Haven Afvalstoffen Plan Noordzeekanaalgebied

Geldend van 01-07-2006 t/m heden

Intitulé

Haven Afvalstoffen Plan Noordzeekanaalgebied

1. INLEIDING

Verplichting

In 1986 is in Nederland de Wet voorkoming verontreiniging door schepen (WVVS) van kracht geworden. Met deze wet voldoet Nederland aan de verplichtingen die voortkomen uit het MARPOL-verdrag. De WVVS bevat ondermeer een verbod op het lozen van schadelijke stoffen door schepen en een verplichting voor havenbeheerders om te zorgen voor voldoende voorzieningen voor het in ontvangst nemen van scheepsafval en (restanten van) schadelijke stoffen van schepen. Een en ander is nader uitgewerkt in een aantal amvb’s en ministeriële regelingen. *

Op 28 december 2002 is de Richtlijn nr. 2000/59/EG betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van kracht geworden. Deze richtlijn is opgesteld met als doel: het tegengaan van de mariene vervuiling door afvalstoffen afkomstig van zeeschepen. De implementatie van Richtlijn 2000/59 vindt plaats door een aanpassing van de WVVS. Door middel van deze wijziging, worden regels met betrekking tot havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en (restanten van) schadelijke stoffen in de wet opgenomen.

In artikel 6 lid 3, 4 en 5 van de WVVS wordt het opstellen van een Haven Afvalstoffen Plan (HAP) voorgeschreven. Het artikel luidt als volgt:

Artikel 6 lid 3, 4 en 5 - WVVS

  • 3.

    De havenbeheerder stelt, na overleg met de betrokken partijen, in het bijzonder de havengebruikers, voor een termijn van ten hoogste drie jaar, een passend plan voor ontvangst en verwerking van scheepsafval en de in het eerste lid bedoelde andere stoffen vast. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gegeven met betrekking tot de inhoud, de wijze van vaststelling, de aanbieding aan het met de goedkeuring belaste bestuursorgaan en de bekendmaking van het havenafvalplan.

  • 4.

    Twee of meer havenbeheerders kunnen gezamenlijk een havenafvalplan als bedoeld in het derde lid vaststellen, mits daarin de behoefte aan en de beschikbaarheid van havenontvangstvoorzieningen voor elke haven apart worden vermeld, onverminderd het bepaalde bij en krachtens het derde lid.

  • 5.

    Het havenafvalplan behoeft de goedkeuring van Onze Minister. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat aan het plan goedkeuring wordt verleend dan wel onthouden door een bij die maatregel aangewezen ander bestuursorgaan.

Instrumenten

De WVVS geeft een aantal instrumenten:

  • Meldplicht*: elk schip dat een EU haven nadert, meldt van alle scheepsafval en (restanten van) schadelijke stoffen, soort en hoeveelheid, die zich aan boord bevinden, inclusief de daarvoor bestemde totale opslagcapaciteit;

  • Afgifteplicht: elk schip is behoudens bij, of krachtens de WVVS geformuleerde uitzonderingen, verplicht al het scheepsafval en schadelijke stoffen af te geven;

  • Indirecte financiering: elk schip draagt bij in de kosten voor inname en verwerking van scheepsafval (minimaal 3O%* van de kosten van de havenontvangstvoorzieningen moeten middels indirecte financiering worden geïnd);

  • Haven Afvalstoffen Plan (HAP): elke haven beschikt over een HAP dat de organisatie beschrijft van de inzameling en verwerking van scheepsafval en (restanten van) schadelijke stoffen;

  • Toezicht en aanhouding: verschillende partijen wisselen informatie uit over het afgiftegedrag van schepen zodat gerichte handhaving mogelijk is.

Haven Afvalstoffen Plan Noordzeekanaalgebied

Dit Haven Afvalstoffen Plan omvat de zeehavens in het Noordzeekanaalgebied en is door Royal Haskoning in opdracht van de stuurgroep HAP Noordzeekanaalgebied opgesteld. Het doel van het plan is een indicatie te geven van de te verwachten afvalstromen, de behoefte aan ontvangstvoorzieningen te prognosticeren, het beschrijven van de ontvangstvoorzieningen waarover de haven beschikt, het vastleggen van de procedures rondom de afgifte, het beschrijven van het financieringssysteem en het vormen van de basis voor informatieverstrekking aan bezoekende schepen. Dit plan voldoet aan de eisen van de WVVS, als omschreven in artikel 6.

2. BEGRIPPEN

In dit Haven Afvalstoffen Plan worden de volgende begrippen gebruikt*:

“Aanwijzing”:

de door het gemeentelijke bevoegde gezag afgegeven vergunning voor het inzamelen van scheepsafvalstoffen en (restanten van) schadelijke stoffen in de betreffende gemeente in het Noordzeekanaalgebied.

“Afval”:

onder afval wordt in dit plan altijd verstaan scheepsafval en/of (restanten van) schadelijke stoffen.

“Administratieve Organisatie — Haven Afvalstoffen Plan”:

Organisatie belast met het verwerken van meldingen en de financiële afhandeling dje in het kader van dit plan benodigd zijn (AO HAP).

“Binnen - buiten schepen”:

schepen met zowel een zee- als binnenvaart meetbrief. Voorbeeld: kruiplijncoaster.

“Buitenlands schip”:

een schip, dat daartoe gerechtigd, een andere vlag dan de Nederlandse voert.

“Centraal Nautisch Beheer (CNB)”:

een op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen gevormd openbaar lichaam. Het oefent binnen het Noordzeekanaalgebied bevoegdheden van de deelnemende gemeenten op het gebied van het nautisch beheer uit.

“Directe financiering”:

het rechtstreeks, door een exploitant van een schip aan de ontvanger van scheepsafval en (restanten van) schadelijke stoffen, betalen van de kosten van die afgifte.

