Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009

Geldend van 02-04-2022 t/m heden

Intitulé

Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009

De raad van de gemeente Rotterdam,

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 2 december 2008; 217563; raadsstuk 2008-3846;

gelet op artikel 10.23, eerste lid, van de Wet milieubeheer;

Besluit vast te stellen:

Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009

PARAGRAAF 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt mede verstaan onder:

  • a.

    andere inzamelaars: de krachtens artikel 2, tweede lid, aangewezen personen en instanties, belast met het afzonderlijk inzamelen van categorieën huishoudelijke afvalstoffen;

  • b.

    gebruiker van een perceel: degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt;

  • c.

    inzameldienst: de in artikel 2, eerste lid, aangewezen inzameldienst, belast met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen;

  • d.

    inzamelen: de activiteiten gericht op het ophalen of innemen van afvalstoffen die binnen de gemeente ter inzameling worden aangeboden en het feitelijk ophalen en innemen daarvan;

  • e.

    inzamelmiddel: een voor de inzameling van afvalstoffen bestemd hulp- of bewaarmiddel, bijvoorbeeld een huisvuilzak, minicontainer, of afvalemmer, ten behoeve van één huishouden;

  • f.

    inzamelvoorziening: een voor de inzameling van afvalstoffen bestemd(e) bewaarmiddel of -plaats, bijvoorbeeld een verzamelcontainer, wijkcontainer of brengdepot, ten behoeve van meerdere huishoudens;

  • g.

    perceel: ieder gebouw of gedeelte van een gebouw, bestemd tot zelfstandige woonruimte;

  • h.

    straatafval: huishoudelijke afvalstoffen van zeer beperkte omvang en gewicht, zoals proppen, papier, sigarettenpeuken, kauwgom, plastic bekertjes en blikjes, verpakkingsmateriaal, etenswaren, niet zijnde klein chemisch afval, ontstaan buiten een perceel;

  • i.

    ter inzameling aanbieden: de wijze van overdragen van afvalstoffen aan een inzamelende persoon of instantie, inclusief het achterlaten van afvalstoffen in daartoe door of vanwege de inzamelende persoon of instantie geplaatste inzamelmiddelen of -voorzieningen of op een daartoe aangewezen plaats;

  • j.

    wet: Wet milieubeheer.

PARAGRAAF 2. INZAMELING VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN

Artikel 2 Aanwijzing inzameldienst en andere inzamelaars

  • 1. Als inzameldienst belast met het ter uitvoering van de wet, de provinciale milieuverordening en deze verordening inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen wordt aangewezen: de inzameldienst van het cluster Stadsbeheer van de gemeente Rotterdam.

  • 2. Naast de inzameldienst kan het college andere inzamelaars aanwijzen die zijn belast met het afzonderlijk inzamelen van categorieën huishoudelijke afvalstoffen.

  • 3. Het college kan aan het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen voorschriften en beperkingen verbinden in het belang van de bescherming van het milieu.

Artikel 3 Afzonderlijke inzameling

  • 1. Door de inzameldienst of andere inzamelaars worden de volgende categorieën huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk ingezameld:

    • a.

      klein chemisch afval;

    • b.

      verpakkingsglas;

    • c.

      oud papier en karton;

    • d.

      kunststof verpakkingen;

    • e.

      textiel;

    • f.

      wit- en bruingoed;

    • g.

      grof tuinafval;

    • h.

      gft-afval;

    • i.

      overige door het college aangewezen afvalstoffen.

  • 2. Het college kan een omschrijving vaststellen van de categorieën huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 4 Inzamelmiddelen en -voorzieningen

  • 1. De inzameling kan plaatsvinden via:

    • a.

      een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel;

    • b.

      een inzamelvoorziening voor de gebruikers van een aantal percelen;

    • c.

      een inzamelvoorziening op wijkniveau;

    • d.

      een gemeentelijk brengdepot op lokaal of regionaal niveau.

  • 2. Het college kan aanwijzen via welk al dan niet van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel of via welke inzamelvoorziening de inzameling van een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen ten behoeve van de gebruiker van een perceel plaatsvindt.

  • 3. Het college kan plaatsen aanwijzen voor inzamelvoorzieningen ten behoeve van groepen percelen en kan regels stellen ten aanzien van de wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen moeten worden aangeboden.

Artikel 5 Frequentie van inzamelen

  • 1. De frequentie van inzameling bij elk perceel betreft voor:

    • a.

      huishoudelijk restafval ten minste eenmaal per twee weken;

    • b.

      gft-afval ten minste eenmaal per twee weken;

    • c.

      oud papier ten minste eenmaal per vier weken.

  • 2. Het college kan de frequentie van inzameling vaststellen van de overige categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk in aangewezen delen van de gemeente bij elk perceel worden ingezameld.

Artikel 6 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens aanwijzing

  • 1. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen.

  • 2. Het verbod geldt niet voor de inzameldienst of andere inzamelaars.

  • 3. Het verbod geldt niet voor personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen.

PARAGRAAF 3. TER INZAMELING AANBIEDEN VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN

Artikel 7 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen

Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden aan een ander dan de inzameldienst, andere inzamelaars of de personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen.

Artikel 8 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen

Het is anderen dan gebruikers van percelen verboden om huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden.

Artikel 9 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden

  • 1. Het is verboden om de categorieën huishoudelijke afvalstoffen zoals bepaald in artikel 3, eerste lid, anders dan afzonderlijk ter inzameling aan te bieden.

  • 2. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden aan anderen dan de bij of krachtens artikel 2 aangewezen inzameldienst en andere inzamelaars.

  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor de bij nadere regels aan te wijzen categorieën van personen.

  • 4. Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet voor het aanbieden van categorieën huishoudelijke afvalstoffen aan personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben gekregen voor die categorieën huishoudelijke afvalstoffen.

Artikel 10 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

  • 1. Het is de gebruiker van een perceel, voor wie krachtens artikel 4, tweede lid een inzamelmiddel of inzamelvoorziening is aangewezen, verboden de huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via het betreffende inzamelmiddel of de betreffende inzamelvoorziening of het betreffende brengdepot.

  • 2. Het is verboden andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel of inzamelvoorziening aan te bieden, dan de categorie waarvoor dit inzamelmiddel of deze inzamelvoorziening krachtens artikel 4, tweede lid is bestemd.

  • 3. Het college kan regels stellen omtrent het gebruik van een van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel.

  • 4. Het college kan regels stellen omtrent de plaats en wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen moeten worden aangeboden.

  • 5. Het college kan categorieën huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen die zonder inzamelmiddel ter inzameling kunnen worden aangeboden.

  • 6. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere wijze ter inzameling aan te bieden dan krachtens dit artikel is bepaald.

Artikel 11 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden

Het college stelt de dagen en tijden vast waarop categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden.

Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere dagen en tijden ter inzameling aan te bieden dan krachtens het eerste lid is bepaald.

Artikel 12 Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

In afwijking van hetgeen in deze paragraaf is bepaald kan het college regels stellen omtrent het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst of andere inzamelaars.

PARAGRAAF 4. BEDRIJFSAFVALSTOFFEN

Artikel 13 Inzameling en ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen

  • 1. Het college kan categorieën bedrijfsafvalstoffen aanwijzen die door de inzameldienst worden ingezameld.

  • 2. Op de inzameling en het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen als bedoeld in het eerste lid, zijn de artikelen 3 en 4, onder a en c en paragraaf 3 van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De bedrijfsafvalstoffen dienen overeenkomstig de in artikel 3 genoemde categorieën gescheiden ter inzameling te worden aangeboden.

