Beleidskader aanpak van mensenhandel in Vlaardingen

Geldend van 05-11-2011 t/m heden

Intitulé

Inleiding

Voor u ligt een integraal beleidskader waarmee de gemeente Vlaardingen invulling geeft aan haar rol en verantwoordelijkheid op het gebied van prostitutiebeleid. Met dit beleidskader voorziet de gemeente Vlaardingen in een sluitende integrale en regionaal verankerde aanpak ter bestrijding van misstanden in de prostitutiesector, jeugdprostitutie, loverboy-problematiek en mensenhandel.

Paragraaf 2 Leeswijzer Beleidskader

In dit beleidskader wordt ingegaan op de wijze waarop de gemeente Vlaardingen haar prostitutiebeleid kan vormgeven, vooralsnog specifiek gericht op het tegengaan van uitbuitingssituaties in de seksindustrie.

Paragraaf 5 gaat in op gemeentelijke doelstellingen ten aanzien van prostitutie en paraaf 6 op de instrumenten die daarvoor kunnen worden ingezet. Daarna zal achtereenvolgens ingegaan worden op gemeentelijke instrumenten ter bestrijding van misstanden in de prostitutiesector, het vormgeven van een regionale ketenaanpak Mensenhandel en de rol van de gemeenten daarbij. Ook wordt stilgestaan bij het vormgeven van een regionaal Handhavings-arrangement. Daarnaast zal nog expliciet worden stilgestaan bij een instrument dat bijdraagt aan een effectieve bestrijding en aanpak van illegale prostitutie (de methode Handhaven Op Niveau).

Paragraaf 3 Verschijningsvormen mensenhandel

Mensenhandel kent vele verschijningsvormen, prostitutie en vooral illegale prostitutie zijn daarvan de meest bekende, maar ook loverboyproblematiek, uitbuiting d.m.v. overbewoning, slechte betaling, gedwongen slechte arbeidsomstandigheden of arbeidsvoorwaarden zijn hiervan onderdeel

Paragraaf 4 Beleidskader

Met betrekking tot de ontwikkeling van het prostitutiebeleid kan in het algemeen worden opgemerkt, dat het kader voor regulering en handhaving in de prostitutiesector is opgesteld door de rijksoverheid, terwijl invulling ervan is belegd bij de gemeenten.

Landelijk gezien heeft deze plaatselijke bevoegdheid ertoe geleid dat er steeds meer aandacht is gekomen voor het prostitutiebeleid. Toch heeft de decentrale aanpak ook geleid tot diversiteit en een verscheidenheid aan regels in vergunningverstrekking, handhaving en toezicht. Niet valt uit te sluiten dat het nalevingsgedrag van wet- en regelgeving bij exploitanten daarbij ook onder druk is komen te staan. De vestiging van exploitanten kan als gevolg daarvan zijn verschoven naar enerzijds gemeenten met soepeler regels, of anderzijds vanuit de vergunde naar de niet vergunde (illegale) branche. Naar verwachting zal de nieuwe Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche eind 2011 van kracht. In deze wet zijn regels opgenomen rondom de registratie van de prostituees, hieronder vallen ook de thuisprostituees die nu vergunningvrij hun werkzaamheden mogen uitvoeren. Zodra de wet van kracht wordt, zullen de regels die hierin opgenomen zijn, door de gemeente Vlaardingen ingevoerd worden en daarmee deel uitmaken van dit beleidskader. De gemeente Vlaardingen voelt zich verantwoordelijk voor het inrichten en handhaven van een effectief prostitutiebeleid. Dit beleid geeft de kaders aan voor een exploitant van een seksinrichting. Het beleidskader beschrijft de regels waaraan een exploitant van een seksinrichting zich moet houden. In het beleidskader is opgenomen, hoe zal worden opgetreden bij overtreding van de regels, zoals het aantreffen van illegale inrichtingen en het illegaal verrichten van seksuele handelingen. Uitwerking van het beleidskader is terug te vinden in het handhavingsarrangement dat de taken en verantwoordelijkheden van de betrokken partners in de gemeente Vlaardingen beschrijft. Ook bevat het handhavingsarrangement een beschrijving van de werkwijze van de gemeente bij vergunningaanvraag, -verlening en wijze van handhaving indien zaken worden aangetroffen die niet in overeenstemming met het beleidskader zijn.