“Exploitant”:

de eigenaar, rompbevrachter of ieder ander die de zeggenschap heeft over het gebruik van een schip.

“Haven”:

een rede, pier of steiger en in het algemeen iedere plaats, al of niet in zee, waar schepen ligplaats kunnen hebben of waar opvarenden en zaken ingescheept of ontscheept kunnen worden.

“Havenbeheerder”*:

de plaatselijke autoriteit, in wiens gebied de haven ligt en die bevoegd is de nodige publiekrechtelijke regels te stellen ter waarborging van een goed verloop van de dagelijkse gang van zaken en goede outillage in die haven*.

“Havenontvangstvoorziening”:

vaste, drijvende of mobiele voorziening die geschikt is voor de ontvangst van scheepsafval en / of (restanten van) schadelijke stoffen.

“Indirecte financiering”:

het door een exploitant van een schip, ongeacht of het ‘scheepsafval afgeeft of niet, bijdragen in de kosten voor inzameling en verwerking van het scheepsafval door een heffing. Criteria voor de bepaling van de bijdrage hebben betrekking op scheepsgrootte en andere relevante factoren voor de hoeveelheid door het schip gegenereerde afvalstoffen.

“Kapitein”:

de gezagvoerder of schipper van een schip dan wel degene die deze vervangt. Als in de tekst wordt vermeld dat het schip een handeling uitvoert dan wordt hiermee de kapitein bedoeld.

“Restanten van schadelijke stoffen”:

de restanten van schadelijke stoffen van lading in ruimen of tanks aan boord die na het lossen en schoonmaken achterblijven, met inbegrip van restanten na lading of lossing en morsingen.

“Lozen”:

elk vrijkomen (ook bij een calamiteit) van schadelijke stoffen van een schip, hoe ook veroorzaakt, waaronder begrepen ontsnappen, overboord zetten, wegvloeien, weglekken, pompen of ledigen.

“Marpol* 73/78”/ Verdrag:

het op 2 november 1 973 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, met Protocollen en Bijlagen met Aanhangsels (Trb. 1975, 147), en met het op 17 februari 1978 te Londen tot stand gekomen Protocol bij dat Verdrag met Bijlage en Aanhangsels (Trb. 1978,188).

“Minister”:

De Nederlandse Minister van Verkeer en Waterstaat.

“Nautisch beheer”:

het coördineren, optimaliseren, begeleiden en handhaven van en veilige, vlotte, ordelijke en milieuverantwoorde afwikkeling van het scheepvaartverkeer en het scheppen van voorwaarden hiervoor binnen het beheersgebied.

“Noordzeekanaalgebied (NZKG)”:

de havenbekkens en aangrenzende havengebieden behorende tot de gemeenten Amsterdam, Beverwijk, Velsen en Zaanstad, waar onder mede begrepen havenbekkens en havengebieden in privaatrechtelijk beheer en als nader aangeduid op de bij het Havenafvalstoffenplan Noordzeekanaalgebied behorende kaart (bijlage 1).

“Pleziervaartuig”:

schip, bestemt of gebruikt voor sport of vrijetijdsbesteding, ongeacht het type en de wijze van voortstuwing.

“Richtlijn”:

Richtlijn nr. 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 november 2000 betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en restanten van schadelijke stoffen.

“Schadelijke stof”:

een stof die, indien zij in zee terecht komt, gevaar kan opleveren voor de gezondheid van de mens, schade kan toebrengen aan het mariene milieu, de recreatiemogelijkheden die de zee biedt kan schaden of storend kan werken op enig ander rechtmatig gebruik van de zee en die bij of krachtens algemene maatregel van bestuur is aangewezen.

“Scheepsafval”:

afval, met inbegrip van residuen, niet zijnde restanten van schadelijke stoffen, en sanitair afval, dat ontstaat tijdens de bedrijfsvoering van een schip en valt onder de reikwijdte van de Bijlagen 1, IV en V van het Verdrag, alsmede ladinggebonden afval, zijnde al het materiaal dat aan boord bij de stuwage en verwerking van lading als afval overblijft, met inbegrip van stuwmateriaal, schoorpalen, laadborden, verpakkingsmateriaal, houten platen, papier, karton, draad en stalen banden.

“Schip”:

elk vaartuig, van welk type ook, dat op zee wordt gebruikt waaronder begrepen draagvleugelboten, luchtkussenvoertuigen, afzinkbare vaartuigen en drijvend materieel, alsmede installaties gedurende de tijd dat zij drijven, behoudens wanneer het schip als hierboven bedoeld boven de zeebodem is geplaatst voor het instellen van een onderzoek naar de aanwezigheid van delfstoffen of voor het winnen daarvan.

“Vissersvaartuig”:

schip, uitgerust of met commercieel oogmerk gebruikt voor het vangen van vis of andere levende rijkdommen van de zee.

3. TOEPASSINGSBEREIK

Het toepassingsgebied van dit Havenafvalstoffenplan Noordzeekanaalgebied wordt beschreven naar geografische indeling (havens), naar scheepstypen en naar soorten afval.

3.1 Havens

Dit Haven Afvalstoffen Plan is van toepassing op de zeehavens* van de gemeente Amsterdam, Zaanstad, Beverwijk en Velsen.

3.2 Havenbeheerder

In het kader van de WVVS wordt het begrip ‘havenbeheerder’ bewust niet nader omschreven. Wie de beheerder is, volgt volgens de memorie van toelichting bij de WVVS uit de feiten en omstandigheden. Dit kan in de praktijk publiekrechtelijk of privaatrechtelijk georganiseerd zijn. In de nota’s van toelichting bij de amvb’s die tot op heden vastgesteld zijn ter implementatie van de annexen van het Marpolverdrag, wordt opgemerkt dat “de havenbeheerder de plaatselijke autoriteit is, in wiens gebied de haven ligt en die bevoegd is de nodige publiek-rechtelijke regels te stellen ter waarborging van een goed verloop van de dagelijkse gang van zaken en goede outillage in die haven”. Tabel 1 geeft een overzicht van de havenbeheerders in het Noordzeekanaalgebied.

