Gemeenschappelijke regeling Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied

Geldend van 20-03-2018 t/m heden

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Amsterdam, Beverwijk, Velsen en Zaanstad, ieder voor zover voor de eigen gemeente bevoegd;

Overwegende

de afspraken die de Minister van Verkeer en Waterstaat en het openbaar lichaam Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied zijn overeengekomen op 1 april 1994 in de overeenkomst inhoudende de regeling van het nautische beheer in het Noordzeekanaal gebied;

de afspraken in het convenant betreffende de publieke taken Havenbedrijf Amsterdam N.V. op het gebied van nautisch beheer (Havenmeester-convenant Amsterdam) zoals gesloten op 21 maart 2013 en 2 april 2013 en zoals gepubliceerd op 11 april 2013 in de Staatscourant;

dat onderhavige tekst de voorheen geldende tekst van de Gemeenschappelijke regeling Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied van 1 april 1994 vervangt;

Gelet op

Hoofdstuk 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

de toestemming van de gemeenteraden van Amsterdam, Beverwijk, Velsen en Zaanstad, op grond van artikel 1, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

Besluiten

De navolgende gemeenschappelijke regeling te treffen, zoals die komt te luiden na de wijziging van dd.mm.jjjj.:

Gemeenschappelijke regeling CNB

Hoofdstuk 1: algemene bepalingen

Artikel 1: begripsbepalingen

  • 1.

    In deze regeling wordt verstaan onder:

a.

bestuur:

het bestuur van het CNB;

b.

burgemeesters:

de burgemeesters van de gemeenten;

c.

CNB:

de bedrijfsvoeringsorganisatie als bedoeld in artikel 2 van deze regeling;

d.

colleges:

de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten;

e.

directeur:

de directeur van het CNB, bedoeld in artikel 11, eerste lid van deze regeling;

f.

divisie havenmeester:

organisatieonderdeel van het havenbedrijf dat onder leiding staat van de havenmeester;

g.

gemeenten:

de gemeenten Amsterdam, Beverwijk, Velsen en Zaanstad;

h.

havenbedrijf:

Havenbedrijf Amsterdam N.V.;

i.

havenmeester:

de Havenmeester van Amsterdam bedoeld in artikel 3, eerste lid onder c van het Aanwijzingsbesluit noodwetgeving infrastructuur en milieu, die de leidinggevende is van de divisie havenmeester;

j.

minister:

de Minister van Infrastructuur en Milieu;

k.

nautisch beheer:

het coördineren, optimaliseren, begeleiden en handhaven van het scheepvaartverkeer en het scheppen van voorwaarden hierover in het Noordzeekanaalgebied;

l.

Noordzeekanaalgebied:

het gebied als bedoeld in artikel 3 van deze regeling;

m.

raden:

de gemeenteraden van de gemeenten;

n.

regeling:

deze gemeenschappelijke regeling;

o.

rijkstaken:

i.de nautische taken van het rijk met betrekking tot het bevorderen van een veilige, vlotte en milieuverantwoorde afwikkeling van het scheepvaartverkeer in het Noordzeekanaalgebied;

ii.de overige taken van het rijk met betrekking tot het waterhuishoudkundige beheer, het waterkeringbeheer en het wegbeheer op de Noordzeesluizen te IJmuiden;

p.

scheepvaartverkeer:

de zee-, binnen-, plezier- en passagiersvaart;

q.

voorzitter:

de voorzitter van het bestuur, bedoeld in artikel 10 eerste lid van deze regeling, en

r.

wet:

de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • 2.

    Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt in die artikelen in plaats van de gemeente, de raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester, gelezen het CNB, het bestuur en de directeur.

Artikel 2: bedrijfsvoeringsorganisatie

  • 1.

    Er is een bedrijfsvoeringsorganisatie, genaamd Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied, af te korten als het CNB.

  • 2.

    het CNB is gevestigd te Amsterdam.

