Regeling vervallen per 30-11-2023

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats(en) voor de gemeente Zaanstad 2011

Geldend van 01-01-2020 t/m 29-11-2023

Intitulé

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats(en) voor de gemeente Zaanstad 2011

Hoofdstuk I Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

begraafplaats(en): de gemeentelijke begraafplaats(en):

1. te Krommenie, gelegen aan de Serooskerkestraat;

2. te Krommenie, gelegen aan de Krommeniedijk;

3. te Westzaan, gelegen aan de Dolphijnstraat;

4. te Wormerveer, gelegen aan de Marktstraat;

5. te Wormerveer, gelegen aan de Noordsterweg;

6. te Zaandam, gelegen aan de Zuiddijk;

7. te Zaandijk, gelegen aan de Dr. Jan Mulderstraat.

b.

particulier graf:

een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

1.

het doen begraven en begraven houden van lijken;

2.

het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

3.

het doen verstrooien van as;

c.

algemeen graf:

een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken;

d.

particulier urnengraf:

een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

1.

het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

2.

het doen verstrooien van as;

e.

algemeen urnengraf:

een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten van asbussen met of zonder urnen;

f.

particulier urnennis:

een nis waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

g.

urn:

een voorwerp ter berging van een of meer asbussen;

h.

asbus:

een bus ter berging van as van een overledene;

i.

verstrooiingsplaats:

een plaats waarop as wordt verstrooid;

j.

gedenkteken:

voorwerp op het graf voor het aanbrengen van opschriften of figuren, daaronder begrepen kettingen en hekwerken;

k.

grafbedekking:

gedenkteken en grafbeplanting op een graf of een verstrooiingsplaats;

l.

beheerder:

de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaats(en) of degene die hem vervangt;

m.

rechthebbende:

de natuurlijke persoon of de rechtspersoon aan wie het uitsluitend recht tot begraven in een particulier graf is verleend;

n.

vergunninghouder:

de natuurlijke persoon of de rechtspersoon aan wie vergunning is verleend tot het aanbrengen van een gedenkteken;

o.

particuliere urnenzuil:

een zuil waarvoor aan een natuurlijk- of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van een asbus met of zonder urn.

Artikel 2 Uitbreiding begrippen particulier en algemeen graf

  • 1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voorzover van belang onder 'eigen graf' mede verstaan: particulier urnengraf, particuliere urnennis en particuliere verstrooiingsplaats.

  • 2. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voorzover van belang onder 'algemeen graf' mede verstaan: algemeen urnengraf.

Hoofdstuk II Openstelling, orde en rust op de begraafplaats

Artikel 3 Openstelling begraafplaats(en)

  • 1. De begraafplaats(en) is (zijn) voor een ieder dagelijks toegankelijk gedurende door het college bij nadere regels vast te stellen tijden. Het college maakt deze tijden openbaar bekend.

  • 2. Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaats(en) kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

  • 3. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaats(en) niet voor het publiek geopend is (zijn), zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 4 Ordemaatregelen

  • 1. Het is een ieder verboden, anders dan met toestemming van het college, werkzaamheden voor derden aan grafbedekkingen op de begraafplaats(en) te verrichten.

  • 2. Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaats(en) te rijden:

    • a.

      elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen. Motorrijtuigen zijn buiten de rijwegen (slechts) toegestaan voor begrafenissen of voor het vervoer van materialen;

    • b.

      sneller dan 10 km per uur.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in de aanhef en onder a van het tweede lid.

  • 4. Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats(en) hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 5. Degenen die zich niet aan de in het vierde lid bedoelde aanwijzing houden, moeten zich op eerste aanzegging van de beheerder van de begraafplaats verwijderen.

Artikel 5 Plechtigheden

  • 1. Dodenherdenkingen, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats moeten minimaal 6 dagen tevoren worden aangekondigd zowel mondeling met een schriftelijke bevestiging aan de beheerder van de begraafplaats als schriftelijk aan de burgemeester onder opgave van datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden.

  • 2. De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid, moeten zich in het belang van de orde, rust en netheid houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 6 Opgravingen en ruimen

  • 1. Het opgraven van lijken en het ruimen van graven is slechts toegestaan indien daarbij geen andere personen aanwezig zijn dan degenen die met deze werkzaamheden zijn belast.

  • 2. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste lid.

Hoofdstuk III Voorschriften voor lijkbezorging

Artikel 7 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1. Degene, die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk op een werkdag vóór 16.00 uur, voorafgaande aan twee werkdagen voor de dag, waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder van de begraafplaats onder vermelding van de juiste grootte van de kist. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 2. Het lijk dient bij aankomst op de begraafplaats of in het crematorium te zijn voorzien van een identiteitskenmerk.

  • 3. Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder van de begraafplaats. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk op een werkdag vóór 16.00 uur, voorafgaande aan twee werkdagen voor de dag, waarop deze werkzaamheden plaatsvinden, mondeling met schriftelijke kennisgeving aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.