In 2000 is het algemene bordeelverbod opgeheven en werd overgegaan op een reguleringsstelsel. Dit heeft er in de praktijk na 2000 toe geleid, dat veel gemeenten beleid op dit punt hebben ontwikkeld en verbodsbepalingen hebben vastgelegd in de plaatselijke APV. Gemeenten verlenen op basis daarvan vergunningen voor deze sector.

Aan de wet tot opheffing van het algemene bordeelverbod (uit 2000) heeft de wetgever destijds een zestal doelstellingen verbonden: Beheersing en regulering van de exploitatie van prostitutie. Verbetering van de bestrijding van exploitatie van onvrijwillige prostitutie. Bescherming van minderjarigen tegen seksueel misbruik. Bescherming van de positie van de prostituees. Ontvlechten van prostitutie en criminele randverschijnselen. Het terugdringen van de omvang van illegale prostitutie

Paragraaf 5 Gemeentelijke doelstellingen

De landelijke doelstellingen lieten zich vertalen in de huidige gemeentelijke beleidsdoelstellingen ten aanzien van de prostitutiesector: bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat; bescherming en verbetering van de positie van de sekswerkers/prostituees bestendigen van de huidige situatie (0-beleid of status quo-beleid) of een maximum aantal vergunningen voor locatiegebonden seksinrichtingen verminderen vraag en aanbod illegale vormen van prostitutie Voor het vormgeven van deze doelstellingen heeft de gemeente Vlaardingen een aantal instrumenten tot haar beschikking.

Paragraaf 6 Gemeentelijk instrumentarium

APV en Vergunningstelsel

Een belangrijk onderdeel van het prostitutiebeleid is het vergunningenstelsel voor prostitutiebedrijven. De regels hieromtrent worden neergelegd in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). In grote lijnen betekent dit dat de aanvraag voor een vergunning voor een seksinrichting getoetst wordt op de locatie (omgevingsgebonden eisen), het pand (objectgebonden eisen), de exploitant (persoonsgebonden gedragseisen) en de bedrijfsvoering (activiteitgebonden eisen). Het voornaamste uitgangspunt van de APV is dat het verboden is om zonder vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen. Afgezien van deze bepaling zijn de sluitingstijden gelijkgesteld met die van de horeca-inrichtingen, zijn er regels over de weigering, wijziging en intrekking van een vergunning en zijn er regels gesteld ten aanzien van straatprostitutie en sekswinkels en het gebruik van de inrichting. De APV-artikelen zijn gebaseerd op de model-APV van de VNG en bevatten een uitgebreidere weergave van vergunningsvoorwaarden en bieden hierdoor meer rechtsgronden voor toezicht en handhaving. Zo worden ook eisen gesteld op bouwkundig gebied en hygiëne zaken.

Het beleid is erop gericht om periodiek de situatie opnieuw te beoordelen. Binnen dat vergunningstelsel heeft de gemeente Vlaardingen ervoor gekozen om voor het aantal prostitutiebedrijven (seksinrichtingen en escortbedrijven) het status-quo beleid te hanteren. In het verleden zat een seksinrichting aan de Binnensingel. Na de brand in 2005 in dit bedrijf, waarbij het bedrijf in de as is gelegd, is een vergunning verleend aan een nieuwe seksinrichting aan het Grote Visserijplein Status-quo beleid

Na de opheffing van het bordeelverbod is er door sommige gemeenten voor gekozen om de al bestaande inrichtingen te vergunnen. Het vergunde aantal inrichtingen wordt door de gemeente vanaf dat moment gezien als maximum en daarmee wordt de bestaande situatie bestendigd. Er worden geen nieuwe vergunningsaanvragen meer gehonoreerd. Andere vormen van verschijningsvormen van prostitutie:

1. Straat- en raamprostitutie:

Straat- en raamprostitutie worden in de gemeente Vlaardingen niet toegestaan.

