Regeling vervallen per 06-01-2020

Het college van de gemeente Zaanstad

Geldend van 01-07-2012 t/m 05-01-2020

Intitulé

Het college van de gemeente Zaanstad

Gelet op artikel 10.3 van de Algemene Wet Bestuursrecht het college bevoegd is mandaten te verienen ten aanzien van hem toekomende bevoegdheden;

Overwegende dat;

- de gemeenten Amsterdam, Beverwijk, Velsen en Zaanstad binnen het Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied op basis van een gemeenschappelijke regeling samenwerken op het gebied van een vlotte, veilige en milieuverantwoorde afwikkeling van het scheepvaartverkeer in het Noordzeekanaalgebied;

- voor de afwikkeling van operationele zaken in de haven in het

Noordzeekanaalgebied door de gemeente Beverwijk, Velsen, Amsterdam en

Zaanstad een één-loket is ingericht waar ontheffings- en vergunningsaanvragen kunnen worden ingediend en meldingen kunnen worden gedaan;

het één-loket is ondergebracht bij de uitvoeringsorganisatie van het Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied.

- Het college bevoegdheden toekomt op basis van de Regionale havenverordening Noordzeekanaalgebied 2012 en het Havenreglement Noordzeekanaalgebied 2012 per 1 juli 2012 die de Regionale havenverordening Noordzeekanaalgebied 2010 vervangen;

Besluit vast te stellen:

Artikel 1

Aan de directeur van het Centraal Nautisch Beheer, en diens door hem aan te wijzen vervanger, mandaat wordt verleend voor de volgende artikelen van de Regionale havenverordening 2012 (RhN) en Havenreglement Noordzeekanaalgebied 2012 (HrN);

RhN art. 3.1 lid 3

Ontheffing verlenen op ingesteld verbod op basis van

verkeerstekens.

RhN art 3.2 lid 2

Ontheffing op verbod innemen ligplaats.

RhN art. 3.3 lid 4, 5

Toestemming / ontheffing verlenen op overschrijding

operationeel ruimten.

RhN art. 3.5 lid 2

Ontheffing verlenen op verbod opvijzelen

boorinstallatie/werkeiland.

RhN art. 3.6

Ontheffing verbod gebruik voortstuwers,

boegschroeven en hekschroeven.

RhN art. 3.8 lid 4

Ontheffing verbod invaarverbod havenbekkens.

RhN art. 3.12

Erkenning bootliedenorganisatie.

RhN art. 4.1

Verontreiniging van lucht, stank hinder of risico

veroorzakende stoffen.

RhN art. 4.3 lid 3

Ontheffing verlenen op gebruik generator.

RhN art. 4.4 lid 3

Ontheffing verlenen op gebruik hoofd- of hulpmotor.

RhN art. 4.5

Overslag tussen schepen en tanks als bedoeld in de

vervoerswetgeving op de wal.

RhN art. 4.6

Vergunning ontvangstvoorzieningen.

RhN art. 4.7

Ernstig gevaar, schade of hinder opleverende

schepen.

RhN art. 4.8

Bunkercontrolelijst/bunkeren.

RhN art. 4.9

Verbod terugpompen brandstofolie of smeerolie.

RhN art. 4.11, lid 2

Ontheffing ankerverbod.

RhN art. 4.12, lid 2

Ontheffing verbod gebruik spudpalen

RhN art. 4.14

Verrichten van werkzaamheden.

RhN art. 4.15

Ontsmetten van schepen.

RhN art. 6.1

Aanwijzingen

HrN art. 2.1

Toegelaten schepen in het oliehavengebied.

HrN art. 2.2

Bouw- en uitvoeringsvoorschriften oliehavengebied.

HrN art. 2.3

Bedrijfsklaar hebben van een schip in een

oliehavengebied.

HrN art. 2.4

Afmeren zeetankschepen met gevaarlijke stoffen.

HrN art. 2.5

Verbod open vuur en vonkvorming.

HrN art. 3.1

Tankschepen met gevaarlijke stoffen buiten het

oliehavengebied.

HrN art. 4.1

Behandeling van vloeibare gevaarlijke of schadelijke

stoffen in bulk en gas.

HrN art. 5.1

Wassen en schoonmaken van ladingtanks.

HrN art. 6.1

Verbod langszij meren bij tankschepen met gevaarlijke

stoffen.

HrN art. 6.2

Bouw- en uitrustingsvoorschriften langszij meren bij

tankschepen.

HrN art. 10.1

Met ontsmettingsmiddelen behandelde lading.

HrN art. 12.1

Verbod ligplaatsinname schip met gevaarlijke stoffen

in verpakking.

Artikel 2

Dit in artikel 1 genoemd mandaat is niet van toepassing op:

  • a

    zaken waarvan een lid van het college, de burgemeester als zodanig daaronder mede begrepen, te kennen heeft gegeven dat hij op grond van politieke of bestuurlijke overwegingen van oordeel is dat hij het nemen van een besluit daarover aan zich dient te trekken;

  • b

    zaken die een beslissing vergen die zou afwijken van een advies waarvan het inwinnen ingevolge wettelijke voorschrift dan wel ingevolge een gemeentelijke richtlijn verplicht is;

  • c

    zaken die een beslissing vergen die leidt tot overschrijding van het voor deze beslissing(-en) aan de gemandateerde beschikbaar staande budget;

  • d

    zaken die een beslissing vergen die zou afiNijken van het tot dan toe door het gemeentebestuur gevoerde beleid.

In de gevallen dat één of meer van de bovengenoemde uitzonderingen van toepassing is dan wel de ondergemandateerde hier twijfels over heeft, wordt het besluit over de afdoening van de zaak aan het college voorgelegd.

Artikel 3

Het hoofd van de afdeling Havens en Vaarwegen is door het college bevoegdheid toegekend adere instructies te geven ten aanzien van de uitvoering van het mandaat.

Artikel 4

Het besluit tot het verlenen van het mandaat van de directeur van de gemeenschappelijke regeling Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied, in het kader van de Regionale havenverordening Noordzeekanaalgebied 2010 (besluit dd.14-06-2011, kenmerk 2011/134523), met ingang van 1 juli 2012 wordt ingetrokken.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2012.

Artikel 6

Dit besluit wordt aangehaald als mandaatbesluit RhN 2012