Artikel 8 Gebouwen en muziekinstallatie

  • 1. Het gebruik van een eventueel aanwezige aula alsmede van de muziekinstallatie moet uiterlijk vóór 16 00 uur op een werkdag, voorafgaande aan twee werkdagen voor de dag, waarop van de aula gebruik zal worden gemaakt, worden aangevraagd bij de beheerder van de begraafplaats.

  • 2. De aula en de muziekinstallatie staan voor iedere plechtigheid gedurende een per keer vooraf te bepalen tijdsduur ter beschikking van de aanvrager.

Artikel 9 Over te leggen stukken

  • 1. Begraving mag slechts geschieden indien van tevoren het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder.

  • 2. Bijzetting van een asbus op of in een graf, in een urnennis, urnenzuil of in een urnengraf en verstrooiing van as mag slechts geschieden indien van tevoren een crematieverklaring aan de beheerder is overgelegd.

  • 3. Indien de begraving of de bezorging van as in een particulier graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 4. Begraving of bijzetting in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door een van de andere personen, genoemd in artikel 17, tweede lid.

  • 5. De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren.

  • 6. De beheerder onderzoekt de genoegzaamheid van de overgelegde stukken.

Artikel 10 Tijden van begraven en asbezorging

  • 1. De tijd van begraven en het bezorgen van as is op werkdagen van 10.00 uur tot 14.30 uur; op zaterdag van 10.00 uur tot 11.30 uur.

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen toestaan, dat van de onder 1 genoemde dagen en tijden wordt afgeweken.

Hoofdstuk IV Indeling en uitgifte van de graven

Artikel 11 Indeling graven en asbezorging

  • 1. Op de begraafplaats(en) kunnen worden uitgegeven:

    • a.

      particuliere graven en particuliere urnengraven;

    • b.

      particuliere urnennissen en particuliere urnenzuil;

    • c.

      particuliere verstrooiingsplaatsen;

  • 2. Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel lijken en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de eigen graven en hoeveel verstrooiingen van as er op of in de eigen graven kunnen plaatshebben. Zij bepaalt tevens de afmetingen en de uitgifteduur van de eigen graven. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging

Artikel 12 Aantal overledenen in algemene graven

  • 1. In de algemene graven kan een door het college te bepalen aantal lijken worden begraven.

  • 2. In de algemene urnengraven kan een door het college te bepalen aantal asbussen met of zonder urn worden bijgezet.

Artikel 13 Volgorde van uitgifte

  • 1. De particuliere graven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.

  • 2. Het college kan een particulier graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie op de begraafplaats(en) niet bezwaarlijk is.

Artikel 14 Categorieën

Het college kan bij nader vast te stellen regels de algemene en particuliere graven onderverdelen in categorieën. Zij bepaalt voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.

Artikel 15 Termijnen particuliere graven

  • 1. Het college verleent, voorzover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats(en) zulks toelaat, op een daartoe bij het college schriftelijk in te dienen aanvraag:

    • a.

      Voor de tijd van tien of twintig jaar het recht op een particulier graf. De termijn begint te lopen op de datum waarop het particulier graf is uitgegeven.

    • b.

      Voor de tijd van vijf of tien jaar het recht op een particulier urnengraf, urnennis of urnenzuil. De termijn begint te lopen op de datum waarop het particuliere urnengraf, urnennis of de urnenzuil is uitgegeven.

  • 2. Op aanvraag van de rechthebbende wordt het onder a. van dit artikel bedoelde recht verlengd met telkens een termijn van vijf of tien jaar en word het onder b. van dit artikel bedoelde recht verlengd met telkens een termijn van vijf of tien jaar, indien de aanvraag voor het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 3. Een recht als in dit artikel bedoeld, kan slechts aan een rechthebbende worden verleend ten behoeve van zichzelf en voor de personen genoemd in artikel 17, eerste lid. Verlening van het recht ten behoeve van een ander is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

Artikel 16 Grafkelder

Het college kan aan de rechthebbende op een particulier graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door het college te stellen voorwaarden.

Artikel 17 Overschrijving van verleende rechten

  • 1. Het recht op een particulier graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven ten name van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad. Overschrijving op verzoek van de rechthebbende ten name van een ander dan de vorengenoemde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 2. Na het overlijden van de rechthebbende kan het particulier graf worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad, mits de aanvraag hiertoe wordt gedaan binnen een jaar na het overlijden van de rechthebbende. Overschrijving ten name van een ander dan de in de vorige zin bedoelde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 3. Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn, is het college bevoegd het recht op het particulier graf te doen vervallen.

  • 4. Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van een jaar kan het college het particuliere graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een particulier graf dat inmiddels is geruimd.

Artikel 18 Afstand doen van graven

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het particuliere graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doet het college schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

Hoofdstuk V Grafbedekkingen

Artikel 19 Vergunning gedenkteken

  • 1. Voor het hebben van een gedenkteken is een schriftelijke vergunning nodig van het college.

  • 2. De rechthebbende van een particulier graf vraagt de vergunning voor het hebben van een gedenkteken aan.

  • 3. Omtrent de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen van het gedenkteken en de wijze van aanbrengen kan het college nadere regels vaststellen.

