Besluit van Provinciale Staten van Utrecht van 20 april 2009 nr. 2009INT238096 houdende regels inzake subsidieverstrekking kwaliteitsimpuls natuur en landschap (SKNL) (Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap provincie Utrecht)

Geldend van 31-10-2023 t/m heden

Intitulé

Besluit van Provinciale Staten van Utrecht van 20 april 2009 nr. 2009INT238096 houdende regels inzake subsidieverstrekking kwaliteitsimpuls natuur en landschap (SKNL) (Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap provincie Utrecht)

Provinciale Staten van Utrecht;

Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van (10 maart 2009, nr. 2009INT238096) inzake het Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer

Gelet op artikel 145 van de Provinciewet;

Besluiten vast te stellen de volgende verordening: Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap provincie Utrecht

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen 

Artikel 1 (begripsbepalingen)

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    ambitiekaart: kaart als bedoeld in artikel 7;

  • b.

    beheerplan: beheerplan als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet natuurbescherming;

  • c.

    beheertype: een landschapsbeheertype of natuurbeheertype;

  • d.

    functieverandering: het omzetten van landbouwgrond naar natuurterrein door het wijzigen van het gebruik van de grond van landbouw naar natuur en het vestigen van een kwalitatieve verplichting;

  • e.

    grote onderneming: een onderneming waar minstens 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet 50 miljoen EUR of het jaarlijkse balanstotaal 43 miljoen EUR overschrijdt, zoals bepaald in artikel 2, bijlage I van Verordening (EU) nr. 702/2014;

  • f.

    habitattype: type, zoals genoemd in bijlage I bij de Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna;

  • g.

    landbouwactiviteit: activiteit als bedoeld in artikel 2, onderdeel f, van Verordening (EU) nr. 1305/2013;

  • h.

    landbouwer: natuurlijke persoon of rechtspersoon die, dan wel een samenwerkingsverband van natuurlijke personen of rechtspersonen dat, een landbouwactiviteit uitoefent;

  • i.

    landbouwgrond: landbouwareaal als bedoeld en omschreven in artikel 2, onder f, van Verordening (EU) nr. 1305/2013, niet zijnde natuurterreinen of gronden als bedoeld in bedoeld in artikel 2.10, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB;

  • j.

    landbouwsteunkader: Richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden (Pb EU 2022/C 485/01);

  • k.

    landschapsbeheertype: in bijlage 1, van de Subsidieverordening opgenomen en nader beschreven beheertype;

  • l.

    marktwaarde: de waarde van het terrein vastgesteld in overeenstemming met de Medeling van de Commissie betreffende het begrip “staatssteun” in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag, betreffende de werking van de Europese Unie (2016/C 262/01);

  • m.

    minister: de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • n.

    natuurbeheerplan: een plan als bedoeld in artikel 1.3 van de Subsidieverordening;

  • o.

    natuurbeheertype: in bijlage 2 van de Subsidieverordening opgenomen en nader beschreven beheertype;

  • p.

    natuurkwaliteit: op de ambitiekaart van het natuurbeheerplan aangegeven gewenst kwaliteitsniveau van het beheertype, gebaseerd op de omschrijvingen zoals opgenomen in bijlagen 1 en 2 van de Subsidieverordening;

  • q.

    natuurterrein: binnen de provincie gelegen grond met als hoofdfunctie natuur die in het natuurbeheerplan is aangeduid, alsmede gronden waarvoor een subsidie functieverandering als bedoeld in artikel 15 van de onderhavige regeling is verstrekt;

  • r.

    Nationaal Strategisch Plan: Strategisch Nationaal Plan voor de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2027 als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EU) 2021/2115;

  • s.

    realisatieplan: plan als bedoeld in artikel 17, vierde lid;

  • t.

    Subsidieverordening: de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht 2016.

Artikel 2 (subsidieplafond en openstelling)

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen subsidieplafonds vaststellen voor de investeringssubsidies, bedoeld in artikel 8, alsmede subsidieplafonds voor subsidies functieverandering, bedoeld in artikel 15. Gedeputeerde Staten kunnen daarbij uitsluiten:

    • a.

      bepaalde gebieden;

    • b.

      bepaalde categorieën van aanvragers;

    • c.

      bepaalde investeringssubsidies, al dan niet voor bepaalde beheertypen; en

    • d.

      het verstrekken van een subsidie functieverandering voorzover die subsidie voorafgaat aan de realisatie van een op grond van onderdeel c uitgesloten beheertype.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen een openstellingsperiode vaststellen voor het indienen van een aanvraag investeringssubsidie of een subsidie functieverandering.

Artikel 3 (rangschikking: volgorde van ontvangst)

  • 1. Aanvragen worden behandeld op volgorde van ontvangst.

  • 2. Indien een aanvraag naar het oordeel van Gedeputeerde Staten onvolledig is en de aanvrager op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, wordt de aanvraag voor toepassing van het eerste lid geacht te zijn ontvangen op de dag waarop de eerste indiening heeft plaatsgevonden, plus het aantal dagen tussen de dag dat de aanvrager op grond van artikel 4:5 Awb op de hoogte is gesteld van de onvolledigheid van de aanvraag, en de dag waarop de aangevulde aanvraag door de Gedeputeerde Staten is ontvangen.

  • 3. Als Gedeputeerde Staten een subsidieplafond hebben vastgesteld rangschikken zij per subsidieplafond volledige aanvragen met dezelfde ontvangstdatum door loting voor zover op die datum het subsidieplafond dreigt te worden overschreden. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst voor subsidie in aanmerking.

  • 4. Indien Gedeputeerde Staten een openstellingsperiode hebben vastgesteld, zijn het eerste tot en met derde lid van overeenkomstige toepassing voor de afhandeling van aanvragen die in dezelfde openstellings-periode zijn ontvangen.

Artikel 4 (indiening aanvraag)

Als een aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend door een gemachtigde gaat de aanvraag vergezeld van een schriftelijke machtiging.

 Artikel 4a (beslistermijn)

  • 1. Gedeputeerde Staten beslissen binnen dertien weken op een aanvraag. De beslissing kan éénmaal met ten hoogste dertien weken worden verdaagd.

  • 2. In afwijking van het eerste lid beslissen Gedeputeerde Staten binnen zesentwintig weken op een aanvraag als bedoeld in artikel 8, vierde lid. De beslissing kan éénmaal met ten hoogste zesentwintig weken worden verdaagd.

Artikel 5 (uitsluitingen begunstigden)

Een investeringssubsidie of een subsidie functieverandering wordt niet verstrekt aan:

  • a.

    publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van gemeenten, waterschappen en Staatsbosbeheer;

  • b.

    rechtspersonen die de waterwinning als doelstelling hebben;

  • c.

    privaatrechtelijke rechtspersonen die kennelijk zijn opgericht ten behoeve van het beheer van grond of water, waarvan de eigendom geheel of gedeeltelijk berust bij de rechtspersonen, bedoeld in de onderdelen a en b;

  • d.

    een subsidieaanvrager jegens wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard (Deggendorf-clausule);

  • e.

    een onderneming die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in het landbouwsteunkader.

