgrond die op de ambitiekaart is opgenomen onder de aanduiding N00 of N00.01, kan pas worden ingediend indien:

    • a.

      de begunstigde schriftelijk bij Gedeputeerde Staten aangeeft welk natuurbeheertype hij voornemens is op het betreffende natuurterrein te realiseren. De grenzen van het betreffende natuurterrein worden op een bijgevoegde kaart aangegeven;

    • b.

      Gedeputeerde Staten hebben ingestemd met de realisatie van dat natuurbeheertype op het betreffende natuurterrein; én

    • c.

      de ambitiekaart door Gedeputeerde Staten is aangepast zodat de realisatie van het natuurbeheertype op dat natuurterrein in overeenstemming is met het natuurbeheerplan.

Artikel 10 (aanvraag subsidie)

  • 5

  • 1. Een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid gaat vergezeld van een investeringsplan bestaande uit:

    • a.

      een beschrijving van de uitgangssituatie waarbij in ieder geval aan de orde komen;

      6

      • i.

        Ondergrond,

      • ii.

        Relief en hoogteligging,

      • iii.

        Hydrologie,

      • iv.

        Bodem,

      • v.

        Flora en fauna,

      • vi.

        Landschap en natuurhistorie,

      • vii.

        Nutriëntenhuishouding en

      • viii.

        Ruimtelijke kwaliteit;

    • b.

      een vermelding welk van de in artikel 8 bedoelde investeringsdoelen het betreft;

    • c.

      een omschrijving van de te treffen inrichtingsmaatregelen;

      7

    • de oppervlakte waarop de maatregelen zullen worden uitgevoerd;

    • e.

      de motivering voor het treffen van de maatregelen, gebaseerd op;

      8

      • i.

        de beschrijving van de natuurdoelen in het natuurbeheerplan

      • ii.

        de a-biotische potenties voor de beheertypen

      • iii.

        de samenhang met de waterdoelen voor dit gebied (beekherstel/retentie)

      • iv.

        de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit

    • f.

      de met de maatregelen beoogde eindsituatie van het terrein, waarbij minimaal het beoogde beheertype en de oppervlakte daarvan wordt aangegeven;

    • g.

      een beschrijving van de in stand te houden, te verbeteren, aan te leggen, of te verwijderen wegen en paden;

    • h.

      een tijdplanning waarbinnen de inrichtingsmaatregelen worden gerealiseerd;

    • i.

      een gespecificeerde begroting;en

    • j.

      één of meerdere topografische kaarten met een schaal van ten hoogste 1:10.000 waarop de grenzen van het natuurterrein of het landschapsbeheertype waarvoor de subsidie wordt aangevraagd is aangegeven.

  • 2. Indien dit nodig is voor de beoordeling van de aanvraag kunnen Gedeputeerde Staten de aanvrager om aanvullende informatie vragen.

  • 3. Indien de aanvraag voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8 niet wordt ingedienddoor de eigenaar, gaat de aanvraag vergezeld van een verklaring van geen bezwaar van deeigenaar en van de eventuele erfpachter.

  • 9

  • 4. Een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie door een begunstigde als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, onder v, of een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, waar een hiervoor bedoelde begunstigde deel van uitmaakt, dient voor het betreffende natuurterrein tevens vergezeld te gaan van een overeenkomst met de Landinrichtingscommissie.

  • 10

  • 5. Een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid gaat vergezeld van:

    • a.

      een lijst van de natuurterreinen of landschapsbeheertypen ten behoeve waarvan de bedoelde investeringen worden verricht;

    • b.

      een vermelding van de natuurbeheertypes of landschapsbeheertypen waarop de  investeringen betrekking hebben, bij voorkeur per natuurterrein of landschapsbeheertype;

    • c.

      een vermelding welk van de in artikel 8, eerste lid, bedoelde investeringsdoelen het betreft, bij voorkeur per natuurterrein of landschapsbeheertype;

    • d.

      een vermelding van de natuurterreinen waarop een investering als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel a, betrekking heeft;

    • e.

      een vermelding per natuurterrein of landschapsbeheertype van de oppervlakte waarop de investeringen betrekking hebben;

    • f.

      een vermelding per natuurterrein of landschapsbeheertype van de hoogte van de investering; en

    • g.

      een vermelding van de looptijd van het totale programma en per natuurterrein of landschapsbeheertype de spreiding van de verschillende investeringen binnen die looptijd;en

    • h.

      één of meerdere elektronische kaarten met daarop de buitengrenzen van het natuurterrein of het landschapsbeheertype waarvoor de investeringssubsidie wordt aangevraagd. Gedeputeerde Staten kunnen nadere technische specificaties vaststellen waaraan de in de eerste volzin bedoelde kaarten moeten voldoen.

  • 6. In afwijking van het vijfde lid kan een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid, vergezeld gaan van een opgave van de natuurterreinen, landschapsbeheertypen of natuurbeheertypes ten behoeve waarvan de gecertificeerde begunstigde binnen zijn areaal binnen het programma investeringen wil uitvoeren, alsmede de looptijd van het programma.

  • 7. Indien de subsidieaanvrager een grote onderneming is zoals bedoeld in artikel 1, onderdeel d, verstrekt de subsidieaanvrager gegevens en bescheiden bij de aanvraag die het stimulerend effect van de subsidie aantonen.

