Regeling vervallen per 06-10-2023

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen houdende regels omtrent subsidie voorschoolse voorzieningen (Nadere regels subsidie voorschoolse voorzieningen Vlaardingen 2017)

Geldend van 01-01-2020 t/m 05-10-2023

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen houdende regels omtrent subsidie voorschoolse voorzieningen (Nadere regels subsidie voorschoolse voorzieningen Vlaardingen 2017)

Het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen,

Overwegende dat het wenselijk is om op grond van artikel 4 van de Algemene subsidieverordening Vlaardingen 2011 nadere regels vast te stellen voor de subsidieverlening aan kinderopvang en peuterspeelzalen in Vlaardingen;

Gelezen:

  • De Vlaardingse onderwijsvisie “Alle kinderen zijn kansrijke kinderen” van 14 juni 2012;

  • De nota voorschoolse voorzieningen van 18 juni 2013;

  • De nota harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk behorende bij het besluit van het college van 7 juli 2015;

Gelet op de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene Subsidieverordening Vlaardingen 2011;

Besluit vast te stellen de volgende

Nadere regels subsidie voorschoolse voorzieningen Vlaardingen 2017

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

BSN: Het Burgerservicenummer is een uniek persoonsnummer dat iedereen krijgt die ingeschreven staat in de Basisregistratie personen (BRP).

College: Burgemeester en wethouders van Vlaardingen.

Doelgroepkinderen: Kinderen die in aanmerking komen voor VVE, op indicatie van een door het college aan te wijzen instantie.

Doorgaande Ontwikkelingslijn: Programmatische aansluiting en samenwerking tussen de voor- en vroegschool op het gebied van taal, rekenen en sociaal-emotionele ontwikkeling.

Gemeente: Gemeente Vlaardingen.

Houder: Degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet toebehoort en die met die onderneming een peuterspeelzaal exploiteert en die staat vermeld in het LRKP.

IKC: Integraal Kindcentrum.

Inkomensverklaring: Een officiële verklaring van de Belastingdienst met daarop de inkomensgegevens van een bepaald belastingjaar.

Kinderdagverblijf: Bedrijfsmatige kinderopvang voor kinderen van 0 tot 4 jaar.

Kinderopvang; Het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint.

Kinderopvangtoeslag: De tegemoetkoming van het Rijk, uitgekeerd via de Belastingdienst aan ouders, bedoeld als bijdrage in de kosten voor in het LRKP geregistreerde kinderopvang.

LRKP: Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen. Register waarin kinderopvangvoorzieningen en peuterspeelzalen zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen.

NJi: Nederlands Jeugdinstituut.

Ouderbijdrage: Financiële vergoeding die de ouders moeten betalen bij afname van een peuterplaats of een VVE-peuterplaats.

Ouders: Ouder(s) of verzorger(s) van de peuter.

Peuterplaats: Plaats voor peuters vanaf 2 jaar tot het moment dat zij naar de basisschool uitstromen, van 2 dagdelen en totaal 6 uur per week gedurende 40 weken per jaar op twee verschillende dagen van de week.

Peuterspeelzaal: Voorschoolse voorziening met uitsluitend peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen.

Toeleidingsregistratie: Kwartaalregistratie van gegevens vanaf indicering doelgroep tot en met overgang van voorschoolse voorzieningen naar basisschool.

Voorschoolse voorziening: Peuterspeelzalen en kinderdagverblijven, die ingeschreven staan in het Landelijke Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP) die werkzaam zijn in de gemeente Vlaardingen.

VVE: Voor- en vroegschoolse educatie. Aanbod voor kinderen tot en met groep 2 van de basisschool, waarbij aan de hand van een VVE-programma, op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.

VVE-programma: Een erkend voorschools programma waarin op een gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek, en sociaal- emotionele ontwikkeling voor zover dit programma is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut.

VVE-vergoeding: Een vergoeding aan de houder voor extra werkzaamheden voor een doelgroepkind in een peuterspeelzaal of kinderopvang.

VVE-peuterplaats: Plaats voor doelgroeppeuters van 2 jaar tot het moment dat zij naar de basisschool uitstromen, van 4 dagdelen en totaal 12 uur per week gedurende 40 weken per jaar op tenminste twee verschillende dagen van de week.

Artikel 2a De aanvraag voor VVE-peuterplaatsen en peuterplaatsen

  • 1. Aanvragen kunnen uitsluitend worden ingediend door houders voor peuterspeelzalen die als kinderdagverblijf staan vermeld in het LRKP, die gevestigd zijn in de gemeente Vlaardingen en die gekoppeld zijn aan een of meerdere basisscholen in de gemeente.

  • 2. Aanvragen kunnen uitsluitend worden ingediend voor peuters die woonachtig zijn in de gemeente Vlaardingen.

