Regeling vervallen per 30-12-2019

Participatie- en inspraakverordening gemeente Utrecht

Geldend van 20-07-2013 t/m 29-12-2019

Intitulé

Participatie- en inspraakverordening gemeente Utrecht

Participatie- en inspraakverordening gemeente Utrecht(raadsbesluit van11 juli2013)

De raad van de gemeente Utrecht;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

BESLUIT

vast te stellen de volgende

VERORDENING Participatie- en

Inspraakverordening gemeente Utrecht

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Artikel 1

De verordening verstaat onder:

  • a.

    participatie: het in een vroeg stadium en op interactieve wijze betrekken van ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding, ontwikkeling, of evaluatie van beleid en kaders;

  • b.

    ingezetene: ieder die met een adres in de gemeente Utrecht is ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens;

  • c.

    belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit betrokken is;

  • d.

    raadplegen: het gelegenheid geven aan ingezetenen en belanghebbenden om ideeën, wensen en meningen naar voren te brengen of voorkeuren aan te geven die bij de beleidsvorming worden betrokken;

  • e.

    adviseren: een antwoord geven door belanghebbenden, wijkraad of andere daartoe benaderde personen op een door een bestuursorgaan geformuleerde vraag, of het eigener beweging;

  • f.

    coproduceren: het door gemeente en daartoe uitgenodigde deelnemers in gezamenlijk overleg ontwikkelen van een plan met inachtneming van vooraf meegegeven kaders;

  • g.

    inspraak: de finale mogelijkheid voor ingezetenen en belanghebbenden om - door het indienen van een zienswijze op een beleidsvoornemen - betrokken te worden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid;

  • h.

    beleidsvoornemen: het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid;

  • i.

    inspraakprocedure: de wijze waarop de inspraak gestalte wordt gegeven.

HOOFDSTUK 2 – ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 2 – Reikwijdte verordening

Deze verordening is van toepassing op ontwikkeling - mede omvattend de voorbereiding - van gemeentelijk beleid en gemeentelijke kaders.

Artikel 3 – Afbakening participatie en inspraak

  • 1.

    Participatie of inspraak is in beginsel mogelijk op alle terreinen van gemeentelijk bestuur.

  • 2.

    In de regel wordt bij het ontwikkelen van gemeentelijk beleid en kaders de Utrechtse Participatiestandaard toegepast.

  • 3.

    Inspraak wordt verleend als de wet daartoe verplicht of als specifieke overwegingen hiertoe aanleiding geven.

  • 4.

    Cumulatie van participatie en inspraak wordt in beginsel vermeden.

  • 5.

    De Utrechtse Participatiestandaard wordt niet toegepast en er wordt geen inspraak verleend als::

    • a.

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

    • b.

      indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • c.

      indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan weinig beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • e.

      wanneer het een beleidsvoornemen betreft dat betrekking heeft op intern organisatorische aangelegenheden van de gemeente;

    • f.

      indien de besluitvorming over of uitvoering van een beleidsvoornemen vanwege een crisissituatie naar het oordeel van het bestuursorgaan dermate spoedeisend is dat participatie of inspraak niet kan worden afgewacht;

    • g.

      indien het belang van participatie of inspraak niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving

Artikel 4 – Bevoegdheid en besluit over startdocument

  • 1.

    Het betrokken bestuursorgaan stelt bij de start van de ontwikkeling van gemeentelijk beleid en/of kaders binnen zijn eigen bevoegdheden een startdocument vast met daarin:

    • a.

      het antwoord op de vraag of inspraak in de gegeven situatie wettelijk verplicht is,

    • b.

      de keuze of een participatieproces of een inspraakprocedure, dan wel beiden of geen van beiden worden toegepast,

    • c.

      de inrichting van het participatie en/of inspraakproces.

  • 2.

    Over participatie en inspraak ter voorbereiding van een raadsvoorstel besluit het college van burgemeester en wethouders, mits passend binnen de door de gemeenteraad vastgestelde kaders.

HOOFDSTUK 3 – PARTICIPATIE

Artikel 5 - Inrichting van het participatieproces; bekendmaking

  • 1.