Instantie belast met de verantwoordelijkheden en bevoegdheden op het gebied van de uitvoering van afvalinzameling

Amsterdam

Gemeentelijk Havenbedrijf Amsterdam gemandateerd door Gemeente Amsterdam

Zaanstad

Gemeente Zaanstad

Beverwijk

Milieudienst lJmond gemandateerd door Gemeente Beverwijk

Ijmuiden / Velsen

Milieudienst lJmond gemandateerd door Gemeente Velsen

Tabel 1: HAP-havenbeheerders Noordzeekanaalgebied

De rol van de havenbeheerder in dit Haven Afvalstoffen Plan wordt beschreven in hoofdstuk 4.

3.3 Schepen

In artikel 3 en 4 van de WVVS wordt omschreven welke schepen onder de Wet vallen. Deze omschrijving geldt ook voor dit havenafvalstoffenplan. De artikelen luiden:

Artikel 3

Het bij of krachtens deze wet bepaalde is niet van toepassing op oorlogsschepen, schepen in gebruik als marinehulpschepen of andere schepen in eigendom van of in beheer bij een Staat ten tijde dat zij uitsluitend worden gebruikt in dienst van de overheid voor andere dan handelsdoeleinden.

Artikel 4

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën van schepen geheel of gedeeltelijk van de toepassing van een of meer krachtens deze wet gegeven regels en voorschriften worden uitgezonderd.

Dit Haven Afvalstoffen Plan is ook van toepassing op buitenlandse schepen.

In de WVVS wordt onder schip een “vaartuig (...) dat op zee wordt gebruikt”* verstaan.

Met als gevolg dat de WVVS niet van toepassing is op binnenvaartschepen. Voor de binnenvaart is sinds 1993 het SAB* verantwoordelijk voor het creëren, het in stand houden en het uitbreiden van een netwerk van havenontvangstvoorzieningen voor de binnenvaart.

Voor binnen-buitenschepen geldt dat de WVVS alleen van toepassing is als deze schepen van zee komen. In dit geval vallen deze schepen ook onder het voorliggende Haven Afvalstoffen Plan. Het Haven Afvalstoffen Plan is niet van toepassing op binnenbuitenschepen die uitsluitend de haven aandoen om in te klaren.

Voor visserijvaartuigen en pleziervaartuigen waarmee ten hoogste twaalf passagiers mogen worden vervoerd geldt, dat de afgifteplicht van toepassing is, maar de meldplicht niet (WVVS artikel 1 2a lid 7). Voor deze vaartuigen kan een andere wijze van financiering worden gekozen (WVVS artikel 6 lid 7). De visserijactiviteiten vallen wel onder het toepassingsgebied van dit plan, maar voor de visserijactiviteiten in de Nederlandse havens wordt door het SFAV* een apart Haven Afvalstoffen Plan (VISHAP) opgesteld voor alle Nederlandse havens. Voor pleziervaartuigen geldt een vergelijkbare regeling als voor de visserij. Voor deze schepen is het Jachthavenbesluit van toepassing.

In het Noordzeekanaalgebied vinden jaarlijks ruim 9.000 scheepsbewegingen plaats waarmee een overslag van 68 miljoen ton wordt gerealiseerd. De onderverdeling naar verschijningsvorm is weergegeven in tabel 2.

Verschijningsvorm

Procentueel aandeel in soort goederen

Droge bulk

66 %

Natte bulk

24 %

Containers

1 %

Ro/Ro

1 %

Overig

8 %

Totaal

100 %

Tabel 2: Indeling verschijningsvorm ladingstype 2001*

Uit deze tabel blijkt dat 90% van de lading die in de havens van het Noordzeekanaalgebied aan- en afgevoerd wordt, in bulkvorm voorkomt. Dit gegeven heeft direct invloed op de soort schepen die de haven aandoen en de kengetallen die hier aanhangen. Met name heeft dit invloed op de inschatting van behoefte aan ontvangstvoorzieningen. Hier wordt verder op ingegaan in hoofdstuk 5.

Naast de verschijningsvorm is tevens de indeling naar inhoudsgrootte (Gross Tonnage) van het schip van belang (tabel 3). Op basis van deze indeling kan een voorspelling worden gedaan over de in de toekomst te verwachten toename in afvalafgifte.

GT* (*1000)

Scheepsbewegingen 2002

0—2

1.698

%

2—3

955

19%

3—6

672

3%

6-10

329

6%

10-20

508

10%

20-30

368

%

30-40

182

%

40-50

115

2%

50-70

156

3%

70-90

145

90-110

17

0%

>110

0

0%

Totaal

9.387

100%

Tabel 3: Scheepsbewegingen Noordzeekanaalgebied naar GT in 2002

3.4 Soorten afval

Dit Haven Afvalstoffen Plan is van toepassing op scheepsafval en (restanten van) schadelijke stoffen zoals bedoeld in Annex 1, II, IV en V van Marpol 73/78. Het Marpol verdrag maakt onderscheid in een aantal klassen. De betreffende klassen worden in verschillende annexen van dit verdrag besproken. Tabel 4 geeft een overzicht van de verschillende annexen en de bijbehorende soorten en afvalstoffen.