2. Thuiswerkers

Thuiswerkers betreft een groep prostituees die haar/zijn diensten aanbied in de eigen woning. Daardoor vallen zij niet onder de reguliere vergunningplicht die geldt voor seksbedrijven. Om klanten te werven adverteren thuiswerkers soms in bladen, maar steeds vaker via internet. Maar vaak beschikken zij ook over een vaste klantenkring die zich uitbreidt langs informele weg. Door op deze wijze in de anonimiteit te werken onderscheiden ze zich van de reguliere seksinrichting. Ook in Vlaardingen is thuiswerk in beginsel dan ook niet vergunningplichtig. Om een vlucht naar het thuiswerk tegen te gaan en zodoende niet regulerend te kunnen optreden moet goed omschreven worden binnen welke grenzen het thuiswerk moet blijven om niet alsnog onder de vergunningplicht te vallen. Dit wordt in de gemeente Vlaardingen bereikt door het hanteren van de volgende criteria:

a. Thuiswerk vindt uitsluitend plaats in de eigen woning; degene die prostitutie bedrijft in eigen woning moet volgens de Gemeentelijke Basisadministratie op dat adres zijn ingeschreven. 

b. Het werven van klanten geschiedt in de regel langs informele weg; de prostituee mag adverteren, maar dit mag slechts incidenteel gebeuren. In geval van een dagelijks of wekelijks terugkerende advertentie of adverteren op speciale sekssites is sprake van een zekere regelmaat en bedrijfsmatigheid.

c. Aan de buitenzijde van het perceel mag het niet duidelijk zijn dat er prostitutie wordt bedreven.

d. De prostituee mag niet toestaan dat anderen of andere bewoners in de woning prostitutie bedrijven.

e. De verdiensten voortkomend uit de prostitutie moeten uitsluitend ten goede komen aan de prostituee.

f. Er mag geen sprake zijn van overlast of aantasting van het woon- en leefklimaat. Als aan één van de criteria niet wordt voldaan, val je niet onder de categorie thuiswerkers. In de nieuwe Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche zijn regels opgenomen rondom thuiswerk. Deze regels voorzien in een landelijk register onder de verantwoordelijkheid van de minister van Veiligheid en Justitie. Bij gemeentelijke verordening kunnen nadere eisen worden gesteld, aan in de gemeente werkende prostituees. In overleg met het Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC) zal hier in de toekomst naar gekeken worden. Bibob-beleid

Een ander instrument dat de gemeente Vlaardingen ter beschikking zal inzetten bij het reguleren van de prostitutiebranche en het tegengaan van misstanden is de Bibob-wetgeving. Met dit instrument is de gemeente Vlaardingen in staat om het proces van vergunningaanvraag en –verlening te voorzien van een screening van de betrokkenen bij de aanvraag of verlenging (exploitant, beheerder, financier etc.). Indien er zaken geconstateerd worden die mogelijk kunnen wijzen op criminele of anderszins onwenselijke zaken zal de gemeente Vlaardingen de gevraagde vergunning weigeren of zelfs intrekken. Hierbij kan in voorkomende gevallen gebruik gemaakt worden van de expertise van het Landelijk Bureau Bibob (LBB) en het RIEC. Wat onwenselijk is, staat beschreven in de APV, 3.13 en 3.14 van de Algemene Plaatselijke Verordening Vlaardingen 2009. Gezondheidsbeleid

Afgezien van de arbeidsomstandigheden die zijn gerelateerd aan de werkomgeving, zijn ook de arbeidsomstandigheden van de prostituees op het gebied van de gezondheid belangrijk gemeente Vlaardingen heeft daarin een eigen taak. Deze taak vloeit voort uit de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv).

In dit kader is het vooral relevant dat de gemeente Vlaardingen verantwoordelijk is voor collectieve preventie, die betrekking heeft op tuberculose, seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA) en aids. Taken zijn onder meer: passieve en actieve opsporing en begeleiding en voorlichting van patiënten, specifieke groepen en hulpverleners. Bij het toezicht op de naleving van bepalingen die zien op de hygiëne en de gezondheid van prostituees en klanten is er een rol weggelegd voor de GGD. Ruimtelijk ordeningsbeleid

Vestiging van nieuwe seksinrichtingen is formeel niet verboden maar kan zoals gezegd aan een maximum worden gebonden. Op basis van de bestaande bestemmingsplannen en leefmilieuverordeningen kan dan nadere invulling aan de bevoegdheden van de gemeente worden gegeven tot het voeren van ruimtelijk beleid dat direct van toepassing is op de vestiging van seksinrichtingen. Zo kan bepaald worden dat de vestiging van een seksinrichting niet toegestaan wordt in een woonwijk of in de buurt van kwetsbare instellingen zoals scholen. Voor Vlaardingen is in de bestemmingsplannen onder strijdig gebruik het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen opgenomen.