Artikel 6 (anti-cumulatie)

  • 1. Als voor de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd reeds eerder subsidie is verstrekt door Gedeputeerde Staten op grond van een andere regeling of door andere overheden, wordt de subsidie op grond van deze regeling zoveel lager vastgesteld als noodzakelijk is om te voorkomen dat het totaal aan subsidie voor de betreffende activiteit meer bedraagt dan:

    • a.

      de werkelijke kosten die de activiteiten met zich meebrengen;

    • b.

      de maximale vergoeding die op grond van Europese voorschriften mag worden gegeven; of

    • c.

      de maximale vergoeding die op grond van het Nationaal Strategisch Plan mag worden gegeven.

  • 2. De aanvrager verklaart op het door of namens Gedeputeerde Staten vast te stellen aanvraagformulier óf en zo ja welke andere subsidies als bedoeld in het eerste lid hij voor de betreffende activiteit ontvangt en door wie die subsidies worden verstrekt.

Artikel 6a (EU richtsnoeren voor staatssteun)

  • 1. Aanvragen voor subsidies kunnen niet worden ingediend na 1 oktober 2027.

  • 2. Indien de aanvrager een grote onderneming is, dient de subsidieaanvraag vergezeld te gaan van een beschrijving met onderbouwing van de situatie waarin geen steun zou worden verleend.

Artikel 6b (bewaren subsidiedocumenten)

Een begunstigde van een subsidie bewaart alle documenten inzake een aan hem op grond van deze regeling verstrekte subsidie gedurende een periode van ten minste vijf jaar nadat de betreffende subsidie geheel is vastgesteld.

Artikel 6c (transparantie)

Ten aanzien van subsidie die op grond van deze regeling wordt verleend maken Gedeputeerde Staten binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening de volgende gegevens bekend:

  • a.

    de gegevens, bedoeld in deel I, afdeling 3.2.4. punt 112, onder a en b van het landbouwsteunkader; en

  • b.

    de gegevens, bedoeld in deel I, afdeling 3.2.4. punt 112, onder c van het landbouwsteunkader, voor zover de individuele steun meer bedraagt dan:

    • 1°.

      € 10.000 voor begunstigden die actief zijn in de primaire landbouwproductie; of

    • 2°.

      € 100.000 voor begunstigden in de sectoren van de verwerking van landbouwproducten, de afzet van landbouwproducten, de bosbouwsector of activiteiten die buiten het toepassingsgebied van artikel 42 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen.

Hoofdstuk 2 Ambitiekaart

Artikel 7 Ambitiekaart

  • 1. Als onderdeel van het natuurbeheerplan stellen Gedeputeerde Staten ten behoeve van de uitvoering van deze regeling een elektronische ambitiekaart met een topografische ondergrond vast, waarop:

    • a.

      de begrenzing is vastgelegd van alle bestaande en nog te realiseren natuur waarvoor Gedeputeerde Staten een subsidie als bedoeld in artikel 8 of artikel 15 willen verstrekken;

    • b.

      binnen deze begrenzing de natuurkwaliteit van alle bestaande en nog te realiseren natuur is getypeerd conform de omschrijvingen zoals opgenomen in bijlagen 1 en 2 van de Subsidieverordening.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kunnen Gedeputeerde Staten een subsidie als bedoeld in artikel 8 of artikel 15 verstrekken voor percelen gelegen binnen de provincie Utrecht, die buiten de terreinen gelegen zijn die op kaart 1 van het Natuurbeheerplan 2023 zijn aangeduid als ‘Te ontwikkelen natuur’, 'Te ontwikkelen natuur zoekgebied (Groene contour)' en 'Te ontwikkelen natuur zoekgebied (NNN)', die op basis van een ecologische onderbouwing en na advies van de Kopgroep Akkoord van Utrecht geschikt zijn bevonden om op voorzienbare termijn aan het Natuurnetwerk Nederland toe te voegen.

Hoofdstuk 3 Investeringssubsidie natuur en landschap

Artikel 8 (grondslag subsidie)

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een investeringssubsidie verstrekken voor éénmalige investeringen ten behoeve van een natuurterrein die, door middel van éénmalige inrichtingsmaatregelen, rechtstreeks de fysieke condities of kenmerken van het desbetreffende natuurterrein wijzigen met als doel:

    • a.

      de realisatie van een natuurbeheertype op grond die een functieverandering heeft ondergaan;

    • b.

      de realisatie en bescherming van een landschapsbeheertype op grond die een functieverandering heeft ondergaan;

    • c.

      de verhoging van de natuurkwaliteit van het bestaande natuurbeheertype;

    • d.

      de verhoging van de natuurkwaliteit van het bestaande landschapsbeheertype;

    • e.

      de omzetting van een natuurterrein met een bestaand natuurbeheertype in een natuurterrein met een overeenkomstig de ambitiekaart gewenst natuurbeheertype te realiseren; of

    • f.

       de realisatie of verhoging van de natuurkwaliteit van een habitattype.

  • 2. [vervallen].

  • 3. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een investeringssubsidie verstrekken voor éénmalige investeringen met als doel:

    • a.

      de realisatie en bescherming van een binnen een natuurterrein gelegen landschapsbeheertype waarbij geen functieverandering hoeft plaats te vinden; of

    • b.

      de realisatie en bescherming van een buiten een natuurterrein gelegen landschapsbeheertype.

  • 4. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een investeringssubsidie verstrekken voor een programma dat is gericht op investeringen in natuurterreinen die één of meerdere van de in het eerste lid, onderdeel a tot en met f, of het tweede lid, onderdeel a, bedoelde doelen hebben.

Artikel 9 (begunstigden)

  • 1. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, onderdeel a, kan worden verstrekt aan:

    • a.

      Een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zeggenschap heeft over het natuurterrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd, krachtens:

      • i.

        eigendom;

      • ii.

        erfpacht;

      • iii.

        recht van beklemming;

      • iv.

        artikel 45 van de Wet inrichting landelijk gebied, of

      • v.

        een plan van tijdelijk gebruik als bedoeld in artikel 189 van de Landinrichtingswet zoals die wet tot 1 januari 2007 gold;

    • b.

      rechtspersoonlijkheid bezittende samenwerkingsverbanden van natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in onderdeel a.

  • 2. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel b, kan worden verstrekt aan landbouwers die de landbouwgrond waarvoor subsidie wordt aangevraagd beheren krachtens een zakelijk of persoonlijk recht.

  • 3. Indien een in het eerste lid, onderdeel a, onder i. tot en met v., onderscheidenlijk een in het tweede lid van dit artikel bedoeld zakelijk of persoonlijk recht, is belast met of afgeleid van een ander recht, kan slechts een investeringssubsidie worden verstrekt voor zover dat andere recht geen afbreuk doet aan de mogelijkheid de inrichtingsmaatregelen uit te voeren.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in artikel 5, kan een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder c, e en f worden verstrekt aan de rechtspersonen genoemd in artikel 5 onder a, b en c.