  • 4. Het college kan ontheffing verlenen van de door hen vastgestelde nadere regels.

  • 5. Het college kan de vergunning weigeren indien:

    • a.

      niet voldaan wordt aan de door het college vastgestelde nadere regels;

    • b.

      het gedenkteken afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d.

      de constructie van het gedenkteken ondeugdelijk is.

  • 6. Het bepaalde in artikel 22, lid 4, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 20 Niet-blijvende grafbeplanting

Niet-blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert, kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten, losse siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende drie maanden ter beschikking gehouden van de rechthebbende indien deze daartoe tevoren een aanvraag heeft ingediend bij de beheerder.

Artikel 21 Verwijdering grafbedekking

  • 1. De grafbedekking kan na het verstrijken van de graftermijn door het college worden verwijderd.

  • 2. Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking wordt gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft , aan de belanghebbende bekend. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is, maakt het college het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats bekend.

  • 3. Op grond van een daartoe door de rechthebbende of de vergunninghouder bij het college ingediende aanvraag, blijft de grafbedekking na verwijdering nog gedurende drie maanden ter beschikking van degene aan wie een vergunning als bedoeld in artikel 19 was verleend. De aanvraag kan worden ingediend gedurende de in het tweede lid genoemde termijn.

  • 4. De grafbedekking vervalt aan de gemeente indien:

    • a.

      geen verzoek op grond van het derde lid is ingediend en de termijn waarbinnen dit verzoek had kunnen worden ingediend, is verstreken;

    • b.

      de grafbedekking niet binnen drie maanden nadat deze van het graf is verwijderd, is afgehaald.

Artikel 22 Onderhoud door de rechthebbende of vergunninghouder

  • 1. De rechthebbende of vergunninghouder dient de grafbedekking, met uitzondering van door de gemeente aangebrachte beplantingen, te herstellen, te vernieuwen, te verwijderen of te vervangen.

  • 2. Indien hij nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende drie maanden ter beschikking van de rechthebbende of vergunninghouder en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 3. De verwijdering vindt niet plaats dan nadat de rechthebbende of de vergunninghouder behoorlijk per brief zijn opgeroepen om te worden ingelicht over de toestand van de grafbedekking. De oproeping geschiedt door mededeling op het mededelingenbord op de begraafplaats als het adres van de rechthebbende of vergunninghouder niet bekend is. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

  • 4. Het college kan de rechthebbende of de vergunninghouder per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar oplevert voor derden.

  • 5. Het college is niet aansprakelijk voor de schade, die bij de uitvoering van de voormelde werkzaamheden aan de grafbedekking ontstaat buiten de schuld van het gemeentepersoneel. Ook voor schade aan de grafbedekking, overige beplantingen en anderszins, door welke oorzaak ook ontstaan, is het college niet aansprakelijk.

Artikel 23 Onderhoud door de gemeente

  • 1. Het college voorziet in het onderhoud van de graven, waaronder wordt verstaan het schoonhouden van de grafbedekking, het vernieuwen van de door de gemeente aangebrachte beplantingen, het ophogen van verzakte graven alsmede het onderhoud van paden en groenvoorzieningen en de begraafplaats in het algemeen.

  • 2. Het college kan toestaan, dat het in het eerste lid bedoelde onderhoud geschiedt door de rechthebbende of de vergunninghouder of door het college aangewezen rechtspersonen, zoals stichtingen en verenigingen, met dien verstande dat genoemd onderhoud ook door de gemeente blijft geschieden en het de rechthebbende niet ontheft van het betalen van de hiervoor verschuldigde rechten.

Hoofdstuk VI Ruiming van graven, urnengraven en urnennissen

Artikel 24 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1. Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend gemaakt. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is maakt het college het voornemen tot ruiming van het graf gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip van ruiming door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend.

  • 2. De bij de ruiming van het graf nog aanwezige overblijfselen van lijken worden begraven en de as wordt verstrooid op een van de daartoe bestemde, afgesloten gedeelten van de begraafplaats(en).

  • 3. Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indienen om bij ruiming de overblijfselen, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor herbegraving elders. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen bij de beheerder een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.

  • 4. De rechthebbende op een particulier graf, kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een particulier urnengraf of urnennis kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

  • 5. De beheerder draagt er zorg voor dat met de bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten te allen tijde respectvol wordt omgegaan en dat bezoekers van de begraafplaats niet met menselijke resten worden geconfronteerd.

Hoofdstuk VII Gedeelte voor leden van diverse geloofsovertuigingen

Artikel 25 Toewijzing gedeelte gemeentelijke begraafplaatsen

  • 1. Een gedeelte van een gemeentelijke begraafplaats is uitsluitend bestemd voor het begraven van leden van de Rooms Katholieke Kerk.

  • 2. Een gedeelte van de gemeentelijke begraafplaats te Krommenie en Zaandam is uitsluitend bestemd voor het begraven van leden van de Islamitische gemeenschap.

Hoofdstuk VIII Instandhouden historische graven en opvallende grafbedekking

Artikel 26 Lijst

  • Vervallen

Hoofdstuk IX Inrichting register

Artikel 27 Voorschriften

  • 1. Het college kan voorschriften vaststellen voor het register van de begraven lijken en de bezorgde as.