Artikel  11 (subsidievoorwaarden)

  • 11

  • 1. Een investeringssubsidie kan worden verleend indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de betreffende maatregelen in het investeringsplan, onderscheidenlijk het programma, dragen naar het oordeel van Gedeputeerde Staten bij aan de realisatie van het op basis van artikel 10, eerste lid, onderdeel b, onderscheidenlijk artikel 10, vijfde lid, onderdeel c, omschreven en in artikel 8 bedoelde investeringsdoel;

    • b.

      het op basis van artikel 10, eerste lid, onderdeel b, onderscheidenlijk artikel 10, vijfde lid, onderdeel c, omschreven investeringsdoel is in overeenstemming met het natuurbeheerplan of beheerplan zoals dat op de datum van aanvraag van de betreffende subsidie gold;

    • c.

      de maatregelen die het investeringsplan, onderscheidenlijk het programma, beschrijft realiseren deze omzetting, verhoging van de kwaliteit, realisatie of aanleg als vermeld in onderdeel a efficiënt en effectief;

    • d.

      er is geen aanvang gemaakt met de uitvoering van de inrichtingsmaatregelen vóórdat:

      • i.

        de taxatie, bedoeld in artikel 20, derde lid, is uitgevoerd indien de aanvraag voor een investeringssubsidie vergezeld gaat van een aanvraag voor een subsidie functieverandering als bedoeld in artikel 15, dan wel;

      • ii.

        de aanvraag voor investeringssubsidie is ingediend, voor zover het andere gevallen dan onder i. betreft;

    • e.

      de inrichtingsmaatregelen als bedoeld in artikel 8 leiden tot een beheertype zoals opgenomen in bijlagen 1 en 2 van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Overijssel 2016.

  • 2. Onverminderd het eerste lid kan een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8 slechts worden verleend indien de aanvrager schriftelijk verklaart ten minste zes jaar na afronding van de inrichtingsmaatregelen, bedoeld in het eerste lid, beheer gericht op de instandhouding van het natuurbeheertype of het landschapsbeheertype te blijven voeren. Deze verplichting vervalt voor zover hij voor die instandhouding onderscheidenlijk uitvoering een corresponderende subsidie op grond van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Overijssel 2016 heeft aangevraagd en ontvangt. De subsidieaanvraag op basis van de voornoemde regeling wordt ingediend in de eerstvolgende openstellingsperiode na het indienen van de aanvraag tot subsidievaststelling, bedoeld in artikel 14c.

  • 3. Indien een begunstigde subsidie ontvangt op grond van een aanvraag als bedoeld in het tweede lid, tweede volzin, en de beschikking tot subsidieverlening wordt ingetrokken omdat de begunstigde toerekenbaar niet voldaan heeft aan de subsidieverplichtingen, dan is voor de resterende periode de in het tweede lid, eerste volzin, bedoelde instandhoudings- respectievelijk uitvoeringsplicht weer van toepassing tot de termijn van zes jaar na afronding van de inrichtingsmaatregelen is verstreken.

Artikel 12 (subsidieverplichtingen)

  • 1. De begunstigde van een investeringssubsidie:

    • a.

      realiseert de investering conform het goedgekeurde investeringsplan, onderscheidenlijk het goedgekeurde programma van éénmalige investeringen, bedoeld in artikel 8, vierde lid;

    • b.

      brengt jaarlijks een schriftelijk verslag uit aan Gedeputeerde Staten over de inhoudelijke en financiële voortgang van de activiteiten, tenzij alle inrichtingsmaatregelen binnen één jaar na subsidieverlening zijn afgerond. 

    • c.

      [vervallen]

    12

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid, wordt verleend onder de voorwaarde dat binnen een termijn van één maand na de datum van bekendmaking van de subsidieverlening de bij de subsidieverlening behorende uitvoeringsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht en die onderdeel uitmaakt van deze beschikking, wordt gesloten.

  • 3. Indien een aanvraag is gedaan conform artikel 10, zesde lid, maken Gedeputeerde Staten en de begunstigde in de overeenkomst als bedoeld in het tweede lid  afspraken over de wijze waarop gedurende de looptijd van het programma een invulling wordt gegeven aan een specificatie van de onderdelen genoemd in artikel 10, vijfde lid.

Artikel 13 (subsidiabele en niet subsidiabele  kosten)

  • 13

  • 1. De volgende kosten komen, inclusief BTW voor zover verrekening niet mogelijk is, in aanmerking voor subsidie:

  • 14

    • a.

      kosten voor het opstellen van het investeringsplan;

    • b.

      maatregelen voor herstel of aanleg van landschappelijke elementen;

    • c.

      maatregelen gericht op de wijziging van de waterhuishouding;

    • d.

      grondverzet;

    • e.

      het plaatsen van een raster;

    • f.

      afvoer van grond;

    • g.

      de verwijdering van opstallen;

    • h.

      de verwijdering van begroeiing en beplanting;

    • i.

      maatregelen tot wijziging van de feitelijke bereikbaarheid van een natuurterrein, waaronder in ieder geval is begrepen de aanleg of het herstel van wegen en paden;

    • j.

      kosten van aanloopbeheer, zijnde beheer dat noodzakelijk is in de periode tussen inrichting en het reguliere beheer om het beoogde beheertype te realiseren;

    • k.

      overige maatregelen voorzover noodzakelijk in verband met de desbetreffende investering. 