  • 3. Alleen volledige aanvragen worden in behandeling genomen.

  • 4. De aanvraag dient te worden gedaan op basis van een reële inschatting van het aantal bezette (VVE-)peuterplaatsen en te factureren ouderbijdragen.

  • 5. De aanvraag heeft betrekking op een kalenderjaar of een deel daarvan.

  • 6. Voor de aanvraag wordt gebruik gemaakt van een namens het college vastgesteld format.

  • 7. Aanvragen moeten voor 1 november van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie is bestemd, worden ingediend.

Artikel 2b De aanvraag voor een VVE-vergoeding

  • 1. Aanvragen kunnen uitsluitend worden ingediend door houders van kinderdagverblijven en peuterspeelzalen die in het LRKP staan vermeld als VVE-locatie.

  • 2. Aanvragen kunnen uitsluitend worden ingediend voor peuters die woonachtig zijn in de gemeente Vlaardingen.

  • 3. Alleen volledige aanvragen worden in behandeling genomen.

  • 4. De aanvraag dient te worden gedaan op basis van een reële inschatting van het aantal bezette doelgroepkinderen.

  • 5. De aanvraag heeft betrekking op een kalenderjaar of een deel daarvan.

  • 6. Voor de aanvraag wordt gebruik gemaakt van een namens het college vastgesteld format.

  • 7. Aanvragen moeten voor 1 november van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie is bestemd, worden ingediend.

Artikel 3 De grondslag voor de subsidie

  • 1. Het college stelt jaarlijks voor 1 december de maximum uurprijs per (VVE-)peuterplaats vast, als grens voor de vast te stellen subsidie.

  • 2. Het college stelt jaarlijks voor 1 december de VVE-vergoeding vast.

  • 3. Het college stelt jaarlijks voor 1 december de inkomensafhankelijke ouderbijdrage vast. Deze is gebaseerd op de tabel van de kinderopvangtoeslag.

  • 4. De grondslag voor het subsidie is het werkelijk aantal peuters en het werkelijk aantal uren dat gebruik wordt gemaakt van de peuterspeelzaal.

  • 5. Het college subsidieert het door de houder werkelijk gehanteerde uurtarief. Als het gehanteerde uurtarief hoger is dan het vastgestelde maximum uurtarief, dan wordt het maximum uurtarief gehanteerd.

  • 6. Het college subsidieert de volgende activiteiten:

    • a.

      aanbieders die tot 1 augustus 2020 werken met een aanbod van dagdelen van 3 uur:

      • per bezette (reguliere) peuterplaats voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag: 6 uren per week (40 weken per jaar) minus de geldende ouderbijdrage;

      • per bezette VE-peuterplaats voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag: 12 uren per week (40 weken per jaar) minus de geldende ouderbijdrage over het aanbod van 6 uur per week;

      • per bezette VE-peuterplaats voor ouders die recht hebben op kinderopvangtoeslag: 6 aanvullende uren per week (40 weken per jaar);

    • aantal uren per week

      gemeentesubsidie

      o.b.v. 40 weken

      ouders

      geen recht op

      kinderopvangtoeslag

      ouders

      met recht op

      kinderopvangtoeslag

      reguliere

      peuterplaats

      6 uur

      minus ouderbijdrage obv 6 uur

      -

      VE-peuterplaats

      12 uur

      minus ouderbijdrage obv 6 uur

      6 uur

      (naast het basisaanbod

      van 6 uur

      met kinderopvangtoeslag)

    • b.

      aanbieders die vanaf 1 januari 2020 werken met een aanbod van dagdelen langer dan 3 uur:

      • per bezette (reguliere) peuterplaats voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag: maximaal 8 uren per week (40 weken per jaar) minus de geldende ouderbijdrage;

      • per bezette VE-peuterplaats voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag: minimaal 16 en maximaal 16,5 uren per week (40 weken per jaar) minus de geldende ouderbijdrage over het aanbod van 8 uur per week;

      • per bezette VE-peuterplaats voor ouders die recht hebben op kinderopvangtoeslag: minimaal 8 en maximaal 8,5 aanvullende uren per week (40 weken per jaar);

    • aantal uren per week

      gemeentesubsidie

      o.b.v. 40 weken

      ouders

      geen recht op

      kinderopvangtoeslag

      ouders

      met recht op

      kinderopvangtoeslag

      reguliere

      peuterplaats

      maximaal 8 uur

      minus ouderbijdrage

      obv werkelijk afgenomen uren

      -

      VE-peuterplaats

      16 – 16,5 uur

      minus ouderbijdrage

      obv 8 uur per week

      8 – 8,5 uur

      (naast het basisaanbod

      van tenminste 8 uur

      met kinderopvangtoeslag)

  • 7. Naast de in het vorige lid genoemde subsidiebedragen stelt het college een VVE-vergoeding beschikbaar. Deze vergoeding wordt verstrekt voor peuters die een VVE-peuterplaats bezetten, ongeacht of de ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag. Indien een doelgroeppeuter de VVE-plaats niet het gehele jaar bezet, wordt de toeslag naar rato verstrekt.