Hoofdstuk 2 belang, taken en bevoegdheden

Artikel 3: belang

  • 1.

    De gemeenschappelijke regeling wordt getroffen in het belang van een vlotte, veilige en duurzame afwikkeling van het nautisch beheer in het Noordzeekanaalgebied.

  • 2.

    Het Noordzeekanaalgebied genoemd in het eerste lid, omvat:

    • a.

      Het zeegebied, voor zover liggend binnen de gemeentegrenzen van Velsen;

    • b.

      De buitenhaven van IJmuiden;

    • c.

      Het noorder- en zuiderbuitenkanaal, het verbindingskanaal daartussen en de buitentoeleidingskanalen naar de Noordzeesluizen te IJmuiden, alsmede het buitenspuikanaal;

    • d.

      De Noordzeesluizen te IJmuiden;

    • e.

      De binnentoeleidingskanalen naar de Noordzeesluizen te IJmuiden;

    • f.

      De eerste, tweede en derde rijksbinnenhaven, het binnenkanaal en de staalhaven, alsmede het binnenspuikanaal te IJmuiden;

    • g.

      Zijkanaal A naar Beverwijk en Zijkanaal G naar Zaandam tot aan de dr. J.M. den Uylbrug;

    • h.

      Het Noordzeekanaal en het IJ;

    • i.

      De havenbekkens, gelegen aan de onder a tot en met h genoemde wateren.

  • 3.

    Het Noordzeekanaalgebied is nader aangeduid in de kaart opgenomen in Bijlage 1.

Artikel 4: bevoegdheden

  • 1.

    De colleges dragen geen bevoegdheden over aan het bestuur.

  • 2.

    Alle bevoegdheden die bij of krachtens enige wet toekomen aan bestuursorganen van het CNB komen toe aan het bestuur, voor zover de aard van deze bevoegdheden zich daartegen niet verzet.

  • 3.

    De colleges onderscheidenlijk de burgemeesters van de gemeenten kunnen voor uitoefening van de taken genoemd in artikel 4, eerste en tweede lid, mandaat volmacht en machtiging verlenen aan de directeur van het CNB. De mandaten, volmachten en machtigingen worden verleend in mandaatbesluiten, op basis van een modelbesluit.

  • 4.

    Bevoegdheden gerelateerd aan nautisch beheer kunnen buiten deze regeling om worden gedelegeerd dan wel gemandateerd, voor zover de aard van deze bevoegdheden zich daartegen niet verzet.

  • 5.

    Het bestuur besluit slechts tot oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor het daarmee te dienen belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raden in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het bestuur te brengen.

Artikel 5: taken

  • 1.

    Ter behartiging van het belang waarvoor deze gemeenschappelijke regeling wordt getroffen kan het CNB namens de colleges van de gemeenten de volgende taken uitvoeren, of doen uitvoeren, die betrekking hebben op de uitvoering van nautisch beheer, in ieder geval bestaande uit het Verkeersmanagement (VM) op basis van de Scheepsvaartverkeerwet en aanpalende wet- en regelgeving.

  • 2.

    Daarnaast kunnen de gemeenten, zowel gezamenlijk als ieder voor zich, additionele taken beleggen bij het CNB indien deze liggen in het verlengde van de in het eerste lid van dit artikel genoemde taken, waaronder:

    • a.

      Internationale Code voor de Beveiliging van Schepen en Havenfaciliteiten (International Ship and Port facility Security Code (ISPS);

    • b.

      Regionale Havenverordening (RHV);

    • c.

      Havenafvalplan (HAP).

  • 3.

    Het CNB sluit met elke gemeente een dienstverleningsovereenkomst waarin nadere afspraken over de uitvoering van de in het eerste lid genoemde taken zijn opgenomen en waarin wordt gespecificeerd welke additionele taken het CNB voor die gemeente kan uitvoeren of kan doen uitvoerenen onder welke inhoudelijke en financiële voorwaarden dit plaatsvindt.

  • 4.