  • 2. De volgende kosten komen niet in aanmerking voor subsidie:

    • a.

      kosten voor de verwijdering van bodemverontreiniging of afval;

    • b.

      kosten voor de bouw van opstallen;

    • c.

      kosten voor de aanschaf van machines;

    • d.

      kosten voor de aanschaf of plaatsing van recreatieve voorzieningen;

    • e.

      kosten voor de aanleg van parkeergelegenheid;

    • f.

      kosten voor het wegwerken van achterstallig onderhoud;

    • g.

      kosten voor de aanschaf van materialen, anders dan ten behoeve van het treffen van maatregelen als bedoeld in het eerste lid;

      15

    • h.

      kosten verband houdend met de uitvoering van wettelijke verplichtingen of een bestaand(e) (publiekrechtelijk) convenant, regeling of afspraak.

Artikel 14. (hoogte investeringssubsidie)

  • 1. Alleen de werkelijk gemaakte kosten zijn subsidiabel.

  • 2. De subsidie is maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

  • 3. In afwijking van het tweede lid kunnen Gedeputeerde Staten een lager maximaal percentage, een maximumbedrag aan subsidiabele kosten per hectare, of een maximumbedrag per subsidiabele kostensoort als bedoeld in artikel 13, eerste lid, vaststellen.

Artikel 14a (beschikking tot subsidieverlening)

Een beschikking tot verlening van een investeringssubsidie vermeldt in ieder geval:

  • a.

    in hoeverre het investeringsplan in uitvoering kan worden genomen;

  • b.

    het bedrag waarop de investeringssubsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, en

  • c.

    de tijdplanning waarbinnen de inrichtingsmaatregelen in hun geheel gerealiseerd dienen te zijn.

Artikel 14b (bevoorschotting)

  • 16

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een voorschot verlenen, mits:

    • a.

      de hoogte van het toe te kennen voorschot minimaal € 500,- en maximaal 80% van de totale investeringssubsidie bedraagt;

    • b.

      de aanvraag vergezeld gaat van een overzicht van de gemaakte kosten en de  betalingsbewijzen daarvan, indien dit naar het oordeel van Gedeputeerde Staten nodig is.

  • 2. Indien een aanvraag tot bevoorschotting ertoe zou leiden dat in totaal voor meer dan 95% van de totale investeringssubsidie aan voorschotten zou worden verstrekt, wordt die aanvraag slechts gehonoreerd tot het maximum van 95% van de totale investeringssubsidie bereikt is.

  • 3. Er wordt jaarlijks slechts één voorschot verstrekt, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.

  • 4. Voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid is het in afwijking van lid 1, 2 en 3 mogelijk om:

    • a.

      meerdere keren per jaar een voorschot te verlenen;

    • b.

      voorschotten tot maximaal 100% van het verleende subsidiebedrag te verlenen;

    • c.

      deze voorschotten uit te betalen voorafgaand aan de uitvoering van de inrichtingsmaatregelen.

Artikel 14c (subsidievaststelling)

  • 17

  • 1. De begunstigde dient een aanvraag tot subsidievaststelling in binnen zes maanden na:

    • a.

      afronding van de inrichtingsmaatregelen, of

    • b.

      afloop van de goedgekeurde looptijd van het programma van éénmalige investeringen, indien het een subsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid, betreft.

  • 2. De aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van een verklaring dat de inrichtingsmaatregelen zijn uitgevoerd conform het goedgekeurde investeringsplan onderscheidenlijk het goedgekeurde programma, alsmede van een overzicht van de gemaakte kosten en de betalingsbewijzen daarvan, voor zover dat overzicht en die kosten niet reeds gemaakt zijn op grond van een aanvraag als bedoeld in artikel 14b.

  • 3. Gedeputeerde Staten kunnen nadere eisen stellen aan een aanvraag als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 14d (overdracht)

  • 1. Indien een begunstigde van een investeringssubsidie gedurende de periode waarvoor die subsidie is verleend het betreffende natuurterrein dan wel de betreffende landbouwgrond overdraagt aan een derde, en hij daardoor niet langer in staat is de investeringsmaatregelen te realiseren, kan de betreffende subsidieverlening worden gewijzigd in een subsidieverlening aan die derde, mits:

    • a.

      zij hier gezamenlijk binnen vier weken na de overdracht schriftelijk om verzoeken, én

    • b.

      de derde verklaart met ingang van de datum van overdracht te treden in de aan de subsidieverlening verbonden rechten en plichten.

  • 2. Uiterlijk zes weken na het verzoek, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, dient de begunstigde een overzicht in van de door hem vóór de overdracht gemaakte subsidiabele kosten, alsmede de betalingsbewijzen daarvan, voor zover deze betrekking hebben op het overgedragen natuurterrein dan wel de overgedragen landbouwgrond.

  • 3. Indien sprake is van een gedeeltelijke overdracht van het natuurterrein dan wel de landbouwgrond, honoreren Gedeputeerde Staten een verzoek als bedoeld in het eerste lid slechts voor zover de investeringsmaatregelen die op zowel het overgedragen deel als het resterende deel worden uitgevoerd elk afzonderlijk leiden tot de realisatie van een beheertype.

Hoofdstuk 4 Subsidie functieverandering

Artikel 15. (grondslag subsidie functieverandering)

Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken voor de waardedaling van grond ten gevolge van:

  • a.

    functieverandering van landbouwgrond in natuurterrein;

  • b.

    functieverandering van landbouwgrond ten behoeve van de daaropvolgende aanleg van een landschapsbeheertype.