Onder seksinrichtingen wordt verstaan: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar. Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG)

Verklaring Omtrent het Gedrag, in de volksmond ook wel 'bewijs van goed gedrag'. Het is een verklaring waaruit blijkt dat het gedrag van de aanvrager geen bezwaar oplevert voor bijvoorbeeld een nieuwe baan. Sinds 1 april 2004 kunnen niet alleen particulieren (natuurlijke personen) maar ook bedrijven (rechtspersonen) een VOG aanvragen. Met deze verklaring kunnen rechtspersonen hun integriteit tonen aan overheden, partners en bedrijven.

Paragraaf 7 Toezicht en handhavingsbeleid

Er wordt onderscheid gemaakt tussen locatiegebonden en niet-locatiegebonden inrichtingen, en tussen vergunde en niet-vergunde inrichtingen. Voorbeelden van locatiegebonden inrichtingen zijn clubs en andere vaste locaties waar prostitutie wordt aangeboden. Niet-locatiegebonden inrichtingen zijn bijvoorbeeld escortbedrijven die alleen op afroep werken. Beide kunnen een vergunning hebben, dan wel zonder vergunning werken. Afhankelijk van de hiervoor geschetste situatie kan toezicht andere eisen stellen aan de gebruikte toezichtinstrumenten. Logischerwijs is de betrokkenheid van de politie bij de niet-vergunde inrichtingen groter dan bij de vergunde. De burgemeester is verantwoordelijk voor toezicht en handhaving van de door haar verleende vergunningen. Op grond van artikel 151a en 177 Gemeentewet heeft de gemeente Vlaardingen de regiopolitie aangewezen voor het toezicht en de handhaving voor de prostitutiebranche.Hierdoor fungeren de controleurs van de politie als bestuurlijk toezichthouder. Het Controleteam Prostitutie en Mensenhandel (CPM) van de politie Rotterdam-Rijnmond voert deze taak uit. Zij houdt toezicht op naleving van de vergunningsvoorwaarden, treedt actief op tegen seksinrichtingen en escortbedrijven die niet over een vergunning beschikken en hiervoor ook niet in aanmerking komen en controleert of er minderjarigen werken, of er sprake is van gedwongen prostitutie en of er uitbuiting plaatsvindt. Dit laatste kunnen namelijk, op grond van het Wetboek van strafrecht, signalen vormen van mensenhandel. Daarnaast blijft het college van burgemeester en wethouders wel verantwoordelijk voor het toezicht met betrekking van regelgeving op het gebied van gezondheid (GGD), bouwverordeningen (sectie Bouwen en Milieu) etc..

Afspraken over de prioritering, inzet en capaciteit van de partners bij de handhaving van de wettelijke regels en vergunningsvoorwaarden en de bestrijding van misstanden in de prostitutiesector zijn neergelegd in het handhavingsarrangement. Handhaving en toezicht zijn ook van belang om meer grip te krijgen op het niet-vergunde (en dus illegale) deel van de prostitutiesector. Het doel van handhaving met betrekking tot niet-vergunde bedrijven is het beëindigen van de illegale exploitatie en daarmee gepaard gaande mogelijk misstanden. Daarmee beoogt de gemeente Vlaardingen ook meer zicht te krijgen op de illegale sexbranche in de eigen gemeente. Hiertoe is landelijk het stappenplan Handhaven op Niveau ontwikkeld. De uitvoering van deze taak is regionaal belegd bij het RIEC Rotterdam-Rijnmond. De ontwikkelingen landelijk laten zien dat handhaving en toezicht op de prostitutiesector in die gemeenten waar dit consequent wordt uitgevoerd, heeft geleid tot verbetering. Op dit moment treedt echter een verschuiving op van de vergunde seksinrichting naar de illegaliteit. Gemeenten die nog ruimte hebben voor vergunde seksinrichtingen melden dat zij geen nieuwe exploitanten zien. Het Controle Team Prostitutie en Mensenhandel van de politie (CPM) heeft aangeven dat de het aantal mensen werkzaam in de prostitutie niet afneemt. Met name het aanbod via internet neemt toe. Bij een onderzoek in Noord-Holland bleek dat de procedure rondom garantstellingen en inschrijvingen in het GBA misbruikt worden. Sluiting van woningen op grond van artikel 174a Gemeentewet (Wet Victoria)