    Het CNB kan opdrachten voor taakuitvoering aanvaarden van Rijkswaterstaat voor rijkstaken.

  • 5.

    Het CNB sluit met het havenbedrijf een dienstverleningsovereenkomst teneinde in opdracht van het CNB zorg te dragen voor de uitvoering van de taken genoemd in het eerste, tweede en vierde lid.

  • 6.

    De in het eerste en tweede lid bedoelde taken worden uitgeoefend in samenhang met de bevoegdheden en taken van de gemeente op het gebied van het havenbeheer, de zorg voor veiligheid en milieu, de openbare orde en veiligheid, ruimtelijke ordening, en de economische ontwikkeling.

Hoofdstuk 3: organisatie

Artikel 6: samenstelling van het bestuur

  • 1.

    Het CNB heeft een bestuur. Het bestuur bestaat uit vier leden. De colleges van de gemeenten wijzen elk uit hun midden een lid aan.

  • 2.

    De leden van het bestuur stemmen met inachtneming van de volgende stemverhouding:

    • a.

      De gemeente Amsterdam: zes stemmen;

    • b.

      De gemeente Velsen: drie stemmen;

    • c.

      De gemeente Beverwijk: twee stemmen;

    • d.

      De gemeente Zaanstad: twee stemmen.

  • 3.

    Het bestuur besluit bij meerderheid van stemmen.

  • 4.

    Het bestuur besluit met ten minste tien van de stemmen in het geval van:

    • a.

      vaststelling van de begroting;

    • b.

      vaststelling van de bijdrageverordening;

    • c.

      oprichting van en deelname in een privaatrechtelijke rechtspersoon.

  • 5.

    De colleges wijzen voor ieder door hen aangewezen lid tevens een plaatsvervangend lid uit hun midden aan, dat het lid bij afwezigheid in het bestuur kan vervangen.

  • 6.

    De leden van de CNB Raad, bedoeld in artikel 18 zijnde de vertegenwoordigers van Rijkswaterstaat en de vertegenwoordiger(s) van Tata Steel en Zeehaven IJmuiden, worden uitgenodigd voor de vergaderingen van het bestuur, tenzij het bestuur uitdrukkelijk voor een concreet geval heeft besloten om in beslotenheid te vergaderen.

  • 7.

    Het bestuur stelt een modeltekst vast voor:

    • a.

      de RHV, als bedoeld in artikel 4, tweede lid onder b,

    • b.

      het HAP, als bedoeld in artikel 4, tweede lid onder c,

    • c.

      model-mandaatbesluiten voor de mandatering bedoeld in artikel 5, derde lid, voor zover het betreft taken als genoemd in artikel 4, eerste lid en collectieve additionele taken bedoeld in artikel 4, tweede lid; en voor zover van toepassing model-delegatiebesluiten voor delegatie bedoeld in artikel 5, vierde lid.

  • 8.

    De agenda en de besluiten van het bestuur zijn openbaar.

Artikel 7: verantwoording

  • 1.

    Een lid van het bestuur legt aan het college dat hem heeft aangewezen verantwoording af over het door hem in het bestuur gevoerde beleid. Het lid kan zowel mondeling als schriftelijk verantwoording afleggen.

  • 2.

    Een lid van het bestuur verstrekt het college dat hem heeft aangewezen alle door een of meer leden van dat college gevraagde inlichtingen. De inlichtingen worden mondeling of schriftelijk verstrekt.

  • 3.

    Het eerste en het tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de verantwoording en inlichtingen aan de raden.

  • 4.

    Een lid van het bestuur kan door het college dat hem heeft aangewezen worden ontslagen indien dit lid niet langer het vertrouwen van dat college bezit.

Artikel 8: reglement van orde

  • 1.

    Het bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en werkzaamheden vast.

  • 2.

    Het bestuur vergadert jaarlijks ten minste twee maal.

Artikel 9: voorzitter

  • 1.

    Het bestuur wijst uit zijn midden het lid van de gemeente Amsterdam als voorzitter aan.