Artikel 9a (uitsluitingen)

  • 1. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdelen c en e, wordt niet verstrekt voor zover op het natuurterrein nog verplichtingen rusten op grond van:

    • a.

      hoofdstuk 3 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht of

    • b.

      hoofdstuk 2 van de Subsidieverordening,

    tenzij de inrichtingsmaatregelen niet van dien aard zijn dat de instandhouding van het bestaande natuurbeheertype door die maatregelen naar het oordeel van gedeputeerde staten onmogelijk wordt.

  • 2 Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, wordt niet verstrekt voor zover op het landschapsbeheertype nog verplichtingen rusten op grond van:

    • a.

      afdeling 5.1.2 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht of

    • b.

      hoofdstuk 2 van de Subsidieverordening,

    tenzij de inrichtingsmaatregelen niet van dien aard zijn dat de instandhouding van het bestaande landschapsbeheertype door die maatregelen onmogelijk wordt.

  • 3. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel b,wordt niet verstrekt voor zover op de landbouwgrond nog verplichtingen rusten op grond van:

    • a.

      de Regeling stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden;

    • b.

      de Beschikking ter zake van het uit productie nemen van bouwland,

    • c.

      hoofdstuk 4 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht, of

    • d.

      hoofdstuk 3 van de Subsidieverordening.

Artikel 9b (prétoets)

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat een aanvraag voor een investeringssubsidie pas kan worden ingediend indien die aanvraag vergezeld gaat van een positieve prétoets omtrent de wenselijkheid, alsmede de efficiëntie en effectiviteit, van de voorgestelde investering.

  • 2. Een aanvraag voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder a, of het vierde lid van dat artikel ten behoeve van landbouwgrond die op de ambitiekaart is opgenomen onder de aanduiding N00 of N00.01, kan pas worden ingediend indien de aanvrager schriftelijk bij Gedeputeerde Staten aangeeft welk natuurbeheertype hij voornemens is op het betreffende natuurterrein te realiseren. De aanvrager geeft de grenzen van het betreffende natuurterrein aan op een bijgevoegde kaart.

  • 3. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing indien een aanvraag voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel e, of het vierde lid van dat artikel wordt ingediend ten behoeve van een natuurterrein dat op de ambitiekaart is opgenomen onder de aanduiding N00 of N00.01.

Artikel 10 (aanvraag subsidieverlening)

  • 1. Een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid gaat vergezeld van een investeringsplan bestaande uit:

    • a.

      een beschrijving van de uitgangssituatie;

    • b.

      een vermelding welk van de in artikel 8 bedoelde investeringsdoelen het betreft;

    • c.

      een omschrijving van de te treffen inrichtingsmaatregelen;

    • d.

      de oppervlakte waarop de maatregelen zullen worden uitgevoerd;

    • e.

      de motivering voor het treffen van de maatregelen;

    • f.

      de met de maatregelen beoogde eindsituatie van het terrein, waarbij minimaal het beoogde beheertype en de oppervlakte daarvan wordt aangegeven;

    • g.

      een beschrijving van de in stand te houden, te verbeteren, aan te leggen, of te verwijderen wegen en paden;

    • h.

      een tijdplanning waarbinnen de inrichtingsmaatregelen worden gerealiseerd;

    • i.

      een gespecificeerde begroting;

    • j.

      één of meerdere topografische of digitale kaarten met een schaal van ten hoogste 1:10.000 waarop de grenzen van het natuurterrein of het landschapsbeheertype waarvoor de subsidie wordt aangevraagd is aangegeven. Digitale gegevens dienen te worden aangeleverd als GIS-bestand in de vorm van een shapefile. Gedeputeerde Staten kunnen nadere technische specificaties vaststellen waaraan deze bestanden moeten voldoen; en

    • k.

      een beschrijving van de wijze waarop de aanvrager voornemens is na het treffen van de inrichtingsmaatregelen de (beoogde) beheertypen en habitattypen verder te ontwikkelen en te beheren.

  • 2. Indien dit nodig is voor de beoordeling van de aanvraag kunnen Gedeputeerde Staten de aanvrager om aanvullende informatie vragen.

  • 3. Indien de aanvraag voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8 niet wordt ingediend door de eigenaar, gaat de aanvraag vergezeld van een verklaring van geen bezwaar van de eigenaar en van de eventuele erfpachter.

  • 4. Een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie door een aanvrager als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, onder v., of een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, waar een hiervoor bedoelde aanvrager deel van uitmaakt, dient voor het betreffende natuurterrein tevens vergezeld te gaan van een overeenkomst met de Landinrichtingscommissie.

  • 5. Een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid gaat vergezeld van:

    • a.

      een lijst van de natuurterreinen of landschapsbeheertypen ten behoeve waarvan de bedoelde investeringen worden verricht;

    • b.

      een vermelding van de natuurbeheertypen of landschapsbeheertypen waarop de investeringen betrekking hebben, bij voorkeur per natuurterrein of landschapsbeheertype;

    • c.

      een vermelding welk van de in artikel 8, eerste lid, bedoelde investeringsdoelen het betreft, bij voorkeur per natuurterrein of landschapsbeheertype;

    • d.

      een vermelding van de natuurterreinen waarop een investering als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel a, betrekking heeft:

    • e.

      een vermelding per natuurterrein of landschapsbeheertype van de oppervlakte waarop de investering betrekking heeft;

    • f.

      een vermelding per natuurterrein of landschapsbeheertype van de hoogte van de investering;

    • g.

      een vermelding van de looptijd van het totale programma en per natuurterrein of landschapsbeheertype de verspreiding van de verschillende investeringen binnen die looptijd; en

    • h.

      één of meer topografische of digitale kaarten met daarop de buitengrenzen van het natuurterrein of het landschapsbeheertype waarvoor de investeringssubsidie wordt aangevraagd. Gedeputeerde Staten kunnen nadere technische specificaties vaststellen waaraan de in eerste volzin bedoelde kaarten moeten voldoen;

  • 6. In afwijking van het vijfde lid kan een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid vergezeld gaan van een opgave van de natuurterreinen, landschapsbeheertypen of natuurbeheertypen ten behoeve waarvan de gecertificeerde begunstigde binnen zijn areaal binnen het programma investeringen wil uitvoeren, alsmede de looptijd van het programma.

  • 7. Indien de subsidieaanvrager een grote onderneming is verstrekt de subsidieaanvrager gegevens en bescheiden bij de aanvraag die het stimulerend effect van de subsidie aantonen.