De burgemeester kan op grond van dit artikel besluiten een woning te sluiten.

Sluiting kan ook in geval van ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde op de grond dat de rechthebbende op de woning, de woning op een wijze heeft gebruikt dat die woning is gesloten en er aanwijzingen zijn dat betrokkene de woning, eveneens op een zodanige wijze zal gebruiken of doen gebruiken.

De burgemeester bepaalt de duur van de sluiting. In geval van ernstige vrees voor herhaling van de verstoring van de openbare orde kan hij besluiten de duur van de sluiting tot een door hem te bepalen tijdstip te verlengen. Deze bepaling wordt vooral gebruikt voor drugsoverlast, maar kan ook voor andere vormen van ernstige overlast worden ingezet. Sluiting van een pand of erf is echter een dusdanig ingrijpende maatregel, dat hij pas kan en mag worden toegepast nadat eerst geprobeerd is de overlast met andere, minder ingrijpende middelen, een halt toe te roepen. Het toepassen van het artikel vraagt daarom om grondige dossiervorming rondom het aan te pakken probleem. Sluiting van woningen op grond van artikel 14 Woningwet (Wet Victor)

Indien een woning, woonkeet, woonwagen of ander gebouw is gesloten op grond van artikel 174a Gemeentewet, op grond van een verordening als bedoelt in artikel 174 Gemeentewet of op grond van artikel 13b Opiumwet, dan kan de gemeente Vlaardingen de eigenaar aanschrijven om naar keuze van het gemeentebestuur het gebouw aan een ander in gebruik te geven of het gebouw in beheer te geven aan een persoon of instelling werkzaam op het terrein van de huisvesting. Meestal is dit een woningcorporatie. Wanneer het gebouw in beheer wordt gegeven aan een persoon of instelling, bepalen het college een vergoeding voor beheer. Onteigening van panden

Onteigening van panden is op grond van artikel 77 Onteigeningswet mogelijk: ten behoeve van de uitvoering van of ter handhaving van de feitelijke toestand overeenkomstig een bestemmingsplan; ten behoeve van de uitvoering van een bouwplan (bijvoorbeeld een herstructureringsproject); in geval van een bedreiging van de leefbaarheid; voor een gebouw als bedoeld in artikel 14 Woningwet in geval van handhaving van de openbare orde of overtreding van artikel 2 of 3 Opiumwet. Hierbij geldt dat onteigening mogelijk is indien de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 14 Woningwet, geen uitzicht heeft geboden op een duurzaam herstel van de openbare orde rond dat gebouw welke is verstoord door gedragingen in dat gebouw. Overigens biedt de Wet Bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek gemeenten met ernstige problemen onder andere de mogelijkheid om malafide huiseigenaren nog strenger aan te pakken door gemakkelijker panden te kunnen sluiten en het beheer daarvan over te kunnen nemen. Belangrijke bepalingen zijn een uitbreiding van artikel 77 Onteigeningswet, artikel 14 Woningwet en opname van artikel 97 Woningwet. De gemeente Vlaardingen kan de verhuurder van het gebouw ook vragen de overtreder uit te zetten. De verhuurder kan immers de huurovereenkomst ontbinden, indien het gebouw is gesloten op grond van artikel 174a Gemeentewet, op grond van een verordening als bedoelt in artikel 174 Gemeentewet of op grond van artikel 13b Opiumwet.