    Indien een participatieprocedure wordt toegepast, dan wordt in het startdocument in ieder geval aandacht besteed aan de volgende punten:

    • a.

      het onderwerp van het participatieproces en de schaal waarop dit aan de orde is;

    • b.

      de fasen waaruit het proces bestaat;

    • c.

      het niveau van de participatie voor de betreffende fase van het participatieproces, waarbij een gemotiveerde keuze wordt gemaakt uit: informeren, raadplegen, adviseren, coproduceren;

    • d.

      welke personen of groepen van personen aan het participatieproces kunnen deelnemen;

    • e.

      de wijze waarop de deelnemers hun inbreng kunnen leveren;

    • f.

      de wijze waarop het bestuursorgaan reageert op de uitkomsten van het participatieproces;

    • g.

      de begroting van de kosten van het participatieproces.

  • 2.

    Het betrokken bestuursorgaan maakt voorafgaand aan de start van het participatieproces het voornemen hiertoe bekend op de voor dat proces gepaste wijze. In deze kennisgeving wordt ingegaan op de in het eerste lid bedoelde punten.

  • 3.

    Indien omstandigheden het noodzakelijk maken om de kaders bedoeld in het eerste lid onder c of de inrichting van het participatieproces aan te passen, draagt het betrokken bestuursorgaan er zorg voor dat dit onverwijld bekend wordt gemaakt.

Artikel 6 - Eindverslag van het participatieproces

  • 1.

    Ter afronding van het participatieproces maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.

  • 2.

    Het eindverslag bevat in elk geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde procedure;

    • b.

      een weergave van de inbreng van degenen die hebben deelgenomen aan het participatieproces;

    • c.

      een overzicht van de afspraken die op basis van het participatieproces zijn gemaakt.

  • 3.

    Indien het participatieproces het karakter heeft van raadplegen, adviseren of coproduceren geeft het bestuursorgaan een algemeen inhoudelijke reactie op de geleverde inbreng.

  • 4.

    Het bestuursorgaan draagt er zorg voor dat het eindverslag openbaar wordt gemaakt.

  • 5.

    Voor de beantwoording van adviezen van wijkraden en andere adviesorganen zijn de specifieke afspraken tussen het college van burgemeester en wethouders en het adviesorgaan van toepassing.

HOOFDSTUK 4 - INSPRAAK

Artikel 7 - Onderwerp van inspraak

Dit hoofdstuk is van toepassing op de gevallen waarin de wet niet zelf al een openbare voorbereidingsprocedure regelt waarmee ingezetenen en belanghebbenden betrokken worden bij de voorbereiding van beleid.

Artikel 8 – Inspraakgerechtigden

Inspraak wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden.

Artikel 9 – Inspraakprocedure

  • 1.

    Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, zulks met inachtneming van eventuele in de wet daarop geregelde uitzonderingen.

  • 2.

    Reactietermijnen worden verlengd in het geval inspraakmomenten voor meer dan de helft zouden samenvallen met een vakantieperiode, zodat tenminste de helft van de termijn buiten de vakantie valt.

  • 3.

    Het bestuursorgaan kan voor een of meer beleidsvoornemens een andere inspraakprocedure vaststellen.

Artikel 10 – Eindverslag

  • 1.

    Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.

  • 2.

    Het eindverslag bevat in ieder geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;

    • b.

      een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

    • c.

      een reactie op de zienswijzen waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.

  • 3.

    Het bestuursorgaan maakt het eindverslag openbaar.

HOOFDSTUK 4 – SLOTBEPALINGEN

Artikel 11 - Intrekking oude verordening

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op de derde dag na de datum van uitgifte van het Gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst.

  • 2.

    Op het moment van inwerkingtreding van deze verordening wordt de Algemene inspraakverordening Utrecht (Gemeenteblad van Utrecht 2010, nr. 34) ingetrokken.

Artikel 12 - Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Participatie -en inspraakverordening gemeente Utrecht.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 11 juli 2013.

De griffier, De burgemeester,

Drs. A.A.H. Smits Mr. A. Wolfsen

BIJLAGE BEHOREND BIJ VERORDENING VAN UTRECHT 2013, NR.45.

Artikelsgewijze toelichting Participatie –en inspraakverordening gemeente Utrecht

Artikel 1 - Begripsomschrijvingen

Participatie

Participatie is het op interactieve wijze betrekken van ingezetenen en belanghebbenden bij de ontwikkeling van gemeentelijk beleid, in de vorm van raadplegen, adviseren, coproduceren of meebeslissen.