  • 2.

    De voorzitter ondertekent de stukken die van het bestuur uitgaan.

  • 3.

    De voorzitter is verantwoordelijk voor de voorbereiding van de vergaderingen van het bestuur en tevens voor de vergaderorde binnen het bestuur, onverminderd het bepaalde bij of krachtens artikel 8.

  • 4.

    Het bestuur kan de voorzitter machtigen om namens het bestuur te handelen.

Artikel 10: secretaris

  • 1.

    Het bestuur heeft een secretaris. Als secretaris wordt aangewezen de havenmeester, zoals op het moment van totstandkoming van deze regeling opgenomen in het convenant betreffende de publieke taken Havenbedrijf Amsterdam N.V. op het gebied van nautisch beheer (Havenmeester-convenant Amsterdam), gesloten op 21 maart 2013/2 april 2013 en gepubliceerd op 11 april 2013 in de Staatscourant.

  • 2.

    De secretaris is bij de vergaderingen van het bestuur aanwezig en staat het bestuur bij in de uitvoering van zijn taken.

  • 3.

    De secretaris medeondertekent de stukken die van het bestuur uitgaan.

Artikel 11: directeur en organisatie

  • 1.

    De secretaris, bedoeld in artikel 10, eerste lid, is als directeur onder verantwoordelijkheid van het bestuur belast met de leiding van het CNB en met de zorg voor een juiste taakvervulling door het CNB.

  • 2.

    Overeenkomstig artikel 4, vijfde lid, is de divisie havenmeester belast met de uitvoering van de taken van het CNB overeenkomstig artikel 4, eerste tweede en vierde lid . De directeur draagt voor zover van toepassing zorg voor verlening van (onder-)mandaat, volmacht en machtiging aan functionarissen van de divisie havenmeester om bevoegde uitoefening van de taken te garanderen.

  • 3.

    Het bestuur kan instructies voor de directeur vaststellen. De directeur legt aan het bestuur verantwoording af over uitvoering van de taken genoemd in artikel 4, eerste, tweede en vierde lid.

  • 4.

    Onder de uitvoering van taken als bedoeld in het derde lid, wordt mede begrepen uitvoering van staftaken op onder meer op financieel-, personeel-, juridisch-, en organisatorisch gebied.

  • 5.

    De dienstverleningsovereenkomst bedoeld in artikel 4, vierde lid specificeert activiteiten die door de divisie havenmeester worden uitgevoerd en onder welke inhoudelijke en financiële voorwaarden dit plaatsvindt.

Hoofdstuk 4: financiële bepalingen

Artikel 12: gemeentewet

De artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing, voor zover daarvan bij of krachtens de Wet niet is afgeweken.

Artikel 13: financiële verantwoordelijkheid

  • 1.

    De gemeenten dragen er zorg voor dat het CNB te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 2.

    Indien een gemeente weigert deze uitgaven op de gemeentelijke begroting te zetten, dan doet het bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten van Noord-Holland het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.

  • 3.

    Het bestuur kan een bijdrageverordening vast stellen, waarin in elk geval wordt geregeld op welke wijze en in welke mate de gemeenten financieel bijdragen aan de middelen voor instandhouding van het CNB, en op welke wijze de gemeenten ervoor garant staan dat het CNB per taak over voldoende middelen beschikt om aan zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 4.

    Elke gemeente draagt de integrale kosten voor de taken die hij op basis van artikel 4 van deze regeling afneemt van het CNB. De nadere financieringsafspraken worden opgenomen in de dienstverleningsovereenkomst, bedoeld in artikel 4, derde lid.

  • 5.

    In afwijking van het derde lid kan het bestuur bij vaststelling van de begroting, overeenkomstig artikel 6, vierde lid, besluiten dat een van de gemeenten een groter of kleiner gedeelte van de begroting voor zijn rekening neemt dan op basis van de kostprijs toerekening voor taakuitvoering. Bij het voorgaande kan in overweging genomen worden dat een deelnemende gemeente via haar uitkering uit het gemeentefonds gelden ontvangt voor de uitvoering van taken van artikel 4 eerste lid.