  • 8. Houders innen zelf de ouderbijdragen en zijn verantwoordelijk voor het bijbehorende risico van niet-betalers.

Artikel 4 Subsidieplafond

  • 1. Het college stelt jaarlijks voor 1 december een subsidieplafond vast.

  • 2. Indien na het verstrekken van de subsidie aan de houders, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de subsidie naar rato verdeeld.

Artikel 5 Weigeringsgronden

Onverminderd de subsidievoorwaarden als opgenomen in deze Nadere regels, kan de subsidie worden geweigerd indien:

  • a.

    voor één van de Vlaardingse vestigingen van de houder vanaf het moment van subsidieaanvraag tot het moment van subsidieverlening bestuursrechtelijke handhaving van kracht is of wordt;

  • b.

    de aanvraag na de in de leden 7 van artikel 2a en 2b genoemde termijnen is ingediend;

  • c.

    het door het college vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

Artikel 6 Verlening van de subsidie

  • 1. Het college besluit over de aanvraag voor peuterplaatsen, (VVE-)peuterplaatsen en VVE vergoeding binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2. Het college kan dit besluit met ten hoogste zes weken verdagen. Het college stelt de houder hiervan schriftelijk in kennis.

  • 3. De verleningsbeschikking voor peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen en de VVE-vergoeding bevat in ieder geval:

    • a.

      de soort opvang waarvoor de subsidie wordt gegeven;

    • b.

      de periode en het aantal peuterplaatsen waarvoor de subsidie wordt gegeven;

    • c.

      de voorwaarden en verplichtingen waaraan de houder moet voldoen;

    • d.

      de wijze waarop de subsidie wordt betaald;

    • e.

      de wijze waarop de subsidie wordt vastgesteld.

Artikel 7 Bijzondere bepalingen en verplichtingen betreffende de houder

  • 1. De houders zijn verplicht doelgroeppeuters voorrang te geven bij de plaatsing van peuters op beschikbaar gekomen peuterplaatsen.

  • 2. De houder neemt deel aan de gemeentelijke toeleidingsregistratie en levert daartoe de benodigde informatie.

  • 3. De houder past een door het college vastgestelde inkomensafhankelijke ouderbijdrage toe voor die ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag.

  • 4. De houder verschaft op verzoek informatie aan de gemeente, de Inspectie van het Onderwijs, het Ministerie van Onderwijs of aan andere door de gemeente aangewezen instanties.

  • 5. De houder overlegt de financiële verantwoording voor 1 juni volgend op het jaar waarvoor de subsidie geldt. De verantwoording van de ouderbijdragen maakt hier deel van uit.

  • 6. De houder overlegt een inhoudelijke verantwoording op basis van de bij de subsidieverlening gemaakte prestatieafspraken.

  • 7. De houder voldoet aan alle relevante juridische voorwaarden en regelingen die buiten deze Nadere regels van toepassing zijn. Het niet voldoen aan deze Nadere regels, de genoemde wettelijke regelingen of andere relevant juridische voorwaarden en regelingen leidt tot afwijzing van de subsidieaanvraag of wijziging of intrekking van de subsidie.

  • 8. Behoudens de bepalingen in de Algemene Subsidieverordening Vlaardingen 2011 beschikt de houder over onderliggende gegevens en kan deze indien gewenst, binnen een redelijke termijn beschikbaar stellen aan het college. Het gaat daarbij onder meer om:

    • a.

      een door de ouders ondertekend contract met daarin de namen, adres(sen) en BSN van de ouders;

    • b.

      naam, geboortedatum en BSN van de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • c.

      een ‘Verklaring geen recht op Kinderopvangtoeslag’ en een Inkomensverklaring van de niet-werkende ouder, voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag;

    • d.

      inkomensgegevens van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag middels recente Inkomensverklaringen of een kopie van de definitieve aangifte van de inkomstenbelasting van het voorgaande jaar;

    • e.

      indien het gaat om een VVE-peuterplaats: een bewijs van indicatiestelling voor VVE van het Consultatiebureau JGZ (Jeugdgezondheidszorg) van de GGD Rotterdam Rijnmond met daarin een opgave van de geldigheidsduur.

  • 9. In aanvulling op de leden 4, 5 en 6 kan het college overige gegevens opvragen die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag.