Artikel 16 (begunstigden)

Een subsidie functieverandering kan worden verstrekt aan eigenaren van landbouwgrond, met uitzondering van:

  • a.

    eigenaren die subsidie hebben ontvangen voor de verwerving van de betreffende landbouwgrond;

  • b.

    eigenaren aan wie voor de betreffende grond reeds eerder een subsidie functieverandering is verstrekt op grond van de deze regeling, de Subsidieregeling natuurbeheer Overijssel of de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister.

Artikel 16a (uitsluitingen)

Een subsidie functieverandering als bedoeld in artikel 15 wordt niet verstrekt voor zover op de landbouwgrond nog verplichtingen rusten op grond van de:

  • a.

    hoofdstuk 4 of afdeling 5.1.3 van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Overijssel;

  • b.

    de Regeling stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden, of

  • c.

    de Beschikking ter zake van het uit productie nemen van bouwland, of

  • d.

    hoofdstuk 3 van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Overijssel 2016.

Artikel 17 (aanvraag subsidie)

  • 1. De subsidieaanvraag gaat in ieder geval vergezeld van één of meerdere topografische kaarten met een schaal van ten hoogste 1:10.000, waarop de grenzen van de landbouwgrond waarvoor de subsidie wordt aangevraagd zijn aangegeven, alsmede de op die landbouwgrond gelegen wegen en paden.

  • 2. Indien dit nodig is voor de beoordeling van de aanvraag kunnen Gedeputeerde Staten de aanvrager om aanvullende informatie vragen.

  • 3. Indien op de landbouwgrond waarvoor een subsidie functieverandering is aangevraagd een recht van hypotheek is gevestigd, gaat een aanvraag tot subsidieverlening vergezeld van een verklaring van geen bezwaar van de natuurlijke of rechtspersoon die het recht van hypotheek toekomt.

  • 4. Bij de in het eerste lid bedoelde aanvraag wordt een realisatieplan gevoegd indien die aanvraag niet tevens vergezeld gaat van een aanvraag voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a of b, voor de betreffende landbouwgrond.

19

  • 5. In het realisatieplan beschrijft de begunstigde in ieder geval op welke wijze hij voornemens is het na de functieverandering ontstane natuurterrein, het aan te leggen landschapsbeheertype, te ontwikkelen en te beheren. Gedeputeerde Staten kunnen nadere eisen stellen aan het realisatieplan.

  • 6. Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat een aanvraag voor subsidie functieverandering als bedoeld in artikel 15 slechts kan worden ingediend indien die aanvraag vergezeld gaat van een positieve prétoets omtrent de wenselijkheid, alsmede de efficiëntie en effectiviteit van de functieverandering.

Artikel 18 (subsidievoorwaarden)

  • 1. Een subsidie functieverandering kan worden verstrekt indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de subsidie is bedoeld voor functieverandering als bedoeld in artikel 15;

    • b.

      de functieverandering dient niet tot uitvoering van wettelijke verplichtingen of een bestaand(e) (publiekrechtelijk) convenant, regeling of afspraak; 20

    • c.

      de functieverandering is in overeenstemming met het natuurbeheerplan zoals dat op de datum van aanvraag van de subsidie functieverandering gold;

    • d.

      de in het realisatieplan beschreven wijze van ontwikkeling en beheer van het beheertype, draagt naar het oordeel van Gedeputeerde Staten voldoende bij aan de doelstellingen zoals opgenomen in het natuurbeheerplan; en

    • e.

      de productiecapaciteit is in de laatste vijf jaar voor de functieverandering onafgebroken gebruikt.

  • 2. Een subsidie functieverandering wordt niet verstrekt indien:

    • a.

      de aanvraag voor de subsidie functieverandering vergezeld gaat van een aanvraag voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a of b, of het derde lid van dat artikel, én

    • b.

      de aanvraag voor die investeringssubsidie wordt afgewezen omdat niet voldaan is aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 11; doch slechts

    • c.

      voor zover die investeringssubsidie betrekking had op de landbouwgrond waarvoor de subsidie functieverandering is aangevraagd.

Artikel 19. (Subsidieverplichtingen)

  • 1. De subsidie functieverandering wordt verstrekt onder de voorwaarde dat:

    • 1°.

      binnen een termijn van één jaar na de datum van verzending of uitreiking van de beschikking tot subsidieverstrekking een overeenkomst tussen de begunstigde en de provincie tot stand komt waarin is opgenomen:

      • a.

        de kwalitatieve verplichting als bedoeld in artikel 6:252 van het Burgerlijk Wetboek van de eigenaar van de grond de betreffende grond niet te gebruiken of te doen gebruiken als landbouwgrond en overigens datgene na te laten wat de ontwikkeling van het te realiseren natuurbeheertype dan wel landschapsbeheertype en de daaropvolgende instandhouding daarvan op de desbetreffende grond in gevaar brengt of verstoort;

      • b.

        dat de verplichtingen, bedoeld onder a, zullen overgaan op degene die de grond onder algemene of bijzondere titel zullen verkrijgen en eveneens gelden voor degene die van de rechtshebbende een recht op het gebruik van de grond verkrijgen;

    • 2°.

      de kwalitatieve verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel 1°, worden ingeschreven in de openbare registers.