Artikel 14: kadernota

Het bestuur zendt uiterlijk 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden.

Artikel 15: zienswijzeprocedure en vaststelling begroting

  • 1.

    Het bestuur zendt de ontwerpbegroting ten minste acht weken voordat deze wordt vastgesteld toe aan de raden.

  • 2.

    De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de colleges overeenkomstig artikel 35 van de wet voor een ieder ter inzage gelegd en, algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 3.

    De raden kunnen bij het bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen.

  • 4.

    Het bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient.

  • 5.

    Na vaststelling van de begroting zendt het bestuur de begroting aan de raden, die ter zake bij gedeputeerde staten van Noord-Holland hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 6.

    Het bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval voor 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten van Noord-Holland.

  • 7.

    Het eerste, derde en vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting, met uitzondering van die wijzigingen van de begroting waarbij geen wijziging wordt gebracht in de bijdragen van de gemeenten. Het bepaalde in het vierde en zesde lid is van toepassing, met dien verstande dat wijzigingen in de begroting ook kunnen worden vastgesteld gedurende het jaar waarvoor de begroting geldt, en in dat geval inzending aan gedeputeerde staten binnen vier weken na vaststelling plaatsvindt.

  • 8.

    De begroting van het CNB wordt opgesteld op basis van een voorstel door het havenbedrijf, op basis van de dienstverleningsovereenkomst bedoeld in artikel 4, vijfde lid.

Artikel 16: Jaarrekening

  • 1.

    Het bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 2.

    Het bestuur zendt voor 15 april van het jaar na het jaar waarvoor de jaarrekening dient, een voorlopige jaarrekening aan de raden.

  • 3.

    Het bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgende waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten van Noord-Holland.

Hoofdstuk 5: geformaliseerd overleg

Artikel 17: beleidsoverleg

  • 1.

    Er is een beleidsoverleg bestaande uit vertegenwoordigers van de gemeenten en het CNB.

  • 2.

    Het beleidsoverleg heeft tot taak om de directeur en het bestuur te adviseren over de uitvoering van de taken bedoeld in artikel 4, eerste, tweede en vierde lid.

Artikel 18: CNB Raad

  • 1.

    Het bestuur draagt zorg voor de inrichting, ondersteuning en instandhouding van een CNB Raad bestaande uit een vertegenwoordiger van Rijkswaterstaat en een vertegenwoordiger of vertegenwoordigers van Tata Steel en Zeehaven IJmuiden.

  • 2.

    Het bestuur kan andere organisaties aanwijzen die zitting hebben in de CNB Raad.

  • 3.

    Het CNB Raad beraadslaagt over bestaand en toekomstig uitvoeringsbeleid van het CNB en deelt zijn bevindingen met het bestuur.

  • 4.

    Beraadslaging van de leden van het CNB Raad met het bestuur vindt overeenkomstig artikel 6, zesde lid plaats tijdens vergaderingen van het bestuur. Daarnaast kunnen de leden van de CNB raad ook besluiten buiten de vergaderingen van het bestuur met elkaar te beraadslagen.

Hoofdstuk 6: bepalingen over de regeling

Artikel 19: duur

De regeling wordt getroffen voor onbepaalde tijd.

Artikel 20: toetreding

  • 1.

    Dagelijkse besturen van andere gemeenten of andere rechtspersonen, bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 1 van de wet toetreden tot de regeling.

  • 2.

    De toetreding is tot stand gekomen indien de beoogd toetreder en de colleges, onverminderd het bepaalde in artikel 1, tweede en derde lid, van de Wet, unaniem daartoe besluiten.

  • 3.

    Het bestuur regelt de financiële en de overige gevolgen van de toetreding. Het bestuur kan voorwaarden aan de toetreding stellen.