  • 4. Het college kan andere inzamelaars aanwijzen die zijn belast met het inzamelen van bedrijfsafvalstoffen.

  • 5. Het is verboden de krachtens het eerste lid aangewezen bedrijfsafvalstoffen ter inzameling aan te bieden in strijd met deze regels.

Artikel 13a Inzameling door inzameldienst of door andere inzamelaar

  • 1. De inzameldienst zamelt de ter inzameling aangeboden bedrijfsafvalstoffen in mits deze de hierna genoemde maxima aan vloeroppervlakte per bedrijfscategorie niet te boven gaan:

    • a.

      voor bedrijfsafvalstoffen afkomstig van horeca, catering, drank- en voedselverwerkende bedrijven geldt een maximum aan vloeroppervlakte tot 500 vierkante meter;

    • b.

      voor alle overige bedrijfscategorieën geldt een maximum aan vloeroppervlakte tot 1.500 vierkante meter.

  • 2. Indien de ter inzameling aangeboden bedrijfsafvalstoffen de in het eerste lid genoemde maxima overschrijven, is de aanbieder van deze bedrijfsafvalstoffen gehouden deze door een andere, door het college van burgemeester en wethouders aangewezen inzamelaar te laten inzamelen.

  • 3. Het college kan regels stellen voor het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de ingevolge artikel 2 aangewezen inzameldienst.

  • 4. Het is verboden bedrijfsafvalstoffen ter inzameling aan te bieden in strijd met deze regels.

PARAGRAAF 5. ZWERFAFVAL

Artikel 14 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging

  • 1. Het is verboden buiten een daarvoor door het college bestemde plaats en buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer een afvalstof, stof of voorwerp op of in de bodem te brengen, te storten, te houden, achter te laten of anderszins te plaatsen op een wijze die aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu.

  • 2. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

  • 3. Het verbod is niet van toepassing op:

    • a.

      het overeenkomstig deze verordening ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen;

    • b.

      het thuis composteren van groente-, fruit- en tuinafval;

    • c.

      voor zover de (afval)stoffen tijdelijk op de weg geraken of worden gebracht als onvermijdelijk gevolg van het laden, lossen of vervoeren van afvalstoffen dan wel het verrichten van andere werkzaamheden op of aan de weg.

  • 4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Wet bodembescherming of het Bouwstoffenbesluit voorziet in de beoogde bescherming van het milieu.

Artikel 15 Achterlaten van straatafval

  • 1. Het is verboden straatafval in de openbare ruimte achter te laten zonder gebruik te maken van de van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of soortgelijke voorwerpen.

  • 2. Het is verboden om andere afvalstoffen dan straatafval achter te laten in daartoe van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of soortgelijke voorwerpen.

Artikel 16 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen

  • 1. Het is verboden afvalstoffen of inzamelmiddelen die ter inzameling gereed staan te doorzoeken en te verspreiden.

  • 2. Het is verboden tegen afvalstoffen of inzamelmiddelen, die ter inzameling gereed staan, te stoten, te schoppen, deze omver te werpen of deze anderszins te behandelen waardoor er zwerfafval ontstaat.

  • 3. Het verbod als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor ambtenaren als bedoeld in artikel 23.

Artikel 17 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren

De houder of beheerder van een inrichting waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd, is verplicht:

  • a.

    een afvalbak, -mand of soortgelijk voorwerp in of nabij de inrichting op een duidelijk zichtbare plaats aanwezig te hebben, waarin het publiek afval kan achterlaten;

  • b.

    zorg te dragen dat deze afvalbak, -mand of soortgelijk voorwerp van een zodanige constructie is dat het afval daarin deugdelijk geborgen blijft en dat die afvalbak, -mand of voorwerp steeds tijdig wordt geledigd;

  • c.

    zorg te dragen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting, en in ieder geval terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar, belast met de toezicht op de naleving van dit artikel, in de nabijheid van de inrichting achtergebleven afval, voor zover kennelijk uit of van die inrichting afkomstig, wordt opgeruimd.

Artikel 18 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal

Degene die in de openbare ruimte reclamebiljetten of dergelijke of ander promotiemateriaal onder het publiek verspreidt, is verplicht deze of de verpakking daarvan terstond op te ruimen of te laten opruimen, indien deze in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen.

Artikel 19 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden

  • 1. Het is verboden afvalstoffen, stoffen of voorwerpen zodanig te laden, te lossen of te vervoeren of andere werkzaamheden te verrichten dat de weg wordt verontreinigd of het milieu nadelig kan worden beïnvloed.

  • 2. Indien bij het laden of lossen of vervoeren van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen deze weg wordt verontreinigd of het milieu nadelig wordt beïnvloed, is degene die genoemde werkzaamheden verricht alsmede diens opdrachtgever verplicht deze weg te reinigen of te laten reinigen:

    • a.

      direct na het ontstaan van de verontreiniging, indien de verontreiniging gevaar voor de veiligheid van het verkeer of beschadiging van het wegdek oplevert;

    • b.

      direct na beëindiging van de werkzaamheden, indien de verontreiniging geen gevaar voor de veiligheid van het verkeer of beschadiging van het wegdek oplevert;

    • c.

      indien de werkzaamheden langer dan een dag duren, elke dag direct na beëindiging van de werkzaamheden.

PARAGRAAF 6. AFVALVERWERKING

Artikel 20 Duurzame verwerking huishoudelijk afval

  • 1. De N.V. Afvalverwerking Rotterdam wordt tot en met 31 december 2030 aangewezen als de verwerkingsdienst belast met de taak al het huishoudelijk afval te verwerken.

  • 2. De N.V. Afvalverwerking Rotterdam voert de verwerking van het huishoudelijk afval zoveel mogelijk en bij voorrang uit in haar afvalverwerkingsinstallatie aan de Professor Gerbrandyweg te Rozenburg aldus dat de capaciteit van deze afvalverwerkingsinstallatie volledig en bij voorrang ten behoeve van het Rotterdamse huishoudelijke afval wordt benut.

  • 3. Het college kan de N.V. Afvalverwerking Rotterdam afwijkingen van de verplichtingen neergelegd in het tweede lid toestaan, echter slechts in gevallen waarin de uitvoering daarvan door bijzondere omstandigheden wordt verhinderd.

  • 4. Tot en met 31 december 2030 is N.V. Afvalverwerking Rotterdam verplicht alle warmte die door haar wordt gegenereerd bij de verwerking van het door haar verwerkte huishoudelijke afval in de afvalverwerkingsinstallatie aan de Professor Gerbrandyweg te Rozenburg ter beschikking te stellen aan de N.V. Warmtebedrijf, welke ter beschikkingstelling tot het volume van 16 MWth om niet dient plaats te vinden.

  • 5. Zolang de N.V. Afvalverwerking Rotterdam is belast met de in de eerste volzin bedoelde taken, maar uiterlijk tot en met 31 december 2030, is de N.V. Afvalverwerking Rotterdam gerechtigd tot de verwerking van al het huishoudelijk afval en rust op haar de verplichting tot verwerking van al dit huishoudelijk afval.

PARAGRAAF 7. OVERIGE ONDERWERPEN DIE DE VERORDENING AANGAAN

Artikel 21 Verbod opslag van afvalstoffen

  • 1. Het is verboden afvalstoffen op voor het publiek zichtbare plaats in de open lucht en buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer op te slaan of opgeslagen te hebben.

