Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening op de heffing en invordering van Parkeerbelastingen Zaanstad 2020

Geldend van 29-11-2019 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van Parkeerbelastingen Zaanstad 2020

De gemeenteraad van Zaanstad,

gelet op Gemeentewet, artikelen 216 en 225 en de Parkeerverordening 2017

besluit vast te stellen de ‘Verordening op de heffing en invordering van Parkeerbelastingen Zaanstad 2020’.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

1.

parkeren

het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

2.

houder

degene op wiens naam het motorrijtuig ten tijde van het parkeren in het kentekenregister, bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994, was ingeschreven;

3.

parkeerapparatuur

parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer voor het verlenen van diensten op het gebied van telefonische betaling bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

4.

parkeerterrein

een als één parkeergelegenheid functionerend geheel van parkeerplaatsen en als zodanig aangegeven in een door het college openbaar te maken besluit;

5.

bezoekersvergunning mantelzorg

een bezoekersvergunning zoals bedoeld in artikel 20 van de Parkeerverordening;

6.

centraal register

het register van het Servicehuis Parkeer- en Verblijfsrechten bestemd voor de registratie van parkeerrechten;

7.

centrale computer

computer van het bedrijf waarmee de gemeente Zaanstad een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren, met gebruik van een telefoon of een ander communicatiemiddel;

8.

oplaadpunt elektrisch rijden

parkeerplaats met infrastructuur voor het oplaadpunt;

9.

mantelzorgparkeervergunning

een vergunning zoals bedoeld in artikel 12 van de Parkeerverordening;

10.

parkeerverordening

Parkeerverordening Zaanstad 2017;

11.

vergunning

de overige genoemde (parkeer)vergunningen (Autodatevergunning, Bedrijvenparkeervergunning, Bezoekersvergunning, Burchtvergunning en Marktparkeervergunning), zoals geregeld en beschreven in de Parkeerverordening;

12.

motorvoertuig

hetgeen daaronder wordt verstaan in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV1990) met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam ‘parkeerbelastingen’ worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een door het college verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onder a, wordt geheven van degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 2.

    Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onder a, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat:

      • I.

        indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

      • II.

        indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onder a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onder b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2, onder b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

  • 5. Gehandicapten in het bezit van een Gehandicaptenparkeervergunning, mogen zonder daarvoor parkeerbelasting te betalen hun voertuig in parkeervakken plaatsen waarvoor niet-gehandicapten parkeerbelastingplichtig zijn.

  • 6. Elektrische voertuigen mogen zonder daarvoor parkeerbelasting te betalen, in parkeervakken voorzien van een ‘gemeentelijk oplaadpunt elektrisch rijden’ worden geplaatst, indien zij met een stekker zijn aangesloten op het bijbehorende oplaadpunt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onder a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onder b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is de belasting terstond verschuldigd na afloop van het parkeren, indien wordt geheven door middel van het aanmelden bij de centrale computer, van het bedrijf waarmee de gemeente Zaanstad een overeenkomst heeft gesloten, voor het verlenen van diensten op het gebied van telefonische betaling bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen.

Artikel 6 Wijze van heffing en termijnen van betaling

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onder a, voor het parkeren op de parkeerapparatuurplaatsen, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze door het invoeren van het kentekennummer van het voertuig.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onder a, voor het parkeren anders dan op parkeerapparatuurplaatsen wordt geheven bij wege van inworp van geld in een betaalautomaat dan wel bij wege van nota en moet worden betaald na afloop van het parkeren dan wel terstond na aanbieding van de nota.

  • 3.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onder b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 4.

    Indien een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, in de loop van het vergunningjaar wordt verleend en de vergunning geldig is tot het einde van het betreffende vergunningjaar, dan is parkeerbelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelte van de voor een jaarvergunning verschuldigde belasting als er na het verlenen van de vergunning in dat vergunningjaar nog hele of gedeelten van kalendermaanden overblijven.

  • 5.

    Indien een vergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, welke geldig is tot het einde van het vergunningjaar in de loop van het vergunningjaar wordt ingetrokken op de wijze genoemd in artikel 17 lid 1 van de Parkeerverordening, bestaat aanspraak op restitutie voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor een jaarvergunning verschuldigde belasting als er in dat vergunningjaar na de intrekking nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 6.

    In afwijking in zoverre van het bepaalde in het eerste lid moet de belasting, indien het inwerking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door middel van het aanmelden bij de centrale computer, van het bedrijf waarmee de gemeente Zaanstad een overeenkomst heeft gesloten, voor het verlenen van diensten op het gebied van telefonische betaling bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen, betaald worden binnen één maand na de dag waarop het belastbare feit heeft plaats gevonden.

  • 7.

    Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

  • 8.

    De Parkeerverordening geeft de voorwaarden bij de beëindiging van de vergunning.

Artikel 7 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onder a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college bij openbaar te maken besluit.

Artikel 8 Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling

  • 1.

    Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, kan aan het voertuig ook een wielklem worden aangebracht.

  • 2.

    In het Uitvoeringsbesluit Parkeerbelastingen Zaanstad zijn de terreinen en weggedeelten aangewezen waar de wielklem wordt toegepast.

  • 3.

    Als na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn verstreken, kan het motorvoertuig naar een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet  bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.

Artikel 9 Kosten

1.

De kosten van de naheffingsaanslag parkeerbelastingen bedragen

€ 58,00

2.

De kosten van het aanbrengen en van het verwijderen van de wielklem bedragen

€  82,33

3.

a.

De kosten voor de overbrenging en bewaring zoals bedoeld in artikel 8 derde lid bedragen

€ 291,46

b.

De kosten zoals bedoeld in het derde lid, letter a van dit artikel, worden ook in

rekening gebracht als door het wegsleepbedrijf met de overbrenging is aangevangen.

4.

Het bedrag van de ingevolge het tweede en derde lid in rekening te brengen kosten, wordt bij

voor bezwaar vatbare beschikking vastgesteld.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Vrijstelling

De belasting bedoeld in het eerste lid onder a van artikel 2, wordt niet geheven ter zake van ambulances, voertuigen van politie en brandweer, voor zover die worden gebruikt voor het vervullen van de publieke taak.

Artikel 12 Overgangsrecht en citeertitel

  • 1.

    De Verordening Parkeerbelastingen 2019, vastgesteld bij raadsbesluit van 13 november 2018, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid van dit artikel genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening Parkeerbelastingen Zaanstad 2020’.

Artikel 13 Bekendmaking

Deze verordening zal worden bekendgemaakt door het plaatsen van de verordening in het Gemeenteblad zoals dat is opgenomen in de Decentrale Regelgeving en Officiële Publicaties (DROP). Daarnaast zal de tekst van de verordening worden geplaatst op de website van de overheid.

TARIEVENTABEL BEHORENDE BIJ EN DEEL UITMAKENDE VAN DE VERORDENING PARKEERBELASTINGEN ZAANSTAD 2020

1.

Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onder a van de verordening bedraagt:

a.

tariefzone I

€ 2,80 per uur

tariefzone II

€ 2,27 per uur

tariefzone III

€ 1,76 per uur

b.

De maximale parkeerduur is twee uur, behalve op de parkeerterreinen als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de verordening waar de parkeerduur onbeperkt is.

c.

Het tarief bedraagt voor het parkeren op de parkeerterreinen die in het Uitvoeringsbesluit Parkeerbelastingen Zaanstad voor dagkaarten (van 9:00 uur tot 23:00 uur) zijn gespecificeerd:

€ 6,29

2.

Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een door het college verleende vergunning als bedoeld in artikel 2, onder b van de verordening, bedraagt:

a.

voor een Bedrijvenparkeervergunning voor één kenteken, per periode van:

- één maand of een gedeelte daarvan

€ 24,41

- één jaar

€ 292,92

- één maand of een gedeelte daarvan voor een Burchtvergunning

€ 18,52

- één jaar voor een Burchtvergunning

€ 222,29

- één dag voor een volledige vergunning

€ 11,22

- één maand voor een volledige vergunning

€ 71,61

- één jaar voor een volledige vergunning

€ 859,30

b.

voor een Bewonersparkeervergunning of een mantelzorgparkeervergunning voor één kenteken voor een periode van:

- één maand of een gedeelte daarvan

€ 8,68

- één jaar

€ 104,14

c.

voor een Marktparkeervergunning voor één kenteken voor een periode van:

- één jaar

€ 51,87

d.

voor een Autodatevergunning voor een periode van:

- één jaar

€ 51,87

e.

voor een Bezoekersvergunning per 50 uur

€ 13,09

f.

voor een Bezoekersvergunning mantelzorg per 50 uur

€ 2,59

g.

voor de hierboven onder artikel 2 van de in deze tarieventabel genoemde tarieven geldt, dat op de aanvraag het tarief van toepassing is van het belastingjaar, waarvoor de vergunning wordt aangevraagd

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 12 november 2019.

voorzitter,

raadsgriffier,