  • 2. Het register wordt bijgehouden door de beheerder.

Hoofdstuk X Slotbepalingen

Artikel 28 Intrekking oude regeling

De Beheersverordening op de begraafplaatsen van Zaanstad, vastgesteld op 27 mei 1993, voorstelnummer 164, wordt ingetrokken.

Artikel 29 Overgangsbepaling.

  • 1. Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de Beheersverordening op de begraafplaatsen van Zaanstad, vastgesteld op 27 mei 1993, voorstelnummer 164, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Beheersverordening op de begraafplaatsen van Zaanstad, vastgesteld op 27 mei 1993, voorstelnummer 164, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 30 Strafbepaling

  • 1. Hij die handelt in strijd met de artikelen 3, 4, 5, 6 en 19 wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie, zoals genoemd in artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht.

  • 2. Overtreding van de artikelen 3, 4, 5, 6 en 19 van de verordening kan worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak, zoals genoemd in artikel 36 van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 31 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van zes weken na de datum van uitgifte van het gemeenteblad waarin zij is geplaatst.

Artikel 32 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Zaanstad.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 3 april 2008

De griffier
De voorzitter

Toelichting beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Zaanstad 2011

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De beheersverordening geeft het college de bevoegdheid om de graven en urnennissen in te delen in categorieën. Het verdient aanbeveling om daarbij niet in de eerste plaats de verschillende soorten graven als uitgangspunt te nemen, maar zo veel mogelijk aan te sluiten bij de natuurlijke situatie van de begraafplaatsen en de behoeften en de vraag. Op deze wijze kan een te strakke en starre inrichting worden voorkomen en behouden de begraafplaatsen hun aantrekkelijkheid voor velen. Verder is in de gemeente Zaanstad een strooiveld bij het Crematorium aan de Wibautstraat 282 te Zaandam aanwezig, waarvan de grond niet in eigendom is van de gemeente Zaanstad, maar van de P.C. Hooft Groep B.V. en daarnaast is er een perceel grond van 1400 m2 op de algemene begraafplaats Zaandam verhuurd aan deze vennootschap voor asverstrooiing. Ook kan asverstrooiing plaatsvinden in een particulier graf, waarbij op verzoek van de rechthebbende op dat particuliere graf wordt geassisteerd.

Artikel 2 Uitbreiding begrippen particulier en algemeen graf.

Voor een particulier graf, particuliere urnengraf, particulier strooiveld en particuliere urnennis of urnenzuil gelden vrijwel dezelfde rechten en plichten. De woorden 'voorzover van belang' zijn ingevoegd omdat de bepalingen betreffende het ruimen en het wegnemen van een asbus alleen werken bij een particulier graf, respectievelijk particulier urnengraf.

Voor de algemene graven geldt overeenkomstig hetgeen is opgemerkt bij het tweede lid ten aanzien van de algemene urnengraven.

Hoofdstuk II Openstelling, orde en rust op de begraafplaats

Artikel 3 Openstelling begraafplaats(en)

Lid 3 van dit artikel is geïntroduceerd met het oog op de strafbaarstelling van personen die zich op de begraafplaats bevinden buiten de uren van openstelling voor bezoekers.

Artikel 4 Ordemaatregelen

Steenhouwers en hoveniers moeten zich er steeds van bewust zijn dat hun werkzaamheden storend kunnen zijn voor rouwende nabestaanden en tijdens uitvaartplechtigheden. De toestemming om werkzaamheden op de begraafplaats te verrichten moet vlot aan de steenhouwers of anderen kunnen worden gegeven. Daarom verdient het aanbeveling dat het college het verlenen van die toestemming onder behoud van hun verantwoordelijkheid opdragen aan de beheerder (mandaat).

De bevoegdheid van de beheerder om personen weg te sturen als zij zich niet aan zijn aanwijzingen houden en de verbodsbepalingen, bieden voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten op te kunnen treden. Aan een uitzondering op de regel als bedoeld in het tweede lid onder a bestaat behoefte omdat men soms dicht bij het graf moet kunnen komen met een motorrijtuig. Deze situatie kan uiteraard verschillen per begraafplaats.

Artikel 5 Plechtigheden

Met dit artikel wordt beoogd om plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling mondeling met een schriftelijke bevestiging 6 dagen vooraf wordt gedaan aan de beheerder van de begraafplaats, voordat een dergelijke plechtigheid plaatsvindt, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis moet volgens de wet uiterlijk op de zesde dag na overlijden geschieden.

