Regeling vervallen per 01-01-2024

Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2019

Geldend van 06-01-2020 t/m 31-12-2023

Intitulé

Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2019 

De Raad van de gemeente Zaanstad,

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 27-08-2019 (raadsvoorstel nr. 2019/18920);

gelet op de artikelen 147 en 156, derde lid, van de Gemeentewet;

overwegende dat:

het noodzakelijk is in deze Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2019 regels met betrekking tot het goed havenbeheer te herzien in verband met nieuwe ontwikkelingen, zowel op nautisch, milieu hygiënisch als op technisch en ordeningsgebied;

de Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2019 dient ter bevordering van een goed havenbeheer, daaronder begrepen de ordening, de veiligheid en het milieu van de haven en de omgeving van de haven, en de kwaliteit van de dienstverlening in de haven;

Besluit vast te stellen:

De Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2019

1 Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    ADN: Europees Verdrag inzake het internationaal vervoer van gevaarlijke stoffen over de binnenwateren;

  • -

    bekendmaking met dezelfde strekking als een verkeersteken: een schriftelijke mededeling aan het scheepvaartverkeer waarmee aan dat verkeer wordt gegeven:

    • a.

      een inlichting over de toestand van een bepaalde plaats in of een bepaald gedeelte van een scheepvaartweg, of;

    • b.

      een inlichting, aanbeveling, gebod of verbod onderscheidenlijk opheffing van een gebod of verbod voor het verkeersgedrag op een bepaalde plaats in of een bepaald gedeelte van een scheepvaartweg;

  • -

    binnenschip: schip, niet zijnde een zeeschip;

  • -

    binnentankschip: binnenschip, gebouwd voor of aangepast aan het vervoer van onverpakte vloeibare lading in ladingtanks;

  • -

    bootliedenorganisatie: een organisatie van bootlieden die activiteiten verricht ter waarborging van de vakbekwaamheid van bootlieden en zorgdraagt voor het vereiste materieel;

  • -

    bootman: degene die in de uitoefening van zijn beroep een zeeschip vast- of losmaakt;

  • -

    brandbare vloeistof: vloeistof waarvan brandbaarheid de enige gevaarlijke eigenschap is;

  • -

    bunkeren: het leveren van vaste, vloeibare of gasvormige brandstoffen of van elke andere energiebron die wordt gebruikt voor de aandrijving van schepen of voor de algemene of specifieke energievoorziening aan boord van schepen;

  • -

    bunkerschip: schip gebruikt voor het bunkeren;

  • -

    bunkervergunning: vergunning voor het leveren of debunkeren van vaste, vloeibare of gasvormige brandstoffen of van elke andere energiebron die wordt gebruikt voor de aandrijving van schepen en voor de algemene of specifieke energievoorziening aan boord van schepen;

  • -

    controlelijst: lijst die wordt gebruikt ter controle van de overslag van gevaarlijke stoffen, bunkeren, debunkeren of het aan boord brengen van hulpstoffen;

  • -

    combinatietankschip: zeeschip, ingericht om afwisselend onverpakte vloeibare lading of droge lading te kunnen vervoeren;

  • -

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • -

    damp: de atmosfeer die boven een vloeibare stof aanwezig is als gevolg van een bepaalde druk van die vloeibare stof;

  • -

    dampretourleiding: dampdrukvereffeningssysteem tussen de bij de directe overslag betrokken ladingtanks waardoor de overslag emissieloos plaatsvindt;

  • -

    debunkeren: het terugleveren van vaste, vloeibare of gasvormige brandstoffen of van elke andere energiebron die wordt gebruikt voor de aandrijving van schepen en voor de algemene en specifieke energievoorziening aan boord van schepen;

  • -

    dienstverlenend schip: elk schip dat betrokken is bij de volgende vormen van dienstverlening:

    • a.

      dienstverlening die verband houdt met het repareren of schoonmaken;

    • b.

      het brengen of halen van voorraden of scheepsonderdelen, of;

    • c.

      een ontvangstvoorziening;

  • -

    plantaardige of dierlijke oliën: oliën of vetten die gewonnen worden uit zaden of vruchten van planten of bomen of oliën en vetten van dierlijke oorsprong;

  • -

    exploitant: eigenaar, beheerder, rompbevrachter of ieder ander die zeggenschap heeft over het gebruik van het schip;

  • -

    gasdeskundige: deskundige die in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid ‘Gasdeskundige’ als bedoeld in artikel 3.5h, vierde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit;

  • -

    gesloten schoonmaken: elke handeling die gericht is op of verband houdt met het reinigen, gasvrij of dampvrij maken van ladingtanks of sloptanks van een tankschip zodanig dat tijdens de handeling geen emissie naar de atmosfeer plaatsvindt, waaronder ook het gebruik maken van een ontgasvoorziening;

  • -

    gevaarlijke stoffen: stoffen die gevaar voor explosie, brand, corrosie, vergiftiging, bedwelming of straling (kunnen) opleveren, zoals vermeld in:

    • a.

      de IMDG Code;

    • b.

      de IBC Code;

    • c.

      de IGC Code;

    • d.

      de IMSBC Code, of;

    • e.

      het ADN;

  • -

    Noordzeekanaalgebied: gebied zoals aangegeven op de kaart in bijlage 1 bij deze verordening;

  • -

    haven: wateren binnen het Noordzeekanaalgebied die voor de scheepvaart openstaan zoals aangegeven op de kaart in bijlage 1 bij deze verordening;

  • -

    havenmeester: havenmeester als bedoeld in artikel 2.1;

  • -

    hulpbedrijf: machines, apparaten of installaties op een schip die de voortstuwing ondersteunen of de energievoorziening verzorgen;

  • -

    hulpstoffen: stoffen, die aan boord van een schip nodig zijn voor de werking van de aandrijving of het hulpbedrijf;

  • -

    kwetsbaar object: object als bedoeld in artikel 1, onderdeel l, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

  • -

    IBC Code: International Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Dangerous Chemicals in Bulk van IMO of Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Dangerous Chemicals in Bulk van IMO;

  • -

    IGC Code: International Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Liquefied Gases in Bulk van IMO of Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Liquefied Gases in Bulk van IMO;

  • -

    IMDG Code: International Maritime Dangerous Goods Code;

  • -

    IMSBC Code: International Maritime Solid Bulk Cargoes Code;

  • -

    IMO: Internationale Maritieme Organisatie van de Verenigde Naties;

  • -

    inerte atmosfeer: een atmosfeer in een ladingtank of sloptank waarin het zuurstofgehalte is verminderd tot ten hoogste 8 volume procent door het toevoegen van een inert gas onder positieve druk;

  • -

    inrichting: inrichting als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • -

    ISGINTT: International Safety Guide for Inland Navigation Tank-barges and Terminals;

  • -

    ISGOTT: International Safety Guide for Oiltankers and Terminals;

  • -

    kapitein: degene die de feitelijke leiding over een zeeschip voert;

  • -

    ladingresiduen: de restanten van lading in ruimen of tanks aan boord van een schip die na het laden, lossen of schoonmaken achterblijven, met inbegrip van restanten na morsingen;

  • -

    LNG: Liquefied Natural Gas;

  • -

    LNG-aangedreven schip: schip dat gebruik maakt of mede gebruik maakt van LNG-brandstof voor voortstuwing;

  • -

    LNG-brandstof: LNG dat wordt gebruikt als brandstof voor de voortstuwing of hulpbedrijf van een schip;

  • -

    MARPOL: International Convention for the Prevention of Pollution from Ships, 1973, as amended;

  • -

    oliehaven: gebied ingericht voor de afhandeling van een tankschip met gevaarlijke vloeibare lading met uitzondering van enkel schadelijke stoffen;

  • -

    ontgasvoorziening: vaste of mobiele voorziening, anders dan een dampretourleiding, om dampen van lading te ontvangen tijdens het gasvrij of dampvrij maken van lege of geloste tanks en daarop aangesloten laad- en losleidingen;