Marpol Annex

Soort afval

Afvalstoffen

Categorie

Mogelijkheid tot afgifte in havens van

I

Olie houdend

Slops I

Ballastwater en -olie

Waswater en -olie, incl. ladingrestanten

Oliehoudende restanten (MK)

Afgewerkte (smeer)olie

Brandstofresten / sludge

Bilgewater

(Restanten van

schadelijke

stoffen)

scheepsafval

scheepsafval

scheepsafval

-Amsterdam

-Zaanstad

-Beverwijk

-Velsen

II

Chemicaliën in bulk

Slops II

Waswater / chemicaliën, mci. ladingrestant

Overige II

Verpakt vloeibaar afval

(Restanten van) schadelijke stoffen

(Restanten van) schadelijke stoffen

-Amsterdam

IV*

Sanitair afval

Sewage

Sanitair afval

scheepsafval

-Amsterdam

-Zaanstad

-Beverwijk

-Velsen

V

Vuilnis

Huisvuil

Voedselrestanten

Plastic

Klein gevaarlijk afval (kga)

Overige vaste afvalstoffen, incl. ladinggebonden afval

Restanten van droge lading

scheepsafval scheepsafval scheepsafval scheepsafval scheepsafval

(Restanten van schadelijke stoffen)

-Amsterdam

-Zaanstad

-Beverwijk

-Velsen

Tabel 4: Overzicht soorten afval naar Marpol — Annex

4. ORGANISATIESTRUCTUUR

Uit de WVVS vloeien een aantal taken voort met het oog op het innemen van scheepsafval en (restanten van) schadelijke stoffen. In dit hoofdstuk worden de rollen van de verschillende betrokken publieke partijen toegelicht.

4.1 Haven Afvalstoffen Plan - stuurgroep

Ter uitvoering van de nieuwe bepalingen* in de WVVS is er in het Noordzeekanaalgebied voor gekozen om een gezamenlijk Haven Afvalstoffen plan op te stellen. Om hier invulling aan te geven is er een HAP-stuurgroep ingesteld die zo vaak als nodig samenkomt. De

volgende partijen nemen zitting in het overleg:

  • Gemeentelijk Havenbedrijf Amsterdam (voorzitter van de HAP - stuurgroep)

  • Haven van Beverwijk

  • Haven van Zaanstad

  • Milieudienst lJmond namens gemeenten Beverwijk en Velsen

  • Zeehaven IJmuiden N.V.

  • CORUS Staal B.V.

  • Rijkswaterstaat Directie Noord-Holland

Deze stuurgroep heeft geen bevoegdheden. Zij is een overlegorgaan waarin bijvoorbeeld de uitvoering en mutaties van het plan en mogelijke oplossingen voor knelpunten worden besproken en voorbereid.

De functie van de HAP —stuurgroep is drieledig:

  • 1.

    De stuurgroep geeft advies aan de Colleges van B&W over het vaststellen en van het plan;

  • 2.

    De stuurgroep geeft advies aan de Colleges van B&W over het actualiseren van het plan;

  • 3.

    De stuurgroep geeft advies aan de Colleges van B&W over operationele wijzigingen*.

4.2 Inspraak, vaststelling, goedkeuring en evaluatie

Voor vaststelling van het Haven Afvalstoffen Plan zijn (vertegenwoordigers van de) reders, agenten, cargadoors en de inzamelaars uitgenodigd om deel te nemen aan informatie-bijeenkomsten. Tijdens deze bijeenkomsten is gelegenheid aan de gebruikers geboden om hun mening te geven over het plan en om hun voorkeur aan te geven voor één of meerdere wijzen waarop het plan kan worden uitgewerkt. De stuurgroep heeft de tijdens deze bijeenkomsten opgedane bevindingen verwerkt in het Haven Afvalstoffen Plan. Alvorens het plan wordt aangeboden aan de Colleges van burgemeester en wethouders van Amsterdam, Beverwijk, Velsen en Zaanstad wordt het tevens voor advies voorgelegd aan het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Het plan wordt gedurende een periode van acht weken* ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden hun zienswijzen naar voren brengen. Voorafgaand aan de ter inzage legging wordt middels publicatie kennis gegeven van het Haven Afvalstoffen Plan.

De Colleges van burgemeester en wethouders van Amsterdam, Beverwijk, Velsen en Zaanstad stellen het plan vast. Zij laten zich daartoe adviseren door de stuurgroep. Het plan wordt daarna door de stuurgroep ter kennisname aan het Algemeen Bestuur van het Centraal Nautisch Beheer (CNB) (in de hoedanigheid van Rijkshavenmeester ingevolge de Scheepvaartverkeerswet) aangeboden. De stuurgroep, kan namens de Colleges voor publicatie van het plan in de Staatscourant zorgdragen.

Na vaststelling door de Colleges van Burgemeester et Wethouders wordt het plan ter goedkeuring voorgelegd aan de Minister van Verkeer’ en Waterstaat. De goedkeuring wordt verleend in overleg met de Minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM).

4.3 Havenbeheerder

De belangrijkste verantwoordelijkheden in het kader van het Haven Afvalstoffen Plan Noordzeekanaalgebied van de havenbeheerders zijn:

  • het schrijven en onderhouden van het Haven Afvalstoffen Plan Noordzeekanaalgebied;

  • het zorg dragen voor de aanwezigheid van voldoende havenontvangstvoorzieningen;

  • het ontvangen en registreren van de meldingen die in het kader van dit Haven Afvalstoffen Plan zijn vereist;

  • het innen van bijdragen in de kosten van de ontvangst en verwerking van scheepsafval en (restanten van) schadelijke stoffen;

  • het, na ontvangst van een verklaring van verwerking, uit de geïnde bijdragen vergoeden van kosten met betrekking tot de verwerking van het scheepsafval gemaakt door de houders van havenontvangstvoorzieningen.