Artikel 11 (subsidievoorwaarden)

Een investeringssubsidie kan worden verleend indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    de betreffende maatregelen in het investeringsplan, onderscheidelijk het programma, en de wijze waarop de aanvrager voornemens is de (beoogde) beheertypen en habitattypen verder te ontwikkelen en te beheren, dragen naar het oordeel van Gedeputeerde Staten bij aan de realisatie van het op basis van artikel 10, eerste lid, onderdeel b, onderscheidenlijk artikel 10, vijfde lid, onderdeel c, omschreven en in artikel 8 bedoelde investeringsdoel;

  • b.

    het op basis van artikel 10, eerste lid, onderdeel b, onderscheidenlijk artikel 10, vijfde lid, onderdeel c, omschreven en in artikel 8 bedoelde investeringsdoel is in overeenstemming met het natuurbeheerplan of beheerplan zoals dat op de datum van aanvraag van de betreffende subsidie gold;

  • c.

    de maatregelen die het investeringsplan, onderscheidenlijk het programma, beschrijft realiseren deze omzetting, verhoging van de kwaliteit, realisatie of aanleg als vermeld in onderdeel a efficiënt en effectief;

  • d.

    er is geen aanvang gemaakt met de uitvoering van de inrichtingsmaatregelen vóórdat:

    • i.

      de taxatie, bedoeld in artikel 20, derde lid is uitgevoerd, indien de aanvraag voor een investeringssubsidie vergezeld gaat van een aanvraag voor een subsidie functieverandering als bedoeld in artikel 15, dan wel

    • ii.

      de aanvraag voor investeringssubsidie is ingediend, voor zover het andere gevallen dan onder i betreft;

  • e.

    de inrichtingsmaatregelen als bedoeld in artikel 8 leiden tot een natuurbeheertype of landschapsbeheertype zoals opgenomen en nader beschreven in bijlagen 1 en 2 van de Subsidieverordening;

  • f.

    Indien de subsidieaanvrager een grote onderneming is heeft de subsidieaanvrager het stimulerend effect van de subsidie aangetoond.

Artikel 12 (subsidieverplichtingen)

  • 1. De begunstigde van een investeringssubsidie:

    • a.

      realiseert de investering conform het goedgekeurde investeringsplan;

    • b.

      brengt jaarlijks een schriftelijk verslag uit aan Gedeputeerde Staten over de inhoudelijke en financiële voortgang van de activiteiten, tenzij alle inrichtingsmaatregelen binnen één jaar na bekendmaking van de subsidieverlening zijn afgerond.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid, wordt verleend onder de voorwaarde dat binnen een termijn van één maand na bekendmaking van de subsidieverlening de bij de subsidieverlening behorende uitvoeringsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht en die onderdeel uitmaakt van deze beschikking, wordt gesloten.

  • 3. De begunstigde van een investeringssubsidie is verplicht ten minste twaalf jaar na afronding van de inrichtingsmaatregelen, beheer te blijven voeren gericht op instandhouding van het natuurbeheertype, landschapsbeheertype of de gesubsidieerde natuurkwaliteit van een habitattype;

Artikel 13 (subsidiabele en niet subsidiabele kosten)

  • 1. De volgende kosten komen, inclusief BTW voor zover verrekening niet mogelijk is, in aanmerking voor subsidie:

    • a.

      kosten voor het opstellen van het investeringsplan onderscheidenlijk het goedgekeurde programma van éénmalige investeringen, bedoeld in artikel 8, vierde lid;

    • b.

      maatregelen voor herstel of aanleg van landschappelijke elementen;

    • c.

      maatregelen gericht op de wijziging van de waterhuishouding;

    • d.

      grondverzet;

    • e.

      het plaatsen of verwijderen van een raster;

    • f.

      afvoer van grond;

    • g.

      de verwijdering van opstallen;

    • h.

      de verwijdering van begroeiing en beplanting;

    • i.

      maatregelen tot wijziging van de feitelijke bereikbaarheid van een natuurterrein, waaronder in ieder geval is begrepen de aanleg of het herstel van wegen en paden;

    • j.

      kosten voor aanloopbeheer, zijnde beheer dat noodzakelijk is in de periode tussen inrichting en het reguliere beheer om het beoogde beheertype te realiseren, voor de duur van maximaal 3 jaar na inrichting;

    • k.

      Overige maatregelen voor zover noodzakelijk in verband met de desbetreffende investering, zoals monitoring en onderzoek.

  • 2. De volgende kosten komen niet in aanmerking voor subsidie:

    • a.

      kosten voor de bouw van opstallen, anders dan ten behoeve van het treffen van maatregelen als bedoeld in lid 1, onder c. en i;

    • b.

      kosten voor de aanschaf van machines, anders dan ten behoeve van het treffen van maatregelen als bedoeld in lid 1, onder c. en i;

    • c.

      kosten voor de aanleg van parkeergelegenheid;

    • d.

      kosten voor het wegwerken van achterstallig onderhoud;

    • e.

      kosten voor de aanschaf van materialen, anders dan ten behoeve van het treffen van maatregelen als bedoeld in het eerste lid;

    • f.

      kosten verband houdend met de uitvoering van wettelijke verplichtingen;

    • g.

      kosten verband houdend met de uitvoering van een (publiekrechtelijk) convenant, regeling of afspraak waardoor de aanvrager bij subsidieverlening een bedrag zou ontvangen voor kosten die hij zelf dient te dragen;

    • h.

      kosten voor het aanvragen van deze subsidie, anders dan ten behoeve van de werkzaamheden zoals bedoeld in id 1, onder a.

  • 3. De volgende kosten komen in beginsel niet in aanmerking voor subsidie:

    • a.

      kosten voor de verwijdering van bodemverontreiniging of afval;

    • b.

      kosten voor de aanschaf of plaatsing van recreatieve voorzieningen.

Artikel 14 (hoogte investeringssubsidie)

  • 1. Alleen de werkelijk gemaakte kosten zijn subsidiabel.

  • 2. De subsidie is maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

  • 3. In afwijking van het tweede lid kunnen Gedeputeerde Staten een lager maximaal percentage, een maximumbedrag aan subsidiabele kosten per hectare, of een maximumbedrag per subsidiabele kostensoort als bedoeld in artikel 13, eerste lid, vaststellen.

Artikel 14a (beschikking tot subsidieverlening)

Een beschikking tot verlening van een investeringssubsidie vermeldt in ieder geval:

  • a.

    in hoeverre het investeringsplan, onderscheidenlijk het goedgekeurde programma van éénmalige investeringen, in uitvoering kan worden genomen;

  • b.

    het bedrag waarop de investeringssubsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, en

  • c.

    de tijdplanning waarbinnen de inrichtingsmaatregelen in hun geheel gerealiseerd dienen te zijn.

Artikel 14b (bevoorschotting)

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een voorschot verlenen, mits de hoogte van het toe te kennen voorschot minimaal € 2000,- en maximaal 80% van de totale investeringssubsidie bedraagt.

  • 2. Indien een aanvraag tot bevoorschotting ertoe zou leiden dat in totaal voor meer dan 95% van de totale investeringssubsidie aan voorschotten zou worden verstrekt, wordt die aanvraag slechts gehonoreerd tot het maximum van 95% van de totale investeringssubsidie bereikt is.