  • 2. Het verbod is niet van toepassing op het overdragen of ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst, andere inzamelaars of de personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen.

Artikel 21a. Aangeven, afgeven en bewaren dode gezelschapsdieren

  • 1. In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

    • b.

      aangifteplichtige: degene die als houder of eigenaar van een dood gezelschapsdier ingevolge de wet verplicht is daarvan aangifte te doen;

    • c.

      gezelschapsdier: dier dat de mens in of rond het huis houdt en verzorgt om zichzelf te plezieren. Tot deze categorie behoren onder meer honden, katten, knaagdieren, kooi- en volièrevogels, duiven en vissen, konijnen, kippen, kalkoenen, parelhoenders, eenden, ganzen en fazanten indien er geen commerciële opbrengst aan verbonden is zoals de productie van vlees, wol, pels, eieren, pluimen of huiden. Landbouwhuisdieren zoals runderen, schapen, (dwerg)geiten, varkens, hangbuikzwijnen en herten worden niet gerekend tot de categorie gezelschapsdieren.

  • 2. Het vervoer van dode gezelschapsdieren van de eigenaar of houder naar een verzamelplaats mag uitsluitend plaatsvinden door:

    • a.

      de eigenaar of houder van dode gezelschapsdieren

    • b.

      de verzameldienst Roteb

    • c.

      de toegelaten dierenambulance-vereniging.

  • 3.

    • a.

      het vervoer van dode gezelschapsdieren naar de verzamelplaats dient plaats te vinden uiterlijk op de eerste werkdag die volgt op de dag dat het gezelschapsdier is overleden.

    • b.

      in bijzondere gevallen kan burgemeester en wethouders toestemming verlenen om af te wijken op de onder dit lid onder a genoemde periode.

  • 4. Lid 2 vindt geen toepassing indien dode gezelschapsdieren worden verwijderd door begraving op een terrein dat ter beschikking staat van de eigenaar of houder van het desbetreffende dode gezelschapsdier, dan wel een plaats die ingevolge een besluit van burgemeester en wethouders daarvoor is toegelaten, of wanneer dode gezelschapsdieren volledig worden verast in een al dan niet uitsluitend voor dit doel bestemd crematorium.

  • 5. Voor het in ontvangst nemen van dode gezelschapsdieren op de verzamelplaats, alsmede voor het vervoer door of vanwege de verzameldienst worden rechten geheven, opgenomen in de jaarlijks door burgemeester en wethouders vastgestelde Tarieventabel, behorende bij het Tarievenbesluit Roteb.

Artikel 22 Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden

Het is de eigenaar of kentekenhouder verboden zich te ontdoen van een autowrak, dat afkomstig is van een huishouden, anders dan door afgifte aan inrichtingen, genoemd in artikel 6 van het Besluit Beheer Autowrakken.

Artikel 22a Ongeadresseerd reclamedrukwerk

  • 1. In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      ongeadresseerd reclamedrukwerk: reclamedrukwerk dat wordt verspreid zonder de naam en het volledige adres (straat én huisnummer én woonplaats) of postbus én woonplaats) van de geadresseerde, niet zijnde:

      • 1°.

        een huis-aan-huisblad of andere informatie over werkzaamheden en activiteiten in de buurt die voor de bewoners of gebruikers van een woning, bedrijf, woonschip of bedrijfsschip in die buurt van belang zijn om te weten;

      • 2°.

        drukwerk van vrijwilligers of niet-commerciële organisaties;

    • b.

      huis-aan-huisblad: ongeadresseerd blad dat met een vaste frequentie gratis huis aan huis wordt verspreid in een geografisch beperkt gebied, daarbij de indeling van de 14 gebieden volgend en waarvan tenminste 30% van de inhoud bestaat uit informatie over en nieuws uit het eigen verspreidingsgebied, niet zijnde reclame.

  • 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt het bezorgen of laten bezorgen van ongeadresseerde gratis samples gelijkgesteld aan het bezorgen of laten bezorgen van ongeadresseerd reclamedrukwerk.

  • 3. Ongeadresseerd reclamedrukwerk mag uitsluitend bezorgd worden of laten worden bij een woning, bedrijf, woonschip of bedrijfsschip als de bewoner of gebruiker kenbaar heeft gemaakt geen bezwaar te hebben tegen het ontvangen ervan.

  • 4. Een huis-aan-huisblad mag worden bezorgd bij een woning, bedrijf, woonschip of bedrijfsschip, tenzij de bewoner of gebruiker expliciet kenbaar heeft gemaakt bezwaar te hebben tegen het ontvangen ervan.

PARAGRAAF 8. SLOTBEPALINGEN

Artikel 23 Strafbepaling

Een gedraging in strijd met de volgende artikelen is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 3º, Wet op de economische delicten:

Artikel

Onderwerp

Artikel 6

Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens aanwijzing

Artikel 7

Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen

Artikel 8

Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen

Artikel 9

Afzonderlijk ter inzameling aanbieden

Artikel 10

Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

Artikel 11

Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden

Artikel 13

Inzameling en ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen

Artikel 13a

Inzameling door inzameldienst of door andere inzamelaar

Artikel 14

Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging

Artikel 15

Achterlaten van straatafval

Artikel 16

Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen

Artikel 17

Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren

Artikel 18

Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal

Artikel 19

Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden

Artikel 21

Verbod opslag van afvalstoffen

Artikel 22

Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden

Artikel 22a

Ongeadresseerd reclamedrukwerk

Artikel 23a. Toepasselijkheid Algemene wet bestuursrecht

Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Lex Silencio Positivo) is op deze verordening niet van toepassing.

Artikel 24 Aansprakelijkheidstelling

  • 1. Indien degene die feitelijk handelt of heeft gehandeld in strijd met deze verordening ten aanzien van het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen onbekend is of onbekend is gebleven, wordt de persoon tot wie de aangetroffen afvalstoffen kunnen worden herleid geacht te hebben gehandeld in strijd met de betreffende bepalingen in deze verordening.

  • 2. Het bepaalde in het voorgaande lid geldt niet indien deze persoon aantoont dat:

    • a.

      door hem voldoende zorg voor het milieu in acht is genomen; of

    • b.

      hij niet als overtreder kan worden aangemerkt.

  • 3. De zorg, bedoeld in het tweede lid, houdt in ieder geval in dat eenieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden veroorzaakt, verplicht is zodanig te handelen dat die gevolgen worden voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk worden beperkt of ongedaan gemaakt.

Artikel 25 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de krachtens artikel 5.10, derde lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren en personen.

Artikel 26 Intrekking oude regeling

De Afvalstoffenverordening Rotterdam 2008 wordt ingetrokken.

Artikel 27 Overgangsbepaling

  • 1. Vergunningen verleend krachtens de verordening bedoeld in artikel 26 worden - voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - beschouwd als een aanwijzing bedoeld in artikel 2 van deze verordening.

  • 2. Ontheffingen verleend krachtens de verordening bedoeld in artikel 26 worden - voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - beschouwd als een ontheffing als bedoeld in deze verordening.

  • 3. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning op grond van de verordening bedoeld in artikel 26 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt deze aanvraag beschouwd als een aanvraag tot aanwijzing, als bedoeld in artikel 2 van deze verordening.

  • 4. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een ontheffing op grond van de verordening bedoeld in artikel 26 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt deze aanvraag beschouwd als een aanvraag tot ontheffing, als bedoeld in deze verordening.

  • 5. Op een aanhangig beroep of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing bedoeld in het eerste lid, dan wel voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 26, eerste lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 26.