Tegelijkertijd is schriftelijke mededeling vereist aan de burgemeester, zodat deze kan toezien, of er sprake is van bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan en het karakter van een openbare manifestatie hebben. Voor een openbare manifestatie moet namelijk kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties (Wet van 26 april 1988). Verder zijn mogelijk van toepassing de bepalingen in Hoofdstuk 2 Openbare Orde van de Algemene Plaatselijke Verordening Zaanstad, zoals genoemd in paragraaf 2 Optochten en betogingen van afdeling 1 “Orde en veiligheid op de weg”. In artikel 2.1.2.2 van de APV is namelijk geregeld, dat degene, die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, daarvan voor de openbare aankondiging ervan en tenminste 72 uren voordat de betoging zal worden gehouden, schriftelijk kennis moet geven aan de burgemeester, met in achtneming van de te verstrekken gegevens, zoals in artikel 2.12.4 van de APV is bepaald. Verder kan het zijn, dat volgens afdeling 2 “Toezicht op evenementen” een vergunning nodig is van de burgemeester, omdat het ingevolge artikel 2.2.2 verboden is een evenement te organiseren zonder vergunning van de burgemeester.

Artikel 6 Opgravingen en ruimen

De aard van de werkzaamheden bij het opgraven en ruimen van graven brengt met zich mee dat het bezwaarlijk is om toe te staan dat anderen hierbij aanwezig zijn. De praktijk heeft aangetoond dat er behoefte is aan een wettelijk voorschrift om de toegang hierbij van derden te weren. Alleen als de rechthebbende en de directe familie van het opgegraven lijk daar prijs opstelt kan de burgemeester ontheffing verlenen van dit verbod, tenzij er andere bezwaren van openbare orde zijn.

Hoofdstuk III Voorschriften voor lijkbezorging

Artikel 7 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

Een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor graf er wordt gevraagd.

De as kan volgens de wet worden bijgezet in of op een graf dan wel in een bewaarplaats, meestal een urnennis.

Bij het begraven van een lijk binnen 36 uur is omwille van urgentie uitsluitend toestemming van de burgemeester noodzakelijk.

Indien de nabestaanden alle of bepaalde werkzaamheden zelf willen verrichten zijn niettemin de aanwijzingen en de hulp van het personeel van de begraafplaats nodig, ook om redenen van veiligheid, in het bijzonder bij het openen en sluiten van het graf. De werkzaamheden kunnen door de nabestaanden en het personeel van de begraafplaats samen worden verricht. De nabestaanden kunnen bijvoorbeeld een begin maken. Vervolgens kan het personeel de handelingen verrichten waar ervaring voor nodig is of die van de nabestaanden te zware lichamelijke inspanning vragen. Het aanbrengen van de grafranden ter stutting van de grond om het geopende graf en het verwijderen van die randen voor het sluiten van het graf zal door het personeel moeten geschieden.

Artikel 8 Gebouwen en muziekinstallatie

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 9 Over te leggen stukken

De wet eist dat er een verlof tot begraven aanwezig is, afgegeven door de ambtenaar van de burgerlijke stand. Hierbij aansluitend is het gewenst de beheerder van de begraafplaatsen een eigen bevoegdheid te geven om medewerking aan de lijkbezorging te weigeren, indien niet aan de wettelijke vereisten is voldaan.

De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als de verstrooiing.

Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het particuliere graf mag worden bijgezet (lid 3).

De wettelijke minimum grafrusttermijn (lid 4) is de termijn dat een lijk volgens de wet ten minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd of verzameld.

Artikel 10 Tijden van begraven en asbezorging

De wet verplicht tot de mogelijkheid van begraven op iedere dag gedurende een bij gemeentelijke verordening te bepalen tijd met uitzondering van zon- en feestdagen. Gemeenten zijn vrij te bepalen dat ook op zondag of een algemeen erkende feestdag wordt begraven. Joodse begrafenissen vinden niet plaats op de sabbat. Het Nederlands Israelitisch Kerkgenootschap heeft er daarom belang bij dat de begraafplaatsen op zon- en feestdagen voor een begrafenis kunnen worden opengesteld. Daarnaast zijn er ook andere gevallen denkbaar waarin de nabestaanden er een belang bij hebben om op een zon- of feestdag een begrafenis of asbezorging te kunnen doen plaatshebben. In de praktijk is het mogelijk om de begraafplaats alleen in bijzondere gevallen hiervoor open te stellen. Bij de genoemde tijden van 10.00 uur tot 14.30 uur en op zaterdag van 10.00 uur tot 11.30 uur is er mee rekening gehouden, dat het begraven en de asbezorging uiterlijk eindigt om respectievelijk 16.00 uur en 13.00 uur.

Een bijzonder geval kan zich voordoen als de burgemeester toestemming heeft gegeven om een lijk binnen 36 uur te begraven. Sommige nabestaanden vragen om deze toestemming om godsdienstige redenen. Daarnaast kan spoed geboden zijn in geval van lijkvinding.

Hoofdstuk IV Indeling en uitgifte van de graven

Artikel 11 Indeling graven en asbezorging

Naast de particuliere graven noemt dit artikel de verschillende andere soorten van voorzieningen op de begraafplaats. Met deze voorzieningen wordt tegemoetgekomen aan de behoeften van de

nabestaanden die de crematie op enige afstand van huis hebben doen plaatsvinden en graag een

identificatiepunt in de omgeving hebben om de overledene dichtbij te kunnen gedenken. De VNG houdt in de modelverordening rekening met eigen gedenkplaatsen. Gedenkplaatsen zouden bijvoorbeeld kunnen worden uitgegeven voor vermisten of als de persoon in het buitenland is overleden en het stoffelijk overschot niet naar Nederland is vervoerd. Op dit moment kennen we nog geen gedenkplaatsen op de gemeentelijke begraafplaatsen. Bij een eventuele vraag daarnaar kan het college beoordelen, of dat kan worden toegestaan. Op dit moment kennen we alleen gedenkplaatsen in Zaanstad, die buiten onze gemeentelijke begraafplaatsen liggen. Dat is dan ook de reden om deze mogelijkheid nog niet in deze verordening op te nemen.