  • -

    ontsmetten: behandelen met gassen of stoffen die gassen afstaan;

  • -

    ontvangst van scheepsafval en ladingresiduen: de ontvangst van scheepsafval en ladingsresiduen door een vaste, drijvende of mobiele voorziening die is ingericht voor de ontvangst van scheepsafval of ladingresiduen als omschreven in Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad, of zoals nadien gewijzigd of herzien;

  • -

    ontvangstvoorziening: voorziening voor de ontvangst van scheepsafval, overige schadelijke stoffen of restanten van schadelijke stoffen;

  • -

    open vuur: vuur, vonkvorming en elk oppervlak binnen een afstand van 25 meter van een gevaarlijke stof, dat een temperatuur heeft die gelijk is aan of hoger dan de minimum-ontstekingstemperatuur van die stof;

  • -

    open schoonmaken: elke handeling die gericht is op of verband houdt met het reinigen, gasvrij of dampvrij maken van ladingtanks of sloptanks van een tankschip zodanig dat een emissie naar de atmosfeer kan plaatsvinden;

  • -

    operationele ruimte: in lengte, breedte, diepte of hoogte begrensd gebied, waarbinnen schepen ligplaats kunnen nemen om hun activiteiten uit te oefenen;

  • -

    overslag: laden of lossen van lading in of uit een schip;

  • -

    passagiersschip: elk schip dat is ingericht voor het vervoer van meer dan twaalf passagiers en dat in het bezit is van toereikende en geldige certificaten;

  • -

    pleziervaartuig: schip dat is bestemd of wordt gebruikt voor sportbeoefening of vrijetijdsbesteding;

  • -

    schadelijke stoffen: stoffen die als zodanig bij of krachtens de Wet voorkoming verontreiniging door schepen zijn aangewezen of worden genoemd;

  • -

    scheepsafval: afval, met inbegrip van sanitair afval, en residuen, niet zijnde ladingresiduen, die ontstaan tijdens de bedrijfsvoering van een zeeschip en vallen onder het toepassingsgebied van de bijlagen I, IV, V en VI van MARPOL 73/78, en ladinggebonden afval zoals omschreven in de Guidelines voor de uitvoering van bijlage V van MARPOL 73/78;

  • -

    schip: elk vaartuig met inbegrip van een watervliegtuig, een draagvleugelboot, een luchtkussenvoertuig, een boorinstallatie, een werkeiland of soortgelijk object, een baggermolen, een drijvende kraan, een elevator, een ponton, een duwbak, een drijvend werktuig, een drijvend voorwerp of een drijvende inrichting;

  • -

    scheepswerf: scheepswerf of herstellingsinrichting voor reparatie of onderhoud van schepen;

  • -

    schipper: degene die de feitelijke leiding over een binnenschip voert;

  • -

    sloptank: tank aan boord van een schip, bestemd voor het houden van al dan niet met water vermengde ladingrestanten van schadelijke, brandbare of andere gevaarlijke vloeistoffen (slops);

  • -

    StSTGP: Ship to Ship Transfer Guide for Petroleum, Chemicals and Liquefied Gases;

  • -

    tankschip: binnentankschip of zeetankschip;

  • -

    toestemming: vergunning, ontheffing, erkenning of vrijstelling;

  • -

    ventileren: het laten drogen van openstaande ladingtanks of sloptanks van een tankschip naar de atmosfeer nadat deze met water zijn gewassen of op een andere wijze zijn schoongemaakt;

  • -

    vlampunt: de laagste temperatuur van een vloeistof, waarbij de damp daarvan met lucht een ontvlambaar mengsel vormt;

  • -

    vluchtige organische stoffen: organische verbinding van antropogene aard met uitzondering van methaan, die bij 293,15 K een dampspanning heeft van 1 kPa of meer of onder de specifieke gebruiksomstandigheden een vergelijkbare vluchtigheid heeft;

  • -

    werkschip: elk schip dat onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de haveninfrastructuur, uitgezonderd een schip dat baggerwerkzaamheden uitvoert;

  • -

    zeeschip: schip dat volgens zijn constructie uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor de vaart op zee;

  • -

    zeetankschip: zeeschip, gebouwd voor of aangepast aan het vervoer van onverpakte vloeibare lading in zijn ladingtanks.

Artikel 1.2 Waar gelden deze regels?

Het bepaalde bij of krachtens deze verordening is van toepassing in de haven.

Artikel 1.3 Op wie is deze verordening van toepassing?

  • 1.

    De kapitein of de schipper is verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening, tenzij in deze verordening anders is bepaald.

  • 2.

    Als een kapitein of een schipper niet op het schip aanwezig is, is de exploitant verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

Artikel 1.4 Beslistermijn toestemming

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag voor een toestemming binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    Het college kan de termijn met ten hoogste acht weken verlengen.

Artikel 1.5 Voorschriften en beperkingen

  • 1.

    Het college kan aan een toestemming of aanwijzing voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen zijn bedoeld ter bescherming van het belang of de belangen van de betreffende toestemming of aanwijzing.

  • 2.

    Degene aan wie een toestemming of aanwijzing is gegeven, houdt zich aan de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen.

Artikel 1.6 Weigeren, wijzigen of intrekken van toestemming

Het college kan de toestemming weigeren, wijzigen of intrekken als:

  • a.

    bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    als dit noodzakelijk is ter bescherming van de veiligheid, de ordening, het milieu in de haven of de omgeving van de haven, alsmede kwaliteit van de dienstverlening;

  • c.

    de voorschriften en beperkingen die verbonden zijn aan de toestemming niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    van de toestemming geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn of, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn, of;

  • e.

    de houder van de toestemming dit verzoekt.

Artikel 1.7 Geldigheidsduur

  • 1.

    De toestemming geldt voor maximaal 5 jaar.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan een erkenning voor onbepaalde duur worden verleend.

Artikel 1.8 Verplichtingen aan boord houden van toestemmingen

  • 1.

    De toestemming of een (digitale) kopie daarvan, die op een schip betrekking heeft bevindt zich aan boord van het schip.

  • 2.

    Dit artikel is niet van toepassing op een duwbak.

Artikel 1.9 Ontheffing en vrijstelling van geboden en verboden

  • 1.

    Het college kan op verzoek ontheffing of vrijstelling verlenen van de verboden en geboden zoals die bij of krachtens deze verordening zijn opgenomen.

  • 2.

    Het college gebruikt deze bevoegdheid slechts als:

    • a.

      daardoor de ordening, de veiligheid, het milieu in de haven of de omgeving van de haven niet worden geschaad, en;

    • b.

      de verzoeker aannemelijk maakt dat alle doelen als bedoeld onder a ten minste even goed worden gediend.

Artikel 1.10 Melding aan de havenmeester

Het doorgeven van een op grond van het bepaalde bij of krachtens deze verordening verplicht gestelde melding, vindt plaats op een door de havenmeester aangegeven wijze of tijdstip, waarbij de havenmeester tevens de door te geven gegevens kan bepalen.

2 Paragraaf 2 Havenmeester

Artikel 2.1 Aanwijzing havenmeester

Het college wijst de havenmeester aan.

3 Paragraaf 3 Ordening en gebruik van de haven

Artikel 3.1 Verkeerstekens en bekendmakingen met dezelfde strekking als een verkeersteken

  • 1.

    Het college kan verkeerstekens plaatsen die zijn vermeld in het Binnenvaartpolitiereglement en kan die verkeerstekens voorzien van nadere aanduidingen.

  • 2.

    Een verkeersteken en de daarbij behorende nadere aanduidingen moeten worden nageleefd.

  • 3.

    Wat in het eerste en tweede lid staat, is van overeenkomstige toepassing op een bekendmaking met dezelfde strekking als een verkeersteken.