  • 6. De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 26 heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.

Artikel 28 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2009.

Artikel 29 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 16 december 2008.

De griffier,
K.D. Handstede
De voorzitter,
I.W. Opstelten

TOELICHTING

Inleiding

In 2008 is binnen de gemeente Rotterdam uitvoering gegeven aan collegedoelstelling 18a, inhoudende reductie van administratieve lasten door afschaffing of vervanging van burgers of bedrijfsleven belastende regels. In dit kader zijn alle verordeningen en uitvoeringsbesluiten van de gemeente Rotterdam beoordeeld op nut en noodzaak, administratieve lasten en gebruiksvriendelijkheid. Tevens is bezien of er strijdigheid bestaat met de Europese Dienstenrichtlijn [Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt, PB L376/36, 27 december 2006], die op 28 december 2006 in werking is getreden met als doel de nog bestaande belemmeringen van het vrije verkeer van diensten op te heffen.

Bij de beoordeling van de afvalstoffenverordening is gebleken dat het vergunningstelsel onnodig administratieve en bestuurlijke lasten veroorzaakt en dat herziening van de verordening daarom wenselijk is. Tevens is bij de herziening van de APV Rotterdam, die eveneens in 2008 is uitgevoerd, besloten de artikelen met betrekking tot de afvalstoffen – naar analogie van de model-APV van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten – in een afzonderlijke verordening onder te brengen.

Algemene toelichting

De afvalstoffenverordening heeft betrekking op die bepalingen die worden gesteld voor het beheer van huishoudelijke en andere afvalstoffen. Op grond van artikel 10.23 Wm zijn gemeenten verplicht een afvalstoffenverordening vast te stellen in het belang van de bescherming van het milieu. Artikel 10.24 Wm schrijft de verplichte inhoud van de afvalstoffenverordening voor. Artikel 10.25 Wm somt een aantal onderwerpen op die facultatief in de afvalstoffenverordening kunnen worden opgenomen.

Overige wetgeving

Met betrekking tot de inzameling van afvalstoffen zijn - voor de gemeente en derden - ook andere wetten en verordeningen van belang, zoals de Wet milieubeheer (milieuvergunning), de bouwverordening (bouwvergunning) en de APV (plaatsen voorwerpen op of aan de openbare weg).

Opbouw van de afvalstoffenverordening

Paragraaf 1.

Algemene bepalingen

Paragraaf 2.

Inzameling van huishoudelijke afvalstoffen (regels over inzameldienst, andere inzamelaars en de inzamelstructuur;)

Paragraaf 3.

Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen (regels voor de burger over de aanbieding van huishoudelijke afvalstoffen)

Paragraaf 4.

Inzameling van bedrijfsafvalstoffen

Paragraaf 5.

Zwerfafval

Paragraaf 6.

Afvalverwerking

Paragraaf 7.

Overige onderwerpen die de afvalstoffenverordening aangaan

Paragraaf 8.

Slotbepalingen (strafbaarstelling, toezicht en overgangstermijn)

Artikelsgewijze toelichting

PARAGRAAF 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Definities uit de Wet milieubeheer (Wm)

In dit artikel zijn alleen die begripsomschrijvingen opgenomen die specifiek zijn voor deze verordening. Relevante begrippen die al in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer (hierna te noemen Wm) zijn omschreven, worden, voorzover bij de omschrijving in de wet wordt aangesloten, niet in dit artikel herhaald. Daarbij gaat het om de volgende begrippen.

Afvalstoffen

Alle stoffen, preparaten of andere producten die behoren tot de categorieën die zijn genoemd in bijlage I bij richtlijn nr. 2006/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende afvalstoffen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.

Doelmatig beheer van afvalstoffen

Zodanig beheer van afvalstoffen dat daarbij rekening wordt gehouden met het geldende afvalbeheersplan, dan wel de voor de vaststelling van het plan geldende bepalingen, dan wel de voorkeursvolgorde aangegeven in artikel 10.4, en de criteria, genoemd in artikel 10.5, eerste lid.

Huishoudelijke afvalstoffen

Afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, behoudens voor zover het ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreft, die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen.

Bedrijfsafvalstoffen

Afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen.

Gevaarlijke afvalstoffen

Bij ministeriële regeling als zodanig aangewezen afvalstoffen, met inachtneming van ter zake voor Nederland verbindende verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties.

Afvalbeheersplan

Het afvalbeheersplan, bedoeld in artikel 10.3 Wm (Nb. LAP 2002-2012)

Afvalstoffenverordening

De verordening, bedoeld in artikel 10.23 Wm

Beheer van afvalstoffen

Inzameling, vervoer, nuttige toepassing of verwijdering van afvalstoffen.

Nuttige toepassing

De handelingen die zijn genoemd in bijlage II B bij richtlijn nr. 2006/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende afvalstoffen.

Verwijdering

De handelingen die zijn genoemd in bijlage II A bij richtlijn nr. 2006/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende afvalstoffen.

Grof huishoudelijk afval

Het begrip huishoudelijke afvalstoffen omvat ook grof huishoudelijk afval. Onder grof huisafval worden verstaan "huishoudelijke afvalstoffen die te groot en te zwaar zijn om op dezelfde wijze als de andere huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst te worden aangeboden".

Straatafval, zwerfafval en illegale dumping

De Wet milieubeheer voorziet niet in een definitie van het begrip zwerfafval. Dit heeft te maken met het feit dat het begrip in de praktijk weinig problemen oplevert, terwijl een juridisch sluitende definitie moeilijk te geven is. In het Landelijk Afvalbeheersplan (LAP) is wel een definitie opgenomen:

"Zwerfafval is afval dat door mensen bewust of onbewust is weggegooid of achtergelaten op plaatsen die daar niet voor bestemd zijn of door indirect toedoen of nalatigheid van mensen op zulke plaatsen terecht is gekomen. Dit afval bestaat voornamelijk uit verpakkingsmateriaal van consumpties (blikjes, flesjes, wikkels, patatbakjes), sigarettenpeuken, kauwgomresten en allerhande gebruiksgoederen als kranten, folders en tissues."

Het verschil tussen straatafval en zwerfafval is dat straatafval, dat niet in een prullenmand wordt achtergelaten, maar in de openbare ruimte terecht komt, zwerfafval wordt.

Onder zwerfafval wordt ook niet verstaan illegale dumping van afval. In tegenstelling tot bij zwerfafval, gaat het bij illegale dumping niet om een of enkele restanten van consumptie, maar om grotere hoeveelheden afval (bijvoorbeeld met een volume van ten minste en plastic tas). Bovendien gaat het niet om afval dat uit nalatigheid of gemakzucht wordt achtergelaten of weggegooid. De ontdoener kiest er namelijk zeer bewust voor om het afval niet via de daarvoor geëigende manier af te voeren, maar om het onbeheerd achter te laten in de openbare ruimte. Het kan zowel huishoudelijk als bedrijfsafval zijn. Veel voorkomend illegaal gedumpt afval is huisvuil, tuinafval, fietswrakken, accu’s, meubilair en autobanden. Ook het bijplaatsen van afval bij inzamelvoorzieningen valt onder illegale dumping.

b.Gebruiker van een perceel

Deze begripsomschrijving is opgenomen om te kunnen bepalen dat alleen diegenen die in de gemeente betalen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen, gebruik mogen maken van de inzamelstructuur (zie de toelichting bij artikel 8) en de aangewezen inzameldienst.