4.4 Uitvoering van taken

De uitvoerende taken zoals:

  • het ontvangen en verwerken van meldingen (zie hoofdstuk 6),

  • het afdoen van de financiële handelingen (zie hoofdstuk 9),

  • het geven van informatie,

worden zoveel mogelijk centraal verricht door de Administratieve Organisatie HAP (zie 4.4.2). Dit heeft als voordeel dat er één aanspreekpunt is voor alle belanghebbende partijen (1 loketfunctie).

4.4.1 Meldingen aan het CNB

In het Noordzeekanaalgebied is in 1994 het Centraal Nautische Beheer (CNB) opgericht. Het CNB is een, op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen gevormd openbaar lichaam in de Gemeenschappelijke Regeling Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied*. Het Cî1B oefent binnen het Noordzeekanaalgebied bevoegdheden van de deelnemende gemeenten op het gebied van het nautisch beheer uit*. Binnen dit kader ontvangt het CNB reeds andere meldingen bij de aanloop van een schip in het Noordzeekanaalgebied. Daarom is het CNB de aangewezen partij om de gegevens met betrekking tot de in het kader van het Haven Afvalstoffen Plan af te geven afvalstoffen, welke vóór aanloop in een haven in het Noordzeekanaalgebied dienen te worden verstrekt, in ontvangst te nemen*. De administratieve handelingen behorende bij het ontvangen van deze en de overige meldingen beschreven in dit plan worden uitgevoerd door de Administratieve Organisatie HAP.

4.4.2 Administratieve Organisatie Haven Afvalstoffen Plan (AO HAP)

De havenbeheerders in het Noordzeekanaalgebied hebben besloten om ook ten aanzien van de overige administratieve werkzaamheden voortvloeiende uit het Havenafvalstoffenplan één gezamenlijke administratie te voeren. De administratieve afhandeling van deze werkzaamheden wordt opgedragen aan de daartoe opgerichte Administratieve Organisatie Haven Afvalstoffen Plan. Het Gemeentelijk Havenbedrijf Amsterdam, het hoofd Gevaarlijke Stoffen en Milieu* verzorgt namens de vier havenbeheerders de invulling van deze Administratieve Organisatie HAP.

De Administratieve Organisatie draagt namens de havenbeheerders zorg voor:

  • 1.

    het verwerken en registreren van de meldingen die in het kader van dit Haven Afvalstoffen Plan binnen komen;

  • 2.

    het bewaren van de registratie van de in het Noordzeekanaalgebied afgegeven hoeveelheden scheepsafval en overige schadelijke stoffen dan wel restanten van schadelijke stoffen, afkomstig van schepen, gedurende tenminste 5 jaar;

  • 3.

    het afdoen van de financiële handelingen;

  • 4.

    het beheer van de geïnde bijdragen;

  • 5.

    het signaleren van de behoefte om de hoogte van de bijdragen of afgifterechten te wijzigen;

  • 6.

    het, via de stuurgroep, informeren van de havenbeheerders;

  • 7.

    het op verzoek verstrekken van gegevens aan de havenbeheerders of de minister;

  • 8.

    het opstellen van rapportages. De rapportages bevatten in ieder geval de in bijlage 3 opgenomen onderdelen.

Aangezien de verantwoordelijkheid voor de taken die door de Administratieve Organisatie HAP worden uitgevoerd blijven rusten bij de havenbeheerders, dienen de havenbeheerders toezicht te houden op de namens haar uitgevoerde taken. Ten behoeve van de uitoefening van dit toezicht worden ten minste jaarlijks, via de stuurgroep, rapportages aan de havenbeheerders verstrekt. De stuurgroep voegt bij de rapportage haar advies.

Wanneer de Administratieve Organisatie HAP signaleert dat het noodzakelijk is dat er een wijziging in de hoogte van de bijdragen en/of de hoogte van de afgifterechten wordt doorgevoerd, stelt zij de stuurgroep daarvan op de hoogte. De stuurgroep beoordeelt vervolgens de noodzaak tot wijziging van de hoogte van de bijdragen en/of de hoogte van de afgifterechten. Indien zij dat noodzakelijk acht doet de stuurgroep een voorstel aan de Colleges van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van de hoogte van de bijdragen en/of de hoogte van de afgifterechten. Een dergelijk voorstel wordt, eventueel gezamenlijk met de periodieke rapportages van de Administratieve Organisatie HAP, aan de Colleges van Burgemeester en Wethouders voorgelegd. Indien de Colleges van Burgemeester en Wethouders twee maanden nadat zij kennis hebben genomen van een voorstel tot wijziging hierop niet hebben gereageerd dan worden de Colleges van Burgemeester en Wethouders geacht akkoord te zijn gegaan met de voorgestelde wijzigingen en treden deze zonder nadere bekrachtiging door de Colleges van Burgemeester en Wethouders in werking.

5. CAPACITEIT HAVENONTVANGSTINSTALLATIES

Elke havenbeheerder is verantwoordelijk voor een juiste inschatting van de benodigde capaciteit van havenontvangstvoorzieningen in zijn haven. Voor de bepaling van de benodigde capaciteit van havenontvangstinstallaties in de havens wordt eerst gekeken naar de historische cijfers. Vervolgens wordt er gekeken naar de verwachte behoefte en de huidige capaciteit. Door combinatie van deze drie gegevens wordt nagegaan of de capaciteit toereikend is voor de toekomst.

5.1 Afgifte scheepsafval en (restanten van) schadelijke stoffen

De historische afgiftegegevens voor het gehele Noordzeekanaalgebied zijn niet bekend. Voor de haven van Amsterdam zijn deze gegevens wel beschikbaar. In het Noordzeekanaalgebied is in de periode van 1 september tot en met 21 december 2003 een pilot geweest. De (geëxtrapoleerde) resultaten uit deze pilot vertonen grote overeenkomsten met de historische gegevens van Amsterdam. Om deze twee redenen is er voor gekozen deze historische cijfers te gebruiken (tabel 5).