Artikel 3.2 Aanwijzen gebieden en periodes ligplaatsnemen

Het college kan gebieden aanwijzen waar bepaalde categorieën van schepen zich niet mogen bevinden, daaronder begrepen het nemen van ligplaats. Het college kan in de aanwijzing periodes aangeven waarbinnen de aanwijzing van toepassing is.

Artikel 3.3 Nemen van een ligplaats

Een schip mag alleen ligplaats nemen als dit gebeurt:

  • a.

    in overeenstemming met ter plaatse aangebrachte verkeerstekens en nadere aanduidingen die daar zijn aangebracht;

  • b.

    in overeenstemming met een bekendmaking met dezelfde strekking als een verkeersteken; of

  • c.

    op ligplaatsen, gelegen aan een afmeervoorziening met instemming van een huurder, erfpachter of eigenaar, behalve als het college het nemen van een ligplaats niet toestaat uit het oogpunt van ordening, veiligheid of milieu.

  • d.

    voor tankschepen, zoals vermeld in artikel 6.1, of;

  • e.

    met een verleende ligplaatsvergunning.

Artikel 3.4 Deugdelijk afmeren

Een schip wordt deugdelijk en veilig afgemeerd.

Artikel 3.5 Omhoog brengen van schepen

Een schip mag alleen met hulpmiddelen omhoog worden gebracht, als het schip zich bevindt in een gebied dat door het college hiervoor is aangewezen.

Artikel 3.6 Gebruik van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven

  • 1.

    Een schip mag geen voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven gebruiken, als:

    • a.

      het aan de grond zit;

    • b.

      het gemeerd, ten anker of op spudpalen ligt;

    • c.

      het op korte afstand van de kade of de oever gaande wordt gehouden, of;

    • d.

      de voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven worden gebruikt om het schip tegen de kade of de oever aan te drukken , anders dan onmiddellijk voor het ontmeren of afmeren.

  • 2.

    Wat in het eerste lid, onder b, staat, geldt niet als het schip aan een ander schip gemeerd ligt en moet bij- of afdraaien ter voorkoming van schade.

  • 3.

    Als de voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven van een schip in werking zijn, is een persoon die met het schip mag varen in de stuurhut aanwezig.

  • 4.

    Wat in het derde lid staat, geldt niet als het schip:

    • a.

      afmeert of ontmeert;

    • b.

      een lengte van maximaal 35 meter heeft;

    • c.

      op grond van het vereiste geldige certificaat, als bedoeld in de Binnenvaartwet, met één bemanningslid mag varen, en;

    • d.

      één bemanningslid, zijnde de schipper, heeft, die als enige aan boord is.

Artikel 3.7 Gebruik van ankers en spudpalen

  • 1.

    Een anker of een spudpaal mag alleen worden gebruikt:

    • a.

      in door het college aangewezen gebieden;

    • b.

      in overeenstemming met ter plaatse aangebrachte verkeerstekens en nadere aanduidingen of met een besluit met dezelfde strekking als een verkeersteken, of;

    • c.

      als het gebruik geen schade toebrengt aan infrastructuur, in de onderwaterbodem aangebrachte ondergrondse infrastructuur of oever- of kadeverdedigingswerken.

  • 2.

    Als een anker of een spudpaal in een situatie als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt gebruikt, wordt dit vooraf gemeld aan de havenmeester.

  • 3.

    Wat in het eerste lid staat, geldt niet voor een anker als deze wordt gebruikt door een zeeschip op advies van een loods:

    • a.

      bij het afmeren, of;

    • b.

      ter voorkoming van een aanvaring.

Artikel 3.8 Overlast aan schepen

Alleen rechthebbenden mogen een schip vasthouden, zich daarop bevinden of een schip losmaken.

Artikel 3.9 Melding bedrijfsstoring, gebrek, schade of aanvaring

Bedrijfsstoringen, gebreken of schades aan of aan boord van een schip die gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken voor het schip of de omgeving, dan wel een aanvaring worden direct aan de havenmeester gemeld.

Artikel 3.10 Meldplicht zeeschepen

  • 1.

    Een zeeschip dat behoort tot een door het college vast te stellen categorie van zeeschepen en dat op weg is van of naar een binnen de gemeentegrenzen gelegen ligplaats, meldt aan de havenmeester de door het college vast te stellen gegevens omtrent:

    • a.

      de aankomst;

    • b.

      het vertrek;

    • c.

      het verhalen;

    • d.

      de positie van het schip;

    • e.

      de gegevens met betrekking tot de te gebruiken nautische dienstverleners en de scheepsagent;

    • f.

      de gegevens met betrekking tot het schip;

    • g.

      de daarmee vervoerde lading, en;

    • h.

      de uit te voeren reis.

  • 2.

    Dit artikel is niet van toepassing voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien bij of krachtens het Besluit meldingsformaliteiten en gegevensverwerkingen scheepvaart en het Binnenvaartpolitiereglement.

Artikel 3.11 Operationele ruimte ligplaatsen

  • 1.

    Het college kan voor een ligplaats de operationele ruimte aanwijzen.

  • 2.

    Het college kan aanvullende regels stellen met betrekking tot het nautisch gebruik van de operationele ruimte.

  • 3.

    De huurder, erfpachter of eigenaar van de afmeervoorziening van de ligplaats mag schepen alleen ligplaats laten nemen binnen de operationele ruimte.

  • 4.

    Bunker- of dienstverlenende schepen mogen voor het uitvoeren van hun werkzaamheden geheel of gedeeltelijk buiten de operationele ruimte ligplaats innemen na een melding aan de havenmeester.

Artikel 3.12 Maatregelen onttrekking economisch verkeer

  • 1.

    Het college kan maatregelen opleggen ter bescherming van veiligheids-, ordenings- of milieubelangen aan een schip, als:

    • a.

      dat schip niet beschikt over de vereiste certificaten;

    • b.

      beslag is gelegd op dat schip, de lading of de bunkers;

    • c.

      dat schip is opgelegd, of;

    • d.

      dat schip is onttrokken aan het nautische of economisch verkeer.

  • 2.

    Degene aan wie de maatregelen zijn opgelegd, is verplicht daaraan gevolg te geven.

Artikel 3.13 Vast- en losmaken van zeeschepen

  • 1.

    De diensten van bootman mogen alleen worden verricht door een bootman voor een zeeschip:

    • a.

      met een lengte van meer dan 75 meter; of

    • b.

      met een lengte van 75 meter of minder dat is gebouwd of wordt gebezigd voor het vervoer van vloeibare gevaarlijke stoffen in bulk, tenzij het schip leeg is en de tanks van die stoffen zijn gereinigd.

  • 2.

    Het eerste lid geldt niet als:

    • a.

      terstond als bootman wordt gehandeld door de bemanningsleden die, bij aankomst of vertrek van het schip op de betreffende ligplaats, aan boord zijn en de kapitein dit meldt aan de havenmeester;

    • b.

      wordt gehandeld door een bootman die aangesloten is bij een door het college erkende bootliedenorganisatie;

    • c.

      het zeeschip wordt verhaald langs een kade, zonder daarvan volledig los te komen;

    • d.

      de werkzaamheden worden verricht in het kader van de opleiding Bootman, onder verantwoordelijkheid van een bootman als bedoeld in onderdeel b; of

    • e.

      het marine- of visserijschepen betreft en de kapitein aan de havenmeester meldt dat van de dienst van een bootman geen gebruik wordt gemaakt.

Artikel 3.14 Erkenning bootliedenorganisatie

Het college kan bootliedenorganisaties erkennen.