  • 2. Gedeputeerde Staten betalen het in artikel 20, eerste lid, bedoelde bedrag in zijn geheel binnen acht weken nadat de kwalitatieve verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel 1°, zijn ingeschreven in de openbare registers.

  • 3. De kosten voor de inschrijving in de openbare registers van de kwalitatieve verplichtingen als bedoeld in het eerste lid, komen voor rekening van de provincie.

Artikel  20. (hoogte subsidie functieverandering)

  • 1. De subsidie functieverandering bedraagt ten hoogste het verschil in de marktwaarde van de landbouwgrond en de marktwaarde van de grond na functieverandering.

  • 2. De marktwaarde van de landbouwgrond en de marktwaarde van de grond na functieverandering worden bepaald op basis van een taxatie, die in opdracht van de provincie wordt uitgevoerd door een onafhankelijk taxateur.

  • 3. Bij de taxatie wordt als peildatum gehanteerd de eerste dag van de maand waarin de aanvraag volledig is.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 21 (overgangsrecht)

Op aanvragen die zijn ingediend vóór 22 september 2011 blijft artikel 1, onderdeel l, van toepassing zoals dat artikel vóór die datum luidde.

Artikel 22 (in werking treding)

Deze subsidieregeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

Artikel 23 (citeertitel)

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Overijssel.


Noot
1

[Toelichting: In het kader van de SKNL kunnen twee subsidieplafonds worden vastgesteld, namelijk één subsidieplafond voor alle vormen van investeringssubsidie en één plafond voor subsidie functieverandering. Voor investeringssubsidies geldt namelijk dat de aanvraag meerdere vormen van investeringssubsidie omvat. Het is in dergelijke gevallen vrijwel onmogelijk om bepaalde inrichtingsmaatregelen geheel of gedeeltelijk toe te rekenen aan één van de (aangevraagde) vormen van investeringssubsidie, omdat die maatregel als één kostenpost zal worden opgegeven.

Om Gedeputeerde Staten een sturingsinstrument te geven, is opgenomen dat zij bepaalde gebieden, aanvragers of subsidies kan uitsluiten. Een bijzonder aandachtspunt is de mogelijke uitsluiting van subsidies functieverandering.

Zoals hiervoor beschreven zijn de subsidie functieverandering en de investeringssubsidie gescheiden gehouden om de aanvrager zoveel mogelijk flexibiliteit ten aanzien van de financiering te bieden. Dat laat onverlet dat er een zekere samenhang tussen beide subsidies is. Het louter “op papier” omzetten van landbouwgrond naar natuurterrein (middels functieverandering), zonder dat het aldus ontstane natuurterrein feitelijk wordt ingericht, draagt immers niet bij aan de doelstellingen van de SKNL.

Het voorgaande betekent dat als Gedeputeerde Staten investeringssubsidie uitsluiten voor een bepaald beheertype, er ook geen subsidie functieverandering aangevraagd kan worden indien de aanvrager beoogt na de functieverandering een dergelijk uitgesloten beheertype te realiseren. Deze uitsluiting geldt ongeacht of die realisatie plaats zou vinden op grond van een aanvraag voor een investeringssubsidie of op grond van een realisatieplan.

Als Gedeputeerde Staten een nieuwe openstellingsperiode en een bijbehorend subsidieplafond vaststellen, dan wordt de regeling of het besluit waarin het subsidieplafond wordt vastgesteld voor aanvang van de openstellingsperiode bekend gemaakt in het Provinciaal Blad. ]

Noot
2

[Toelichting: Op de zogenaamde ambitiekaart, die een onderdeel vormt van het natuurbeheerplan, wordt door Gedeputeerde Staten aangegeven voor welke gronden een subsidie functieverandering of een investeringssubsidie verstrekt kan worden. De ambitiekaart vormt dus de basis voor SKNL-aanvragen. Bovendien wordt op deze kaart aangegeven welk beheertype op de betreffende grond ingericht kan worden en in welke natuurkwaliteit. Dit is van belang voor de vraag welke investeringssubsidie aangevraagd en verstrekt kan worden.

Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat een aanvraag voor een investeringssubsidie pas kan worden ingediend nadat een zogenaamde prétoets heeft plaatsgevonden. Doel van deze prétoets is de kwaliteit van de aanvragen te verhogen en het aldus voorkomen van onnodige administratieve en uitvoeringslasten voor zowel de aanvrager als de provincie. De aanvrager dient de (positieve) prétoets bij de aanvraag te voegen.

Het is mogelijk dat Gedeputeerde Staten op de ambitiekaart nog geen natuurbeheertype hebben aangegeven dat ter plekke gerealiseerd kan worden. Een dergelijke situatie kan zich voordoen indien nog geen definitieve keuze is gemaakt ten aanzien van de gewenste ontwikkeling van het betreffende gebied. In dergelijke gevallen zal, alvorens een aanvraag voor een investeringssubsidie ingediend kan worden, eerst bepaald moeten worden of het natuurbeheertype dat de aanvrager wenst te realiseren past binnen de gewenste gebiedsontwikkeling.