Inspraak

Inspraak heeft een tweeledig doel. Enerzijds wordt aan ingezetenen en belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt inspraak aan bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging.

Afbakening participatie t.o.v. inspraak; de Utrechtse participatiestandaard.

Inspraak richt zich met name op de openbare procedure als finale mogelijkheid om betrokken te worden bij de voorbereiding van beleid.

Voor een toelichting op de aanpak van participatie in Utrecht wordt in dit verband verwezen naar de 'Utrechtse Participatie standaard', de daarin gestelde gedragsregels zijn in deze verordening overgenomen.

Het palet aan toe te passen mogelijkheden bij participatie is veel breder dan alleen de openbare voorbereidingsprocedure. Hoofdstuk 3 van deze verordening geeft sturing op participatieprocessen overeenkomstig de richtinggevende elementen uit de Utrechtse participatiestandaard

Deze verordening is – vanwege het algemeen verbindend karakter - uitsluitend van toepassing op participatie bij de ontwikkeling van gemeentelijk beleid. Het is minder wenselijk om ook participatie bij uitvoering en evaluatie van beleid te 'juridiseren', bijvoorbeeld bij de inrichting van een speelplek. Uiteraard blijft de Utrechtse Participatiestandaard ook in deze gevallen wel van toepassing.

Inspraakprocedure

De verordening definieert dit als volgt: "De wijze waarop inspraak gestalte wordt gegeven." De verantwoordelijkheid voor het maken van een inspraakverordening ligt ingevolge artikel 150 van de Gemeentewet bij de raad. Artikel 7, eerste lid van de verordening geeft als hoofdregel dat de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing is. Artikel 9, derde lid geeft wel de ruimte om maatwerk mogelijk te maken.

Beleidsvoornemen:

Het begrip beleidsvoornemen is gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Het gaat dus niet om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd

Artikel 2 - Reikwijdte verordening.

Uit deze bepaling volgt dat de verordening niet van toepassing is op de uitvoering en evaluatie van beleid.

Artikel 3 - Afbakening en samenhang tussen participatie en inspraak: inzet op participatie

Participatie start in een zo vroeg mogelijk stadium van de beleidsontwikkeling, en volgens de Utrechtse Participatiestandaard. Inspraak vindt plaats als de wet daartoe verplicht. Inspraak vindt in plaats in de afrondende fase van de beleidsontwikkeling: voordat college of raad een besluit neemt krijgt iedere individuele inwoner of andere belanghebbende partij de gelegenheid om te reageren op het beleidsvoornemen.

Afhankelijk van bestuurlijk en maatschappelijke gevoeligheden en in het geval van complexe dossiers kan het bestuursorgaan er voor kiezen om na een doorlopen participatieproces ook een niet-wettelijk verplicht inspraakproces te houden voor een finale belangenafweging als sluitstuk van het proces. In die gevallen is hoofdstuk 4 van deze verordening van toepassing.

Artikel 7 - Onderwerp van inspraak

Uit het eerste lid volgt dat de verordening niet van toepassing is op de gevallen dat de wet zelf al een openbare voorbereidingsprocedure regelt waarmee ingezetenen en belanghebbenden betrokken worden bij de voorbereiding van beleid. Een voorbeeld hiervan is artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening met betrekking tot de voorbereiding van een bestemmingsplan.

In het tweede lid is bepaald dat inspraak altijd wordt verleend indien een wettelijk voorschrift daartoe verplicht. Wettelijke verplichtingen tot het bieden van inspraak bestaan thans onder meer bij:

  • a.

    de voorbereiding van het gemeentelijk milieubeleidsplan (artikel 4.17, derde lid, Wet milieubeheer);

  • b.

    de voorbereiding van een besluit tot vaststelling van een afvalstoffenverordening die afwijkt van artikel 10.21 Wet milieubeheer (artikel 10.26, tweede lid, Wet milieubeheer);

  • c.

    de voorbereiding van besluiten tot uitsluiting van welstandstoetsing als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder a. en b., van de Woningwet (artikel 12, vierde lid).

Deze regelingen bepalen dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van het plan de ingezetenen en belanghebbenden betrekken, op de wijze voorzien in de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet vastgestelde verordening (d.w.z. deze verordening).

Bestuursorganen.