Artikel 3.15 Eisen erkenning bootliedenorganisatie

Het college verleent een erkenning voor een bootliedenorganisatie, als deze:

  • a.

    voorzien is van een geldig ISO 9001, 9002 of daarmee vergelijkbaar certificaat;

  • b.

    beschikt over ten minste één continu bereikbaar meldpunt waar bootlieden kunnen worden besteld;

  • c.

    aantoont dat regelmatig overleg plaatsvindt met nautische dienstverleners in de haven omtrent de werkwijze en procedures bij meren en ontmeren;

  • d.

    aantoont dat, om de continuïteit van de adequate dienstverlening te waarborgen, wordt voldaan aan de mogelijkheid om in volcontinudienst, per uur, ten minste 3 zeeschepen afzonderlijk, in verschillende situaties wat afmeting, scheepstype en locatie betreft, te kunnen meren of ontmeren, met behulp van daartoe gekwalificeerd personeel; en

  • e.

    aan de bootlieden een legitimatiebewijs verstrekt dat is voorzien van een goedgelijkende pasfoto en dat ten minste vermeldt:

    • 1°.

      de naam, geboorteplaats en geboortedatum van de bootman;

    • 2°.

      de met goed gevolg behaalde opleiding Bootman, bedoeld in artikel 3.16, eerste lid, onder a, met vermelding van de datum van diplomaverstrekking; en

    • 3°.

      de naam van de bootliedenorganisatie waarbij de bootman is aangesloten.

Artikel 3.16 Beroep en verplichtingen bootman

  • 1.

    Het beroep van bootman wordt uitsluitend uitgeoefend door degene die:

    • a.

      de opleiding Bootman, als opgenomen in het door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vastgesteld dossier, onder toekenning van daarbij behorende registratiecode, met goed gevolg heeft afgesloten;

    • b.

      in een andere lidstaat van de Europese Unie met goed gevolg een opleiding tot bootman heeft afgesloten die gelijkwaardig is aan de opleiding Bootman, mits diegene de Nederlandse taal voldoende machtig is; of

    • c.

      in de zeven aansluitende kalenderjaren voorafgaand aan de uitoefening van het beroep van bootman ten minste vier jaar ervaring heeft opgedaan als zelfstandig bevoegd bootman in een of meer havens binnen de Europese Unie, en diegene:

      • 1°.

        in een haven die met de situatie in het Noordzeekanaalgebied te vergelijken is, ervaring heeft met het meren en ontmeren op boeien, op ruim water met hoge golfslag en op sterk stromend getijdenwater;

      • 2°.

        de Nederlandse taal voldoende machtig is; en

      • 3°.

        naar het oordeel van de erkende bootliedenorganisatie waar hij te werk gesteld wordt of werkzaam is, een gelijkwaardig niveau van kennis en vaardigheden zeker is gesteld;

    • d.

      en is aangesloten bij een erkende bootliedenorganisatie als bedoeld in artikel 3.15.

  • 2.

    De bootman is tijdens de werkzaamheden voorzien van een geldig legitimatiebewijs als bedoeld in artikel 3.15, onderdeel e, en toont het op verzoek van personen of bedrijven die van zijn diensten gebruik maken.

4 Paragraaf 4 Veiligheid en milieu in de haven

Artikel 4.1 Verontreiniging en overlast door schepen

Het is verboden:

  • a.

    stoffen uit een schip te laten ontsnappen, waardoor gevaar, schade of hinder ontstaat of kan ontstaan, of;

  • b.

    in de haven aan boord van een schip een afvalverbrandingsoven te gebruiken.

Artikel 4.2 Verbod gebruik generator, hoofd- en hulpmotor

  • 1.

    Het college kan gebieden aanwijzen waarin het verboden is aan boord van een binnenschip een generator of een hoofd- of hulpmotor te gebruiken.

  • 2.

    Het is toegestaan om direct voor het vertrek en direct na aankomst van een schip in een aangewezen gebied aan boord van een schip een generator of een hoofd- of hulpmotor in werking te hebben.

Artikel 4.3 Gevaar, schade of hinder opleverende schepen

Het college kan als naar zijn oordeel een schip mogelijk gevaar, schade of hinder, of verstoring van de ordening in of in de omgeving van de haven veroorzaakt of kan veroorzaken dan wel de veiligheid in gevaar brengt of kan brengen:

  • a.

    een verbod opleggen om met dat schip de haven binnen te komen, in de haven te verblijven of zich met dat schip op een ligplaats te bevinden, of;

  • b.

    mondeling of schriftelijk aanwijzingen geven aan de kapitein, de schipper of de exploitant van het schip dat in de haven verblijft of zich op een ligplaats bevindt.

Artikel 4.4 Veilige toegang

  • 1.

    Een afgemeerd schip beschikt over een toegang, die geen gevaar of schade kan veroorzaken.

  • 2.

    Een binnenschip hoeft niet over een toegang te beschikken indien:

    • a.

      de feitelijke situatie dit onmogelijk maakt ten gevolge van laad- of loshandelingen, of;

    • b.

      het afmeren van korte duur is.

Artikel 4.5 Verrichten van werkzaamheden

  • 1.

    Een ieder mag aan een schip of aan een voorwerp aan boord van een schip werkzaamheden verrichten of doen verrichten, die verband houden met de bedrijfsgereedheid, aanpassing, het herstel of de verbetering van het schip of het voorwerp, als:

    • a.

      het schip ligplaats heeft op of bij een scheepswerf, of;

    • b.

      de werkzaamheden:

      • 1°.

        ten hoogste 7 x 24 uur aaneengesloten in beslag nemen;

      • 2°.

        geen gevaar, schade of hinder veroorzaken of kunnen veroorzaken;

      • 3°.

        ten minste 25 meter verwijderd zijn van gevaarlijke stoffen of brandbaar materiaal;

      • 4°.

        worden verricht en tijdens de werkzaamheden doelmatige brandblusmiddelen en personen die met het gebruik van die middelen bekend zijn, direct beschikbaar zijn, en;

      • 5°.

        geen vonkvorming naar de buitenlucht veroorzaken of kunnen veroorzaken als het schip in een oliehaven ligt.

  • 2.

    Werkzaamheden op een tankschip of aan of in een brandstoftank van een schip die gevaar, schade of hinder veroorzaken of kunnen veroorzaken, mogen alleen plaatsvinden als door een gasdeskundige:

    • a.

      een veiligheids- en gezondheidsverklaring is afgegeven, of;

    • b.

      is vastgesteld dat geen veiligheids- en gezondheidsverklaring nodig is.

  • 3.

    Het is een ieder verboden om werkzaamheden uit te voeren aan de LNG-installaties van een schip, tenzij de werkzaamheden plaatsvinden op of bij een scheepswerf.

  • 4.

    Sloopwerkzaamheden aan een schip mogen alleen worden verricht, als het schip ligplaats heeft op of bij een inrichting die deze sloopwerkzaamheden mag uitvoeren.

  • 5.

    Van de werkzaamheden aan een zeeschip bedoeld in het eerste lid, onder b, en tweede lid wordt voorafgaand aan de start van de werkzaamheden een melding gedaan aan de havenmeester.

Artikel 4.6 Ontsmetten

Het college kan ligplaatsen aanwijzen waar het is toegestaan met een schip ligplaats te nemen om het schip of de lading te ontsmetten.

Artikel 4.7 Lading die in het buitenland is ontsmet

Een schip geladen met bulklading in vaste vorm, waarbij de lading is ontsmet , mag alleen ligplaats nemen of zich op een ligplaats bevinden, als:

  • a.

    tijdens en na het afmeren geen operationele handelingen worden uitgevoerd;

  • b.

    de ruimen en ventilatieopeningen van de ruimen gesloten zijn, en;

  • c.

    de nautische en operationele afwikkeling van het schip plaatsvindt overeenkomstig een door het college vastgesteld plan van aanpak.

Artikel 4.8 Vergunning ontvangst afval zeeschepen

De ontvangst van scheepsafval en ladingresiduen van zeeschepen mag alleen als de ontvangstvoorziening beschikt over een vergunning van het college.

Artikel 4.9 Minimum eisen vergunning ontvangst afval zeeschepen

  • 1.