Artikel 21: uittreding

  • 1.

    Een college, kan onverminderd het bepaalde in artikel 1, tweede en derde lid, van de Wet uittreden uit de regeling.

  • 2.

    Het bestuur regelt de financiële en de overige gevolgen van de uittreding.

  • 3.

    De uittreding kan, behoudens door het bestuur toe te stane afwijking, slechts plaatsvinden met ingang van 1 januari van het eerstvolgende jaar, volgend op het jaar waarin het besluit tot uittreding is genomen.

Artikel 22: wijziging

  • 1.

    Het bestuur kan een voorstel voor wijziging van de regeling aan de colleges zenden.

  • 2.

    Een wijziging is tot stand gekomen wanneer de colleges van de gemeenten daartoe unaniem hebben besloten, onverminderd het bepaalde in artikel 1, tweede en derde lid, van de Wet.

  • 3.

    Het bestuur regelt de eventuele gevolgen van de wijziging.

Artikel 23: opheffing

  • 1.

    De regeling wordt opgeheven wanneer de colleges, onverminderd het bepaalde in artikel 1, tweede en derde lid van de wet, daartoe besluiten.

  • 2.

    In geval van opheffing van de regeling regelt het bestuur de financiële gevolgen van de opheffing in een liquidatieplan. Hierbij kan van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 3.

    Het liquidatieplan wordt niet vastgesteld dan nadat de raden van de gemeenten en de minister zijn gehoord.

  • 4.

    Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing.

Hoofdstuk 7: slotbepalingen

Artikel 24: inzenden regeling en bekendmaking

  • 1.

    Het college van Amsterdam zendt deze regeling aan de gedeputeerde staten van Noord-Holland.

  • 2.

    Het college van Amsterdam draagt zorg voor de bekendmaking van de regeling in de gemeenten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 26, tweede lid, van de Wet.

Artikel 25: geschillencommissie

  • 1.

    Voordat over een geschil als bedoeld in art. 28 van de wet, de beslissing van Gedeputeerde Staten wordt ingeroepen, leggen partijen het geschil voor aan een geschillencommissie die door het bestuur wordt ingesteld.

  • 2.

    De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen en brengt advies uit over de mogelijkheid partijen tot overeenstemming te brengen.

Artikel 26: archief

  • 1.

    Het bestuur is verplicht de onder hem berustende archiefbescheiden in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en te bewaren, alsmede zorg te dragen voor de vernietiging van daarvoor in aanmerking komende archiefbescheiden.

  • 2.

    Overeenkomstig een door het bestuur vast te stellen regeling, draagt het bestuur zorg voor de archiefbescheiden. Het bestuur deelt voornoemde regeling mee aan de colleges.

  • 3.

    De kosten, verbonden aan de uitoefening van de in het tweede lid bedoelde zorg, komen ten laste van het CNB.

  • 4.

    Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid, en artikel 13, eerste lid, van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden wijst het bestuur een archiefbewaarplaats van een van de gemeenten aan.

  • 5.

    Ten aanzien van het beheer van de archiefbescheiden van het bestuur, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats, is, onder de bevelen van het bestuur, met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Archiefwet 1995 belast de archivaris. Met betrekking tot dit toezicht stelt het bestuur een regeling vast. Het bestuur deelt voornoemde regeling mee aan de colleges.

  • 6.

    De archivaris wordt door het bestuur benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 7.

    In afwijking van het vorige lid kan het bestuur ook de archivaris van de gemeente, bedoeld in het vierde lid, aanwijzen als archivaris van het CNB.

Artikel 27: inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking overeenkomstig artikel 24, tweede lid, onverminderd het bepaalde in artikel 26, derde lid, van de Wet.

Artikel 28: citeerwijze

De regeling wordt aangehaald als Gemeenschappelijke regeling CNB Noordzeekanaalgebied.

Bijlage 1: kaart CNB Mandaatgebied gemeente

afbeelding binnen de regeling