Instellingsbesluit regionale commissie voor huisvestingsbezwaren

Geldend van 03-03-2011 t/m heden

Intitulé

Instellingsbesluit regionale commissie voor huisvestingsbezwaren

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen; gelet op artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), alsmede artikel 84 van de Gemeentewet en 4 van de Huisvestingswet; overwegende dat - het college een commissie kan instellen voor het horen naar aanleiding van en het adviseren over bezwaarschriften, ingediend tegen besluiten van het college;

- het college in de omstandigheid als bedoeld in artikel 4 lid 2 van de Huisvestingswet een commissie als bedoeld in dat artikel dient in te stellen; B E S L U I T: vast te stellen het Instellingsbesluit regionale commissie voor huisvestingsbezwaren.

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. verwerend orgaan:

1. bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen, of

2. het orgaan dat een besluit als bedoeld in artikel 4 lid 2 van de Huisvestingswet heeft genomen;

b. commissie: de commissie bedoeld in artikel 2 lid 1 tot en met lid 3;

c. gemeente: de gemeente Vlaardingen;

d. overige leden: de voorzitter en de leden van de commissie, alsmede hun plaatsvervangers;

e. beklag: beklag als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Huisvestingswet, voor zover

1. dat beklag betreft een besluit als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Huisvestingswet; en,

2. dat beklag gelet op artikel 4, tweede lid, van de Huisvestingswet door de Bezwarenadviescommissie behandeld dient te worden;

f. bezwaar: bezwaar als bedoeld in artikel 1:5 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht;

g. bezwaarschrift: een op schrift gesteld bezwaar of een op schrift gesteld beklag;

h. Awb: Algemene wet bestuursrecht;

i. huisvestingsverordening: de Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam 2006.

Hoofdstuk 2 Commissie

Artikel 2 Inleidende bepaling

1. Er is een commissie belast met de behandeling van – en advisering over bezwaren, als bedoeld in artikel 1:5 van de Algemene wet bestuursrecht, gericht tegen besluiten van het college. Deze commissie is tevens een commissie als bedoeld in artikel 4 lid 2 van de Huisvestingswet.

2. De commissie is bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften die met ingang van 1 januari 2011 zijn ingediend tegen besluiten:

a. op een aanvraag om een vergunning, als bedoeld in artikel 7 van de Huisvestingswet of een besluit tot toewijzing van een woning aan een huishouden op grond van hoofdstuk 2 van de Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam 2006; en,

b. op een aanvraag om een besluit als bedoeld in artikel 11 lid 1 van de Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam 2006.

3. De commissie is bevoegd tot het behandelen van een beklag en het geven van een advies als bedoeld in artikel 4 lid 2 van de Huisvestingswet.

Artikel 3 Samenstelling van de commissie

1. De commissie bestaat uit een onafhankelijk voorzitter en ten minste twee leden.

2. Het college benoemt, schorst en ontslaat de voorzitter en overige leden.

3. Het college benoemt plaatsvervangende leden en één of meer plaatsvervangend voorzitters.

Artikel 4 Secretaris

1. De secretaris van de commissie is een door het college aangewezen persoon.

2. Het college wijst tevens een of meer plaatsvervangers van de secretaris aan.

Artikel 5 Zittingsduur

1. De voorzitter en de overige leden van de commissie treden af na afloop van het vierde jaar na hun benoeming.

2. De voorzitter en de overige leden van de commissie kunnen op elk moment ontslag nemen.

3. De aftredende voorzitter en de aftredende overige leden van de commissie blijven hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien.

Hoofdstuk 3 Procedure

Artikel 6 Enkelvoudige en meervoudige kamer

1. Bezwaarschriften waarover de commissie ingevolge dit instellingsbesluit advies uitbrengt, worden behandeld door de enkelvoudige kamer van de commissie.

2. Indien een bezwaarschrift naar het oordeel van de enkelvoudige kamer ongeschikt is voor behandeling door de enkelvoudige kamer, verwijst zij deze naar de meervoudige kamer van de commissie.

3. Voor het door de enkelvoudige kamer houden van een zitting, beraden en adviseren als bedoeld in artikel 16 is vereist dat de voorzitter aanwezig is.