    Het college kan minimumeisen stellen aan de vergunninghouder en de vergunning voor de ontvangst van scheepsafval en ladingresiduen.

  • 2.

    Deze minimumeisen kunnen betrekking hebben op:

    • a.

      de beroepskwalificaties van de vergunninghouder, diens personeel of de natuurlijke personen die de activiteiten van de vergunninghouder daadwerkelijk en permanent beheren;

    • b.

      de financiële draagkracht van de vergunninghouder;

    • c.

      de uitrusting die nodig is om scheepsafval en ladingresiduen in normale en veilige omstandigheden in ontvangst te nemen en het vermogen om deze uitrusting op het vereiste niveau te houden;

    • d.

      de beschikbaarheid om scheepsafval en ladingresiduen in ontvangst te nemen voor alle gebruikers, aan alle aanlegplaatsen en zonder onderbrekingen, dag en nacht, het hele jaar door;

    • e.

      naleving van eisen ten aanzien van maritieme veiligheid of de veiligheid en beveiliging van de haven of de toegang tot de haven, de installaties, uitrusting en werknemers en andere personen;

    • f.

      naleving van lokale, nationale, Europese en internationale milieueisen, of;

    • g.

      de betrouwbaarheid van de vergunninghouder, als bepaald overeenkomstig eventueel toepasselijk nationaal recht inzake betrouwbaarheid, rekening houdend met dwingende redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aanbieder van havendiensten.

Artikel 4.10 Vergunning mobiele ontgasvoorziening

Een mobiele ontgasvoorziening mag alleen dampen van ladingrestanten van een tankschip ontvangen als zij beschikt over een vergunning van het college.

Artikel 4.11 Schoonmaken en ventileren van ladingtanks of sloptanks van tankschepen

  • 1.

    Een tankschip mag haar ladingtanks of sloptanks leeg van de volgende stoffen alleen gesloten schoonmaken:

    • a.

      van een gevaarlijke of schadelijke stof die ingevolge de IBC Code of het ADN vervoerd moet worden in een tank met een aansluiting voor een dampretourleiding of gesloten vervoerd moet worden, of;

    • b.

      van een vloeistof als bedoeld in bijlage 2, of;

    • c.

      van een vluchtige organische stof.

  • 2.

    Een tankschip mag haar ladingtanks of sloptanks open schoonmaken, als het eerste lid niet voorschrijft dat het gesloten moet gebeuren.

  • 3.

    Ladingtanks van een tankschip dat vloeibare gassen als bedoeld in het ADN of de IGC-code vervoert mogen alleen worden schoongemaakt als het schip op de ligplaats ligt:

    • a.

      bij een bedrijf dat deze schoonmaakactiviteiten mag uitvoeren, en;

    • b.

      dit bedrijf de restanten van de vloeibare gassen in ontvangst neemt.

  • 4.

    Ladingtanks of sloptanks van tankschepen mogen alleen worden geventileerd wanneer deze na het schoonmaken nog restanten van gevaarlijke stoffen bevatten die:

    • a.

      brandbaar zijn en de atmosfeer in de ladingtanks zich onder tien procent van de onderste explosiegrens bevindt, of;

    • b.

      giftig zijn en de atmosfeer in de ladingtanks zich onder de grenswaarde, bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit bevindt.

  • 5.

    Ladingtanks of sloptanks van een binnentankschip, leeg van stoffen als bedoeld in ADN nummer 7.2.3.7.1.3 (niet T-stoffen) mogen in afwijking van het eerste lid overeenkomstig het gestelde in paragraaf 7.2.3.7 van het ADN open worden schoongemaakt of geventileerd op de daartoe door de havenmeester aangewezen locaties.

  • 6.

    Wat in het vierde en vijfde lid staat, is niet van toepassing op stoffen die zijn genoemd in bijlage 2.

  • 7.

    Het college kan regels stellen omtrent het beperken of verbieden van schoonmaken of ventileren buiten inrichtingen indien de atmosferische of plaatselijke omstandigheden zodanig zijn dat door het vrijkomen van de betrokken stoffen gevaar, schade, stankhinder of hinder ontstaat of kan ontstaan.

  • 8.

    Voorafgaand aan het schoonmaken of ventileren wordt een melding gedaan aan de havenmeester.

Artikel 4.12 Langszij liggen tijdens het open schoonmaken en ventileren van ladingtanks of sloptanks van zeetankschepen

Langs een zeetankschip waarvan ladingtanks vloeibare gevaarlijke stoffen bevatten of als laatste hebben bevat en open worden schoongemaakt of geventileerd, mogen aan elke zijde:

  • a.

    één zeetankschip, of;

  • b.

    maximaal twee binnentankschepen, overeenkomstig het ADN gecertificeerd, liggen.

Artikel 4.13 Overslag tussen schepen en mobiele voorzieningen op de wal

  • 1.

    Het is verboden gevaarlijke of schadelijke vloeistoffen tussen een schip en een mobiele voorziening op de wal:

    • a.

      over te slaan;

    • b.

      als brandstoffen, energiebronnen of hulpstoffen te bunkeren of te debunkeren in een gebied of op een ligplaats die niet is aangewezen op grond van artikel 8.1, tweede lid, of artikel 8.5, tweede lid, of;

    • c.

      als scheepsafval of ladingresiduen in te zamelen;

      tenzij deze activiteit onderdeel uitmaakt van een inrichting waar deze werkzaamheden mogen worden uitgevoerd.

  • 2.

    In afwijking van wat in het eerste lid, onder c, staat, kan het college gebieden of ligplaatsen aanwijzen waar het inzamelen door een mobiele voorziening is toegestaan.

5 Paragraaf 5 Oliehavens

Artikel 5.1 Oliehavens

Het college kan oliehavens aanwijzen.

Artikel 5.2 Toegelaten schepen in de oliehaven

  • 1.

    Een schip mag zich alleen in een oliehaven bevinden als:

    • a.

      het een tankschip is;

    • b.

      het schip van de haveninfrastructuur gebruikt maakt, heeft gemaakt of zal maken om te lossen, te laden, ladingtanks of sloptanks schoon te maken of te bunkeren;

    • c.

      het een roei- of motorboot is die niet door een benzinemotor wordt voortbewogen en die tot de uitrusting van een schip als bedoeld in onderdeel a of b behoort, en:

      • 1°.

        gebruikt wordt voor het vervoeren van opvarenden naar en van een schip, of;

      • 2°.

        waarvan de werking van de motor, de davit of de vrije val-installatie wordt getest;

    • d.

      de aanwezigheid van dat schip in de haven in verband met de aankomst, het verblijf of het vertrek van een schip als bedoeld in onderdeel a of b, noodzakelijk is;

    • e.

      het schip werkzaam is voor een publiekrechtelijk lichaam of het schip van de havenbeheerder is;

    • f.

      het schip rechtstreeks en zonder onderbreking vaart naar of van haveninfrastructuur buiten de oliehaven;

    • g.

      het een dienstverlenend schip is;

    • h.

      het een schip betreft dat baggerwerkzaamheden uitvoert;

    • i.

      het een werkschip is;

    • j.

      het een LNG-bunkerschip is, of.

  • 2.

    Het is verboden zich met een pleziervaartuig of passagiersschip in een oliehaven te bevinden.

Artikel 5.3 Verbod open vuur, roken en vonkvorming

  • 1.

    Het is een ieder verboden om in een oliehaven of aan boord van een zich aldaar bevindend schip:

    • a.

      open vuur te gebruiken;

    • b.

      in de buitenlucht te roken, of;

    • c.

      activiteiten te ondernemen waardoor vonkvorming naar de buitenlucht optreedt of kan optreden.

  • 2.

    Het is verboden om zich met een schip in een oliehaven te bevinden met een vonkende uitlaatgassenleiding van een verbrandingsmotor.