De procedure werkt als volgt: de aanvrager geeft aan welke natuurbeheertype hij op de betreffende grond wenst te realiseren. Gedeputeerde Staten beoordelen of dit voorstel past binnen de gewenste gebiedsontwikkeling. Is dit het geval, dan wordt de ambitiekaart aangepast, in die zin dat het te realiseren natuurbeheertype wordt “ingevuld”. Deze invulling is noodzakelijk zodat kan worden getoetst of het verstrekken van de investeringssubsidie in overeenstemming is met het natuurbeheerplan. De aanvraag kan pas worden ingediend nadat Gedeputeerde Staten de ambitiekaart hebben aangepast. ]

Noot
3

[Toelichting: In de SKNL is opgenomen welke aanvragers niet in aanmerking komen voor een investeringssubsidie. De begunstigde moet bij machte zijn om de inrichtingsmaatregelen te realiseren met eerbiediging van de op de betreffende grond rustende rechten van derden. ]

Noot
4

[Toelichting: Investeringssubsidie respectievelijk subsidie functieverandering wordt niet verstrekt indien op de betreffende grond nog verplichtingen rusten op grond van de genoemde regelingen. Reden hiervoor is dat het in beginsel niet mogelijk is om aan de uit die regelingen voortvloeiende beheerverplichtingen te voldoen en tegelijkertijd de investering dan wel de functieverandering te realiseren.

Ten aanzien van investeringssubsidies is hierop een uitzondering mogelijk als de inrichtingsmaatregelen niet dermate ingrijpend zijn dat de instandhouding van het bestaande natuurbeheertype of landschapsbeheertype belemmerd wordt. In dat geval kan de reeds verstrekte subsidie op grond van de genoemde regelingen worden gehandhaafd en de investeringssubsidie worden verstrekt. Of een dergelijke situatie zich voordoet zal per geval beoordeeld moeten worden.

Het is overigens ook mogelijk een verzoek in te dienen om de eerdere subsidie in te trekken. In dergelijke gevallen is de kans echter zeer groot dat de reeds verstrekte subsidie op grond van die regeling (al dan niet in de vorm van voorschotten) teruggevorderd zal worden. ]

Noot
5

[Toelichting: In dit artikel zijn de eisen aan de aanvraag voor subsidie opgenomen. ]

Noot
6

[Toelichting: Beschrijving ondergrond: beschrijf de opbouw van de ondergrond (formaties). De dominante lithologie, de watervoerende pakketten en de slecht doorlatende lagen.

Reliëf en hoogteligging: Beschrijf de hoogte verschillen en de expositie voor relevante soorten en doelvegetaties. Opname van een hoogtekaart is wenselijk

Hydrologie: Beschrijf welke positie het plangebied inneemt in het watersysteem en de werking van het watersysteem (regionale kwel, voeding uit lokale dekzandruggen, inzijging etc). Beschrijf de hoogste (GHG) en de laagste grondwaterstand (GLG) onder maaiveld (gebaseerd op veldmetingen of peilbuizen). Beschrijf de karakteristieken van de actuele en historische oppervlaktewateren (denk aan vennen, beken, sloten etc). Beschrijf wanneer mogelijk (oppervlaktewater en GHG < 120 cm) de waterkwaliteit (minimaal het elektrisch geleidingsvermogen (EGV), Ca2+, Alkaliniteit, Cl-, pH en ionenratio).

Bodem: beschrijf de in het veld aangetroffen bodemtypen en de bijbehorende processen (inzijging, laterale doorstroming, kwel, zuur of basenhoudend). Beschrijf de onderscheiden horizonten en de pH per horizont. Beschrijf of sprake is van verdroging.

Flora en fauna: beschrijf de actuele vegetatie. Beschrijf het voorkomen van (doel)soorten in (de omgeving van) het plangebied. Beschrijf indicatorsoorten. Beschrijf wanneer mogelijk historische data flora en fauna. (Optioneel: beschrijf hoe de soorten het plangebied gebruiken, in welke fasen van het leven van de soort).

Landschap en Cultuurhistorie: beschrijf globaal hoe de mens het plangebied vanaf 1800 heeft gebruikt. Beschrijf welke cultuurhistorische elementen en structuren nog in het plangebied aanwezig zijn (houtwallen en singels, grafheuvels, heiderestanten etc). Optioneel: beschrijf hoe de mens het gebied heeft beïnvloed vanaf de prehistorie tot het heden.

Nutriëntenhuishouding: beschrijf de nutriëntenhuishouding (bodemvocht en bodem) die van invloed is op de vegetatieontwikkeling (bijv. fosfaatgehalte in de bodem) of motiveer waarom onderzoek naar de nutriëntenhuishouding niet is uitgevoerd, waarbij de motivatie de gekozen inrichtingsmaatregelen rechtvaardigt.

Ruimtelijke kwaliteit: beschrijf de landschapskenmerken, -knelpunten en –kwaliteiten (o.a. conform catalogus gebiedskenmerken ruimtelijke kwaliteit). Beschrijf de ruimtelijke samenhang tussen het plangebied en de omgeving (en welke visie ligt hier aan ten grondslag).]

Noot
7

[Toelichting: Beschrijving van de maatregelen om de beoogde natuurdoelen te kunnen halen. ]

Noot
8

[Toelichting: Bij de motivering van de treffen maatregelen wordt gebruik gemaakt van:

De beschrijving van de natuurdoelen in het natuurbeheerplan: deze zijn in de tekst en in de bijlage van het natuurbeheerplan opgenomen.

