Verordening op de sloten in de gemeente Vlaardingen

Geldend van 18-09-1987 t/m heden

Intitulé

Verordening op de sloten in de gemeente Vlaardingen

I.S. nr. 33.2 (Afd. 3)

 

De raad der gemeente Vlaardingen;

 

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 8 november 1977, I.S. nr. 331.1 (afd. 3);

 

Gelet op de bepalingen der gemeentewet;

 

Besluit:

 

Vast te stellen de navolgende verordening;

 

Verordening op de sloten in de gemeente Vlaardingen

Artikel 1

Deze verordening verstaat onder:

a. Sloten:

alle wateren in de gemeente Vlaardingen, met uitzondering van die, waaroor de Havenverordening Vlaardingen geldt of waarop een waterschap krachtens zijn inrichting heeft toe te zien;

b. Scheidingssloten:

Sloten, die dienen of mede dienen tot afscheiding van aan verschillende eigenaren toebehorende percelen grond;

c. Bovenbreedte:

de afstand tussen de slootwanden ter hoogte van het schouwpeil;

d. Schouwpeil:

het door burgemeester en wethouders vastgestelde vergelijkingspeil, van waar uit bij deze verordening voorgeschreven hoogten en diepten worden gemeten.

Artikel 2

Deze verordening verstaat, als er sprake is van enig onroerend goed, onder eigenaar mede de beheerder en voorts ieder, die krachtens enig zakelijk recht, bezit daaronder begrepen, de beschikking over het goed heeft.

Onder gebruiker wordt verstaan ieder, die krachtens enig persoonlijk recht de beschikking over het onroerend goed heeft.

Artikel 3

1. De scheidingssloten moeten tenminste een breedte op de waterlijn hebben van 2.00 m, een bodembreedte van 1,00 m en een diepte van 0,40 m;

2. de andere sloten moeten tenminste een breedte op de waterlijn hebben van 1,00 m.

Artikel 4

De sloten moeten door de eigenaren of gebruikers der daaraan grenzende percelen grond ieder voor de helft behoorlijk worden onderhouden op de voet van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 5

Van behoorlijk onderhouden, als bedoeld in het vorige artikel, is sprake wanneer de sloten:

a. worden gehouden op de breedten en diepten waarop zij zijn aangelegd; de in artikel 3 genoemde afmetingen

zijn slechts minimum eisen waaraan de smalste en ondiepste sloten nog moeten voldoen; .

b. van gewassen en vuil zijn verwijderd en deze gewassen en dit vuil behoorlijk op de walkant van de onderhoudsplichtige zijn gelegd en binnen een termijn van 8 dagen na het gereedkomen der onderhoudswerken deze gewassen en dit vuil over zijn gronden worden verstrooid of weggevoerd.

Artikel 6

Indien blijkt dat de sloten de in artikel 3 bepaalde breedte niet hebben, wordt aangenomen, dat de versmalling is ontstaan aan die zijde,waar de kant het laagst is, tenzij het tegendeel wordt aannemelijk gemaakt.

Artikel 7

Indien een sloot aan de ene zijde wordt begrensd door een openbare weg zijn de eigenaren of gebruikers van de aan de overzijde liggende erven en gronden gehouden, alle uitkomende specie op hun erven en gronden te ontvangen.

Artikel 8

Alle brughoofden moeten door de eigenaren of gebruikers aan de waterkanten geheel beschoeid of gemetseld zijn, zodat geen aardspecie in de sloot kan vallen, waarbij:

a. de afstand tussen twee tegenover elkaar gelegen brughoofden, gemeten op het schouwpeil, niet minder mag bedragen dan 2,20 meter;

b. de onderkanten van de liggers of balken van de op brughoofden rustende bruggen tenminste 0,50 meter boven het schouwpeil van de sloot moeten zijn gelegen;

c. het hoogste punt van de onderkant van een in boogvorm gemetselde brug tenminste 1 meter boven het schouwpeil van de sloot moet zijn gelegen.

Artikel 9

1. Burgemeester en wethouders zullen, zo vaak zij dat nodig achten, een schouw doen drijven door de directeur van gemeentewerken en de chef van de afdeling plantsoenen van het bedrijf gemeentewerken, in elk geval jaarlijks in de maand november. 2. Het tijdstip der schouwen word tenminste acht dagen tevoren ter openbare kennis gebracht, met uitzondering van de herschouw bedoeld in artikel 10, 2e lid. 3. Eigenaren of gebruikers van erven en gronden zijn verplicht de in lid 1 genoemde personen voor het drijven der schouwen op hun erven en gronden toe te laten.