Categorie

Hoeveelheid op jaarbasis

Annex 1

Oliehoudende restanten (MK)

4.043 m3

Slops 1

10.420 m3

Annex II

Chemicaliën in bulk

200 m3

Annex IV

Sanitair Afval

800 m3

Annex V

Huisvuil

2.990 m3

KGA

78.000 kg

Tabel 5. Afgiftecijfers Amsterdam 2002

Aan bovengenoemde gegevens kunnen geen rechten worden ontleend.

5.2 Huidige capaciteit havenontvangstvoorziening

Conform artikel 6 lid 4 van de WVVS, wordt per haven separaat vermeld wat de beschikbaarheid van de havenontvangstvoorzieningen is. In tabblad A tot en met D staan de bedrijven aangegeven die de havens in het Noordzeekanaalgebied hebben aangewezen. Deze bedrijven zijn aangewezen voor de inname van scheepsafval en of (restanten van) schadelijke stoffen overeenkomstig de uitvoeringsbesluiten*. Met deze aanwijzingen is de afgiftebehoefte van scheepsafval en (restanten van) schadelijke stoffen zoveel mogelijk op de capaciteit van inname van het afval afgestemd.

5.3 Verwachte afgifte

Op dit moment zijn er onvoldoende afgiftegegevens bekend om een gedegen inschatting te maken van de toekomstige capaciteitsbehoefte aan havenontvangstvoorzieningen. Er is een inschatting gemaakt van de jaarlijkse hoeveelheid af te geven afval voor de havens van het Noordzeekanaalgebied. Deze inschatting is gemaakt op basis van historische aanloopgegevens en verwachtingen van de toekomstige afgiften van schepen. Aan onderstaande inschatting kunnen geen rechten worden ontleend.

Annex

I

II

III

IV

MK (m3)

Slops (m3)

(m3)

(m3)

Huisvuil (m3)

Kga (kg)

Overig

Haven

Amsterdam

18.855

20.840

400

2.400

10.376

192.248

Nvt

Haven

Beverwijk

346

0

Nvt

Nvt

321

3.135

Nvt

Haven

Zaanstad

299

0

Nvt

Nvt

277

2.736

Nvt

Haven

Velsen

6.554

0

nvt

Nvt

3.602

64.770

Nvt

Totaal

26.054

20.840

400

2.400

14.576

262.889

Nvt

Tabel 6: inschatting jaarlijkse hoeveelheid afgifte afval

5.4 Beoordeling huidige capaciteit met verwachte behoefte

Elke havenbeheerder is verantwoordelijk voor een juiste inschatting van de benodigde capaciteit van havenontvangstvoorzieningen in zijn haven. Daarnaast is de havenbeheerder ook verantwoordelijk dat er voldoende capaciteit beschikbaar is. Op dit moment is de verwachting dat de huidige capaciteit voldoende is voor de toekomstige behoefte. In tabblad A tot en met D zijn de specifieke kenmerken van de verschillende havens weergegeven. Hier is de beoordeling van de capaciteit per haven onderbouwd.

5.5 Beleid aanwijzingen

Huidige aanwijzingen

Het Haven Afvalstoffen Plan treedt in werking zodra de herziening van de WVVS van kracht is. Op dat moment zijn er havenontvangstvoorzieningen die een aanwijzig hebben tot een bepaalde tijd. Deze aanwijzingen zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het Haven Afvalstoffen Plan gebaseerd op verouderde wetgeving. Ook zijn er in dit Haven Afvalstoffen Plan kwaliteitscriteria geformuleerd voor de havenontvangstvoorzieningen (zie bijlage 4). De huidige aanwijzingen komen daarom te vervallen en worden aangepast aan de nieuwe wetgeving en eisen. Alle betrokkenen zullen een nieuwe aanwijzing krijgen voor de resterende periode van de oorspronkelijke aanwijzing. Bijvoorbeeld, een inzamelaar heeft een aanwijzing tot en met mei 2006. Hij krijgt een herziene aanwijzing zodra het plan in werking treedt tot en met mei 2006. Na mei 2006 is de aanwijzing verlopen en moet verlenging worden aangevraagd bij de betreffende havenbeheerder. Over de gang van zaken en de daadwerkelijke wijzigingen zullen alle betrokkenen tijdig worden geïnformeerd.

Nieuwe aanwijzingen

Uitgangspunt bij het toelaten van afvalinzamelaars in de havens van het Noordzeekanaalgebied vormt het principe van vrije marktwerking. In het Haven Afvalstoffen Plan zijn kwaliteitscriteria voor deze inzamelaars opgenomen. Uitgangspunt is dat alle inzamelaars worden aangewezen die voldoen aan deze kwaliteitscriteria

.

Evaluatie kwaliteitscriteria

Bij iedere evaluatie van het Haven Afvalstoffen Plan kunnen de kwaliteitscriteria worden herzien. Alle havenontvangstvoorzieningen dienen aan deze nieuwe criteria te voldoen.

Alle betrokkenen zullen tijdig worden geïnformeerd over wijzigingen in deze criteria.

6. MELDING & REGISTRATIE

Bij de uitvoering van het Haven Afvalstoffen Plan worden drie typen meldingen onderscheiden: vooraanmelding, operationele meldingen en een afgiftemelding. Deze meldingen moeten worden geregistreerd en bewaard.