De a-biotische potenties voor de beheertypen: op grond van de analyse van de huidige situatie (artikel 10 lid 1 a) wordt de meest geschikte locatie van de beheertypen bepaald.

De samenhang met de waterdoelen voor dit gebied (beekherstel/retentie): naast doelen voor natuur kunnen er in dit gebied ook doelen op het gebied van water liggen, zoals herstel van het natuurlijke karakter van beken en waterretentie. Deze worden geïntegreerd in de subsidieaanvraag.

De ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit: de landschappelijke en ruimtelijke kwaliteit zoals vastgelegd in o.a. de “atlas Ruimtelijke kwaliteit” (onderdeel omgevingsvisie Overijssel) wordt mede gebruikt bij het bepalen van de te treffen maatregelen.]

Noot
9

[Toelichting: Het treffen van inrichtingsmaatregelen betekent een wijziging van de bestaande situatie. De aanvraag dient vergezeld te gaan van een verklaring van geen bezwaar van de eigenaar van de grond indien de aanvrager van de investeringssubsidie een ander dan de eigenaar is. Is op de betreffende grond ook een recht van erfpacht gevestigd en is de aanvrager noch de eigenaar, noch de erfpachter, dan dient de aanvraag bovendien vergezeld te gaan van een verklaring van geen bezwaar van de erfpachter. ]

Noot
10

[Toelichting: In lid 4 is bepaald dat begunstigden op basis van de Landinrichtingswet een overeenkomst met de Landinrichtingscommissie dienen te overleggen. Zij beheren het perceel namelijk op grond van een plan van tijdelijk gebruik. Een dergelijk plan moet echter jaarlijks worden gemaakt.  Op het moment van aanvragen staat (juridisch) nog niet vast dat zij later ook daadwerkelijk het eigendom verkrijgen. Met het toevoegen van een overeenkomst met de Landinrichtingscommissie wordt dit voldoende afgedekt. Op zich geldt dit ook met betrekking tot de landinrichting die plaatsvindt op basis van de Wilg (subonderdeel iv). Op basis van de Wilg heeft Gedeputeerde Staten echter de rol van de landinrichtingscommissie overgenomen. Op dat moment is het dus niet meer nodig dat zo’n overeenkomst wordt overlegd, aangezien de subsidieverlener en diegene die zo’n overeenkomst afgeeft een en dezelfde partij zijn. ]

Noot
11

[Toelichting: Na het uitvoeren van de inrichtingsmaatregelen waarvoor een investeringssubsidie is verstrekt, dient de ontvanger van die subsidie het gerealiseerde ten minste 6 jaar in stand te houden. De begunstigde kan ervoor kiezen om vervolgens een corresponderende subsidie aan te vragen op grond van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Overijssel 2016. De instandhouding wordt in dat geval gegarandeerd door de subsidievoorwaarden die aan deze beheersubsidie zijn verbonden. Als alternatief kan de begunstigde ook opteren voor een instandhouding zonder subsidie, bijvoorbeeld omdat hij niet gebonden wil zijn aan de subsidievoorwaarden van de SRNL 2016. ]

Noot
12

[Toelichting: De subsidieontvanger zal na afronding van de inrichtingsmaatregelen een aanvraag tot subsidievaststelling moeten indienen. Middels die aanvraag legt hij verantwoording af dat de subsidiabele activiteiten ook daadwerkelijk en correct zijn uitgevoerd.

Bij grote en/of langdurige projecten is een jaarlijks verslag wenselijk om te waarborgen dat de inrichtingsmaatregelen correct en binnen het budget gerealiseerd worden. Waar nodig kan dan bijgestuurd worden. Het ligt echter niet in de rede om ook bij kleinere inrichtingsprojecten een dergelijke rapportage te verlangen. Daarom is bepaald dat, indien de inrichtingsmaatregelen binnen één jaar zijn afgerond, geen jaarlijks verslag ingediend hoeft te worden. De verantwoording kan in dergelijke gevallen plaatsvinden via de aanvraag tot subsidievaststelling. ]

Noot
13

[Toelichting: De kosten die in aanmerking komen voor vergoeding op grond van een aanvraag voor investeringssubsidie worden opgesomd in artikel 13, eerste lid, van de SKNL. Zo worden de kosten voor het opstellen van het investeringsplan aangemerkt als subsidiabele kosten. De kosten voor archeologisch en hydrologisch onderzoek zijn onderdeel van het investeringsplan.

Kosten voor aanloopbeheer vallen onder artikel 13, eerste lid, onderdeel j (overige maatregelen voor zover noodzakelijk in verband met de desbetreffende investering). Onder ‘aanloopbeheer’ wordt verstaan de beheermaatregelen die noodzakelijk zijn in de periode tussen inrichting en het regulier beheer om het gewenste beheertype te realiseren.

Het plaatsen van draaihekjes, klappoortjes voor toegang, et cetera vallen niet onder het tweede lid, onderdeel d (recreatieve voorzieningen), maar maken deel uit van de inrichting van het terrein en zijn daarmee subsidiabel. ]

Noot
14

[Toelichting: In lid 1 worden de kosten voor het opstellen van het investeringsplan aangemerkt als subsidiabele kosten. De kosten voor archeologisch en hydrologisch onderzoek zijn onderdeel van het investeringsplan.