4. Voor het door de meervoudige kamer houden van een zitting en voor het door de meervoudige kamer beraden en adviseren als bedoeld in artikel 16 is vereist dat drie leden, waaronder de voorzitter, aanwezig zijn.

Artikel 7 Ontvangst en toezending bezwaarschrift met achterliggende stukken aan commissie

1. Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.

2. Het verwerend orgaan zendt de commissie binnen een week na ontvangst van het bezwaarschrift een afschrift daarvan, alsmede alle op de zaak betrekking hebbende stukken.

Artikel 8 Uitoefening bevoegdheden

De bevoegdheden ingevolge de hierna genoemde artikelen van de Algemene wet bestuursrecht worden voor de toepassing van dit instellingsbesluit uitgeoefend door de voorzitter van de commissie:

a. artikel 2:1, tweede lid;

b. artikel 6:6, wat betreft het stellen van een termijn, deze termijn bedraagt twee weken;

c. artikel 6:17, voor zover het de verzending van stukken betreft tijdens de behandeling

door de commissie;

d. artikel 7:4, tweede lid;

e. artikel 7:6, vierde lid.

Artikel 9 Vooronderzoek

1. De secretaris van de commissie is bevoegd rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen of te laten inwinnen.

2. De voorzitter kan uit eigen beweging of op verlangen van de commissie bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en hen zo nodig uitnodigen daartoe op de hoorzitting te verschijnen. Indien daaraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging van het college vereist.

Artikel 10 Hoorzitting

1. De secretaris van de commissie bepaalt plaats en tijdstip van de zitting waarin de belanghebbenden en het verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te laten horen.

2. De voorzitter beslist over de toepassing van artikel 7:3 van de Awb.

3. Indien de voorzitter op grond van het tweede lid besluit af te zien van het horen, doet hij daarvan mededeling aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan.

Artikel 11 Uitnodiging zitting

1. De secretaris nodigt de belanghebbenden en het verwerend orgaan ten minste twee weken voor de zitting schriftelijk uit.

2. Binnen vijf dagen na verzending van de uitnodiging kunnen de belanghebbenden of het verwerend orgaan onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zitting te wijzigen.

3. De beslissing van de voorzitter op dit verzoek wordt uiterlijk één week voor het tijdstip van de zitting aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan meegedeeld.

4. De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen die genoemd zijn in het eerste tot en met het derde lid.

Artikel 12 Niet-deelneming aan de behandeling

De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.

Artikel 13 Openbaarheid zitting

De zitting van de commissie is niet-openbaar.

Artikel 14 Schriftelijke vastlegging

1. Het verslag als bedoeld in artikel 7:7 van de Awb vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid.

2. Het verslag houdt een zakelijke vermelding in van wat over en weer is gezegd en wat verder ter zitting is voorgevallen.

3. Indien de zitting geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren plaatsvond, of indien belanghebbenden, respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, maakt het verslag hiervan melding.

4. Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag kunnen worden gehecht.

5. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.

Artikel 15 Nader onderzoek

1. Indien na afloop van de zitting maar voordat het advies wordt opgesteld, nader onderzoek wenselijk blijkt te zijn, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verlangen van de andere commissieleden dit onderzoek houden.

2. De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden toegezonden.

3. De leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een week na verzending van de nadere informatie aan de voorzitter van de commissie een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist binnen één week na ontvangst van het verzoek.

4. Indien de voorzitter het verzoek afwijst, wordt betrokkenen de gelegenheid geboden tot een schriftelijke reactie binnen één week na zijn afwijzing.

5. Op een nieuwe hoorzitting zijn de bepalingen in deze verordening die betrekking hebben op de hoorzitting, zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16 Raadkamer en advies

1. De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies. De meervoudige kamer beslist bij meerderheid van stemmen.

2. Staken de stemmen, dan beslist de stem van de voorzitter. Van een minderheidsstandpunt wordt in het advies melding gemaakt, indien de minderheid dat

verlangt.

3. Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift.

4. Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend.

Artikel 17 Uitbrengen advies en verdaging

1. Het advies wordt, onder medezending van het verslag als bedoeld in artikel 14 en eventueel door de commissie ontvangen nadere informatie en nader verslag, tijdig uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.

2. Indien naar het oordeel van de voorzitter van de commissie de termijn bedoeld in artikel 7:10, eerste lid, van de Awb, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies en het nemen van een beslissing, verzoekt hij het verwerend orgaan tijdig de beslissing te verdagen.