6.1 Meldingen

Door wijziging van de WVVS zijn schepen verplicht een vooraanmelding scheepsafval en (restanten van) schadelijke stoffen aan de beheerder van de aanloophaven te doen. Om het proces van aanmelding tot verwerking in goede banen te leiden, is een vooraanmelding niet voldoende. Ook zijn twee operationele meldingen en een melding van afgifte middels het afgifteformulier nodig. Procedure 2 geeft een overzicht van de meldingen die moeten worden gedaan.

afbeelding binnen de regeling

6.2 Procedure vooraanmelden

De kapitein, reder of agent van een schip, als bedoeld in art 1 2a WVVS, dat op weg is naar de haven, doet waarheidsgetrouw en nauwkeurig aangifte aan het CNB middels het meldings-formulier*. De volgende eisen zijn gesteld waarop de vooraanmelding moet worden verricht:

  • a)

    tenminste 24 uur vóór aankomst*, wanneer de aanloophaven bekend is, of

  • b)

    zodra de aanloophaven bekend is, indien deze informatie minder dan 24 uur voor aankomst beschikbaar is, of

  • c)

    uiterlijk bij vertrek uit de vorige haven, indien de duur van de reis minder dan 24 uur bedraagt.

De kapitein, reder of agent neemt zelf tijdig (24 uur v66r aankomst of zodra de aanloophaven bekend is, of uiterlijk bij vertrek uit de vorige haven, indien de duur van de reis minder dan 24 uur bedraagt) contact op met de inzamelaar*.

De verplichte aanmelding van scheepsafval en (restanten van) schadelijke stoffen is beschreven in artikel 1 2a van de WVVS. Artikel 1 2a luidt:

Artikel 12a - WVVS

  • 1.

    De kapitein van een schip dat op weg is naar een haven die is aangewezen krachtens artikel 6, eerste lid, verstrekt ten minste 24 uur voor aankomst de havenbeheerder waarheidsgetrouw de bij regeling van Onze Minister in het belang van de doelmatigheid van havenontvangstvoorzieningen en de doeltreffende planning van het afvalbeheer aan te wijzen gegevens. Bij die regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de wijze van verstrekking van de gegevens.

  • 2.

    Voor zover de bestemming niet ten minste 24 uur voor aankomst bekend is, verstrekt de kapitein van dat schip de in het eerste lid bedoelde gegevens, zodra de bestemming bekend is, doch uiterlijk bij vertrek uit de vorige haven, indien de duur van de reis minder dan 24 uur bedraagt.

  • 3.

    De kapitein bewaart de in het eerste lid bedoelde gegevens in ieder geval tot de volgende aanloophaven aan boord en geeft die desgevraagd ter inzage aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van de Europese Unie, waarin die volgende aanloophaven is gelegen.

  • 4.

    De kapitein van een schip dat vanuit een haven van een lidstaat van de Europese Unie, op weg is naar een haven die is aangewezen krachtens artikel 6, eerste lid, bewaart aan boord de gegevens die ter uitvoering van de richtlijn havenontvangstvoorzieningen, al dan niet door tussenkomst van de houder van een havenontvangstvoorziening zijn gemeld aan de daartoe aangewezen bevoegde autoriteit en geeft deze desgevraagd aan Onze Minister ter inzage. De kapitein bewaart deze gegevens in ieder geval tot de eerstvolgende buiten Nederland gelegen aanloophaven aan boord.

  • 5.

    De havenbeheerder bewaart de aan hem verstrekte gegevens. Artikel 6, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing. De havenbeheerder informeert de inspecteur-generaal onverwijld omtrent de gevallen waarin een kapitein van een schip na daartoe strekkend verzoek geen gegevens verstrekt.

  • 6.

    Het eerste, tweede, vierde en vijfde lid zijn ook van toepassing op buitenlandse schepen.

  • 7.

    Dit artikel is niet van toepassing op pleziervaartuigen waarmee niet meer dan 12 passagiers mogen worden vervoerd en vissersvaartuigen.

Procedure 3 geeft de procedure van vooraanmelden weer

afbeelding binnen de regeling

6.3 Procedure operationele meldingen

De inzamelaar dient de Administratieve Organisatie HAP door middel van een operationele melding op de hoogte te brengen bij aanvang en bij beëindiging van de inzameling van het scheepsafval en/of (restanten van) schadelijke stoffen bij het bewuste schip. Deze operationele meldingen worden door de Administratieve Organisatie HAP vastgelegd in een automatiseringssysteem.

6.4 Procedure afgiftemelding

De inzamelaar dient bij de afronding van de inzameling van scheepsafval en (restanten van) schadelijke stoffen het afgifteformulier* in te vullen. Het formulier wordt ondertekend door de kapitein en door de inzamelaar. Vervolgens stuurt de inzamelaar het formulier naar de Administratieve Organisatie HAP. Het afgifteformulier wordt door de Administratieve Organisatie HAP vastgelegd in een automatiseringssysteem. De Administratieve Organisatie HAP controleert de feitelijke afgifte met de vooraanmelding. Indien afwijkingen worden geconstateerd, wordt dit gemeld aan de Inspectie Verkeer en Waterstaat — Divisie Scheepvaart via periodieke rapportages. Procedure 4 geeft de procedure van de afgiftemelding schematisch weer.

afbeelding binnen de regeling

De vooraanmelding komt bij het CNB binnen. De operationele meldingen en de afgiftemeldingen komen bij de Administratieve Organisatie HAP binnen, In een automatiseringssysteem worden alle meldingen door de Administratieve Organisatie HAP ingevoerd. Dit systeem is voor de havenbeheerders van het Noordzeekanaalgebied toegankelijk om alle gegevens noodzakelijk voor het uitvoeren van hun taken als genoemd in dit Haven Afvalstoffen Plan inzichtelijk te hebben.

6.5 [paragraaf ontbreekt in document]

6.6 Verantwoordelijkheden ten aanzien van melding en registratie

Deze paragraaf beschrijft de verantwoordelijkheden van het schip, de inzamelaars en de Administratieve Organisatie HAP.