PARAGRAAF 2. INZAMELING VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN

Artikel 2. Aanwijzing inzameldienst en andere inzamelaars

Eerste lid: De aanwijzing van de inzameldienst

Een gemeente is op basis van artikel 10.24, eerste lid, onder a, Wm verplicht bij of krachtens de verordening een inzameldienst aan te wijzen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. In de verordening is ervoor gekozen de inzameldienst bij verordening aan te wijzen.

Tweede lid: De aanwijzing van andere inzamelaars

De brede grondslag van de afvalstoffenverordening ten aanzien van huishoudelijk afval is vastgelegd in artikel 10.24, tweede lid, Wm. Op basis hiervan kunnen regels worden gesteld voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen. Zoals de Memorie van Toelichting bij de Wm stelt, gaat het hierbij vooral om de inzameling van bestanddelen van het huishoudelijk afval door anderen dan de inzameldienst.

Tweede lid: Detaillisten/reparatiebedrijven

De aanwijzing op grond van het tweede lid van dit artikel kan ook worden gebruikt om detaillisten die bijvoorbeeld batterijen van particulieren inzamelen, op hun verzoek aan te merken als inzamelpunt. In het kader van de aanwijzing als inzamelpunt kunnen nadere afspraken worden gemaakt met de inzamelende persoon of instantie over bijvoorbeeld de wijze van inzameling, opslag en de afgifte aan de gemeente, monitoring, etc.

Belang van de bescherming van het milieu

De gemeenteraad stelt op grond van artikel 10.23, eerste lid, Wm in het belang van de bescherming van het milieu een afvalstoffenverordening vast. De voorschriften of beperkingen die krachtens de afvalstoffenverordening aan de inzameling kunnen worden verbonden, beogen dus het belang van het milieu te beschermen.

De memorie van toelichting zegt over artikel 10.23, eerste lid, Wm nog het volgende: "De gemeenten zijn gehouden om een afvalstoffenverordening vast te stellen. De regels worden vastgesteld in het belang van het milieu. Dat is ruimer dan de doelmatige verwijdering van afvalstoffen. Ook regels die beogen de milieuaspecten van handelingen met afvalstoffen te beperken, zijn daardoor mogelijk. Men denke aan een verbod om ter voorkoming van (geluids-)overlast afvalstoffen in te zamelen voor zeven uur ’s ochtends."

Artikel 3. Afzonderlijke inzameling

Eerste lid: Landelijk afvalbeheersplan

Artikel 10.14 Wm bepaalt dat bestuursorganen, bij de uitoefening van hun bevoegdheid met betrekking tot afvalstoffen, rekening dienen te houden met het geldende afvalbeheersplan. Hieruit volgt dat bij het vaststellen of wijzigen van de afvalstoffenverordening rekening dient te worden gehouden met het LAP. In de opsomming in het eerste lid van dit artikel is daarom aangesloten bij het Landelijk afvalbeheersplan (LAP).

Eerste lid: Aanvulling lijst met andere categorieën

De lijst genoemd in artikel 3 kan naar behoefte met andere categorieën worden uitgebreid. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 10.21, derde lid, Wm, waarin gesteld wordt dat de raad kan besluiten tot het afzonderlijk inzamelen van andere bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld ijzer of autobanden.

Uitvoeringsbesluit op grond van het tweede lid

Het vastleggen van een omschrijving van de verschillende categorieën huishoudelijke afvalstoffen is van belang om te kunnen ingrijpen bij vervuiling van de fracties vanwege verkeerd aanbiedgedrag. Een te zeer vervuilde fractie kan leiden tot kostentoerekening voor de verwijdering door de be- of verwerker aan de gemeente, en in het uiterste geval tot weigering van de ingezamelde fractie.

Artikel 4. Inzamelmiddelen en -voorzieningen

Eerste lid, onder c: Inzamelvoorziening op wijkniveau

Bij inzamelvoorzieningen op wijkniveau kan in de eerste plaats worden gedacht aan glasbakken, textielbakken, en dergelijke. Dit zijn permanent aanwezige voorzieningen. De voorzieningen op wijkniveau kunnen ook mobiel of niet permanent aanwezig zijn. Voorbeelden van dergelijke mobiele voorzieningen zijn de chemokar en "afvaleilanden" die gedurende een bepaalde periode in de wijk aanwezig zijn. Het gebruik van de wijkvoorzieningen is niet beperkt tot de gebruikers van een bepaalde groep percelen.

Uitvoeringsbesluit op grond van het tweede lid

Het college kan bij uitvoeringsbesluit voor iedere gebruiker van een perceel per categorie huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen via welk(e) inzamelmiddel of -voorziening wordt ingezameld.

Specifieke aanwijzing van de groep gebruikers van percelen die hun afvalstoffen via een bepaalde inzamelvoorziening mogen (of moeten) aanbieden, kan van belang zijn om tegen te gaan dat ook inwoners uit andere delen van de gemeente gebruik maken van de inzamelvoorziening, met als gevolg bijvoorbeeld een (vroegtijdig) overvolle container.

Artikel 5. Frequentie van inzamelen

Wekelijkse inzamelfrequentie

Artikel 10.21, eerste lid, Wm bepaalt dat de gemeente, al dan niet in samenwerking met andere gemeenten, er voor zorg draagt dat ten minste eenmaal per week de huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan. De wekelijkse inzamelplicht bij elk perceel geldt uitdrukkelijk niet voor grove huishoudelijke afvalstoffen (zie ook artikel 10.21, eerste lid, Wm). Wel geldt voor deze categorie huishoudelijke afvalstoffen op grond van artikel 10.22, eerste lid, onder a en b, Wm een zorgplicht.

Artikel 6. Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens aanwijzing

De inzameling

Gemeenten zijn belast met de zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Zij hebben daarmee ook het recht om te bepalen dat het verboden is aan andere dan de door het college aangewezen inzameldienst en instanties om huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen.

Tweede lid

In dit kader is de brede omschrijving die in artikel 1 is gegeven van het begrip inzamelen van belang. Ook het innemen van huishoudelijke afvalstoffen in de winkel valt hieronder.

Derde lid

Het derde lid is nodig omdat het inzamelverbod behoudens aanwijzing niet mag gelden voor personen of instanties die bij AMvB of ministeriële regeling in het kader van producentenverantwoordelijkheid een inzamelplicht hebben gekregen.

PARAGRAAF 3. TER INZAMELING AANBIEDEN VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN

Artikel 7. Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen

Burgers mogen hun afvalstoffen alleen aanbieden aan de krachtens in het eerste lid van artikel 2 aangewezen inzameldienst, andere inzamelaars die zijn aangewezen krachtens het tweede lid van artikel 2 en personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij AMvB of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben (zie de toelichting bij artikel 2 en artikel 6). In dit geval mag de burger zijn huishoudelijke afvalstoffen, zoals elektrische en elektronische apparatuur, ook aan deze personen of instanties aanbieden.

Artikel 8. Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen

Dit artikel bepaalt dat alleen diegenen die binnen de gemeente afvalstoffenheffing betalen, huishoudelijke afvalstoffen mogen aanbieden. Achtergrond van dit artikel is de toename in het illegaal aanbieden van afvalstoffen door inwoners van andere gemeenten (afvaltoerisme) of door bedrijven van binnen en buiten de eigen gemeente, die op deze manier de kosten van de verwijdering van hun afvalstoffen willen ontlopen.