  • 3. Er wordt jaarlijks slechts één voorschot verstrekt, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.

Artikel 14c Subsidievaststelling

  • 1. De begunstigde dient een aanvraag tot subsidievaststelling in binnen zes maanden na:

    • a.

      afronding van de inrichtingsmaatregelen, of

    • b.

      afloop van de goedgekeurde looptijd van het programma van éénmalige investeringen, indien het een subsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid, betreft.

  • 2. De aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van een verklaring dat de inrichtingsmaatregelen zijn uitgevoerd conform het goedgekeurde investeringsplan onderscheidenlijk het goedgekeurde programma, alsmede van een overzicht van de gemaakte kosten en de betalingsbewijzen daarvan.

  • 3. Gedeputeerde Staten kunnen nadere eisen stellen aan een aanvraag als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 14d (overdracht)

  • 1. Indien een begunstigde van een investeringssubsidie gedurende de periode waarvoor die subsidie is verleend het betreffende natuurterrein dan wel de betreffende landbouwgrond overdraagt aan een derde, en hij daardoor niet langer in staat is de investeringsmaatregelen te realiseren, kan de betreffende subsidieverlening worden gewijzigd in een subsidieverlening aan die derde, mits:

    • a.

      zij hier gezamenlijk binnen vier weken na de overdracht schriftelijk om verzoeken, én

    • b.

      de derde verklaart met ingang van de datum van overdracht te treden in de aan de subsidieverlening verbonden rechten en plichten.

  • 2. Uiterlijk zes weken na het verzoek, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, dient de begunstigde een overzicht in van de door hem vóór de overdracht gemaakte subsidiabele kosten, alsmede de betalingsbewijzen daarvan, voor zover deze betrekking hebben op het overgedragen natuurterrein dan wel de overgedragen landbouwgrond.

  • 3. Indien sprake is van een gedeeltelijke overdracht van het natuurterrein dan wel de landbouwgrond, honoreren Gedeputeerde Staten een verzoek als bedoeld in het eerste lid slechts voor zover de investeringsmaatregelen die op zowel het overgedragen deel als het resterende deel worden uitgevoerd elk afzonderlijk leiden tot de realisatie van een beheertype.

Hoofdstuk 4 Subsidie functieverandering

Artikel 15 (grondslag subsidie functieverandering)

  • 1. Gedeputeerde staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken voor waardedaling van grond ten gevolge van:

  • a.

    de functieverandering van landbouwgrond in natuurterrein;

  • b.

    de functieverandering van landbouwgrond ten behoeve van de daarop volgende realisatie van een landschapsbeheertype;

  • 2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt onder de voorwaarde dat het realisatieplan of investeringsplan wordt uitgevoerd.

Artikel 16 (uitsluitingen)

  • 1. Een subsidie functieverandering kan worden verstrekt aan eigenaren van landbouwgrond, met uitzondering van:

    • a.

      eigenaren die subsidie hebben ontvangen voor de verwerving van de betreffende landbouwgrond;

    • b.

      eigenaren aan wie voor de betreffende grond reeds eerder een subsidie functieverandering is verstrekt op grond van de onderhavige verordening, de Subsidieregeling natuurbeheer provincie Utrecht of de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister.

  • 2. Een subsidie functieverandering als bedoeld in artikel 15 wordt niet verstrekt voor zover op de landbouwgrond nog verplichtingen rusten op grond van:

    • a.

      hoofdstuk 4 of afdeling 5.1.3 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht;

    • b.

      hoofdstuk 3 van de Subsidieverordening;

    • c.

      de Regeling stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden, of

    • d.

      de Beschikking ter zake van het uit productie nemen van bouwland.

Artikel 17 (aanvraag subsidie)

  • 1. De subsidieaanvraag gaat in ieder geval vergezeld van één of meerdere topografische of digitale kaarten met een schaal van ten hoogste 1:10.000 waarop de grenzen van de landbouwgrond waarvoor de subsidie wordt aangevraagd zijn aangegeven, alsmede de op die landbouwgrond gelegen wegen en paden. Digitale kaarten dienen te worden aangeleverd als GIS-bestand in de vorm van een shapefile. Gedeputeerde Staten kunnen nadere technische specificaties vaststellen waaraan deze bestanden moeten voldoen.

  • 2. Indien dit nodig is voor de beoordeling van de aanvraag kunnen Gedeputeerde Staten de aanvrager om aanvullende informatie vragen.

  • 3. Indien op de landbouwgrond waarvoor een subsidie functieverandering is aangevraagd een recht van hypotheek is gevestigd, gaat een aanvraag tot subsidieverlening vergezeld van een verklaring van geen bezwaar van de natuurlijke of rechtspersoon die het recht van hypotheek toekomt.

  • 4. Bij de in het eerste lid bedoelde aanvraag wordt een realisatieplan gevoegd indien die aanvraag niet tevens vergezeld gaat van een aanvraag voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a of b, voor de betreffende landbouwgrond.

  • 5. In het realisatieplan beschrijft de aanvrager in ieder geval op welke wijze hij voornemens is het na de functieverandering ontstane natuurterrein of het te realiseren landschapsbeheertype te ontwikkelen en te beheren. Gedeputeerde Staten kunnen nadere eisen stellen aan het realisatieplan.

  • 6. Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat een aanvraag voor subsidie functieverandering als bedoeld in artikel 15 pas kan worden ingediend indien die aanvraag vergezeld gaat van een positieve prétoets omtrent de wenselijkheid, alsmede de efficiëntie en effectiviteit van de functieverandering.

Artikel 18 (subsidievoorwaarden)

  • 1. Een subsidie functieverandering kan worden verstrekt indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de subsidie is bedoeld voor functieverandering als bedoeld in artikel 15;

    • b.

      de functieverandering dient niet tot uitvoering van wettelijke verplichtingen of een bestaand(e) (publiekrechtelijk) convenant, regeling of afspraak waardoor de aanvrager bij subsidieverlening een bedrag zou ontvangen voor kosten die hij zelf dient te dragen;

    • c.

      de functieverandering is in overeenstemming met het natuurbeheerplan zoals dat op de datum van aanvraag van de subsidie functieverandering gold;

    • d.

      de in het realisatieplan beschreven wijze van ontwikkeling en beheer van beheertype draagt naar het oordeel van Gedeputeerde Staten voldoende bij aan de doelstellingen zoals opgenomen in het natuurbeheerplan.

    • e.

      de productiecapaciteit is in de laatste vijf jaar voor de functieverandering onafgebroken gebruikt; en

    • f.

      de aanvrager een aanvraag tot wijziging van de bestemming in het Omgevingsplan overeenkomstig het te realiseren natuurtype of landschapsbeheertype heeft ingediend bij de gemeente.

  • 2. Een subsidie functieverandering wordt niet verstrekt indien:

    • a.

      de aanvraag voor de subsidie functieverandering vergezeld gaat van een aanvraag voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a of b, of het tweede lid, onderdeel b, van dat artikel, én

    • b.

      de aanvraag voor die investeringssubsidie wordt afgewezen omdat niet voldaan is aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 11; doch slechts voor zover die investeringssubsidie betrekking had op de landbouwgrond waarvoor de subsidie functieverandering is aangevraagd.