Artikel 10

1. Burgemeester en wethouders geven na het drijven der schouwen een belanghebbenden zo spoedig mogelijk per aangetekend schrijven kennis van geconstateerde overtredingen.

2. Bij dit schrijven wordt een termijn gesteld, binnen welke het verzuim zal moeten zijn hersteld, alsmede een tijdstip vastgesteld waarop ter controle de herschouw zal worden gedreven.

Artikel 11

Het college van burgemeester en wethouders kan, op verzoek van de eigenaren of gebruikers van de aan de sloten grenzende percelen grond en onder zodanige voorwaarden als het nodig acht, met die eigenaren of gebruikers een van artikel 4 afwijkende regeling treffen.

Artikel 12

Het is verboden in de sloten voorwerpen of speciestoffen te werpen of te doen werpen.

Artikel 13

1. Het is verboden:

a. binnen een afstand van drie meter van de kant van een sloot, gemeten op het schouwpeil, hokken of stallen voor dieren te hebben of te plaatsen;

b. langs de kanten der sloten houtgewas te planten of houtgewas te hebben, waarvan de takken minder dan 1 meter boven het schouwpeil der sloten hangen;

c. door een goot, pijp, riool, duiker of op andere wijze water of andere vloeistoffen of specie in de sloten af te voeren of in te laten;

d. in of boven sloten uit- of overbouwen te maken of te veranderen;

e. een sloot te dempen, te verkorten, smaller of ondieper te maken, af te dammen, in een sloot enige belemmering van de waterloop aan te brengen, of waterlopen, afvoerkokers, riolen en dergelijke aan te leggen of te veranderen;

f. bruggen of brughoofden over in sloten te leggen of te verleggen;

g. een dam te verwijderen, door te steken of daarin een koker aan te brengen.

2. Burgemeester en wethouders kunnen van de verbodsbepalingen van dit artikel ontheffing verlenen tot wederopzegging, onder door hen te stellen voorwaarden.

Artikel 14

Eigenaren of gebruikers van erven en gronden zijn verplicht toe te laten:

a. dat burgemeester en wethouders dammen in sloten doen aanleggen en deze doen onderhouden;

b. dat burgemeester en wethouders langs de waterkant van erven en gronden tegenover duikers, of op andere plaatsen waar zij dit nodig achten, beschoeiingen en/of schotten doen aanbrengen en deze doen onderhouden;

c. dat personen door of namens burgemeester en wethouders belast met de uitvoering van of het toezicht op de in sub a en b bedoelde werken hun erven en gronden betreden;

d. dat de sub c bedoelde personen over die erven en gronden de materialen aanvoeren voor de sub a en b bedoelde werken benodigd;

e. dat de specie afkomstig van de uitvoering der sub a en b bedoelde werken op hun erven en gronden wordt gelegd.

Artikel 15

De eigenaren of gebruikers van gronden, welke uitweg hebben over een dam, zijn verplicht, binnen veertien dagen na ontvangst van de schriftelijke last van burgemeester en wethouders in die dam een koker te doen aanbrengen, waarvan het doorstromingsprofiel een binnenwerkse breedte en hoogte van tenminste 0,50 meter moet hebben, terwijl de koker voor een derde deel van de hoogte boven het schouwpeil moet liggen.

Artikel 16

Kokers in dammen, beschoeiingen en stenen kaden, rollagen of betuiningen langs en aan de einden van de sloten moeten behoorlijk worden onderhouden en schoongehouden.

Artikel 17

Met het toezicht op de naleving dezer verordening zijn behalve de ambtenaren, aanrewezen bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de directeur van gemeentewerken en de chef van de afdeling plantsoenen van het bedrijf gemeentewerken.

Artikel 18

Overtreding of niet-nakoming van:

a. een der bepalingen van deze verordening;

b. een door burgemeester en wethouders gegeven afwijkende regeling;

c. de voorwaarden, verbonden aan een krachtens deze verordening door burgemeester en wethouders verleende ontheffing;

wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 19

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van een door burgemeester en wethouders te bepalen tijdstip;

2. op dat tijdstip vervalt de Verordening op de sloten in de gemeente Viaardingen, vastgesteld bij raadsbesluit van 5 november 1964.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad der gemeente Vlaardingen gehouden op 7 december 1977.
 
De secretaris,                                                          De voorzitter,
  Duinkerken                                                                Kieboom