Artikel 5.4 Tankschepen met gevaarlijke stoffen

  • 1.

    Tankschepen waarvan de lading- of sloptanks gevaarlijke stoffen of residuen daarvan bevatten mogen alleen ligplaats nemen in een oliehaven of op door het bevoegde orgaan aangewezen ligplaatsen buiten een oliehaven.

  • 2.

    Tankschepen mogen ook op ligplaatsen buiten een oliehaven ligplaats nemen als de lading- of sloptanks:

    • a.

      alleen gevaarlijke stoffen met een uitsluitend brandbare eigenschap of residuen daarvan bevatten:

      • 1.

        met een vlampunt van 55 graden Celsius of hoger, of;

      • 2.

        een inerte atmosfeer bevatten of in het geval van zeetankschepen maximaal 20% van de laagste explosiegrens brandbare dampen bevat en gesloten blijven, of;

    • b.

      alleen kaliumhydroxide, natriumhydroxide, fosforzuur, of alleen schadelijke stoffen of residuen daarvan bevatten of leeg daarvan zijn.

Artikel 5.5 Binnentankschepen met gevaarlijke stoffen

In afwijking van artikel 5.4, eerste lid, mag een binnentankschip ook buiten een oliehaven ligplaats nemen als:

  • a.

    kortstondig ligplaats wordt genomen:

    • I.

      op een aangewezen autoafzetplaats om een auto onmiddellijk af te zetten of aan boord te nemen;

    • II.

      bij een vaste locatie waar onmiddellijk brandstof ingenomen wordt, of;

    • III.

      bij een aangewezen plaats voor het onmiddellijk innemen van drinkwater , of;

  • b.

    het schip een ontvangstvoorziening is en voldoet aan de vereisten die het ADN stelt aan een binnenschip van het type C waarvan de ladingtanks of de sloptanks een inerte atmosfeer bevatten.

Artikel 5.6 Zeetankschepen met gevaarlijke stoffen

  • 1.

    Als een zeetankschip buiten een oliehaven ligplaats neemt:

    • a.

      zal door een gasdeskundige het door de havenmeester vastgestelde formulier ‘verklaring gasdeskundige’ worden afgegeven;

    • b.

      blijven ladingtanks of sloptanks gesloten, en;

    • c.

      zullen er geen schoonmaakwerkzaamheden plaatsvinden van gevaarlijke stoffen of residuen met uitzondering van plantaardige of dierlijke oliën of alleen schadelijke stoffen genoemd in de IMDG Code, klasse 9.

  • 2.

    Wanneer een zeetankschip, zoals bedoeld in het eerste lid, buiten een oliehaven gaat liggen, wordt dit vooraf gemeld aan de havenmeester.

Artikel 5.7 Combinatietankschepen met gevaarlijke stoffen

  • 1.

    In afwijking van artikel 5.4, eerste lid, mag een combinatietankschip buiten een oliehaven ligplaats nemen als:

    • a.

      door een gasdeskundige het door de havenmeester vastgestelde formulier ‘verklaring gasdeskundige’ is afgegeven;

    • b.

      het geladen is of wordt met losgestorte bulklading in vaste vorm;

    • c.

      alle overige tanks, met uitzondering van bunkertanks, en ruimten vrij zijn van brandbare vloeistoffen met een vlampunt dat lager ligt of gelijk is aan 55 graden Celsius of residuen;

    • d.

      er geen schoonmaakwerkzaamheden plaatsvinden van gevaarlijke stoffen, en;

    • e.

      de tanks die niet direct aan laadruimen grenzen, en brandbare ladingresiduen bevatten een inerte atmosfeer hebben; of een atmosfeer maximaal 20% van de laagste explosiegrens brandbare dampen bevat.

  • 2.

    Wanneer een combinatietankschip buiten een oliehaven gaat liggen, wordt dit vooraf gemeld aan de havenmeester.

Artikel 5.8 Bouw- en uitrustingsvoorschriften dienstverlenend- of werkschip

Een dienstverlenend schip of een werkschip dat in een oliehaven verblijft, heeft:

  • a.

    een scheepsromp die volledig uit onbrandbaar materiaal bestaat;

  • b.

    tijdens het verblijf in de oliehaven een in werking zijnde marifooninstallatie, waarop voortdurend op het betreffende VHF havenkanaal wordt uitgeluisterd;

  • c.

    een elektrische installatie die voldoet aan minimaal de voorschriften overeenkomstig Atex zone 2 van Richtlijn 1999/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1999, dan wel zoals nadien gewijzigd;

  • d.

    indien aanwezig, een verblijfsruimte, stuurhuis, machinekamer of controleruimte die voldoende bescherming biedt tegen het binnendringen van gevaarlijke gassen en dampen;

  • e.

    indien aanwezig, een verwarming-, kook- of koeltoestel dat werkt op elektriciteit of een brandbare vloeistof met een vlampunt van 55 graden Celsius of hoger dan wel zijn deze toestellen uitgeschakeld, en;

  • f.

    een afgeschermde motor die niet als ontstekingsbron kan dienen.

6 Paragraaf 6 Overslag van vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen in bulk

Artikel 6.1 Aanwijzing ligplaats tankschepen

  • 1.

    Het college kan boeien en afmeerpalen aanwijzen die buiten de reikwijdte van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Wet milieubeheer vallen, waar tankschepen geladen met of leeg van vloeibare, gevaarlijke of schadelijke stoffen mogen afmeren.

  • 2.

    Het college kan aan de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, voorwaarden verbinden aan de aard en hoeveelheid van de lading en de uit te voeren activiteiten door de schepen.

  • 3.

    Als aan een ligplaats als bedoeld in het eerste lid een tankschip met gevaarlijke stoffen ligt zijn in een strook water van 25 meter rondom alle direct of indirect afgemeerde schepen de regels van toepassing zoals deze gelden in de oliehaven. Dit geldt niet als het tankschip een lading of residu daarvan aan boord heeft overeenkomstig artikel 5.4, tweede lid.

Artikel 6.2 Controlelijst bij de overslag van vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen in bulk

  • 1.

    De directe overslag van vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen tussen tankschepen onderling of de overslag tussen een zeetankschip en een inrichting mag alleen plaatsvinden als voor de betreffende activiteit de controlelijst als bedoeld in de ISGOTT, StSTGP of ISGINTT overeenkomstig het bepaalde in de hiervoor bedoelde controlelijst door de betrokken partijen is ingevuld en ondertekend.

  • 2.

    De overslag vindt plaats overeenkomstig de controlelijst.

Artikel 6.3 Overige regels voor overslag van vloeibare gevaarlijke stoffen in bulk

  • 1.

    Tijdens de overslag tussen tankschepen onderling van de volgende vloeibare gevaarlijke stoffen:

    • a.

      van een gevaarlijke of schadelijke stof die ingevolge de IBC Code of het ADN vervoerd moet worden in een tank met een aansluiting voor een dampretourleiding of gesloten vervoerd moet worden, of;

    • b.

      van een vloeistof als bedoeld in bijlage 2, of;

    • c.

      van een vluchtige organische stof

      wordt gebruik gemaakt van een:

      • I.

        tussen betrokken ladingtanks aangesloten dampretourleiding, of;

      • II.

        van een ontgasvoorziening op zodanige wijze dat er geen dan wel zo min mogelijk emissie naar de atmosfeer plaatsvindt buiten de kaders zoals aangegeven in de vergunning van de ontgasvoorziening.

  • 2.

    Voor de overslag worden niet meer ladingleidingen gebruikt dan noodzakelijk. De vaste aansluitpunten voor ladingleidingen liggen op zo kort mogelijke afstand van elkaar.

  • 3.

    Bij de overslag van vloeibare gevaarlijke stoffen wordt de vaste scheepsleiding gebruikt.

  • 4.

    Bij het lossen van vloeibare gevaarlijke stoffen, met uitzondering van schadelijke stoffen, wordt de vaste scheepspomp gebruikt.