In het tweede lid is bepaald dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden besluit of inspraak wordt verleend bij een beleidsvoorbereiding.

Het begrip bestuursorgaan is gedefinieerd in artikel 1:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omvat in elk geval raad, college en burgemeester.

Het besluit om al dan niet inspraak te verlenen is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen kan dus bezwaar worden gemaakt.

In het vierde lid is opgenomen wanneer geen inspraak wordt verleend. Dat geen inspraak wordt verleend wil nog niet zeggen dat er ook geen enkele vorm van participatie plaats vindt (zoals bijv. actieve informatieverstrekking).

Artikel 8 - Inspraakgerechtigden

De omschrijving van inspraakgerechtigden stemt overeen met de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet.

De openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht is in beginsel alleen van toepassing op belanghebbenden niet tevens op 'ingezetenen'.

Maar volgens artikel 3.15, tweede lid kan bij wettelijk voorschrift worden bepaald dat ook aan anderen de gelegenheid moet worden geboden hun zienswijze naar voren te brengen.

Artikel 8 bepaalt dat inspraak wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden. De kring van inspraakgerechtigden wordt door deze verwijzing naar afdeling 3.4 Awb dus niet beperkt tot 'belanghebbenden'. Naast belanghebbenden krijgen ook ingezetenen de gelegenheid tot het indienen van een zienswijze.

Artikel 9 - Inspraakprocedure

Dit artikel heeft de strekking om te regelen dat inspraak wordt verleend via toepassing van de openbare voorbereidingsprocedure.

Ter uniformering en deregulering is in het eerste lid afdeling 3.4 van de Awb van toepassing verklaard op de inspraak. De inspraakreacties hebben de juridische status van een zienswijze als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht. Voor burgers is door deze omschrijving meer helderheid over de juridisch formele beïnvloedingsmomenten: inspraakreactie - juridisch aan te duiden als zienswijze; bezwaar; beroep.

In artikel 3:10 tot en met 3:18 Awb is de inspraakprocedure te vinden.

Na terinzagelegging en bekendmaking van het beleidsvoornemen kunnen belanghebbenden gedurende zes weken schriftelijk of mondeling hun inspraakreactie naar voren brengen.

Een wettelijke regeling kan een afwijking in van de in de Algemene wet bestuursrecht geregelde voorbereidingsprocedure met bijv. een kortere termijn voorschrijven. Door een algemene verwijzing in het eerste lid worden dergelijke afwijkingen van overeenkomstige toepassing verklaard.

In het tweede lid is een waarborg opgenomen, om te voorkomen dat vanwege vakantie belanghebbenden en ingezetenen onvoldoende gelegenheid hebben om te reageren.

Op grond van het derde lid kan de inspraakprocedure worden aangepast. Niet ieder beleidsvoornemen is namelijk van dezelfde zwaarte.

Volgens artikel 7, derde lid van de verordening kan het bestuursorgaan voor een of meer beleidsvoornemens een andere inspraakprocedure vaststellen.

Artikel 10 - Eindverslag

In dit geval is niet gekozen voor verwijzing naar afdeling 3.4 Awb. In artikel 3:17 Awb wordt namelijk slechts bepaald dat een verslag wordt gemaakt van hetgeen tijdens de inspraakprocedure mondeling naar voren is gebracht.

Onder het in het tweede lid, onderdeel a, genoemde verslag van de gevolgde inspraakprocedure wordt verstaan: Hoe is de procedure feitelijk verlopen? Is afdeling 3.4 Awb onverkort toegepast? Wanneer is het beleidsvoornemen ter inzage gelegd enz.?

Onderdeel b. betekent dat de eindrapportage een volledig overzicht dient te bevatten van zowel de mondelinge als de schriftelijke inspraakreacties. De schriftelijke inspraakreacties kunnen aan het verslag worden gehecht. In het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht.

Onder c. wordt als het sluitstuk van inspraak voorgeschreven dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de inspraakreacties wordt gedaan.

In het derde lid is bepaald dat het bestuursorgaan het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar maakt.

Daarnaast kan het eindverslag algemeen worden gepubliceerd in de krant en op de gemeentelijke website. Als het aantal insprekers omvangrijk is, kan worden gekozen voor het volstaan met een algemene bekendmaking. Het is aan te bevelen om tijdens de inspraakavond al duidelijkheid omtrent de communicatie te verschaffen.