Het plaatsen van draaihekjes, klappoortjes voor toegang, etc vallen niet onder lid 2 sub d (recreatieve voorzieningen), maar maken deel uit van de inrichting van het terrein en zijn daarmee subsidiabel. ]

Noot
15

[Toelichting: Lid 2 geeft onder g aan dat aanschaf van materialen niet subsidiabel is, tenzij de aanschaf noodzakelijk is voor het treffen van maatregelen bedoeld in het eerste lid. Daarmee gaat het dus om maatregelen die nodig zijn om de inrichting uit te voeren. Het kan daarbij gaan om materialen die nodig zijn voor het aanbrengen van een raster, afvoer van grond en dergelijke. ]

Noot
16

[Toelichting: Vooral bij inrichtingsmaatregelen van langere duur, zoals bijvoorbeeld op basis van een programma van éénmalige investeringen, kan het wenselijk zijn om voorafgaand aan de subsidievaststelling reeds voorschotten te verstrekken om in de onmiddellijke liquiditeitsbehoefte van de begunstigde te voorzien.

Er kan slechts één voorschot per jaar worden verstrekt, waarbij het voorschotbedrag minimaal € 500,- en maximaal 80% van de totale investeringssubsidie, zoals opgenomen in de beschikking tot subsidieverlening, kan bedragen. Het minimumbedrag is opgenomen omdat de uitvoeringslasten en –kosten anders niet in verhouding staan tot de hoogte van het te verstrekken voorschot. Bovendien is dit drempelbedrag niet zo hoog dat niet redelijkerwijs van de subsidieontvanger verlangd kan worden dat hij die financiële last tijdelijk zelf draagt. Het maximumpercentage is opgenomen om te voorkomen dat Gedeputeerde Staten in één jaar een zeer groot bedrag aan voorschotten moeten reserveren.

In totaal kan er voor niet meer dan 95% van de totale investeringssubsidie aan voorschotten worden verleend. Deze bepaling is opgenomen om terugvordering van voorschotten zoveel mogelijk te voorkomen indien bij de subsidievaststelling blijkt dat er reeds een hoger bedrag aan voorschotten is uitbetaald. ]

Noot
17

[Toelichting: De subsidieontvanger zal na afronding van de inrichtingsmaatregelen een aanvraag tot subsidievaststelling moeten indienen. Middels die aanvraag legt hij verantwoording af dat de subsidiabele activiteiten ook daadwerkelijk en correct zijn uitgevoerd.

Bij grote en/of langdurige projecten is een jaarlijks verslag wenselijk om te waarborgen dat de inrichtingsmaatregelen correct en binnen het budget gerealiseerd worden. Waar nodig kan dan bijgestuurd worden. Het ligt echter niet in de rede om ook bij kleinere inrichtingsprojecten een dergelijke rapportage te verlangen. Daarom is bepaald dat, indien de inrichtingsmaatregelen binnen één jaar zijn afgerond, geen jaarlijks verslag ingediend hoeft te worden. De verantwoording kan in dergelijke gevallen plaatsvinden via de aanvraag tot subsidievaststelling. ]

Noot
18

[Toelichting: Investeringssubsidie respectievelijk subsidie functieverandering wordt niet verstrekt indien op de betreffende grond nog verplichtingen rusten op grond van de genoemde regelingen. Reden hiervoor is dat het in beginsel niet mogelijk is om aan de uit die regelingen voortvloeiende beheerverplichtingen te voldoen en tegelijkertijd de investering dan wel de functieverandering te realiseren.

Ten aanzien van investeringssubsidies is hierop een uitzondering mogelijk als de inrichtingsmaatregelen niet dermate ingrijpend zijn dat de instandhouding van het bestaande natuurbeheertype of landschapsbeheertype belemmerd wordt. In dat geval kan de reeds verstrekte subsidie op grond van de genoemde regelingen worden gehandhaafd en de investeringssubsidie worden verstrekt. Of een dergelijke situatie zich voordoet zal per geval beoordeeld moeten worden.

Het is overigens ook mogelijk een verzoek in te dienen om de eerdere subsidie in te trekken. In dergelijke gevallen is de kans echter zeer groot dat de reeds verstrekte subsidie op grond van die regeling (al dan niet in de vorm van voorschotten) teruggevorderd zal worden. ]

Noot
19

[Toelichting: Wanneer functieverandering heeft plaatsgevonden, moet tevens inrichting plaatsvinden gericht op de realisatie van een natuurbeheertype, landschapsbeheertype of de realisatie of verhoging van de natuurkwaliteit van een habitattype.

Als een aanvraag voor een subsidie functieverandering niet vergezeld gaat van een aanvraag voor investeringssubsidie, zal een zogenaamd realisatieplan moeten worden bijgevoegd. In dit realisatieplan beschrijft de aanvrager op welke wijze hij het terrein wenst in te richten en te beheren. De beoogde eindsituatie zal immers duidelijk moeten zijn om de waardedaling, en daarmee de hoogte van de subsidie functieverandering, te kunnen bepalen. De subsidie functieverandering kan worden afgewezen indien de voorgestelde wijze van inrichten en beheer naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet bijdraagt aan de doelstellingen van de SKNL zoals verwoord in het natuurbeheerplan. ]

Noot
20

[Toelichting: Hiermee wordt aangeduid dat geen subsidie wordt verleend indien de functieverandering bijvoorbeeld het gevolg is van een bestaande compensatieverplichting voor de Natuurnetwerk Nederland of Wet natuurbescherming.]