Artikel 9. Afzonderlijk ter inzameling aanbieden

Afstemming met artikel 3: Afzonderlijke inzameling

In artikel 3 is een opsomming opgenomen van de categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk worden ingezameld. Artikel 9 houdt een verbod in voor de burger.

Artikel 10. Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

Wettelijke plicht brengdepots

Op grond van artikel 10.27 Wm is een gemeente in een aantal gevallen verplicht om op tenminste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente (of binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt) een brengdepot te realiseren.

Het gaat om de gevallen waarin de raad op grond van artikel 10.26, eerste lid, onder a, b en c, Wm afwijkt van artikel 10.21 Wm: inzameling nabij elk perceel, inzameling met een bij verordening aangegeven regelmaat en uitsluiting van inzameling op een deel van het grondgebied van de gemeente.

Eerste lid

Het eerste lid betreft het verbod om huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via het aangewezen inzamelmiddel of de inzamelvoorziening.

Bij inzamelmiddelen voor de gebruiker van een perceel kan worden gedacht aan vaste inzamelmiddelen, zoals minicontainers, afvalemmers, kratjes, kca-boxen en dergelijke, maar ook aan huisvuilzakken of plastic folie waarin asbesthoudend afval moet worden verpakt.

Tweede lid

Het tweede lid betreft het verbod om categorieën huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via het aangewezen inzamelmiddel of de aangewezen inzamelvoorziening.

Vijfde lid

De mogelijkheid om huishoudelijke afvalstoffen te kunnen aanbieden zonder inzamelmiddel of -voorziening (bij het perceel of op een ander inzamelniveau) is vooral van belang voor grof huisvuil of grof tuinafval. Bij uitvoeringsbesluit kan bepaald worden dat deze bijvoorbeeld gebundeld dienen te worden aangeboden. Ook kan worden gedacht aan de inzameling van oud papier en karton, gebundeld of in kartonnen dozen.

Uitvoeringsbesluiten

Artikel 10 biedt de basis tot het stellen van diverse regels die relevant zijn voor het inzamelen van huishoudelijk afval. Deze regels kunnen bijv. betrekking hebben op:

  • ·

    maximale gewicht

  • ·

    maximaal aantal aan te bieden inzamelmiddelen

  • ·

    voorwaarden voor gebruik van inzamelmiddelen

  • ·

    eisen aan inzamelmiddel

  • ·

    regels voor het gebruik van inzamelvoorzieningen op wijkniveau

  • ·

    regels ten aanzien van het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen bij het brengdepot op lokaal of regionaal niveau

Artikel 11. Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden

Uitvoeringsbesluit op grond van het eerste lid

Bij het vaststellen van de dagen en tijden kan in het besluit van het college een onderscheid worden gemaakt naar de verschillende niveaus van inzameling en de daarbij gehanteerde inzamelmiddelen en -voorzieningen.

Artikel 12. Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

Dit artikel biedt de grondslag voor een door het college vast te stellen calamiteitenregeling. Een dergelijke (eventueel tijdelijke) regeling zou bijvoorbeeld nodig kunnen zijn in geval van stakingen, etc.

Ook kan worden gedacht aan een regeling voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen bij wegopbrekingen.

PARAGRAAF 4. INZAMELING VAN BEDRIJFSAFVALSTOFFEN

Artikel 13. Inzameling en het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen

De inzameldienst kan naast huishoudelijke afvalstoffen bijvoorbeeld ook bedrijfsafvalstoffen (of een bepaalde categorie van bedrijfsafvalstoffen) inzamelen. Gedacht kan worden aan afval uit de kantoren/winkels/dienstensector of bouw- en sloopafval (voor zover dit niet wordt gerekend tot het huishoudelijk afval).De gemeente heeft met betrekking tot bedrijfsafvalstoffen geen zorgplicht en kan niet bepalen wie er binnen de gemeente al dan niet mogen inzamelen zoals dat bij huishoudelijke afvalstoffen het geval is.

Alleen die bedrijven die betalen voor de gemeentelijke inzamelvoorzieningen mogen, voor zover artikel 13 daartoe de mogelijkheid biedt, hun bedrijfsafvalstoffen aanbieden aan de inzameldienst. Het college kan, net als bij huishoudelijke afvalstoffen, regels stellen over de wijze waarop de afvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden.

Artikel 13a Inzameling door inzameldienst of door andere inzamelaar

De basis voor het stellen van regels over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen kan gevonden worden in artikel 10.23 Wet milieubeheer. De memorie van toelichting zegt hierover: “Ten aanzien van de inzameling van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen mogen ook in het belang van de bescherming van het milieu regels worden gesteld”.

De wet milieubeheer geeft de gemeente derhalve uitdrukkelijk de bevoegdheid om regels te stellen over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen in het belang van de bescherming van het milieu. Dit artikel is de uitwerking hiervan. Het college kan regels stellen over bijvoorbeeld de dagen, tijden, wijzen en plaatsen waarop de afvalstoffen worden aangeboden. Dit artikel kan met name van belang zijn voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen in een (historisch) centrum. Uiteraard gelden deze regels voor alle betrokken inzamelaars die bedrijfsafvalstoffen inzamelen.

PARAGRAAF 5. ZWERFAFVAL

Artikel 14. Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging

Dit artikel heeft een primair een milieubeschermende functie en beoogt de gemeenten een instrument te geven om illegale dumpingen, voor zover er geen hogere wet- of regelgeving van toepassing is, of het ontstaan van zwerfafval tegen te gaan.

Artikel 15. Achterlaten van straatafval

Straatafval

In artikel 1 van deze verordening wordt een definitie gegeven van straatafval. Bij het begrip straatafval gaat het in feite om afval "dat onderweg ontstaat", buiten een perceel, dat niet als zwerfafval op straat of in het plantsoen terecht dient te komen en waarvoor je de burger (in dit geval ook toeristen) de mogelijkheid wilt bieden om zich ter plekke ervan te ontdoen (voor zover van zeer beperkte omvang en gewicht). Klein chemisch afval is uitdrukkelijk uitgesloten van de omschrijving. Dit afval dient in alle gevallen via de daartoe opgezette inzamelstructuur te worden verwijderd.

In de definitie van straatafval wordt uitdrukkelijk gesproken over "buiten een perceel ontstaan". Een huishoudelijke afvalstof, ontstaan op of binnen het perceel, moet worden aangeboden volgens de bepalingen uit paragraaf 3 "Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen (regels voor de burger over de aanbieding van huishoudelijke afvalstoffen)".

Artikel 16. Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen

Eerste lid: Morgensterren

Het eerste lid heeft betrekking op wat wel de "morgenster"-problematiek wordt genoemd. Het beoogt paal en perk te stellen aan het doorzoeken en verwijderen van ter inzameling aangeboden afvalstoffen voordat de medewerkers van de inzameldienst ter plaatse zijn. Vaak immers heeft dit doorzoeken tot gevolg dat het huisvuil over de hele straat verspreid ligt en de inzameldienst zijn werk niet meer kan verrichten. Het aldus ontstane zwerfafval veroorzaakt een zware belasting van de gemeentelijke veegdienst.

Tweede lid: Voorkomen van zwerfafval

In artikel 10.25, onder a, Wm wordt de basis gelegd voor het opnemen van het tweede lid. Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die hierover zegt: "De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of het beperken van zwerfafval. Regels hieromtrent kunnen op diverse wijze worden gesteld." Met het tweede lid wordt beoogd om zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen te voorkomen. Derde lid: Toezichthouders zijn wel bevoegd gereedstaande afvalstoffen te doorzoeken.