Paragraaf 8 Regionale ketenaanpak mensenhandel

De prostitutiebranche is door zijn aard zeer gevoelig voor criminele activiteiten. Het is uiteraard onwenselijk dat de overheid malafide praktijken faciliteert door de afgifte van vergunningen, zoals een exploitatievergunning. Door de intake van vergunningaanvragen goed te organiseren met behulp van het screenen en informatiegestuurd werken en beter in te spelen op de huidige ontwikkelingen in de branche, wordt mede beoogd prostitutie uit het criminele circuit te halen. Een goed gemeentelijk prostitutiebeleid draagt daardoor bij aan de regionale aanpak van mensenhandel. Gemeenten hebben bij uitstek de mogelijkheid om een preventieve rol te spelen bij de aanpak van georganiseerde misdaad. Zoals in de inleiding aangegeven zijn er echter meer branches (horeca, land- en tuinbouw, bouw etc.) waarbinnen zich criminele activiteiten voordoen waarbij mensen uitgebuit worden. Ook op dit terrein is het zaak te voorkomen dat de overheid onbedoeld een faciliterende rol speelt. Daarom zal op termijn ook sluitend gemeentelijk beleid ontwikkeld moeten worden voor overige vormen van uitbuiting buiten de prostitutiesector. Binnen de Regionale ketenaanpak mensenhandel zullen signalen van “overige uitbuiting” tot die tijd wel opgepakt worden door de primair verantwoordelijke partners SIOD en Arbeidsinspectie. Indien bij de aanpak een rol voor de gemeente Vlaardingen wordt gezien, zal het college per geval bezien of daaraan medewerking kan worden verleend. In principe staat de gemeente Vlaardingen daar positief tegenover. Kern van de regionale ketenaanpak mensenhandel is dat partners in gezamenlijkheid en vertrouwen informatie uitwisselen op het thema mensenhandel en in gezamenlijkheid besluiten tot efficiënte en effectieve interventies ter bestrijding van deze vorm van criminaliteit. Alleen op die manier kunnen we in de regio een effectief beleid realiseren waarbij elke partij vanuit de eigen verantwoordelijkheden participeert. Juist de gezamenlijkheid moet ertoe leiden dat georganiseerde misdaad op alle fronten wordt aangepakt. Voor een succesvolle regionale ketenaanpak mensenhandel is het noodzakelijk dat de gemeente Vlaardingen de beschikking heeft over actuele beleids-, toezichts- en handhavingsinstrumenten waarmee ze, soms in aanvulling op maar altijd in afstemming met de andere partners barrières opwerpt ter bestrijding van mensenhandel. De raad wil daaraan uitvoering geven met dit beleidskader.

Paragraaf 9 Doelstelling ketenaanpak mensenhandel

Doelstelling van de Regionale Ketensamenwerking mensenhandel is te komen tot inzicht in gepleegde mensenhandel en daaraan gelieerde criminele activiteiten, opsporing en vervolging van verdachte personen – daaronder ook te verstaan faciliteerders - de detectie van slachtoffers en naar aanleiding van signalering daarvan het nemen van gepaste maatregelen. De betrokken partijen wisselen daartoe over en weer informatie uit op het gebied van mensenhandel. Hiertoe is voorzien in een gezamenlijke centrale verwerking van die informatie. Deze centrale verwerking zal plaatsvinden onder regie van het RIEC. Met het oog op de noodzakelijke privacybescherming wordt door het RIEC tevens zorg gedragen voor het opstellen van de vereiste convenanten voor de gegevensuitwisseling, zowel ten behoeve van de analysefunctie van het RIEC zelf als voor de specifieke regionale ketenaanpak mensenhandel.

Paragraaf 10 Procesinrichting ketenaanpak mensenhandel

De regionale samenwerking waar de gemeente Vlaardingen aan deelneemt, krijgt onder andere vorm in de ketenaanpak mensenhandel. Deze ketenaanpak is gericht op een integrale behandeling van signalen mensenhandel door alle aangesloten partners. De aanpak doorloopt opeenvolgend de volgende processtappen: detectie, dossiervorming, weging en kwalificatie, toewijzing interventie, uitvoering en interventie en evaluatie. De ‘detectie’ van signalen van mensenhandel. Alle deelnemende ketenpartners delen alle signalen van mensenhandel opdat er verbanden kunnen gelegd worden voor dossiervorming. Wat signalen zijn van Mensenhandel en hoe die te herkennen staat beschreven in de Signalenlijst mensenhandel