  • 5.

    Een schip dat vloeibare gevaarlijke stoffen, met uitzondering van schadelijke stoffen, overslaat, mag aan beide zijden één schip afgemeerd hebben. Er mogen meer schepen aan één zijde afgemeerd liggen als het gaat om:

    • a.

      één enkel dienstverlenend schip, mits deze afgemeerd wordt buiten de ladingzones van het tankschip, of;

    • b.

      één enkel bunkerschip.

Artikel 6.4 Overslag van gas als bedoeld in de IGC Code of het ADN

Overslag van een gas als bedoeld in de IGC Code of het ADN tussen twee tankschepen onderling is verboden.

Artikel 6.5 Langszij afmeren bij overslag van gas

Het is verboden af te meren langszij een schip dat betrokken is bij de overslag van een gas zoals bedoeld in de IGC Code of het ADN.

7 Paragraaf 7 Zoneringsregeling schepen met gevaarlijke stoffen in verpakking of bulk

Artikel 7.1 Verbod ligplaatsinname schip met gevaarlijke stoffen in verpakking

  • 1.

    Een schip dat geladen is met een in bijlage 3 genoemde gevaarlijke stof in verpakking mag alleen ligplaats nemen binnen een in bijlage 3 genoemde afstand van een kwetsbaar object, als wordt gehandeld in overeenstemming met de in bijlage 3 opgenomen bepalingen.

  • 2.

    Het ligplaats nemen wordt uiterlijk 3 uur van tevoren gemeld aan de havenmeester.

8 Paragraaf 8 Bunkeren en van of aan boord brengen van hulpstoffen

Artikel 8.1 Bunkervergunning

  • 1.

    Door het college aangewezen brandstoffen of energiebronnen mogen alleen met een vergunning van het college gebunkerd of gedebunkerd worden.

  • 2.

    Het college kan gebieden of ligplaatsen aanwijzen waar het:

    • a.

      verboden is te bunkeren of te debunkeren;

    • b.

      bunkeren of debunkeren is toegestaan, of;

    • c.

      bunkeren of debunkeren volgens het bepaalde in het eerste lid slechts voor bepaalde brandstoffen of energiebronnen is toegestaan.

  • 3.

    Het college kan brandstoffen aanwijzen die niet gedebunkerd mogen worden.

  • 4.

    Een vergunning is niet nodig als het bunkeren of debunkeren plaatsvindt bij een inrichting waar die bunkeractiviteit mag worden uitgevoerd.

  • 5.

    Gelijktijdige activiteiten mogen tijdens een LNG-bunkering aan boord van het ontvangende schip alleen plaatsvinden, als deze zijn toegestaan in een klasse goedgekeurd LNG-bunkermanagementplan.

Artikel 8.2 Minimumeisen aan een bunkervergunning

  • 1.

    Het college kan minimumeisen stellen aan de vergunning en de vergunninghouder van de bunkervergunning.

  • 2.

    Deze minimumeisen kunnen betrekking hebben op:

    • a.

      de beroepskwalificaties van de vergunninghouder, diens personeel of de natuurlijke personen die de activiteiten van de vergunninghouder daadwerkelijk en permanent beheren;

    • b.

      de financiële draagkracht van de vergunninghouder;

    • c.

      de uitrusting die nodig is om het bunkeren in normale en veilige omstandigheden uit te voeren en het vermogen om deze uitrusting op het vereiste niveau te houden;

    • d.

      de beschikbaarheid van de vergunninghouder om te bunkeren of te debunkeren, aan alle aanlegplaatsen en zonder onderbrekingen, dag en nacht, het hele jaar door;

    • e.

      naleving van eisen ten aanzien van maritieme veiligheid of de veiligheid en beveiliging van de haven of de toegang tot de haven, de installaties, uitrusting en werknemers en andere personen;

    • f.

      naleving van lokale, nationale, Europese en internationale milieueisen, en;

    • g.

      de betrouwbaarheid van de vergunninghouder, als bepaald overeenkomstig eventueel toepasselijk nationaal recht inzake betrouwbaarheid, rekening houdend met dwingende redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aanbieder van havendiensten.

Artikel 8.3 Invulling minimum eisen aan bunkervergunning

  • 1.

    Bij de vergunningaanvraag worden de gegevens overgelegd die zijn vermeld in een door de havenmeester vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    Het college kan bepalen dat voor bepaalde brandstoffen of energiebronnen voor de aanvraag voor de vergunning aanvullende gegevens worden overgelegd. Deze aanvullende gegevens staan in verband met de voorschriften en beperkingen als bedoeld in het derde lid en kunnen verband houden met een audit die het college kan houden voor de bunker- of debunkeractiviteiten die het bedrijf uitvoert.

  • 3.

    Aan de vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden, die betrekking hebben op:

    • a.

      de locatie waar het bunkeren of debunkeren uitgevoerd mag worden en de veiligheidsafstanden die in acht moeten worden genomen tijdens het bunkeren of debunkeren;

    • b.

      de operationele veiligheid en de procedures die zien op de uitvoering van het bunkeren of debunkeren, inclusief het al dan niet toestaan van andere activiteiten die gelijktijdig met het bunkeren of debunkeren plaatsvinden;

    • c.

      de nautische veiligheid;

    • d.

      de externe veiligheid, en;

    • e.

      het doen van operationele meldingen die betrekking hebben op het bunkeren of debunkeren.

Artikel 8.4 Regels schepen langszij bij bunkeren

Het college kan beperkingen stellen aan het aantal, de locatie en het type schepen dat mag afmeren langszij een schip dat gebunkerd of gedebunkerd wordt met door het college aangewezen brandstoffen of soorten energiebronnen.

Artikel 8.5 Hulpstoffenvergunning

  • 1.

    Door het college aangewezen hulpstoffen mogen alleen met een vergunning van het college van of aan boord van een schip worden gebracht.

  • 2.

    Het college kan gebieden of ligplaatsen aanwijzen waar :

    • a.

      hulpstoffen niet van of aan boord van een schip worden gebracht;

    • b.

      hulpstoffen wel van of aan boord van een schip worden gebracht, of;

    • c.

      alleen bepaalde hulpstoffen van en aan boord van schepen mogen worden gebracht.

  • 3.

    Een vergunning is niet nodig als het van of aan boord van schepen brengen van hulpstoffen plaatsvindt bij een inrichting waar de activiteit van het aan boord van schepen brengen van hulpstoffen mag worden uitgevoerd.

Artikel 8.6 Eisen aan hulpstoffenvergunning

  • 1.

    Bij de vergunningaanvraag worden de gegevens overlegd die zijn vermeld in een door de havenmeester vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    Het college kan bepalen dat voor bepaalde hulpstoffen voor de aanvraag van de vergunning aanvullende gegevens moeten worden overgelegd. Deze aanvullende gegevens staan in verband met de voorschriften en beperkingen als bedoeld in het derde lid en kunnen verband houden met een audit die het college kan houden voor de activiteiten die het bedrijf uitvoert voor het van of aan boord brengen van hulpstoffen.

  • 3.

    Aan de vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden, die betrekking hebben op:

    • a.

      de veiligheidsafstanden die in acht moeten worden genomen tijdens het van of aan boord van schepen brengen van de hulpstoffen;

    • b.

      de operationele veiligheid en de procedures die zien op de uitvoering van het van of aan boord van schepen brengen van hulpstoffen, inclusief het al dan niet toestaan van andere activiteiten die gelijktijdig plaatsvinden met het van of aan boord van schepen brengen van hulpstoffen;

    • c.

      de nautische veiligheid;

    • d.

      de externe veiligheid, en;

    • e.

      het doen van operationele meldingen die betrekking hebben op het van of aan boord van schepen brengen van hulpstoffen.

Artikel 8.7 Controlelijst (de)bunkeren en aan boord brengen hulpstoffen

  • 1.