Artikel 12 Aantal overledenen in algemene graven

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 13 Volgorde van uitgifte

Een graf zal alleen buiten de volgorde van ligging worden toegewezen als dit niet bezwaarlijk is voor de situatie op de begraafplaats. Hierbij kan worden gedacht aan het aanzien van de begraafplaats en de gesteldheid van de bodem.

Artikel 14 Categorieën

Een indeling in categorieën is nodig als het college verschillende regels wil vaststellen voor de grafbedekkingen op de graven die liggen op de verschillende delen (categorieën) van de begraafplaats.

Artikel 15 Termijnen particuliere graven

Volgens artikel 28, eerste lid van de Wet op de lijkbezorging kan het recht op een graf voor ten minste tien jaar worden verleend. Voorts kan, wanneer sprake is van verlinging, de houder van de begraafplaats bepalen dat de periode van verlinging niet korter is dan vijf jaar en niet langer is dan twintig jaar. Er is gekozen voor een onderscheid tussen graven aan de ene kant en urnengraven en urnennissen en urnenzuilen aan de andere kant. In de praktijk blijjkt er namelijk voor urnen behoefte aan kortere termijnen, terwijl dat voor graven niet het geval is. In de verordening is daarom onderscheid gemaakt voor zowel de termijn van uitgifte als van verlenging.

Soms verkeren rechthebbenden in de onjuiste veronderstelling dat de uigiftetermijn pas begint te lopen op het moment van de eerste begraving of bijzetting. Daarom is de laatste zin in het eerste lid van artrikel 15, betreffende de aanvang van de termijn, opgenomen.

De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28 dat vaaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn verlenging van de termijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na het begin van deze periode moet, volgens het tweede lid van genoemd wetsarikel, het college de rechthebbende op het graf mededelen dat de termijn gaat aflopen. Volgens het oude wetsartikel diende deze mededeling schriftelijk te geschieden 'aan de rechthebbende wiens adres de houder van de begraafplaats bekend is of redelijkerwijs bekend kan zijn'. Het laatste deel van de zin ('of redelijkerwijs bekend kan zijn') is bij de wijziging van de wet geschrapt. In het kader van de vermindering van administratieve lasten komt de verantwoordelijkheid voor het geven van het juiste adres nu uitdrukkelijk bij de rechthebbende te liggen. Van de houder van de begraafplaats wordt dan niet méér verlangd dan dat hij het adres uit zijn eigen administratie gebruikt. Wanneer niet binnen drie maanden om verlening van het recht is verzocht, dient de mededeling bekend te worden gemaakt bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats tot aan het einde van de periode dat de rechthebbende om verlening van de termijn van uitgifte kan vragen.'

'Zie verder de toelichtingen op de artikelen 21 en 24. De bepaling is hiermee in overeenstemming. Het is van belang om de rechthebbenden mede te delen dat verlenging van de termijn tijdig moet worden aangevraagd.

Indien er ten tijde van de opheffing van de begraafplaats nog rechten op particuliere graven bestaan, zal in overleg met de rechthebbenden op die graven moeten worden bezien welke beslissingen er ten aanzien van die graven zullen worden genomen.

Het derde lid stelt buiten twijfel dat bijvoorbeeld ook een stichting rechthebbende kan zijn indien daarvoor gewichtige redenen bestaan (artikel 17, eerste en tweede lid).

Artikel 16 Grafkelder

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 17 Overschrijving van verleende rechten

Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. Tot aanwijzing van een nieuwe rechthebbende kunnen alleen de personen bevoegd worden geacht die belang hebben bij het graf.

Dit zijn in de eerste plaats de bloed- en aanverwanten, genoemd in het eerste lid van dit artikel. De ervaring heeft geleerd dat het gewenst is om slechts een persoon als rechthebbende te doen aanwijzen. Deze bepaling stelt de termijn op een jaar. Het vierde lid brengt tot uitdrukking dat de termijn met de nodige soepelheid zal worden gehanteerd.

Het verdient aanbeveling dat de overschrijving van het particuliere graf schriftelijk aan de nieuwe rechthebbende kenbaar wordt gemaakt.

Artikel 18 Afstand doen van graven

Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het graf kan doen.

Hoofdstuk V Grafbedekkingen

Artikel 19Vergunning gedenkteken

De vergunningseis geldt voor de gedenktekens op algemene en particuliere graven. Het gedenkteken zal op punten als vormgeving, constructie en materiaalkeuze aan bepaalde minimumeisen moeten voldoen. Deze eisen zijn nader uitgewerkt in de nadere regels van het college. Zij zijn ruim geformuleerd zodat zelden een verzoek om ontheffing zal worden ingediend. Verder bestaan er voorwaarden voor de vaste beplantingen.