Artikel 19 (Subsidieverplichtingen)

  • 1. De subsidie functieverandering wordt verstrekt onder de voorwaarde dat:

    • 1°.

      binnen een termijn van vier maanden na de datum van verzending of uitreiking van de beschikking tot subsidieverstrekking een overeenkomst tussen de begunstigde en de provincie Utrecht tot stand komt waarin is opgenomen:

      • a.

        de kwalitatieve verplichting als bedoeld in artikel 6:252 van het Burgerlijk Wetboek van de eigenaar van de grond de betreffende grond niet te gebruiken of te doen gebruiken als landbouwgrond en voor andere doeleinden dan voor de ontwikkeling dan wel instandhouding van het te realiseren natuurbeheertype of landschapsbeheertype en overigens al datgene na te laten wat de ontwikkelingen dan wel instandhouding van het te realiseren natuurbeheertype of landschapsbeheertype op de desbetreffende grond in gevaar brengt of verstoort;

      • b.

        dat de verplichtingen, bedoeld onder a, zullen overgaan op degene die de grond onder algemene of bijzondere titel zullen verkrijgen en eveneens gelden voor degene die van de rechthebbende een recht op het gebruik van de grond verkrijgen;

    • 2°.

      de kwalitatieve verplichting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel 1°, wordt ingeschreven in de openbare registers.

  • 2. Gedeputeerde Staten betalen het in artikel 20, eerste lid, bedoelde bedrag in zijn geheel binnen acht weken nadat de kwalitatieve verplichting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel 1° van het onderhavige artikel, is ingeschreven in de openbare registers.

  • 3. De kosten voor de inschrijving in de openbare registers van de kwalitatieve verplichtingen als bedoeld in het eerste lid, komen voor rekening van de provincie.

Artikel 20 (hoogte subsidie functieverandering)

  • 1. De subsidie functieverandering bedraagt ten hoogste het verschil in de marktwaarde van de landbouwgrond en de marktwaarde van de grond na functieverandering.

  • 2. De marktwaarde van de landbouwgrond en de marktwaarde van de grond na functieverandering worden bepaald op basis van een taxatie, die in opdracht van de provincie wordt uitgevoerd door een onafhankelijk taxateur.

  • 3. Bij de taxatie wordt als peildatum gehanteerd de eerste dag van de maand waarin de aanvraag volledig is.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 21 (overgangsrecht gewijzigde definitie)

Op aanvragen die zijn ingediend vóór 28 september 2011 blijft artikel 1, onderdeel l, van toepassing zoals dat artikel vóór die datum luidde.

Artikel 22

Gedeputeerde Staten kunnen deze verordening wijzigen na overleg met de minister en de overige provinciebesturen.

Artikel 23 Inwerkingtreding

Deze subsidieregeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

Artikel 24 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap provincie Utrecht.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van Provinciale Staten van Utrecht van 20 april 2009.
 
Provinciale Staten van Utrecht,
R.C. ROBBERTSEN, voorzitter.
L.C.A.W. GRAAFHUIS, griffier.
 
Uitgegeven 3 juli 2009
Provinciale Staten van Utrecht,
namens hen H.H. SIETSMA, secretaris

Provinciaal blad, 2801 van 2016

Toelichting

Het Subsidiestelsel Natuur- en Landschap (SNL) bestaat momenteel uit twee subsidieregelingen, namelijk de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer 2016 (SVNL2016) en de Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur- en Landschapsbeheer (SKNL). Elke provincie heeft deze regelingen voor haar grondgebied vastgesteld.

SKNL algemeen

De SVNL2016 is gericht op beheer van bestaande (agrarische) natuur en landschap. De SKNL is daarentegen gericht op de vergroting van dat areaal door functieverandering en inrichtingssubsidie.

Een aanvrager kan ervoor kiezen om landbouwgrond blijvend om te zetten naar natuurterrein. Deze omzetting geschiedt in twee fasen.

Ten eerste is er de omzetting “op papier”, de zogenaamde subsidie functieverandering. Deze subsidie kan worden verstrekt om de waardedaling van de landbouwgrond als gevolg van de omzetting naar natuurterrein te compenseren. Het is de taak van de aanvrager om de benodigde toestemmingen en vergunningen voor deze omzetting aan te vragen en te verkrijgen. Te denken valt onder meer aan de noodzakelijke wijziging van het bestemmingsplan. Op het moment dat de subsidie functieverandering is verstrekt, wordt de betreffende grond in de zin van het SNL aangemerkt als natuurterrein.

De tweede fase is de feitelijke inrichting van de aldus omgezette grond, met andere woorden de realisatie van een natuurbeheertype of een landschapsbeheertype op de betreffende grond. Hiervoor kan een investeringssubsidie worden aangevraagd, maar dat is niet verplicht.

Zo is het mogelijk dat er weliswaar een subsidie functieverandering wordt aangevraagd, maar geen aanvraag voor een investeringssubsidie wordt ingediend omdat de aanvrager de noodzakelijke inrichtingsmaatregelen op andere wijze financiert. Het omgekeerde is uiteraard ook mogelijk.

De onderhavige regelingswijziging komt voort uit een evaluatie van de SKNL. De wensen die hieruit voortkomen vallen grofweg uiteen in vier hoofdpunten: flexibiliteit, vereenvoudiging, waardevermindering bij functiewijziging en handhaving van de kwalitatieve verplichting. Aan deze wensen is zo veel mogelijk invulling gegeven.

Artikelsgewijze toelichting

Algemene bepalingen

Begripsbepalingen (artikel 1)

Onder grote ondernemingen wordt op het moment van het schrijven van deze toelichting verstaan: onderneming waar 250 personen of meer werkzaam zijn of waarvan de jaaromzet 50 miljoen EUR of het jaarlijkse balanstotaal 43 miljoen EUR overschrijdt.

Subsidieplafonds(artikel 2)

In het kader van de SKNL kunnen twee subsidieplafonds worden vastgesteld, namelijk één subsidieplafond voor alle vormen van investeringssubsidie en één plafond voor subsidie functieverandering. Voor investeringssubsidies geldt namelijk dat de aanvraag meerdere vormen van investeringssubsidie omvat. Het is in dergelijke gevallen vrijwel onmogelijk om bepaalde inrichtingsmaatregelen geheel of gedeeltelijk toe te rekenen aan één van de (aangevraagde) vormen van investeringssubsidie, omdat die maatregel als één kostenpost zal worden opgegeven.

Om Gedeputeerde Staten een sturingsinstrument te geven, is opgenomen dat zij bepaalde gebieden, aanvragers of subsidies kan uitsluiten. Een bijzonder aandachtspunt is de mogelijke uitsluiting van subsidies functieverandering.