Artikel 17. Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren

Inrichtingen waar eet- en/of drinkwaren worden verkocht zijn bijvoorbeeld een winkel, hal of kraam. Het afval dat hierbij kan vrijkomen zijn bijvoorbeeld papier, etensresten, verpakkingsmateriaal of ander afval.

Wet milieubeheer

Opgemerkt wordt dat een inrichting zoals bedoeld in dit artikel, vergunningplichtig kan zijn op grond van de Wet milieubeheer, dan wel meldingsplichtig op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, ook wel het Activiteitenbesluit genoemd. Met de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit op 1 januari 2008 is het voormalig Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer komen te vervallen.

De verplichting zoals opgenomen onder c van deze bepaling kan in deze gevallen als voorschrift aan een dergelijke milieuvergunning worden verbonden, dan wel rechtstreeks voortvloeien uit het Activiteitenbesluit.

In de nabijheid van de inrichting

Artikel 213 van het Activiteitenbesluit bepaalt het volgende: "Degene die de inrichting drijft verwijdert zo vaak als nodig etenswaren, verpakkingen, sport- of spelmaterialen, of andere materialen die uit de inrichting afkomstig zijn of voor de inrichting zijn bestemd binnen een straal van 25 meter van de inrichting." Hieruit volgt dat het criterium "in de nabijheid van de inrichting" kan worden uitgelegd als binnen een straal van 25 meter van de inrichting.

Artikel 18. Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal

Promotiemateriaal

Niet alleen reclamebiljetten worden aan het publiek uitgereikt. Ook ander promotiemateriaal wordt vaak uitgereikt. Gedacht kan worden aan de zogenaamde samplings, monsters of miniverpakkingen, waarin ter promotie een product in een kleine hoeveelheid wordt aangeboden. Op grond van dit artikel kan degene die dergelijk promotiemateriaal uitreikt, worden verplicht het promotiemateriaal, de verpakking of de inhoud daarvan op te ruimen of te laten opruimen.

Artikel 19. Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden

Het eerste lid beoogt het ontstaan van zwerfafval bij het laden of lossen of vervoeren van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen te voorkomen. De opname van het tweede lid heeft vooral betekenis in verband met het op kosten van de overtreder laten reinigen van de weg (bestuursdwang).

PARAGRAAF 6. AFVALVERWERKING

Artikel 20. Duurzame verwerking huishoudelijk afval

Bij besluit d.d. 28 juni 2005 is besloten de afvalverwerkingsinstallatie (AVI) aan de Brielselaan open te houden tot 2030. Voorwaarde daarvoor was onder meer dat de levering van restwarmte uit de afvalverwerking uit de AVI Brielselaan door middel van koppeling op het warmtenet zou worden verzekerd. Met het oog daarop is een aangescherpt contract gesloten tussen de NV Afvalverwerking Rotterdam en het Warmtebedrijf i.o.

Hoewel het publieke belang van opwekking van warmte door verwerking van huishoudelijk afval ook reeds onderdeel vormt van tussen gemeente, AVR en Warmtebedrijf gesloten overeenkomsten en erfpachtsvoorwaarden, is het toch van belang dat dit publieke belang ook door middel van regelgeving wordt geborgd. Contracten kunnen alleen met onderlinge overeenstemming worden aangepast aan nieuwe omstandigheden.

Met regelgeving kan beter verzekerd worden dat AVR de afvalverwerkingsinstallatie aan de Brielselaan optimaal voor het opwekken van warmte inzet, dat de gegenereerde warmte aan het Warmtebedrijf ter beschikking wordt gesteld en dat al het Rotterdamse huisafval op de beoogde duurzame wijze wordt verwerkt, ook in situaties van gewijzigde omstandigheden.

PARAGRAAF 7. OVERIGE ONDERWERPEN DIE DE VERORDENING AANGAAN

Artikel 22. Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden

Definitie autowrak

Het begrip autowrak wordt in artikel 1, onder b, Besluit beheer autowrakken (BBA) als volgt gedefinieerd: "voertuig dat een afvalstof is in de zin van artikel 1.1 lid 1 van de Wm".

De Wet milieubeheer definieert het begrip afvalstof als: "alle stoffen, preparaten of andere producten …… waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen".

Door deze definities wordt een autowrak altijd aangemerkt als afvalstof en valt hiermee dus onder de werking van deze bepaling.

In de Nota van toelichting van het BBA wordt nader ingegaan op het begrip autowrak.

"De houder van een voertuig zal zich doorgaans zich daarvan ontdoen, voornemens zijn zich daarvan te ontdoen of zich daarvan moeten ontdoen, wanneer het voertuig rijtechnisch in onvoldoende staat verkeert en het niet meer op rendabele wijze in een rijtechnisch voldoende staat is te brengen. Een motorrijtuig verkeert in een rijtechnisch onvoldoende staat wanneer het niet voldoet aan de wettelijke inrichtingseisen, genoemd in de wegenverkeerswetgeving of aan de apk-eisen of andere ernstige technische gebreken kent, bijvoorbeeld of essentiële onderdelen zijn gedemonteerd. Voor het beantwoorden van de vraag of een voertuig op rendabele wijze weer in rijtechnisch voldoende staat te brengen is, kan worden uitgegaan van de richtprijzen voor gebruikte voertuigen en van de door garages en schadeherstelbedrijven gehanteerde tarieven voor reparatiewerkzaamheden. ….. De vraag of sprake is van een autowrak zal van geval tot geval door een persoon belast met de handhaving bepaald moeten worden op grond van de wet- en regelgeving en de jurisprudentie terzake."

Er is dus sprake van een autowrak indien een voertuig niet meer op economisch rendabele wijze in rijtechnisch voldoende staat is te brengen.

Zich ontdoen van een autowrak door huishoudens

Dit artikel is een uitwerking van artikel 6 BBA. Hierin is de afgifte van autowrakken door huishoudens geregeld. Op grond van artikel 6 BBA moeten gemeenten in hun afvalstoffenverordening bepalen dat een autowrak, zijnde een huishoudelijk afvalstof, slechts mag worden afgegeven aan autodemontagebedrijven, garages en autoschadeherstelbedrijven of aan een persoon die in een ander land dan Nederland is gevestigd (onder strikte voorwaarden).

Op grond van artikel 7 BBA worden autowrakken, afkomstig van huishoudens uitdrukkelijk uitgezonderd van de gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afval.

Artikel 22a Ongeadresseerd reclamedrukwerk

Artikel 22a heeft als doel om de verspreiding van ongewenst drukwerk te voorkomen. Afval voorkomen en afval verminderen is onmiskenbaar in het belang van de bescherming van het milieu. Ook levert het tegengaan van papierafval waterbesparing op en worden hiermee broeikasemissies voorkomen. Kortom, de maatregel dient een milieu- en klimaatbelang.

Rotterdammers hebben de volgende mogelijkheden om hun voorkeur ten aanzien van de ontvangst van commercieel reclamedrukwerk en/of de huis-aan-huisbladen kenbaar te maken:

Overzicht stickers

Ongeadresseerd reclamedrukwerk gewenst

Huis-aan-huisbladen gewenst

JA/JA of Ja-sticker

Ja

Ja

Geen sticker of NEE/JA-sticker

Nee

Ja

NEE/NEE-sticker

Nee

Nee

In het eerste lid zijn de definities opgenomen met het onderscheid tussen ongeadresseerd reclamedrukwerk voor commerciële doeleinden en drukwerk van vrijwilligers- en overige niet commerciële organisaties, waaronder ook politieke partijen en huis-aan-huisbladen.