Artikel 20 Niet-blijvende grafbeplanting

In de dagelijkse praktijk rijzen er nog wel eens wat moeilijkheden over verwijderde bloemen en eenjarige planten zoals afrikanen en geraniums. Omdat de bloemen en planten eigendom zijn van de rechthebbenden op de graven is een waarschuwing vooraf op zijn plaats. Het zou veel te omslachtig zijn de rechthebbenden telkenmale per brief te waarschuwen dat de verwaarloosde planten of verwelkte bloemen zullen worden verwijderd. Het verdient aanbeveling om op het mededelingenbord op de begraafplaats doorlopend algemeen bekend te maken hoe daarmee wordt gehandeld. Het is gewenst om verwelkte bloemen niet te snel te verwijderen omdat gezegd mag worden dat zij passend zijn bij de sfeer van de begraafplaats.

Artikel 21 Verwijdering grafbedekking

De bordjes bij de graven met een mededeling voor de grafbezoekers dienen alleen aan de grafbezoeker op te vallen. Op de begraafplaatsen zijn goede ervaringen opgedaan met bordjes van 15 x 10 cm.

De rechthebbende dient volgens artikel 28, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging ten minste een jaar voor het verstrijken van de termijn van het grafrecht op de hoogte te worden gesteld van dit feit, en van de mogelijkheid verlenging van het grafrecht te vragen. In veel gevallen kan dan gelijktijdig de mdedeling worden gdaan dat, wanneer niet om verlenging wordt verzocht, het college opdracht zal geven de grafbedekking na het verstrijken van de termijn te verwijderen en het graf te uimen. Tevens kan worden medegedeeld dat de grafbedekking drie maanden na verwijdering aan de gemeente vervalt.

Ook nabestaanden van overledenen die zijn begraven in een algemeen graf, dienen, volgens artikel 27a van de Wet op de lijkbezorging, op de hoogte te worden gesteld van het verstrijken van de termijn van uitgifte. Deze mededeling dient volgens de wet 'ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden voor het verstrijken van de termijn van uitfigte'aan de belanghebbende bij dat graf te worden gedaan. Hierbij kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat de mogelijk aanwezige grafbedekking zal worden verwijderd en dat het graf zal woden geruimd. Zie ook artikel 15, tweede lid, met de toelichting en artikel 24 eerste lid.'

De grafbedekking kan ook worden verwijderd nadat het college het grafrecht vervallen heeft verklaard omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 17, derde lid). In dat geval geldt eveneens het vereiste van de voorafgaande mededeling per brief of door het plaatsen van een bordje bij het graf gedurende minstens een jaar.

Artikel 22 Onderhoud door de rechthebbende of vergunninghouder

De aard en de afmetingen van de grafbedekkingen op particuliere graven en de termijn van uitgifte van deze graven met het recht om deze termijn telkens te verlengen, maken dat bij deze grafbedekkingen niet kan worden volstaan met het minimum aan onderhoud door de gemeente. Daarom zijn de rechthebbenden op particuliere graven verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden en zo nodig te herstellen.

Artikel 32a van de wEt op de lijkbezorging bepaalt dat graftekens, gedurende de periode dat het graf niet geruimd mag worden, teobehoren aan de rechthebbende van het graf en niet aan de eigenaar van de grond.

Artikel 23 Onderhoud door de gemeente

Het onderhoud door de gemeente is een minimale zorg met de bedoeling dat de begraafplaats als geheel een verzorgd aanzien heeft. In de meeste gevallen is het voldoende als de gedenktekens twee maal per jaar worden gereinigd. Op de graven kunnen vaste beplantingen worden aangebracht, zoals rozen, coniferen en buxushagen. De zorg voor deze blijvende beplantingen kan omvatten, het snoeien, het onkruidvrij houden, het verwijderen van onkruid en het aanbrengen van nieuwe planten. Het verdient aanbeveling om het beleid dat het college ter uitvoering van dit artikel voeren mede te delen bij de afgifte van de vergunning voor het hebben van een grafbedekking en/of bekend te maken op het mededelingenbord op de begraafplaats.

Er is tevens een mogelijkheid opgenomen om het onderhoud te laten verrichten door het college van burgemeester en wethouders aangewezen rechtspersonen, zoals stichtingen en verenigingen. Daarbij is onder meer gedacht aan de in 2002 opgerichte Historische vereniging Wormerveer, die van het begin af zich het lot heeft aangetrokken van de markante begraafplaats aan de Marktstraat te Wormerveer.

Hoofdstuk VI Ruiming van graven, urnengraven en urnennissen

Artikel 24 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

De mededeling dat het college voornemens is om de graven te ruimen wordt gedaan zowel aan de rechthebbenden op particuliere graven als aan de belanghebbende van een algemeen graf.

Zie verder hetgeen is vermeld in de toelichting op artikel 21.