3. Van een besluit tot verdaging ontvangen de commissie en de belanghebbenden een afschrift.

Artikel 18 Beslissing op bezwaarschrift

1. Het verwerend orgaan zendt de commissie een afschrift van zijn beslissing op het bezwaarschrift waaromtrent de commissie een advies heeft uitgebracht.

2. Ingeval er beroep wordt aangetekend tegen boven genoemde beslissing op bezwaar stelt het verwerend orgaan de commissie hiervan in kennis en houdt haar op de hoogte van het vervolg van de procedure.

Artikel 19 Behandeling van beklagen

De artikelen 8 tot en met 18 zijn van overeenkomstige toepassing op de behandeling door de commissie van beklagen.

Artikel 20 Jaarverslag

Jaarlijks brengt de commissie een openbaar jaarverslag uit waarin wordt weergeven hoe zij haar adviestaak ingevolge deze verordening en het gestelde in de Awb en in de Huisvestingswet heeft verricht. Bevindingen en aanbevelingen worden hier in opgenomen.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 21 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag volgend op de dag van bekendmaking.

Artikel 22 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: ‘Instellingsbesluit regionale commissie voor huisvestingsbezwaren”.

Ondertekening

Aldus besloten door het college voornoemd in zijn vergadering van 22 februari 2011 Vlaardingen, Het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen, De secretaris,        de burgemeester
Ir. C. Kruyt                mr. T.P.J. Bruinsma

Nota-toelichting bij het instellingsbesluit

1.Algemeen

Op grond van de Huisvestingswet kan een uitvoeringsbeslissing inzake woonruimteverdeling en urgentie een privaatrechtelijk of publiekrechtelijk karakter hebben. Wordt zo’n beslissing genomen op grond van de huisvestingsverordening, dan heeft zo’n beslissing het publiekrechtelijk karakter van een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Wordt echter zo’n beslissing genomen op grond van een overeenkomst als bedoeld in artikel 4 van de Huisvestingswet genomen, dan heeft zo’n beslissing een privaatrechtelijk karakter. Geschillen over beslissingen met een privaatrechtelijk karakter starten met een “beklag” (aldus artikel 4 lid 2 van de Huisvestingswet) en worden ingevolge artikel 4 lid 2 van de Huisvestingswet behandeld door een door het college van burgemeester en wethouders in te stellen geschillencommissie. Hebben beslissingen het karakter van een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht, dan worden geschillen over die beslissingen behandeld overeenkomstig het in hoofdstuk 7 en 6 van de Algemeen wet bestuursrecht over de bezwaarprocedure bepaalde. De voorgestelde aanpassing van de Huisvestingsverordening (verwachte inwerkingtreding: 22 februari 2011) gaat ervan uit dat woonruimteverdelingsbeslissingen en urgentiebeslissingen als besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb aangemerkt worden. Het is echter mogelijk dat de rechter daar anders over denkt en dergelijke beslissingen toch als privaatrechtelijk aanmerkt. Deze kans is het grootst bij de woonruimteverdelingsbeslissingen. Dit instellingsbesluit anticipeert op een dergelijke rechterlijke uitspraak: de commissie is zowel bezwarenadviescommissie als geschillencommissie als bedoeld in artikel 4 van de Huisvestingswet. Met nadruk wordt opgemerkt dat “beklag” in de zin van artikel 4 van de Huisvestingswet onderscheiden moet worden van “klacht” als bedoeld in artikel 9:2 van de Algemene wet bestuursrecht. 2. Artikel 2

In artikel 2 wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat de uitvoeringsbesluiten (urgentieverlening en woonruimteverdeling) als privaatrechtelijk worden aangemerkt. In dat geval kan de ingestelde commissie fungeren als geschillencommissie zoals bedoeld in artikel 4 van de Huisvestingswet. Artikel 1 onder g

Onder “bezwaarschrift” wordt mede verstaan het op schrift gestelde beklag. Dit voorkomt ingewikkelde formuleringen elders in de tekst van het instellingsbesluit. Artikel 13

Gelet op de vaak persoonlijke aard van het aan het bezwaar of beklag ten grondslag liggende feitencomplex zijn de zittingen van de commissie niet openbaar.