Zoals hiervoor beschreven zijn de subsidie functieverandering en de investeringssubsidie gescheiden gehouden om de aanvrager zoveel mogelijk flexibiliteit ten aanzien van de financiering te bieden. Dat laat onverlet dat er een zekere samenhang tussen beide subsidies is. Het louter “op papier” omzetten van landbouwgrond naar natuurterrein (middels functieverandering), zonder dat het aldus ontstane natuurterrein feitelijk wordt ingericht, draagt immers niet bij aan de doelstellingen van de SKNL.

Het voorgaande betekent dat als Gedeputeerde Staten investeringssubsidie uitsluiten voor een bepaald beheertype, er ook geen subsidie functieverandering aangevraagd kan worden indien de aanvrager beoogt na de functieverandering een dergelijk uitgesloten beheertype te realiseren. Deze uitsluiting geldt ongeacht of die realisatie plaats zou vinden op grond van een aanvraag voor een investeringssubsidie of op grond van een realisatieplan.

Uitsluiting begunstigden (artikel 5)

In de SKNL is opgenomen welke aanvragers niet in aanmerking komen voor een investeringssubsidie. De begunstigde moet bij machte zijn om de inrichtingsmaatregelen te realiseren met eerbiediging van de op de betreffende grond rustende rechten van derden.

Stimulerend effect(artikel 6a)

Steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden kan alleen als verenigbaar met de interne markt worden aangemerkt als hij een stimulerend effect heeft. Om diezelfde redenen is de Commissie van oordeel dat de steun voor de begunstigde geen stimulerend effect heeft wanneer het betrokken project of de betrokken activiteit reeds is gestart voordat de begunstigde zijn subsidieaanvraag bij de nationale autoriteiten heeft ingediend. Verwezen wordt naar de punten 66 en 70 van de Richtsnoeren van de Europese Unie voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014-2020.

Ambitiekaart (artikel 7)

Op de zogenaamde ambitiekaart, die een onderdeel vormt van het natuurbeheerplan, staan de beleidsdoelen ten aanzien van de ontwikkeling van nieuwe natuur en wordt door Gedeputeerde Staten aangegeven voor welke gronden een subsidie functieverandering of een investeringssubsidie verstrekt kan worden. De ambitiekaart vormt dus de basis voor SKNL-aanvragen. Bovendien wordt op deze kaart aangegeven welk beheertype op de betreffende grond ingericht kan worden en in welke natuurkwaliteit. Dit is van belang voor de vraag welke investeringssubsidie aangevraagd en verstrekt kan worden.

Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat een aanvraag voor een investeringssubsidie pas kan worden ingediend nadat een zogenaamde prétoets heeft plaatsgevonden. Doel van deze prétoets is de kwaliteit van de aanvragen te verhogen en het aldus voorkomen van onnodige administratieve en uitvoeringslasten voor zowel de aanvrager als de provincie.

De aanvrager dient het (positieve) préadvies bij de aanvraag te voegen. Gedeputeerde Staten is niet gebonden aan het advies, maar een dergelijk positief advies zal zwaar wegen bij het besluit om al dan niet de gevraagde investeringssubsidie te verstrekken.

Het is mogelijk dat Gedeputeerde Staten op de ambitiekaart nog geen natuurbeheertype heeft aangegeven dat ter plekke gerealiseerd kan worden. Een dergelijke situatie kan zich voordoen indien nog geen definitieve keuze is gemaakt ten aanzien van de gewenste ontwikkeling van het betreffende gebied.

In dergelijke gevallen zal, alvorens een aanvraag voor een investeringssubsidie ingediend kan worden, eerst bepaald moeten worden of het natuurbeheertype dat de aanvrager wenst te realiseren past binnen de gewenste gebiedsontwikkeling.

De procedure werkt als volgt: de aanvrager geeft aan welke natuurbeheertype hij op de betreffende grond wenst te realiseren. Gedeputeerde Staten beoordelen of dit voorstel past binnen de gewenste gebiedsontwikkeling. Is dit het geval, dan wordt de ambitiekaart aangepast, in die zin dat het te realiseren natuurbeheertype wordt “ingevuld”. Deze invulling is noodzakelijk zodat kan worden getoetst of het verstrekken van de investeringssubsidie in overeenstemming is met het natuurbeheerplan. De aanvraag kan pas worden ingediend nadat Gedeputeerde Staten de ambitiekaart hebben aangepast.

Er bestaat overigens nog een andere mogelijkheid om in dergelijke gevallen duidelijkheid te verkrijgen welk natuurbeheertype ter plekke gerealiseerd kan worden. Veelal wordt het natuurbeheerplan jaarlijks herzien. Door gebruik te maken van de inspraakprocedure kan een aanvrager een voorstel doen voor een te realiseren natuurbeheertype. In het kader van die inspraakprocedure kunnen Gedeputeerde Staten vervolgens beslissen of zij het voorstel van de aanvrager volgen, of alsnog zelf tot een voorstel komen. De invulling van de ambitiekaart geschiedt dan gelijktijdig met de overige aanpassingen van het natuurbeheerplan.

In afwijking van bovenstaande kan ook voor gronden subsidie worden aangevraagd die gelegen zijn binnen de provincie Utrecht, maar die buiten de terreinen liggen die op kaart 1 van het Natuurbeheerplan 2023 zijn aangeduid als ‘Te ontwikkelen natuur’, 'Te ontwikkelen natuur zoekgebied (Groene contour)' en 'Te ontwikkelen natuur zoekgebied (NNN)'. Op basis van een ecologische onderbouwing en na advies van de Kopgroep Akkoord van Utrecht wordt bepaald of deze geschikt zijn bevonden om op voorzienbare termijn aan het Natuurnetwerk Nederland toe kunnen worden gevoegd.

Investeringssubsidie

Uitsluitingen(artikelen 9a en 16)

Investeringssubsidies respectievelijk subsidie functieverandering wordt niet verstrekt indien op de betreffende grond nog verplichtingen rusten op grond van de genoemde regelingen. Reden hiervoor is dat het in beginsel niet mogelijk is om aan de uit die regelingen voortvloeiende beheerverplichtingen te voldoen en tegelijkertijd de investering dan wel de functieverandering te realiseren.

Ten aanzien van investeringssubsidies is hierop een uitzondering mogelijk als de inrichtingsmaatregelen niet dermate ingrijpend zijn dat de instandhouding van het bestaande natuurbeheertype of landschapselement belemmerd wordt. In dat geval kan de reeds verstrekte subsidie op grond van de genoemde regelingen worden gehandhaafd en de investeringssubsidie worden verstrekt. Of een dergelijke situatie zich voordoet zal per geval beoordeeld moeten worden.

Het is overigens ook mogelijk een verzoek in te dienen om de eerdere subsidie in te trekken. In dergelijke gevallen is de kans echter zeer groot dat de reeds verstrekte subsidie op grond van die regeling (al dan niet in de vorm van voorschotten) teruggevorderd zal worden.