Iedere belanghebbende kan van zijn zienswijze doen blijken, bijvoorbeeld omdat het graf van historische betekenis is. Aan de rechthebbende op het graf moet ook worden medegedeeld dat hij verlenging van de graftermijn kan vragen volgens artikel 27, eerste lid, van de wet. Hij kan ook vragen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze weer in dezelfde grafruimte te doen plaatsen, dan wel elders bij te zetten, volgens artikel 24, vierde lid, van de verordening. Degene die in een algemeen graf heeft doen begraven kan volgens artikel 24, derde lid, een aanvraag indienen om de overblijfselen indien mogelijk bijeen te doen brengen voor herbegraving elders. De mededelingen volgens deze bepaling zijn geen voldoende basis om particuliere graven te ruimen.

Het derde lid opent de mogelijkheid ook bij ruiming van algemene graven de stoffelijke overblijfselen dan wel de as een andere bestemming te geven dan die welke genoemd is in het tweede lid. Dat wil zeggen dat de overblijfselen niet worden begraven in het verzamelgraf (de knekelput) en dat de as niet op een algemeen terrein wordt verstrooid. Die andere bestemming voor zowel algemene als particuliere grafruimten is zo ruim mogelijk omschreven.

Zo kan bijvoorbeeld het particuliere graf extra diep worden uitgegraven. De overblijfselen kunnen dan in kleine ruimingskistjes in die extra diepte worden geplaatst. De rechthebbende kan dan vervolgens het graf bestemmen voor andere overledenen. Op deze wijze kan het graf gedurende een volgende generatie in dezelfde familie blijven. Dit wordt uitgewerkt in het Uitvoeringsbesluit voor de openingtijden, de graven en de asbezorging begraafplaatsen Zaanstad 2011, dat door het college wordt vastgesteld.

Hoofdstuk VII Gedeelte voor leden van diverse geloofsovertuigingen

Artikel 25 Toewijzing gedeelte gemeentelijke begraafplaatsen

Dit artikel spreekt voor zich. Tot op heden is het niet nodig gebleken aan dit artikel uitbreiding te geven. Ook deze gedeelten van de gemeentelijke begraafplaatsen vallen volgens de Wet op de lijkbezorging onder het beheer van de gemeente. Hierdoor is ook de beheersverordening op deze gedeelten van toepassing. Het college is dus verantwoordelijk voor de goede gang van zaken.

Hoofdstuk VIII Instandhouden historische graven en opvallende grafbedekking

Artikel 26 Lijst

Vervallen

Hoofdstuk IX Inrichting register

Artikel 27 Voorschriften

Dit artikel spreekt voor zich.

Hoofdstuk X Slotbepalingen

Artikel 28 Intrekking oude regeling

De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de verordening in werking treedt.

Artikel 29 Overgangsbepaling.

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 30 Strafbepaling

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 31 Inwerkingtreding

Tot 1 januari 2002 traden alle verordeningen in werking op de achtste dag na bekendmaking, tenzij een ander tijdstip daarvoor was aangewezen ( artikel 142 Gemeentewet).

Hierin kwam verandering door de inwerkingtreding van de Tijdelijke referendumwet (Trw) op 1 januari 2002. Deze wet maakte referenda mogelijk over onder andere de vaststelling, wijziging en intrekking van verordeningen. Wel waren enkele verordeningen uitgezonderd die hier niet van belang waren. De vaststelling, wijziging of intrekking van een verordening begraafplaatsen was een van de besluiten waarover een referendum kon worden gehouden. Verordeningen waarover op grond van de Trw een referendum kon worden gehouden traden in afwijking van artikel 142 Gemeentewet, niet eerder in werking dan zes weken na de bekendmaking van de verordening (artikel 22 Trw). De termijn van zes weken hangt ermee samen dat na bekendmaking van de verordening en de mededeling dat over deze verordening een referendum gehouden kan worden, een verzoek tot het houden van een referendum kon worden ingediend. Wel kon gekozen worden voor een later tijdstip van inwerkingtreding.

De Tijdelijke referendumwet is echter per 1 januari 2005 weer vervallen. Dit betekent dat de wet niet meer van toepassing is op de Verordening. Het gevolg hiervan is, dat de termijn zoals gesteld in artikel 142 van de Gemeentewet weer geldt voor de in werking treding van de Verordening. Artikel 142 van de Gemeentewet stelt een termijn van 8 dagen na bekendmaking, tenzij anders is bepaald. Dat betekent dat een termijn van 6 weken mogelijk is en daarvoor is gekozen.

De verordening begraafplaatsen is een besluit van het gemeentebestuur op overtreding waarvan straf is gesteld. Een dergelijk besluit wordt op dezelfde wijze bekendgemaakt als alle overige besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden (artikel 139 Gemeentewet). Wel is van belang dat de gemeente gehouden is dit besluit mee te delen aan het parket van het arrondissement waarin de gemeente is gelegen (artikel 143 Gemeentewet).

In artikel 28 wordt geen tijdstip vermeld waarop de oude verordening wordt ingetrokken. Dat is ook niet nodig. De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de nieuwe verordening in werking treedt.

Artikel 32 Citeertitel

In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de voorgaande regeling.