Artikel 8 Bijzondere bepalingen en verplichtingen betreffende de inhoud van de voorschoolse voorziening.

  • 1. De houder voldoet voor de kwaliteit van VVE op alle onderdelen ten minste aan het niveau voldoende (3 punten), zoals bepaald in de meest recente bestandsopname/controle van de Inspectie van het Onderwijs.

  • 2. De houder werkt mee aan de uitvoering van het gemeentelijk beleid met betrekking tot de ontwikkeling van jonge kinderen.

  • 3. De houder voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      er loopt geen bestuursrechtelijke handhavingsprocedure voor het kinderopvangaanbod binnen de gemeente;

    • b.

      de houder werkt aantoonbaar samen met het basisonderwijs zodat sprake is van een doorgaande ontwikkelingslijn met het basisonderwijs;

    • c.

      er vindt overdracht plaats van peuters naar het primair onderwijs middels het overdrachtsprotocol;

    • d.

      voor doelgroepkinderen vindt een warme overdracht plaats;

    • e.

      houder maakt gebruik van een kind-volgsysteem dat aansluit op het systeem van de samenwerkende basisschool en dat is opgenomen in de databank effectieve jeugdinterventies van het NJI;

    • f.

      er wordt gewerkt met een VVE-programma op alle groepen ongeacht of er doelgroeppeuters aanwezig zijn;

    • g.

      pedagogisch medewerksters zijn gecertificeerd in de VVE-methode waarmee wordt gewerkt;

    • h.

      er wordt gewerkt volgens een methode van opbrengstgericht werken;

    • i.

      er is beleid ten aanzien van de ouderbetrokkenheid met speciale aandacht voor ouderbetrokkenheid bij de ontwikkeling van de kinderen;

    • j.

      de leidsters hebben het taalniveau 2F voor schrijfvaardigheid en 3F voor spreek- en leesvaardigheid (afkomstig uit de Referentieniveaus taal van de commissie Meijerink);

    • k.

      de houder legt bij inschrijving van het kind op een VVE-peuterplaats met de ouders vast:

      • -

        dat ouders om redenen van continuïteit hun kind ten minste één jaar ononderbroken deel zullen laten nemen;

      • -

        dat zij deelnemen aan de ouderactiviteiten, zoals die omschreven zijn in het pedagogische plan van de houder;

      • -

        dat zij instemmen met overdracht van gegevens van hun kind aan de door hen gekozen basisschool.

    • l.

      de houder evalueert jaarlijks de interne Kwaliteit van VVE en geeft op basis daarvan de verbeterpunten aan.

Artikel 9 De subsidievaststelling

  • 1. De bepalingen in hoofdstuk 9 van de Algemene Subsidieverordening Vlaardingen 2011 zijn onverminderd van toepassing op de verantwoording en vaststelling van de subsidie.

  • 2. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van het daadwerkelijke gebruik van (VVE) peuterplaatsen en doelgroeppeuters in de VVE-locatie vinnen de hele dagopvang. Daartoe registreert de houder de volgende gegevens:

    • a.

      het aantal doelgroepkinderen, uitgesplitst naar ouders met en zonder recht op kinderopvangtoeslag;

    • b.

      het aantal niet doelgroepkinderen, uitgesplitst naar ouders met en zonder recht op kinderopvangtoeslag;

    • c.

      het aantal uren dat doelgroep- en niet-doelgroepkinderen gebruik maken van de peuterspeelzaal gedurende de subsidieperiode, uitgesplitst naar kinderen van ouders met en zonder kinderopvangtoeslag;

    • d.

      de gefactureerde ouderbijdragen per kind.

Artikel 10 Overgangsbepaling

  • 1. De Nadere regels peuterspeelzalen Vlaardingen blijven van toepassing op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze Nadere regels zijn vastgesteld.

  • 2. Vaststelling van voor inwerkingtreding van deze Nadere regels verleende subsidies vindt plaats overeenkomstig deze Nadere regels.

  • 3. Verlening en vaststelling van voor de inwerkingtreding van deze Nadere regels aangevraagde subsidies waarop ten tijde van de inwerkingstreding nog niet is beslist, vinden plaats overeenkomstig deze Nadere regels.

Artikel 11 Citeertitel

Nadere regels subsidie voorschoolse voorzieningen Vlaardingen 2017

Artikel 12 Inwerkingtreding en intrekking Nadere regels peuterspeelzalen Vlaardingen

Deze Nadere regels treden in werking de dag na publicatie onder gelijktijdige intrekking van de Nadere regels peuterspeelzalen Vlaardingen.

Ondertekening

Aldus op 21 maart 2017 vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van Vlaardingen,
De secretaris, De burgemeester,
Mevr. mr. A.G. Knol – Van Leeuwen mr. A.M.M. Jetten MSc