Verklaring van geen bezwaar(artikel 10, derde lid)

Het treffen van inrichtingsmaatregelen betekent een wijziging van de bestaande situatie. De aanvraag dient vergezeld te gaan van een verklaring van geen bezwaar van de eigenaar van de grond indien de aanvrager van de investeringssubsidie een ander dan de eigenaar is. Is op de betreffende grond ook een recht van erfpacht gevestigd en is de aanvrager noch de eigenaar, noch de erfpachter, dan dient de aanvraag bovendien vergezeld te gaan van een verklaring van geen bezwaar van de erfpachter.

Verantwoording(artikel 12, tweede lid en artikel 14c)

De begunstigde zal na afronding van de inrichtingsmaatregelen een aanvraag tot subsidievaststelling moeten indienen. Middels die aanvraag legt hij verantwoording af dat de subsidiabele activiteiten ook daadwerkelijk en correct zijn uitgevoerd.

De Europese Commissie heeft aangegeven dat de begunstigde ook facturen over moet kunnen leggen, alsmede het bewijs dat betaling van die facturen daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De begunstigde hoeft die bewijsstukken niet nogmaals over te leggen als hij de betreffende kosten al afdoende aangetoond heeft op basis van een aanvraag tot bevoorschotting. Gedeputeerde Staten beschikken dan immers reeds over de benodigde bewijzen.

Bij grote en/of langdurige projecten, zoals bijvoorbeeld een programma van éénmalige investeringen, is een jaarlijks verslag wenselijk om te waarborgen dat de inrichtingsmaatregelen correct en binnen het budget gerealiseerd worden. Waar nodig kan dan bijgestuurd worden. Het ligt echter niet in de rede om ook bij kleinere inrichtingsprojecten een dergelijke rapportage te verlangen. Daarom wordt thans bepaald dat, indien de inrichtingsmaatregelen binnen één jaar zijn afgerond, geen jaarlijks verslag ingediend hoeft te worden. De verantwoording kan in dergelijke gevallen plaatsvinden via de aanvraag tot subsidievaststelling.

Instandhoudingsplicht(artikel 12, derde lid)

Na het uitvoeren van de inrichtingsmaatregelen waarvoor een investeringssubsidie is verstrekt, dient de begunstigde van die subsidie het gerealiseerde ten minste 6 jaar in stand te houden. De begunstigde kan ervoor kiezen om vervolgens een corresponderende subsidie op grond van de SVNL2016 aan te vragen. De instandhouding wordt in dat geval gegarandeerd door de subsidievoorwaarden die aan de SVNL2016-subsidie zijn verbonden. Als alternatief kan de begunstigde ook opteren voor een instandhouding zonder subsidie, bijvoorbeeld omdat hij niet gebonden wil zijn aan de subsidievoorwaarden van de SVNL.

Subsidiabele kosten(artikel 13 en 14)

De kosten die in aanmerking komen voor vergoeding op grond van een aanvraag voor investeringssubsidie worden opgesomd in artikel 13, eerste lid, van de SKNL. De investeringssubsidie bedraagt maximaal 100% van de werkelijk gemaakte subsidiabele kosten. Gedeputeerde Staten kunnen hier echter van afwijken door een maximumbedrag per hectare vast te stellen.

Bevoorschotting(artikel 14b)

Vooral bij inrichtingsmaatregelen van langere duur, zoals bijvoorbeeld op basis van een programma van éénmalige investeringen, kan het wenselijk zijn om voorafgaand aan de subsidievaststelling reeds voorschotten te verstrekken om in de onmiddellijke liquiditeitsbehoefte van de begunstigde te voorzien.

Er kan slechts één voorschot per jaar worden verstrekt, waarbij het voorschotbedrag minimaal € 500,- en maximaal 80% van de totale investeringssubsidie, zoals opgenomen in de beschikking tot subsidieverlening, kan bedragen. Het minimumbedrag is opgenomen omdat de uitvoeringslasten en –kosten anders niet in verhouding staan tot de hoogte van het te verstrekken voorschot. Bovendien is dit drempelbedrag niet zo hoog dat niet redelijkerwijs van de begunstigde verlangd kan worden dat hij die financiële last tijdelijk zelf draagt. Het maximumpercentage is opgenomen om te voorkomen dat Gedeputeerde Staten in één jaar een zeer groot bedrag aan voorschotten moeten reserveren.

In totaal kan er voor niet meer dan 95% van de totale investeringssubsidie aan voorschotten worden verleend. Deze bepaling is opgenomen om terugvordering van voorschotten zoveel mogelijk te voorkomen indien bij de subsidievaststelling blijkt dat er reeds een hoger bedrag aan voorschotten is uitbetaald.

Subsidie functieverandering

Realisatieplan(artikel 17, vierde en vijfde lid)

Wanneer functieverandering heeft plaatsgevonden, moet tevens inrichting plaatsvinden gericht op de realisatie van een natuurbeheertype, landschapsbeheertype of de realisatie of verhoging van de natuurkwaliteit van een habitattype.

Als een aanvraag voor een subsidie functieverandering niet vergezeld gaat van een aanvraag voor investeringssubsidie, zal een zogenaamd realisatieplan moeten worden bijgevoegd. In dit realisatieplan beschrijft de aanvrager op welke wijze hij het terrein wenst in te richten en te beheren. De beoogde eindsituatie zal immers duidelijk moeten zijn om de waardedaling, en daarmee de hoogte van de subsidie functieverandering, te kunnen bepalen. De subsidie functieverandering kan worden afgewezen indien de voorgestelde wijze van inrichten en beheer naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet bijdraagt aan de doelstellingen van de SKNL zoals verwoordt in het natuurbeheerplan.

Subsidievoorwaarden(artikel 18)

Indien functieverandering onderdeel is van een wettelijke of contractuele verplichtingen zoals ontgronding of compensatie voor ruimtelijke ontwikkeling is geen subsidie mogelijk. Geen subsidie is mogelijk als de grond om niet is verkregen van de overheid, minder subsidie als deze voor minder dan de marktwaarde van de overheid is verkregen. In die gevallen heeft de eigenaar de gronden immers al met overheidssteun verkregen ten behoeve van natuurrealisatie.

Handhaving kwalitatieve verplichting(artikel 19)

Bij de verplichting om de landbouwgrond waarvoor subsidie functieverandering is verleend niet meer voor de landbouw te gebruiken en de realisering van het natuurbeheerype of landschapsbeheertype niet te verstoren of in gevaar te brengen, wordt expliciet verwezen naar het artikel 6:252 van het Burgerlijk Wetboek (BW), zodat duidelijk is dat het moet gaan om een kwalitatieve verplichting als bedoeld in het BW.

Om de verplichting om de functieverandering van landbouwgrond naar natuur beter handhaafbaar te maken, wordt als extra subsidieverplichting opgenomen dat de begunstigde een aanvraag tot wijziging van de bestemming in het Omgevingsplan overeenkomstig het te realiseren natuurtype of landschapsbeheertype indient bij de gemeente (artikel 18, lid 1, sub f).