Bij de processtap ‘dossiervorming’ worden dossiers van potentiële cases mensenhandel gevuld. De keten mensenhandel vult de dossiers met alle informatie van alle ketenpartners. In de casusdossiers komen zowel potentiële daders als potentiële slachtoffers als potentiële faciliteerders van mensenhandel in beeld. Deze potentiële daders, slachtoffers en faciliteerders komen wellicht in aanmerking voor een aanpak van een van de ketenpartners. Eenmaal de dossiers voldoende gevuld zijn, worden ze doorgezet naar de volgende processtap ‘weging en kwalificatie’.

In de derde procestap ‘weging en kwalificatie’ wordt voor elke afzonderlijke dader, slachtoffer en faciliteerder gewogen welk aanpak op basis van de dossiervorming aangeboden kan worden. Hierbij kan gekozen worden uit het brede aanbod dat de afzonderlijke ketenpartners te bieden hebben. In deze processtap wordt er beslist welke ketenpartner welke aanpak mogelijk is.

Bij de ‘toewijzing Interventie’ beslist de desbetreffende ketenpartner of er voldoende capaciteit is om de aanpak te realiseren en volgens welke prioritering de casus opgepakt zal worden. De ketenpartners stemmen de verschillende aanpakken op elkaar af.

Bij ‘uitvoering/interventies’ worden de verschillende aanpakken ook daadwerkelijk uitgevoerd door de professionals van de betreffende ketenpartners. De uitvoering wordt binnen de keten gevolgd en bewaakt tot op het moment dat de zaak afgesloten kan worden;

Bij de ‘evaluatie’ worden zowel de afzonderlijke casussen, het proces, de keten en het beleid geëvalueerd. Ten behoeve van de ketenpartners bij de regionale aanpak Mensenhandel is er onder regie van het RIEC een regionale applicatie ontwikkeld die bovenstaand proces ondersteunt. De gemeente Vlaardingen maakt gebruik van deze applicatie en geeft daarmee invulling aan de eigen rol binnen de integrale ketenaanpak.

Paragraaf 11 Rol gemeente Vlaardingen

Binnen de ketenaanpak betekent dit dat de gemeente Vlaardingen een rol zal spelen bij de detectie en de interventie ten aanzien van signalen van mensenhandel. Signalen die de gemeente Vlaardingen bereiken worden ingebracht bij het voorbereidingsteam. In het regionale casusoverleg (zie processchema hierboven en deel III Implementatie) wordt de noodzakelijke afstemming tussen de partners met betrekking tot de interventies gezocht en gevonden de gemeente Vlaardingen zal bij signalen die betrekking hebben op locaties of personen uit de eigen gemeente een casemanager aanwijzen om zorg te kunnen dragen voor de noodzakelijke regie op de interne gemeentelijke processen en organisatie. Deze casemanager zal daarnaast zorg dragen voor de vereiste afstemming met de overige regionale partners bij de ketenaanpak en hiertoe aansluiten bij het regionale casusoverleg.

Paragraaf 12 Rol RIEC

In het kader van het landelijke Programma Versterking Aanpak Georganiseerde Misdaad en het daarop gebaseerde programma Bestuurlijke Aanpak Georganiseerde Misdaad is er in de regio Rotterdam-Rijnmond een Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC) opgericht. Het RIEC Rotterdam-Rijnmond heeft als doel de bestuurlijke slagkracht van de gemeenten in de regio bij de integrale aanpak van georganiseerde criminaliteit te versterken. Dit gebeurt door de gemeenten te ondersteunen en faciliteren bij het vormgeven, implementeren en uitvoeren van regionaal beleid voor de aanpak van mensenhandel. Daarnaast zal het RIEC de gemeenten (en regionale partners) faciliteren op het gebied van strategische en tactische analyses naar de aard en omvang van mensenhandel in de regio de gemeente Vlaardingen maakt ook gebruik van de diensten van het RIEC. Daartoe zijn convenanten gesloten die de informatiedeling regelen en beschrijven. Deze convenanten zijn door het RIEC aangemeld bij het College Bescherming Persoonsgegevens.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van de gemeenteraad van 27 oktober 2011.