Met ongeadresseerd reclamedrukwerk wordt in deze verordening bedoeld al het reclamedrukwerk dat zonder volledig adres wordt aangeboden. Onder ‘volledig adres’ wordt verstaan: vermelding van de naam van de adressant, het adres of de postbus van de adressant, én de woonplaats van de adressant. Ook reclamedrukwerk waarop staat “aan de bewoners van dit pand of gebouw” of “aan de bewoners van” onder toevoeging van een adres en woonplaats, kwalificeert dus als ongeadresseerde reclame.

Opgemerkt wordt dat reclamedrukwerk een aanprijzend karakter heeft. Brieven en drukwerk met een belangrijke sec informatieve functie, zoals een aankondiging van werkzaamheden in pand, straat of buurt, wordt niet als reclamedrukwerk gezien

Drukwerk van vrijwilligers- en niet commerciële organisaties, waaronder ook politieke partijen, valt niet onder de definitie ‘ongeadresseerd drukwerk’. De gemeente kiest voor dit onderscheid omdat de huis-aan-huisbladen en pamfletten een belangrijke functie voor onder meer de nieuwsverspreiding op lokaal niveau en de sociale cohesie in de buurt hebben. Daarbij hebben deze drukwerken veelal een lage frequentie.

In de definitie van ‘huis-aan-huisblad’ is een norm gehanteerd van tenminste 30% aan inhoudelijk buurtgericht nieuws. Hiermee wordt afgeweken van de 10% norm aan inhoudelijke content die landelijk door de Stichting Reclamecode gehanteerd wordt. Met het verhogen van het percentage inhoudelijke content wordt een duidelijker onderscheid gemaakt tussen een door journalisten onder redactie gemaakt huis-aan-huisblad en een advertentieblad dat voornamelijk bestaat uit reclamemateriaal.

Ongeadresseerd reclamedrukwerk dat los wordt ingevouwen in of wordt bezorgd tegelijk met huis-aan-huisbladen maakt geen onderdeel uit van het huis-aan-huisblad. Dit drukwerk valt dus niet onder de uitzondering voor huis-aan-huisbladen als bedoeld in artikel 22a, eerste lid, onder a, sub 1 van de verordening. Reclamedrukwerk dat bijvoorbeeld middels een nietje wordt vastgehecht aan een huis-aan-huisblad, wordt geacht onderdeel uit te maken van het huis-aan-huisblad. Deze reclame moet dan ook worden betrokken bij de beoordeling van de totale omvang van het huis-aan-huisblad, waarvan ten minste 30% uit inhoudelijk buurtgericht nieuws moet bestaan.

In het tweede lid wordt het verspreiden van gratis samples gelijkgesteld aan het verspreiden van reclamedrukwerk.

In het derde lid is bepaald dat de gemeente bezorging van ongeadresseerd reclamedrukwerk uitsluitend toestaat als de ontvanger onmiskenbaar met een JA/JA-sticker duidelijk heeft gemaakt dat hij het ongeadresseerde reclamedrukwerk wil ontvangen. Daarbij gaat het niet alleen om de bezorging maar ook om het laten bezorgen. Ook adverteerders dienen zich dus aan het opt–in systeem te houden.

In het vierde lid is bepaald dat huis-aan-huisbladen bezorgd mogen worden, tenzij de ontvanger onmiskenbaar duidelijk heeft gemaakt deze bladen niet te willen ontvangen.

PARAGRAAF 7. SLOTBEPALINGEN

Artikel 23. Strafbepaling

Aanduiding strafbare feiten

In dit artikel worden de bepalingen opgesomd die als strafbaar feit worden aangeduid om strafrechtelijk te kunnen worden gehandhaafd. De strafbaarstelling van artikel 10.23 Wm over de gemeentelijke afvalstoffenverordening is geregeld in de Wet op de economische delicten (Wed). Aangezien niet alle bepalingen in de afvalstoffenverordening zich voor strafrechtelijke handhaving lenen, is de strafbaarstelling geclausuleerd.

Artikel 1a, aanhef, onder 3º Wed luidt: "Economische delicten zijn eveneens: overtredingen van voorschriften, gesteld bij of krachtens: …. de Wet milieubeheer, 10.23 – voor zover aangeduid als strafbare feiten - en ……." In de afvalstoffenverordening moet daarom worden aangegeven welke overtredingen (lees: de overtreding van welke artikelen) een strafbaar feit opleveren. Uitsluitend indien dat het geval is, vormt de overtreding een economisch delict in de zin van artikel 1a, onder 3º Wed.

In dit kader is tevens van belang dat de afvalstoffenverordening tijdig wordt aangepast aan een eventuele wijziging van hogere wetgeving. Zo werd in een uitspraak van de rechtbank Zwolle (d.d. 14 december 2004, LJN:AR7488, 07.750227-03) overwogen, dat de APV ten tijde van het bewezen verklaarde feit nog niet was aangepast aan de wijziging van de Wet milieubeheer, zodat het gedrag in strijd met de verordening niet uitdrukkelijk is aangeduid als strafbaar feit. De rechtbank bepaalde dat niet was voldaan aan het vereiste van de Wed en dat alleen sprake was van een economisch delict, indien de betreffende gedraging is aangeduid als strafbaar feit en besluit tot ontslag van alle rechtsvervolging.

Als strafbaar feit aangeduide bepalingen uit de Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009.

Gedragingen in strijd met de volgende artikelen van de Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009 kunnen worden aangeduid als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 3º Wed:

Artikel 6

Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens aanwijzing

Artikel 7

Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen

Artikel 8

Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen

Artikel 9

Afzonderlijk ter inzameling aanbieden

Artikel 10

Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

Artikel 11

Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden

Artikel 13

Inzameling en ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen

Artikel 14

Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging

Artikel 15

Achterlaten van straatafval

Artikel 16

Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen

Artikel 17

Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren

Artikel 18

Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal

Artikel 19

Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden

Artikel 21

Verbod opslag van afvalstoffen

Artikel 22

Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden

Strafmaat

In de Wed is de strafmaat aangegeven van overtredingen van plaatselijke verordeningen die gebaseerd zijn op de Wet milieubeheer. In het geval van de afvalstoffenverordening hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie. Artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht stelt de hoogte van een boete van de vierde categorie vast op maximaal 11.250 euro. Artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht geeft de officier van justitie de mogelijkheid om met een boete strafvervolging te voorkomen.

Het openbaar ministerie heeft richtlijnen opgesteld voor boetes. De boete voor het verkeerd aanbieden van huishoudelijk afval of voor zwerfafval is in het najaar 2008 gesteld op een standaardbedrag van 50 euro.

Artikel 25. Toezichthouders

Aanwijzing van de toezichthouder in de afvalstoffenverordening is noodzakelijk, indien een toezichthouder tevens opsporingsbevoegdheden dient te krijgen. Alleen voor de aanwijzing van toezichthouders is een bepaling opgenomen in de afvalstoffenverordening. Opsporingsambtenaren worden namelijk aangewezen in de artikelen 141 en 142 Wetboek van Strafvordering.

Artikel 27. Overgangsbepaling

Omdat de oude verordening een vergunningstelsel kende en de nieuwe verordening dit niet kent is hiermee in de overgangsbepalingen rekening gehouden.

Het bepaalde in het tweede lid moet geregeld worden in het uitvoeringsbesluit dat hoort bij deze nieuwe verordening door het intrekken van het oude uitvoeringsbesluit.