    Het college kan voor het bunkeren of het debunkeren van bepaalde door het college aan te wijzen brandstoffen en energiebronnen of het van of aan boord brengen van bepaalde door het college aan te wijzen hulpstoffen een controlelijst vaststellen.

  • 2.

    Het college kan tevens categorieën van schepen aanwijzen waar de controlelijst voor geldt.

  • 3.

    Een controlelijst wordt door de bij het bunkeren of het debunkeren betrokken partijen ingevuld, nageleefd en tot ten minste 24 uur na het beëindigen van het bunkeren of het debunkeren aan boord van de betrokken schepen gehouden.

Artikel 8.8 Seinvoering

  • 1.

    Tijdens het bunkeren van LNG voert een LNG-aangedreven zeeschip als bijkomend teken tussen zonsopgang en zonsondergang de internationale seinvlag “B” en tussen zonsondergang en zonsopgang een rood helder rondom schijnend licht.

  • 2.

    Het college kan voor het bunkeren van andere brandstoffen of energiebronnen als bedoeld in het eerste lid voorschriften voor de seinvoering vaststellen.

9 Paragraaf 9 Handhaving

Artikel 9.1 Verplichting om regels na te leven

De bij of krachtens deze verordening opgenomen regels en de daarbij gegeven voorschriften en beperkingen moeten worden nageleefd. Het overtreden van deze regels en voorschriften levert een strafbaar feit op.

Artikel 9.2 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 9.3 Toezichthoudende ambtenaren

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen.

Artikel 9.4 Betreden van woonruimten

Personen die zijn belast met het toezicht op de naleving of de opsporing van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn bevoegd een woning binnen te treden, zonder toestemming van de bewoner, voor zover het toezicht op de naleving of de opsporing van het bepaalde bij of krachtens deze verordening dit vereist.

10 Paragraaf 10 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 10.1 Intrekking oude regelgeving

De Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2012 wordt ingetrokken.

Artikel 10.2 Overgangsrecht

  • 1.

    Toestemmingen of besluiten of erkenningen die zijn verleend bij of krachtens één van de in artikel 10.1 ingetrokken regelingen en die van kracht zijn op het moment van inwerkingtreding van deze Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2019 worden aangemerkt als toestemmingen, of besluiten of erkenningen bij of krachtens deze verordening.

  • 2.

    Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2019 een aanvraag om toestemming of besluit of erkenning op grond van één van de in artikel 10.1 ingetrokken regelingen is ingediend waarop nog niet is beslist wordt daarop deze verordening toegepast.

  • 3.

    Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag om toestemming of besluit of erkenning krachtens de in artikel 10.1 ingetrokken regelingen wordt beslist met toepassing van de Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2019.

Artikel 10.3 Inwerkingtreding

Deze verordening wordt gepubliceerd in het gemeenteblad en treedt in werking op een nader door het college te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 10.4 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2019.

Ondertekening

Bijlage 1, behorende bij artikel 1.1, van de Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2019

afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2, behorende bij artikel 4.11 en artikel 6.3, van de Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2019

De in artikel 4.11 en artikel 6.3, bedoelde vloeistoffen zijn:

Stofnaam

V.N.-nummer

  • benzeen

1114

  • benzeenhoudende mengsels met meer dan 10% benzeen

meerdere V.N.- nummers mogelijk

  • ethylacrylaat

1917

  • formaldehyde solution

1198 of 2209

  • iso-butylacrylaat

2527

  • iso-butyraldehyde

2045

  • iso-propylamine

1221

  • methylacrylaat

1919

  • n-butylacrylaat

2348

  • n-butyraldehyde

1129

  • propylene oxide

1280

  • styrene

2055

  • terpentijn

1299

Bijlage 3, behorende bij artikel 7.1 van het Havenreglement Noordzeekanaalgebied 2019

Waar in de tabel kilogrammen staan vermeld wordt bedoeld kilogrammen netto explosieve massa

 

Ligplaatszonering verpakte gevaarlijke stoffen

IMDG Klasse

Verpakkingssoort

Zone A

Zeevaart/Binnenvaart

0-100 m tot kwetsbare objecten

Zone B

Zeevaart

100-300 m tot kwetsbare objecten

Zone C

Zeevaart

300-500 m tot kwetsbare objecten

Zone D

Zeevaart

500-800 m tot kwetsbare objecten

Zone E

Zeevaart

Min. 800 m tot kwetsbare objecten

1.1 en 1.5

Alle

Verbod voor

Totale hoeveelheid

> 25 kg neq

Verbod voor

Totale hoeveelheid

>1500 kg

Verbod voor

Totale hoeveelheid

> 12000 kg

Verbod voor

Totale hoeveelheid

> 50000 kg

Onbeperkt

1.3 en 1.6

Alle

Verbod voor

Totale hoeveelheid

> 5000 kg

Verbod voor

Totale hoeveelheid

> 30000 kg

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

1.4

Alle

Verbod voor

> 5000 kg

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

2.1

Tankcontainers

Verbod

Verbod voor UN- 1032, 1036, 1041, 1061, 1063, 1083, 1085, 1087 en 1912

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Overige verpakkingen

Verbod voor UN- 1032, 1036, 1041, 1061, 1063, 1083, 1085, 1087 en 1912

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

2.2

Alle

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

2.3

Tankcontainers

Verbod

Onbeperkt voor UN 1008, 1016, 1023, 1045, 1071, 1612, 1660, 1859, 1911, 1953, 1955, 2190, 2198, 2417, 2600, 3303, 3304, 3305 en 3306

 

Verbod voor overige UN no in Klasse 2.3

 

Verbod voor UN. 1017, 1026, 1048, 1050, 1053, 1067, 1076, 1082, 2192 en 2204

Onbeperkt

Onbeperkt

Overige verpakkingen

Verbod

Verbod voor UN. 1017, 1026, 1048, 1050, 1053, 1067, 1069, 1076, 1082, 2188, 2192, 2199, 2202, 2204, 2418 en 2676

 

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

3

Tankcontainers

Verbod

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

 

Overige verpakkingen

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

4.1,4.2 en 4.3

Alle

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

5.1

Alle

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

5.2

Tankcontainers

Verbod

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

 

Overige verpakkingen

Verbod voor UN 3101, 3102, 3111, 3112 > 25 kg

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

6.1

Tankcontainers

Verbod

Verbod voor UN 1051, 1092, 1185, 1239, 1259, 1613, 1614, 2334, 2480, 2481, 2486 en 3294

 

Verbod voor UN 1051, 1092, 1185, 1239, 1259, 1613, 1614, 2334, 2480, 2481, 2486 en 3294

Onbeperkt

Onbeperkt

 

Overige verpakkingen

Verbod voor:

Totale hoeveelheid:

> 10 ton

 

Verbod voor UN 1051, 1092, 1185, 1239, 1259, 1613, 1614, 2334, 2480, 2481, 2486 en 3294

Verbod voor UN 1051, 1092, 1185, 1239, 1259, 1613, 1614, 2334, 2480, 2481, 2486 en 3294

 

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

6.2

 

Valt onder regelgeving Genetisch gemodificeerde organismen en voedsel- en warenwetgeving

7

 

Valt onder kernenergiewet

8

Tankcontainers

Verbod voor stoffen die conform de IMDG-code in verpakkingsgroep I of II vervoerd moeten worden

Verbod voor UN 1052, 1744, 1786, 1790 en 1829

Verbod voor UN 1052, 1744, 1786, 1790 en 1829

Onbeperkt

Onbeperkt

Overige verpakkingen

Verbod voor:

Totale hoeveelheid van stoffen die conform IMDG-code in verpakkingsgroep I of II vervoerd moeten worden, > 10 ton

 

Verbod voor UN 1052, 1744, 1786, 1790 en 1829

Verbod voor UN 1052, 1744, 1786, 1790 en 1829

  

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

9

Alle

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt