Onderwijsachterstandenbeleid 0 – 12 jaar Zaanstad 2020 – 2023

Geldend van 23-06-2020 t/m heden

Intitulé

Onderwijsachterstandenbeleid 0 – 12 jaar Zaanstad 2020 – 2023

Voorwoord

Het Beleidsplan Onderwijsachterstanden 2020-2023 van de gemeente Zaanstad is tot stand gekomen in een interactief proces met de Beleidsgroep VVE en stuurgroep OAB. In een drietal bijeenkomsten gaven de leden van de Beleidsgroep VVE input en becommentarieerden eerdere versies van het plan dat naar aanleiding van opmerkingen en aanvullingen telkens werd bijgesteld. Het voorstel voor het Onderwijsachterstandenbeleid 2020-2023 voor de gemeente Zaanstad is op [datum] vastgesteld in de Stuurgroep en vervolgens aangeboden aan het College van B&W en de gemeenteraad.

Alle betrokken partijen, dat zijn de GGD en Jeugdgezondheidszorg, de kinderopvangorganisaties (kov’s), de scholen en de gemeente Zaanstad, ondersteunen het beleidsplan en hebben de intentie uitgesproken om de komende jaren samen te werken aan het realiseren van de ambities en de activiteiten.

De ontwikkeling van het kind staat centraal. Dat is gemakkelijk gezegd en daar zal niemand tegen zijn. Maar dat betekent nogal wat. Bijvoorbeeld dat organisaties steeds in het achterhoofd houden of alles wat zij doen vooral in het belang is van de ontwikkeling van de kinderen

Het Beleidsplan Onderwijsachterstanden 2020-2023 bevat de kaders op hoofdlijnen. Er is een apart uitvoeringsprogramma opgesteld waarin per speerpunt/thema staat uitgewerkt op welke manier we de doelen van ons beleid willen bereiken, wat we gaan doen en wie daarvoor verantwoordelijk en aanspreekbaar is. Dat wordt per jaar door de VVE-beleidsgroep verder geconcretiseerd in een activiteitenplan. Met een jaarlijkse tussenevaluatie monitoren we de uitgevoerde activiteiten en die vormt vervolgens weer de basis voor het volgende activiteitenplan. Aan het einde van deze beleidsperiode van vier jaar evalueren we dit beleidsplan en het gehele actieprogramma. Dan beoordelen wij de resultaten, welke doelen en activiteiten nodig blijven en welke niet. Ook stellen we dan weer nieuwe doelen op.

Stuurgroep OAB,

Beleidsgroep VVE

Maart 2020

Centrale uitgangspunt: gelijke kansen met focus op achterstand

Het centrale uitgangspunt van het onderwijsachterstandenbeleid van de gemeente Zaanstad is dat alle kinderen een gelijke kans krijgen tot ontwikkeling en ontplooiing en dat ieder kind veilig, gezond en met plezier opgroeit. Onze ambitie is dat elk kind zonder achterstand de schoolcarrière kan doorlopen. We willen kinderen optimale kansen bieden om zichzelf, hun talenten en mogelijkheden en de wereld om hen heen te ontdekken.

Kansen voor alle kinderen, zeker, en tegelijkertijd zien we dat er kinderen achterblijven en niet zomaar alle kansen krijgen. Daarom leggen we in het beleid de nadruk op die kinderen die in achterstandssituaties verkeren, waarvan de sociale omstandigheden, de omgeving waarin zij opgroeien en de kansen die zij in de thuissituatie krijgen, aanvulling en versterking nodig hebben om van ‘gelijke kansen voor ieder kind’ te kunnen spreken. Kern van het beleid in de komende jaren is dat extra focus, extra aandacht en extra middelen gaan naar die plekken (wijken, scholen, kinder-opvanglocaties) waar dat het meest nodig is om kansen te bieden en achterstanden te bestrijden.

Er is sprake van (een risico op) onderwijsachterstand als kinderen door een ongunstige economische, sociale of culturele omgeving (met name de thuissituatie) op school slechter presteren dan zij bij een gunstiger situatie 'zouden kunnen'.1 De taalontwikkeling is hierbij cruciaal en is het voornaamste aangrijpingspunt in de voor- en vroegschoolse educatie

Het voorkomen en tegengaan van taal- en onderwijsachterstanden vormt dus de rode draad in het onderwijsachterstandenbeleid. Dat moet er toe leiden dat aan het einde van de basisschool elk kind kan kiezen voor het vervolgonderwijs dat het beste aansluit bij zijn of haar capaciteiten en talenten, ongeacht de achtergrond. Dit is een einddoel dat alle partners onderschrijven en waar wij samen aan willen werken.

Wij, dat zijn de organisaties die betrokken zijn bij de opvoeding, vorming en scholing van kinderen in de leeftijd van 0-12 jaar: de GGD en Jeugdgezondheidszorg, de kinderopvangorganisaties (kov’s), de scholen en de gemeente Zaanstad. Deze organisaties realiseren zich dat niet alles door hen kan opgelost worden en dat zij dat ook zeker niet alleen kunnen. Samenwerken met elkaar en vooral met de ouders is noodzakelijk. Want een voorwaarde om dit beleidsplan te laten slagen is, dat elke ouder geïnformeerd is over het belang van de taalontwikkeling is en welke essentiële rol zij daarin als ouders spelen. Hoe meer inspanningen van alle betrokkenen met elkaar samenhangen en op elkaar aansluiten, hoe beter de doelstellingen behaald zullen worden.

In dit onderwijsachterstandenbeleidsplan 2020-2023 beschrijven we de speerpunten en waarom die prioriteit krijgen. De twee belangrijkste speerpunten zijn:

  • 1.

    Iedere doelgroeppeuter krijgt een passend aanbod

  • 2.

    Ieder kind met taalachterstand en zorgbehoefte (in het gezin) krijgt een passend aanbod

Drie andere inhoudelijke speerpunten die we oppakken zijn:

  • 3.

    Verstevigen doorgaande lijn OAB van voorschool naar basisonderwijs

  • 4.

    Verstevigen OAB aanbod in het onderwijs

  • 5.

    Versterken ouderbetrokkenheid bij OAB activiteiten

Bij ieder speerpunt beschrijven we hoe we willen bereiken dat elk kind optimale ontwikkelingskansen krijgt. In het uitvoeringsprogramma werken we per speerpunt verder uit wat nodig is om de ambities en doelstellingen te realiseren.

In de paragraaf over regie en samenwerking beschrijven we de manier waarop we de komende vier jaar met elkaar willen samenwerken en wie hierbij de regie neemt. De laatste paragraaf laat zien hoe de focus-aanpak een financiële vertaling krijgt en bevat een begroting van dit OAB-plan.

Speerpunt 1: Iedere doelgroeppeuter krijgt een passend aanbod

Waarom?

We beginnen met onze belangrijkste opdracht vanuit de wet voor wat betreft het OAB: zorgdragen voor een voldoende en goed voorschools aanbod (WPO artikel 166). Een aantal ontwikkelingen in Zaanstad vraagt dat wij hier het komende jaar hoge prioriteit aan gaan geven. Want wat speelt er?

Het bereik van doelgroepkinderen in Zaanstad ligt lager dan we wensen, ook in vergelijking met het bereik in andere gemeenten. De oorzaak hiervan lijkt, minder dan eerder gedacht, te liggen aan te weinig aanmeldingen. Het tekort aan pm’ers en lokalen (b)lijkt een belangrijker oorzaak. Verder kunnen de wachtlijsten worden veroorzaakt door een (mogelijk door ouders gepercipieerde) koppeling van inschrijving aan de voorschool met de gekozen basisschool. Het gevolg van dit alles is dat er in bepaalde wijken/locaties daardoor lange wachtlijsten zijn voor VE.

Het kabinet heeft besloten dat er een uitbreiding in uren komt voor het voorschools aanbod voor peuters tussen 2,5 en 4 jaar naar 960 uur. Ofwel, van de huidige 480 uur naar 640 uur per kalenderjaar); voor Zaanstad een extra behoefte aan ruimte en personeel van 30%.

Er zijn locaties waar de ve-groepen bijna uitsluitend bestaan uit doelgroepkinderen. Die groepen zijn extra zwaar, de werkdruk is hoog en er is volgens de kov’s op deze locaties een hoger percentage ziekteverzuim. In deze VE-groepen met veel doelgroepkinderen is behoefte aan een versterkt aanbod: meer handen en meer kennis om de kinderen en hun ouders goed te ondersteunen. Er zijn daarnaast in andere wijken ve-locaties met een klein aantal doelgroepkinderen, soms maar twee of drie. Het wettelijk kader schrijft voor dat er ook dan twee VVE-geschoolde pm’ers op deze groep staan2. De schaarste aan geschoolde medewerkers is vergelijkbaar met het lerarentekort in het PO. In combinatie met de uitbreiding van de VVE-uren, wordt dit vraagstuk urgenter en is het niet efficiënt om op elke locatie (voorschool) VVE aan te bieden. Dit zijn argumenten om te komen tot een aanpak met meer focus op de grootste achterstanden. In de financiële paragraaf wordt dit verder uitgewerkt in de ABC indeling. Door minder focus op ‘lichtere’ locaties kan personeel worden vrijgemaakt.

Het verlagen van de VVE-leeftijd in P/P naar 2 jaar geeft ook druk op de VVE-uitvoering. Omdat er signalen vanuit de praktijk waren dat het ve-programma in de knel dreigde te komen, is er een evaluatie gehouden onder de pm’ers3. De uitkomsten van deze evaluatie die in november 2019 is gehouden op alle locaties in de wijken Poelenburg/Peldersveld, bevestigt dit beeld. De 2-jarigen vragen meer zorg en een ander soort aandacht, wat ten koste lijkt te gaan van de educatieve doelstelling van de VVE-groepen. Er moet goed gekeken worden naar deze aanpak en eventueel gezocht moeten worden naar een alternatieve meer werkzame oplossing. Dit zal onderwerp van overleg zijn met Pact Poelenburg. Het huidige ondersteunende aanbod van activiteiten die vooral in de thuissituatie worden uitgevoerd4, behoeft uitbreiding; het is nog onvoldoende dekkend voor de hele periode van 0-4 jaar.

De huidige doelgroepdefinitie in Zaanstad is ruim: VE is niet voor ieder kind de gewenste/gevraagde ondersteuning

Wat willen we bereiken?

  • Het bereik onder doelgroepkinderen neemt aanzienlijk toe richting 85%, aan het einde van deze beleidsperiode.

  • De bestaande wachtlijsten voor VE worden zo snel mogelijk weggewerkt.

  • We voldoen aan de wettelijke eis van 960 uur VE-aanbod tussen 2,5-4 jaar per 1 augustus 2020.

  • Elke wijk heeft een passend aanbod van VE, waarbij er extra ondersteuning is in wijken met veel doelgroepkinderen op VE-locaties.

  • Er wordt gekeken in de werkgroep Poelenburg en Peldersveld hoe de tweejarigen in Poelenburg en Peldersveld goed bediend kunnen worden. Het uitgangspunt van kinderen al eerder met taal in aanmerking te laten komen blijft staan, maar er wordt gekeken of deze werkwijze dit doel behaalt. Daarnaast zou een alternatief aanbod voor peuters samen met hun ouders, een combinatie van ondersteunende centrumgerichte en gezinsgerichte programma’s voor ouders en jonge kinderen (vanaf de zwangerschap tot 2,5 jaar) uitgebreid kunnen worden.

  • Een doelgroepdefinitie VVE die past bij de landelijke criteria en zich beperkt tot onderwijsachterstanden (met name taal);

Welke keuzes maken we?

  • We onderzoeken de oorzaken van de wachtlijsten en maken in het voorjaar van 2020 een actieplan om de wachtlijsten weg te werken en waar nodig breiden we aantal locaties uit.

  • De toeleiding naar VVE wordt tegen het licht gehouden en waar nodig verbeterd, evenals de inschrijfprocedure voor VVE. We gaan na of de ouderbijdrage een rol speelt bij het non-bereik.

  • De keuze voor de organisatie en invulling van 960 uur is aan de instellingen, knelpunten worden geïnventariseerd en gezamenlijk opgelost.

  • We voeren een focus-aanpak door: locaties worden 'ingedeeld' in drie categorieën. Op A-locaties komt extra inzet in de vorm van meer formatie of kleinere groepen, bijv. van maximaal 14 kinderen. Op B-locaties blijven we op de (huidige) 'normale' wijze werken, dat wil zeggen met een vve-aanbod dat voldoet aan de landelijke kwaliteitseisen5. Er zal een beperkt VVE-aanbod op maat zijn op de locaties in een C-wijk.

  • VVE starten we in principe vanaf 2,5 jaar. Dat is in heel Zaanstad het geval, behalve in de wijken Poelenburg Peldersveld. We bespreken met de stuurgroep van het Actieplan Poelenburg de problematiek rond de huidige praktijk met het aanbod van VVE voor de 2 tot 2,5 jarigen. Met name in P/P en andere focus-wijken, gaan we meer inzetten op de periode van 0-2,5 jaar. Onder andere door het aanbieden van een preventief logopedisch consult (4 mnd) en vormgeven van een ‘aanlooptraject’ vanaf 7 maanden voor ouders en kind. Daarop aansluitend een aanbod van gezinsgerichte ondersteuningsprogramma's dat doorloopt van 0-4 jaar en inhoudelijk past bij het (centrumgerichte) VVE-aanbod en geen overlap kent.

  • De doelgroepdefinitie VVE wordt per 1 april 2020 versmald met focus op (risico op) taalachterstand. We evalueren de nieuwe doelgroep en de consequenties begin 2022. We werken het proces van indiceren gedetailleerd uit.

  • We gaan in onze rol als werkgever het kennisniveau van professionals verbeteren door scholing over de (verschillende) doelgroep(en) aan te bieden, zoals over cultuursensitiviteit, anders- taligheid, ouder-betrokkenheid, gedragsproblemen die er toe leiden dat de taalontwikkeling onvoldoende aandacht kan krijgen, soc. emotionele problematiek en executieve functies.

Speerpunt 2: Ieder kind met taalachterstand en zorgbehoefte een passend aanbod

Waarom?

In de wijken binnen de gemeente Zaanstad zijn tal van professionals bezig met het gericht ondersteunen van jonge kinderen en eventueel ook hun ouders. In de IKC’s is, naast de IB’er van de school ook een peuter-IB’er beschikbaar. De peuter IB’ers werken momenteel voor meerdere voorschoolse locaties. Samen bewaken zij de doorgaande lijn.

Bij taalachterstand is een VVE-aanbod op jonge leeftijd, of een schakelklas vanaf leeftijd groep 3 een logisch aanbod. Het kan ook zijn dat er meer aan de hand is met het kind en/of in het gezin. Dan zijn er meer professionals bezig, ieder met de beste eigen intentie, maar in de praktijk soms langs elkaar heen werkend en dus niet efficiënt en soms zelfs ook niet effectief. In Poelenburg/Peldersveld functioneert daarom sinds enige tijd rond elke school een kernteam, bestaande uit vertegenwoordigers van onderwijs, de brugfunctionaris6,het sociaal wijkteam, het jeugdteam, centrum jong, gemeente en kov’s.

Wat willen we bereiken?

  • Een sterke verbinding tussen de ouders en professionals van de aanwezige organisaties in de wijken (scholen, kinderopvang, Centrum Jong (JGZ), Sociale Wijkteams en Jeugdteam) om meer integraal te kunnen werken.

  • Een IB-functie die verbonden is aan het IKC als geheel, in plaats van aparte functies voor de voorschool en de basisschool, zoals in de huidige situatie.

  • Verbetering van de samenwerking en onderlinge afstemming.

Welke keuzes maken we?

  • We creëren voorwaarden voor samenwerking en afstemming door elkaar te informeren hoe ieders aanbod er uit ziet en wat het verhaal daarachter is (waarom doe je wat je doet). Het doel hier van is om elkaars taal te leren spreken, meer kennis van de van ieders expertise te krijgen, te leren van elkaar.

  • Een focus op een wijk gericht aanbod om ervoor te zorgen dat acties, interventies, maatregelen in een wijk beter op elkaar aansluiten. Het actieplan P/P is hierbij voorbeeld en inspiratiebron.

  • Er worden oplossingen gecreëerd via een brede samenwerking die nodig is bij zorg rond opvallend gedrag en ontwikkeling. In de wijken waar kernteams functioneren, wordt goed gekeken naar de ontwikkeling van jonge kinderen kinderen.

  • Zo mogelijk één IB’er voor het hele IKC, die kennis heeft van peuterontwikkeling en de doorgaande lijn van voorschool naar school bewaakt evenals de kwaliteit van het educatieve aanbod.

  • Voor situaties waarin het educatief aanbod onvoldoende blijkt, onderzoeken we de mogelijkheden voor een soort tussenvoorziening voor VVE-kinderen met gedragsproblematiek, bijvoorbeeld ambulante begeleiding op de eigen groep of een plus-groep met wat minder kinderen. We gaan daarom de behoefte inventariseren naar andere ‘passende’ vormen van ondersteuning binnen peuteropvang.

  • Om pedagogisch medewerkers in de kinderopvang daarvoor toe te rusten, gaan wij na welke scholingsvragen de medewerkers hebben.

  • We zullen waar mogelijk geldstromen vanuit onderwijs, onderwijsachterstanden en jeugdhulp bundelen. Hierbij houden we wel voor ogen wat de herkomst is van de middelen en tornen niet aan bestaande wet- en regelgeving.

Speerpunt 3: Goede afstemming voorschool naar basisschool

Waarom?

Bijna alle Zaanse scholen en kinderopvangorganisaties hebben zich georganiseerd in een integraal kindcentrum (IKC), een integrale voorziening van opvang, onderwijs, welzijn en zorg waar kinderen worden opgevangen, onderwezen en opgevoed. In het IKC is sprake van een georganiseerde en inhoudelijke samenwerking van de kernpartners opvang en onderwijs. Zij stellen de ontwikkeling van het kind van 0 tot 13 in één doorgaande lijn centraal. De samenwerking tussen de ‘koppels’ die voor- en vroegschoolse educatie verzorgen, vormt hiervoor de basis.

De IKC-vorming die op veel locaties haar beslag heeft gekregen, maakt de overgang van peuter naar kleuter, van voorschool naar school makkelijker. Elke school heeft een voorschool in school zelf, of dicht bij. De schoolbesturen hebben meerjarige afspraken gemaakt met kinderopvangorganisaties. Afstemming tussen voorschool en vroegschool, zowel op leidinggevend, als op uitvoerend niveau vraagt permanente aandacht. Er zijn koppels ontstaan die inhoudelijk samenwerken en de warme overdracht organiseren van de kinderopvang naar de basisschool. Wanneer beide hetzelfde observatiesysteem gebruiken, zijn er al goede voorwaarden aanwezig voor de overdracht.

Maar er zijn meer mogelijkheden om systematisch te werken aan de doorgaande lijn in de koppels van voor- en vroegschool. Inhoudelijke en pedagogische afstemming gaat veel verder en beperkt zich niet tot het overdrachtsmoment. Als de voor- en de vroegschool niet op dezelfde locatie zitten, vergt het meer inspanning en aandacht om een goede doorgaande lijn te organiseren en in stand te houden. Scholen gebruiken de informatie uit de overdracht lang niet altijd ‘een op een’, omdat zij een kind ook ‘een nieuwe start’ willen bieden. Erkenning van de professionele expertise van de pm’er en terugkoppeling van de wijze waarop de school de informatie van de overdracht gebruikt, zijn kenmerken van een gelijkwaardige samenwerking.

Wat willen we bereiken?

  • Nauwe samenwerking tussen koppels op het gebied van pedagogische visie en aanpak, inhoudelijk aanbod, scholing en ouderbetrokkenheid. Bij elk VVE-koppel een stevige inhoudelijke doorgaande lijn VVE; borging van de gemaakte afspraken.

  • Pm’ers van locaties die aan een school zijn verbonden, zijn betrokken bij en maken in de dagelijkse praktijk deel uit van het schoolteam.

  • Warme overdracht van alle VVE-kinderen en terugkoppeling door de scholen hoe die benut wordt.

Welke keuzes maken we?

  • 1.

    Koppels evalueren de samenwerking en benoemen jaarlijks gezamenlijk prioriteiten en acties voor het volgende jaar om de samenwerking te versterken en de opbrengsten te verbeteren.

  • 2.

    Koppels evalueren jaarlijks de gang van zaken bij de warme overdracht;

  • 3.

    Koppels maken afspraken over een terugkoppeling van de school naar de VVE-locaties over de overdrachtgegevens;

Speerpunt 4: OAB activiteiten in het onderwijs verstevigen

Waarom?

In de afgelopen jaren is zijn veel initiatieven van de grond gekomen op alle scholen in de gemeente om onderwijsachterstanden te voorkomen en te verkleinen. Daarom geldt voor het basisonderwijs dat we zullen voortbouwen op ingezet beleid, dit verder verstevigen en waar nodig uitbreiden.

Wat gebeurt er al:

  • Vroegschoolse educatie. Op 18 basisscholen wordt VVE aangeboden in de groepen 1 en 2. Het is nodig om op de basisschool door te gaan met een intensief educatief aanbod, omdat anderhalf jaar voorschoolse educatie niet genoeg is om de taalachterstand in te lopen. Daarbij zijn er kinderen die niet hebben deelgenomen de voorschoolse educatie en is er verder steeds instroom van nieuwe statushouders.

  • Schakelklassen. In deze (kleine) klassen krijgen kinderen die vanwege taalachterstand onderpresteren een jaar lang intensief taalonderwijs met als doelen: vergroting van de woordenschat, technisch en begrijpend lezen. Met name dat laatste is van onschatbare waarde om later goed te kunnen functioneren. De gemeente Zaanstad subsidieert schakelklassen op 6 scholen van Zaan Primair en 4 scholen van Agora.

  • Brede School Academie. De BSA biedt intensieve taalondersteuning aan leerlingen van de bovenbouw en is gericht op het aanleren van academische vaardigheden. De BSA is bestemd voor leerlingen die op taal onderpresteren, maar niet op andere vakken. Doel: een hoger schooladvies. De BSA levert goede resultaten op, die zonder meer verband houden met de consistente aanpak en het totale concept: een goede structuur, hoge kwaliteitseisen aan de docenten, een inhoudelijk sterk programma, tijd voor voorbereiding.

  • Ondersteunende activiteiten. Naast bovengenoemde schoolgebonden activiteiten zijn er ook enkele activiteiten die vanuit school worden geïnitieerd en thuis met of door de ouders worden uitgevoerd, zoals Taaltassen, VVE-thuis. Zie de bijlage bij het uitvoeringsprogramma voor een korte beschrijving van deze activiteiten.

Gelijke kansen voor alle kinderen, dat is het centrale uitgangspunt van het Zaanse onderwijsachterstandenbeleid en dus ook in het basisonderwijs. Voorschoolse inspanningen alleen zijn niet genoeg. In groep 1 zien leerkrachten kinderen binnenkomen die moeite hebben om in de groep mee te doen. Op sommige scholen komen kleuters de basisschool binnen met achterstand op vele gebieden, zoals sociaal-emotioneel, motorisch en cognitief, vaak kleuters die nog nauwelijks Nederlands spreken. Naast tweede generatie kleuters van Turkse of Noord Afrikaanse herkomst, zijn er ook nieuwkomers (statushouders en kinderen uit Midden en Oost-Europa), voor wie het niet makkelijk is zich te voegen in een vaak onbekend schoolsysteem. Met die instroom is en blijft het hard nodig om het achterstandsbeleid zowel in de voorschoolse periode als op de scholen voluit voort te zetten.

Wat willen we bereiken?

  • We zetten ons in om de taalachterstand kleiner wordt en daarmee ook de achterstand op andere terreinen wordt ingelopen. Dit kan en moet samen met ouders worden aangepakt.

  • Preventieve maatregelen om (dreigende) taalachterstanden al in de voorschoolse periode aan te pakken (zie daarvoor het volgende speerpunt).

  • In PP de onderwijsresultaten verbeteren door verlenging van de leertijd.

  • Een goede balans vinden in de doelen (cognitief en recreatief) van de zomerschool.

  • We willen op een andere manier dan tot nu toe (met een monitor en een evaluatieverslag) de resultaten tonen en bespreken en verantwoording afleggen over de inzet van mensen en middelen.

Welke keuzes hebben we gemaakt?

  • Taal is de basis en een voorwaarde voor het realiseren van gelijke kansen. Op veel scholen vinden activiteiten plaats en zijn maatregelen genomen om (dreigende) achterstanden, vooral op het gebied van taal, te verminderen. De schoolbesturen kennen budgetten toe op basis van de schoolzwaarte (zie de paragraaf over financiën: de A-B-C-aanpak) en vervolgens bepalen scholen zelf welke activiteiten het beste passen bij de schoolpopulatie.

  • We gaan inzichtelijk maken naar elkaar wat er op het gebied van onderwijsachterstanden gebeurt op scholen, niet zozeer om verantwoording af te leggen, maar vooral om van de ervaringen en van elkaar te leren.

  • Voortzetting van het aanbod schakelklassen en BSA in Zaandam. Onderzoeken of er een voldoende grote doelgroep is om het BSA-concept ook in Noord in te zetten.

  • Eerder al is in het kader van Pact Poelenburg Peldersveld besloten de leertijd in deze wijken te verlengen vanaf januari 2020 met 2,5 uur per week op 7 scholen in P/P en na de zomervakantie 2021 verdubbelen van de verlengde leertijd naar 5 uur per week. Als blijkt dat de aanpak succesvol is, gefaseerde uitbreiding naar 10 uur per week extra onderwijs.

  • Het huidig aanbod en de financiering van zomerscholen wordt bestuurlijk geëvalueerd.

Speerpunt 5: Ouderbetrokkenheid versterken

Waarom?

Ouders spelen een grote rol bij de opvoeding en de ontwikkeling van kinderen. Dat zij die rol op stimulerende manier vervullen is enorm van belang. De betrokkenheid van ouders in combinatie met de inzet van opvang en school is dé succesfactor bij het voorkomen en bestrijden van achterstanden. Lager opgeleide ouders zijn vaak minder goed thuis in het schoolsysteem, hebben minder te besteden, hebben soms meerdere banen en onregelmatig werk. De kloof tussen de onderwijsachterstanden van hoger opgeleide ouders en lager opgeleide ouders lijkt daardoor eerder groter dan kleiner te worden.

Om tot een effectieve aanpak te komen of een passende plek te vinden voor een kind, is de betrokkenheid van ouders essentieel. Als zij niet achter de aanpak staan of ontevreden zijn over de plek, dan zal het geen duurzame oplossing blijken te zijn. Ouders hebben veel expertise als het gaat om de omgang met hun kind en tegelijkertijd wordt die door de professionals niet altijd voldoende benut. Aan de andere kant, niet alle ouders weten hoe beslissend hun invloed kan zijn. Het gebrek aan kennis over bijvoorbeeld de wijze waarop het onderwijs is georganiseerd, of over de ontwikkeling en opvoeding van een kind, speelt daarbij rol. Soms kunnen ouders het niet alleen. Om ouders bewuster te maken van het gegeven dat zij vanaf de conceptie heel belangrijk zijn bij de opvoeding en ontwikkeling van hun kind kan ondersteuning nodig zijn. Zo kunnen professionals ouders in staat stellen hun rol te pakken en te vervullen.

Ouders en professionals zitten als gevolg van cultuurverschillen, niet altijd op dezelfde lijn. De kijk op opvoeding, de plaats die zij en hun gezinseden (kind, oma, schoonouders, broers) in de familie-hiërarchie innemen, evenals de opvatting over de rol van de school, kan nogal verschillen. Professionals moeten zich hiervan bewust zijn en zich inspannen om het gesprek aan te gaan en vooral ook om het op gang te houden.

Er is in 2019 een beleidsdocument ouderbetrokkenheid VVE, opgesteld dat een stevig fundament kan bieden niet alleen voor vve, maar voor wat we willen bereiken met ouderbetrokkenheid in het achterstandenbeleid als geheel en welke rol ouders en professionals elk hierbij hebben.

In het actieplan Poelenburg Peldersveld staat de ambitie voor ouderbetrokkenheid als volgt geformuleerd:

  • Door een positieve en constante interactie tussen de voorsch oolse voorziening en de school enerzijds en de ouders anderzijds ontstaat ‘pedagogisch partnerschap’. De stem van ouders kan zo beter gehoord worden(…)l. Ook de contacten tussen ouders kunnen verbeteren, de algehele betrokkenheid wordt groter, de communicatie beter, het gesprek over wederzijdse verwachtingen tussen school en ouders wordt vloeiender. Organisaties in de wijk kunnen er ook aan bijdragen dat ouders hun rol in dat pedagogisch partnerschap beter kunnen vervullen.

Wat willen we bereiken?

  • Ouders worden gezien en erkend als pedagogisch partner door professionals en hun organisaties.

  • De reikwijdte van het document ouderbetrokkenheid VVE agenderen en bespreken of verbreding naar het hele OAB-domein bijdraagt om het belang van ouderbetrokkenheid bij alle partners te benadrukken en uit te dragen.

  • De effecten van OAB-activiteiten verhogen door een grotere betrokkenheid van ouders bij het stimuleren van de ontwikkeling van hun kinderen vanaf de geboorte.

  • Alle professionals goed toerusten om via maatwerk ouders te motiveren en zo goed mogelijk in staat te stellen zich in te zetten voor de ontwikkeling van hun kind. Dat wil zeggen dat ouders ten minste kennis hebben van (school)systemen, ontwikkeling en opvoeding van een kind, zodat we als gelijkwaardige partners werken aan de ontplooiingskansen van het kind.

Welke keuzes maken we?

  • We gaan werken aan een gemeenschappelijke visie op ouderbetrokkenheid, zodat het stimuleren van ouderbetrokkenheid een vast en herkenbaar onderdeel wordt in het beleid van alle OAB- partners.

  • We zorgen voor goede informatie en ondersteuning van ouders bij opvoeding en taalontwikkeling van hun kind, op een manier die vooral hen zelf in staat stelt om een stimulerende rol te vervullen. Hiervoor zetten we ondersteunende programma’s in.

  • We investeren in de periode van zwangerschap tot 2,5 jaar met meer interventies met de gemeentelijk coördinator Ouderbetrokkenheid/Kansrijke Start als de aanjager van dit programma.

  • Brugfunctionarissen, de gemeentelijke ouderbetrokkenheidscoördinator, kinderopvang, jeugdgezondheidszorg en scholen gaan zich samen buigen over de vraag of, en welke (andere) interventies rond ouderbetrokkenheid, gerekend vanaf de conceptie, nodig en mogelijk zijn.

  • We gaan de kennis over en goede handvatten voor ouderbetrokkenheid vergroten bij professionals op basis van hun wensen en behoeften. We zoomen in op aspecten als cultuursensitiviteit en wat dit vraagt om op een juiste manier ouders te benaderen en samen op te trekken.

  • We gaan de successen van de brugfunctionaris evalueren en nagaan in hoeverre we die kunnen toepassen in andere wijken in de stad. Hierbij houden we oog voor wat andere wijken specifiek is en passen maatwerk toe.

  • We willen de doelgroepouder beter leren kennen om zo het beleid voor ouderbetrokkenheid steviger te kunnen uitvoeren (o.a. voorwaarden om actief te worden/te blijven).

  • We leggen op belangrijke vindplaatsen7 de verbinding met eventuele laaggeletterdheid van ouders om te komen tot een bredere en integrale taal-aanpak in de wijken.

  • We gaan samenwerking zoeken met andere relevante partijen om ouderbetrokkenheidsbeleid verder te versterken. We denken hierbij aan taalaanbieders, opvoedondersteuning, leerplichtambtenaren en het sociaal wijkteam.

Regie en samenwerking

Wat speelt er?

Het onderwijsachterstandenbeleid is een gezamenlijke opgave, waarin de partners ieder op eigen onderdelen inzet plegen. Het succes van het beleid en de hieronder behorende uitvoering zit in een duidelijke, vooraf gekozen koers die alle elementen logisch bundelt. Als gemeente zijn we verantwoordelijk voor het geheel (regie), maar samen met de partners willen we bepalen hoe we het meeste effect teweeg kunnen brengen met het beleid. Hier zijn nog stappen te zeten om de keten beter aaneen te smeden en meer samenhang aan te brengen.

Op bestuursniveau is er de nodige wisseling geweest bij de gemeente. Er is op beleidsniveau op dit dossier vanuit de gemeente te weinig continuïteit en consistentie geweest. Op uitvoerend niveau wordt soms onvoldoende gestuurd. Voorbeeld: het VVE-beleidsoverleg wordt aangestuurd door de VVE-adviseur (vanuit JGZ), terwijl het de gemeente zou moeten zijn die deze rol moet oppakken. Voor schoolbesturen geldt dat soms de gezamenlijke doelen en afspraken botsen met het belang van de organisatie. Bij kinderopvangorganisaties kan de commerciële doelstelling conflicteren met het maatschappelijk belang. In het algemeen is de doorvertaling van bestuurlijke afspraken naar de werkvloer niet altijd helder en consistent.

Een transparante overlegstructuur geeft duidelijkheid in wie, wanneer, en over wat meepraat. De indruk bestaat dat het overleg over OAB-beleid in (te) kleine kring plaatsvindt.

Tevens is het goed om de samenhang met het bredere educatieve beleid en aanpalende beleidsterreinen te versterken. Een passende overlegstructuur kan daarbij helpen.

Binnen de gemeente is er behoefte aan een dieper inzicht in en gesprek over de OAB-activiteiten op de scholen. Is er een goede samenhang tussen de verschillende activiteiten? Kunnen we daar zicht op krijgen met een andere, betere manier van monitoring en verantwoording? Er is subsidieverantwoording en er zijn evaluaties gehouden op de afzonderlijke onderdelen van het OAB, maar die hebben geen goed beeld gegeven van het geheel en ze bieden onvoldoende houvast voor sturing op verbetering of vernieuwingen. Gemeente en schoolbesturen zoeken naar een betere manier van monitoring: doen we de goede dingen en doen we die dingen goed? Kortom, de verantwoording kan efficiënter. In essentie komt het er op neer dat gemeente en schoolbesturen over duidelijke aanknopingspunten beschikken om het goede gesprek te voeren. Het gesprek over visie, focus en effecten; de kwaliteitsdialoog over de vraag of met wat we nu doen, ook bereikt wordt wat we willen bereiken.

Wat willen we bereiken?

  • 1.

    De gemeente voert een stevige regie op het OAB beleid dat in samenspraak met de schoolbesturen, kinderopvang en GGD/JGZ tot stand is gekomen.

  • 2.

    Bij het OAB is er een heldere overlegstructuur waarin taken en verantwoordelijkheden van betrokken partijen beschreven zijn.

  • 3.

    Elke partner heeft dezelfde focus op de beleidsdoelstellingen.

  • 4.

    Activiteiten worden geëvalueerd om afweging te maken: doorgaan, verbeteren of stoppen.

Welke keuzes hebben we gemaakt?

Over de regie: De gemeente pakt het voortouw en treedt op als trekker van het afgesproken beleid. De gemeente neemt initiatief, faciliteert en initieert; draagt zorg voor de voortgang van processen door te sturen, te agenderen en de verschillende overleggen in de afgesproken frequentie bijeen te roepen. De gemeente zit overleggen voor die de vertaalslag maken van beleid/bestuurlijke beslissingen naar de praktijk. De gemeente zorgt dat gehouden evaluaties/verantwoordingen gebundeld geanalyseerd worden en koppelt dit terug in bestuurlijk overleg.

Over de overlegstructuur:

  • Een vertegenwoordiging van de vier partners maken, met onderstaand schema als uitgangspunt8, in het eerste half jaar van 2020 een voorstel voor de gewenste overlegstructuur. Dit voorstel geeft ook aan wat de samenstelling van de verschillende overlegorganen is, wat de belangrijkste thema’s zijn en welke verantwoordelijkheden en taken elk overleg heeft.

In schema zou dat er zo uit kunnen zien:

afbeelding binnen de regeling

* BOOZ = Bestuurlijk Onderwijs Overleg Zaanstad

  • In het bestuurlijk overleg wordt waar nodig een appèl gedaan op het gezamenlijk belang. De in dit document vastgestelde koers geldt als richtlijn voor OAB de komende jaren. Op bestuurlijk niveau worden de gemaakte afspraken helder en eenduidig richting de werkvloer gecommuniceerd.

Over de uitvoering:

  • We gaan meer samenwerken op wijkniveau. We gaan elkaar meer opzoeken om meer samenhang tussen verschillende OAB-activiteiten te bewerkstelligen.

  • We nemen deel aan het kennisdelingsprogramma van de NRO en gaan gericht gebruik maken van resultaten van onderzoek.

  • We maken afspraken over een andere manier van monitoren en verantwoorden

  • Er komt een nieuwe subsidieverordening per 1 januari 2021

  • We werken op gemeentelijk niveau intensief samen op uitvoerend niveau om de uitvoering van OAB-activiteiten blijvend te versterken. Instructies vanuit het bestuurlijk overleg worden hierbij breed gedeeld en opgevolgd.

  • We stoppen met het schrijven van uitgebreide rapporten. De gemeente bundelt beknopte evaluaties van OAB-activiteiten, waarna op bestuurlijk niveau overzicht is over het geheel en over de oorspronkelijke doelstellingen. We kiezen een vorm waarbij we meer via dialoog evalueren en aanscherpen; in gesprek gaan over de resultaten met als vertrekpunt elkaar te inspireren en te zoeken naar mogelijke cross-overs naar andere projecten/scholen.

Financiën

Inleiding

Een degelijk beleidsplan kan niet zonder een deugdelijke financiële onderbouwing. De OAB-activiteiten worden bekostigd uit de (geoormerkte) gemeentelijke OAB-uitkering van het Rijk en de OAB-budgetten die de schoolbesturen ontvangen. Het zal duidelijk zijn dat het niet doenlijk is om voor het beleidsplan 2020-2023 een gedetailleerde vierjaren begroting op te stellen.

Hieronder vindt u een zo nauwkeurig mogelijke schatting van de kosten en de daarvoor gevonden dekking. In de gemeentelijke begroting wordt dit jaarlijks ingevuld.

De ABC aanpak

Kern van het beleid in de komende jaren zal zijn dat extra focus, extra aandacht en extra middelen gaan naar die plekken (wijken, scholen, kinderopvanglocaties) waar dat het meest nodig is om kansen te bieden en achterstanden te bestrijden. Dat vertaalt zich in de zogenoemde ‘A-B-C-aanpak’ (zie kader).

afbeelding binnen de regeling

In de tabel in de bijlage is te zien hoe de onderwijsachterstanden verdeeld zijn over de scholen en wijken in de stad. We maken daarbij gebruik van de OAB-scan (versie januari 2020), die is gebaseerd op de CBS gegevens voor de landelijke verdeling van de onderwijsachterstandsmiddelen.

  • 1.

    Per wijk zijn scholen verdeeld naar de totale achterstand op de school (schoolscore) en vervolgens naar de gemiddelde achterstand op die scholen (leerlingscore)

  • 2.

    Vervolgens zijn de wijken geordend van grote naar kleine gemiddelde leerlingscore.

Zichtbaar is dat de grote (rode), gemiddelde (blauwe) en kleine (groene) achterstand van scholen zich behoorlijk concentreert in wijken: er zijn duidelijk rode wijken, blauwe wijken en groene wijken. Een indeling naar A-, B- en C-wijken lijkt dus ook geoorloofd, wat ook een indeling van opvanglocaties naar A, B, en C-locaties mogelijk maakt. Er moet voor enkele scholen en ve-locaties mogelijk een uitzondering gemaakt worden (bijvoorbeeld een groene school in een verder rode wijk, of een rode school in een blauwe wijk). Zo zien we dat op slechts 13 scholen meer dan de helft van de totale achterstand zit.

 

% van totale achterstand 

aantal scholen 

A-wijken 

54% 

13 

B-wijken 

36% 

20 

C-wijken 

10% 

14 

Deze keuze maakt het mogelijk om op A-locaties de knelpunten aan te pakken. Er zullen keuzes gemaakt worden om op een aantal C-locaties personeel en budget vrij te maken om de kwaliteit op A- en B-locaties te waarborgen of te verbeteren. Dat betekent niet dat er op C-locaties niets meer gebeurt; er wordt maatwerk geboden door goed te kijken wat echt noodzakelijk is voor de peuter.

Bundelen van middelen waar het kan, scheiden waar dat moet

Om onze stevige ambities voor de stad en in de wijken waar te maken, moeten we goed samenwerken en waar mogelijk geldstromen bundelen. Gebundelde middelen geven meer kans op een stevige integrale aanpak. Kinderen die extra ondersteuning nodig hebben, behoren soms ook tot de groep met onderwijsachterstand. Het bestaan van deze overlap versterkt de noodzaak van een integrale aanpak. Hierbij houden we wel voor ogen wat de herkomst is van de middelen en tornen niet aan bestaande wet- en regelgeving. Het OAB domein raakt soms het zorgdomein en vice versa. Dit geeft mogelijkheden voor bundelen van middelen, maar er zijn hierbij ook restricties. Gerichte zorgondersteuning is vaak iets anders dan het bestrijden van onderwijsachterstanden. We gaan middelen bundelen waar dat kan, maar houden dit gescheiden als dat moet. Want het is niet de bedoeling dat OAB-middelen worden ingezet voor jeugdhulp of opvoedingsondersteuning

De financiën

Situatie 2019/2020

Sinds 1 januari 2019 is er een nieuwe verdeelsysteem om de OAB middelen over gemeenten te verdelen, vanaf 1 augustus 2019 is deze ook voor het onderwijs toegepast. We schetsen de OAB-middelen voor de gemeente en de drie schoolbesturen.

Middelen

2019 (2018/2019)

2020 (2019/2020)

Gemeente Zaanstad

6,4M

7,2M

ZaanPrimair

1,4M

2,0M

Agora

1,0M

1,5M

Islamitisch onderwijs

0,2M

0,3M

Totaal

9,0M

11,0M

Het OAB budget stijgt naar gezamenlijk € 11M, bij de gemeente is een stijging van 0,8 M en bij de schoolbesturen van 1,2M. Bij het gemeentelijke budget gaat dit vooral naar de uitbreiding van de uren vve.

Inzet OAB middelen gemeente Zaanstad 2019

De gemeente zette in 2019 circa 3,9M (61%) in voor voorschoolse educatie en 2,3M (36%) voor het OAB in het onderwijs. Met onderstaand voorstel wordt de percentuele verhouding tussen gemeentelijk budget voor voorschoolse voorzieningen 71% ten opzichte van 23% voor de schoolse voorzieningen. Dit is ongeveer het landelijk gemiddelde. Dit we met dit beleidskader vooral de vroege fase van kinderen willen versterken.

Extra kosten voorstel OAB beleidsplan 2020-2023

Er is een eerste grove raming van de ingeschatte extra kosten gemaakt als het plan in werking treedt. Dit geeft samengevat het volgende beeld van het benodigd budget:

  • Structureel voor de gemeente: 1,2M

  • Incidenteel voor de gemeente: € 25.000 nodig (dekking uit reserve OAB 2019)

  • Structureel voor het onderwijs: 0,3M

De geraamde extra structurele kosten van dit OAB plan bedragen grofweg 1,5M, waarvan 1,2M voor de gemeente is en 0,3M voor het onderwijs. Dit is alleen financieel haalbaar als het onderwijs bereid is om minimaal 0,4M van de gemeentelijke kosten OAB in het onderwijs over te nemen. Het onderwijs heeft vanuit het Rijk een extra bijdrage gekregen, zonder dat hier extra wettelijke taken tegenover staan. Dit is de ambitie voor de komende drie jaar en zal niet in een keer verwezenlijkt kunnen worden. De komende jaren zal samen met de partners telkens gekeken worden hoe we de ambities in dit beleidskader financieel moeten vertalen. Het uiteindelijke doel is om met elkaar onderwijsachterstanden te verkleinen met de middelen die we gezamenlijk hebben.

Het voorstel voor de meerjarenstelposten is dan als volgt:

Uitgaven

2020

2021

2022

Budget

0 – 4 j 9

5.183.000

5.600.00010

5.600.000

Gemeente

4 – 12 j Schoolvoorzieningen OAB

1.300.000

1.300.000

1.300.000

Gemeente

GGD (coördinatie en toeleiding)

250.000

250.000

250.000

Gemeente

Diversen (bijv monitor inhuur)

50.000

50.000

50.000

Gemeente

UPTOO (brugfunctionaris)

290.000

190.000

190.000

Gemeente

Schoolvoorzieningen OAB

3.800.000

3.800.00011

3.800.000

Schoolbesturen

Zomerschool

160.000

160.000

160.000

Gemeente

Totaal

11.033.000

11.350.000

11.350.000

In de beleidsgroep zullen de posten 0 – 4 jaar en 4 – 12 jaar nog verder uitgesplitst worden, alle ambities in het beleidskader passen niet gelijk in 2020 erin. Er is nu rekening gehouden met de uitbreiding van uren vve-plaatsen en reguliere peuterplaatsen, peuters in Poelenburg en Peldersveld, de ABC-methodiek en extra inzet op ouderbetrokkenheid tussen 0 en 4 jaar. Het belangrijkste doel is dat we in 2020 werken aan het oplossen van de wachtlijsten. Hier wordt nu rekening mee gehouden in de begroting, dat het lukt om het bereik te verhogen.

Het voorstel is om ieder jaar in de stuurgroep de begroting te evalueren, inzichtelijk te maken waar de knelpunten zitten en aan te passen voor de komende jaren. Het uitvoeringsplan dat verbonden is aan dit beleidskader geeft richting aan de interventies voor de komende jaren en waar budget voor ingezet zal moeten worden.

Bijlage: Overzicht A-B-C scholen

Wijk/school 

Aantal scholen 

% van totale achterstand (schoolscore) 

Gemiddelde leerlingscore 

Zaandam Zuid 

3 

13,87% 

3,18 

De Gouw 

4,41% 

3,67 

De Kernschool 

2,64%

4,11 

Herman Gorter 

6,81% 

1,75 

Peldersveld 

4 

15,53% 

2,83 

De Spiegel 

5,54% 

3,53 

De Windroos 

5,54% 

3,40 

Kleurenpracht 

4,31% 

4,29 

Vrije School Zaanstreek 

0,13% 

0,10 

Poelenburg 

3 

16,16% 

2,76 

De Horizon 

4,94% 

2,58 

Paus Joannesschool 

5,63% 

3,66 

Tamarinde 

5,59% 

2,03 

Kogerveldwijk 

1 

2,15% 

2,59 

Kogerveld 

2,15% 

2,59 

Rosmolenwijk 

2 

6,69% 

2,43 

De Saenparel 

0,58% 

1,79 

Willibrord 

6,11% 

3,08 

Wormerveer 

3 

6,97% 

1,54 

De Pionier/De Mei 

4,07% 

1,91 

Theo Thijssen 

0,34% 

1,24 

Toermalijn 

2,56% 

1,47 

Oude Haven 

1 

2,55% 

1,39 

De Voorzaan 

2,55% 

1,39 

Oud Koog a/d Zaan 

2 

2,29% 

1,12 

De Lindenboom 

1,39% 

1,82 

De Piramide 

0,90% 

0,41 

Rooswijk 

2 

3,06% 

0,96 

De Zoeker 

2,25% 

1,30 

Het SchatRijk 

0,81% 

0,63 

Zaandam West 

2 

5,21% 

0,91 

Et Buut 

0,84% 

0,30 

Over De Brug 

4,37% 

1,53 

Krommenie West 

3 

6,02% 

0,83 

De Evenaar 

1,35% 

0,87 

De Komeet/Het Palet 

4,54% 

1,38 

De Overhaal 

0,13% 

0,24 

Nieuw West 

4 

5,39% 

0,74 

De Dijk 

1,90% 

0,83 

De Rietvink 

0,96% 

0,56 

Het Baken/De Westerkim 

1,30% 

0,55 

Het Eiland 

1,22% 

1,02 

Krommenie Oost 

1 

1,71% 

0,68 

De Hoeksteen 

1,71% 

0,68 

Zaandam Noord 

2 

2,19% 

0,67 

De Jagersplas 

1,62% 

0,98 

De Vuurvogel 

0,57% 

0,36 

Assendelft-Noord 

7 

6,74% 

0,52 

De Oceaan 

1,19% 

0,62 

Ayundo 

0,67% 

0,68 

De Bijenkorf 

0,11% 

0,07 

De Delta 

1,81% 

0,67 

De Meander 

1,94% 

1,20 

Het Koraal 

0,68% 

0,18 

Octant 

0,34% 

0,25 

Assendelft-Zuid 

2 

1,23% 

0,42 

De Dorpsakker 

0,77% 

0,61 

De Regenboog 

0,46% 

0,23 

Westerkoog 

2 

1,31% 

0,36 

De Golfbreker 

0,61% 

0,26 

De Watermolen 

0,70% 

0,47 

Oud Zaandijk 

1 

0,42% 

0,24 

De Werf 

0,42% 

0,24 

Westzaan 

2 

0,51% 

0,21 

De Kroosduiker 

0,41% 

0,31 

De Rank (2 locaties) 

0,10% 

0,10 

Eindtotaal 

47 

100,00% 

1,32 

Ondertekening


Noot
1

Kloprogge, J. en de Wit, W. (2015). Het onderwijsachterstandenbeleid na 2015; NRO

Noot
2

Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie (Staatsblad, 20 september 2019)

Noot
3

M. Groot, Adviseur Zaans Netwerk VVE: Evaluatierapport 2-jaar PP; november 2019

Noot
4

Zie de bijlage bij het uitvoeringsprogramma voor een beschrijving van het ondersteunend aanbod

Noot
5

Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie (Staatsblad 20 september. 2019)

Noot
6

Zie actieplan Poelenburg/Peldersveld voor informatie over de rol van brugfunctionaris.

Noot
7

Bijv. de Centrum Jong, Kernschool, het Maatschappelijk werk, het Wijkteam, leerplicht.

Noot
8

Er is enig voorwerk gedaan. Zie voor toelichting op samenstelling en taken het verslag van een overleg Gemeente en schoolbesturen van 24 jan 2019

Noot
9

Reguliere peuterplaatsen, vve-plaatsen, Poelenburg en Peldersveld vanaf 2 jaar, ABC-methodiek, extra inzet 0-2,5j

Noot
10

Vanwege uitbreiding 960: in 2020 is dit alleen begroot vanaf augustus 2020, voor 2021 begroot voor hele jaar.

Noot
11

Er vanuit gaande dat dit hetzelfde blijft als in 2020.