6.6.1 Verantwoordelijkheden schip

Het schip of de agent* doet de vooraanmelding en deze informatie wordt door het schip of de agent bewaard in ieder geval tot het schip de volgende haven aandoet na het Noordzeekanaalgebied. De gegevens van de werkelijke afgifte (middels een afgifteformulier) worden aan boord van het schip bewaard tenminste tot de volgende haven na het Noordzeekanaalgebied en wordt desgevraagd ter beschikking gesteld aan de daartoe bevoegde instantie*.

6.6.2 Verantwoordelijkheden inzamelaar

De inzamelaar doet een operationele melding aan de Administratieve Organisatie HAP bij de start en het einde van de inzameling. De inzamelaar meldt de door een schip werkelijke hoeveelheid afgegeven scheepsafval en (restanten van) schadelijke stoffen aan de Administratieve Organisatie HAP. De inzamelaar bewaart de gegevens tenminste vijf jaar.

6.6.3 Verantwoordelijkheden Administratieve Organisatie HAP

De Administratieve Organisatie HAP ontvangt via het CNB de vooraanmelding en ontvangt zelf de operationele meldingen en de afgiftemeldingen. De meldingen worden door de Administratieve Organisatie HAP geregistreerd in een automatiseringssysteem. De geregistreerde gegevens worden tenminste vijf jaar bewaard en kunnen aan bevoegden worden verstrekt.

De Administratieve Organisatie HAP maakt melding van de volgende afwijkingen aan de Inspectie Verkeer en Waterstaat — Divisie Scheepvaart:

  • indien bij de vooraanmelding niet wordt voldaan van volledigheid, juistheid en tijdigheid;

  • indien er wel een vooraanmelding heeft plaatsgevonden, maar geen operationele melding van de start inzameling is geweest.

Ook controleert de Administratieve Organisatie de feitelijke gegevens, die vermeld staan op het afgifteformulier met de opgegeven verwachte afgifte van de vooraanmelding. Middels rapportages wordt de Inspectie Verkeer en Waterstaat — Divisie Scheepvaart van deze gegevens op de hoogte gebracht. Ten slotte stuurt de Administratieve Organisatie HAP de afgifteformulieren naar de desbetreffende havenbeheerder.

7. AFGIFTE EN INNAME

Met de invoering van de wijziging van de WVVS zijn schepen verplicht hun scheepsafval of (restanten van) schadelijke stoffen af te geven. Dit hoofdstuk gaat in op de procedures die doorlopen worden en op de verantwoordelijkheden van de partijen.

7.1 Procedure afgifte en inname

De procedure die bij de afgifte en inname van scheepsafval en (restanten van) schadelijke stoffen wordt doorlopen is schematisch weergegeven in procedure 5.

afbeelding binnen de regeling

kapitein, reder of agent tijdig contact op met een inzamelaar*. De inzamelaar gaat inzamelen, geeft een operationele melding bij aanvang en beëindiging van de inname en vult het afgifteformulier in. Het formulier stuurt de inzamelaar op naar de Administratieve Organisatie HAP. De Administratieve Organisatie HAP zorgt voor de registratie van de feitelijke inname in het automatiseringssysteem (zie ook procedure 4).

Onnodig oponthoud

Procedure 5 laat zien dat tijdens de inname van de inzamelaar wordt verlangd dat hij scheepsafval en (restanten van) schadelijke stoffen inneemt zonder onnodig oponthoud en conform MARPOL 73/78*.

Onnodig oponthoud kan ontstaan als de tijd die nodig is voor afgifte van afvalstoffen langer is dan de normale verblijfstijd van het betreffende schip in de betreffende haven. Er kan nooit sprake zijn van onnodig oponthoud als de vertraging is veroorzaakt door het schip, de kapitein, de eigenaar of zijn vertegenwoordigers, veiligheidsmaatregelen of normale havenprocedures. Om te voorkomen dat onnodig oponthoud optreedt, moeten het schip, de overheid en de haven goed samenwerken. Deze samenwerking is in onderstaande tabel weergegeven.

Schip

Overheid

Haven

De kapitein of zijn vertegenwoordiger moet tijdig (24 uur) melden. Deze melding moet in ieder geval omvatten: ETA en verwachte tijd van afgifte. Over dit laatste moet overeenstemming bestaan met de HOl.

Verzekeren dat dat formaliteiten (douane, gezondheid en milieu) een vlot verloop niet belemmeren.

Kosten moeten geen belemmering vormen voor het gebruik van de HOl.

Moet in staat zijn scheepsafval en (restanten van) schadelijke stoffen te ontvangen die doorgaans in die haven omgaan. De ontvangstcapaciteit moet tijdig worden geleverd. De regelingen die moeten worden getroffen om onnodig oponthoud te voorkomen zoals melding vooraf, aansluitmogelijkheden (leidingen etc. worden afgesproken tussen het schip en de HOLI.

Tabel 7: Samenwerking ter voorkoming van onnodig oponthoud

De tijd die nodig is voor afgifte van afvalstoffen speelt geen formele rol bij onnodig oponthoud. Hoofdstuk 12 beschrijft hoe klachten kunnen worden gemeld.

Vrijstelling, ontheffing en afzien van afgifte

Procedure 5 laat tevens zien dat een schip onder bepaalde omstandigheden niet aan haar verplichting om afval af te geven hoeft te voldoen. Dat is het geval als het schip onder een vrijstellingscategorie valt of een ontheffing van de minister van Verkeer en Waterstaat heeft (zie hoofdstuk 11).

Een kapitein kan van afgifte afzien, of slechts een deel van het scheepsafval afgeven, voor zover bij of krachtens de WVVS geregeld. De inspectie Verkeer en Waterstaat — Divisie Scheepvaart ziet erop toe dat deze regels worden nageleefd conform de WVVS (zie hiervoor het handhavingsbeleid van de Inspectie V&W -DS).

Bovengenoemde is weergegeven in artikel 1 2 b,c en d van de WVVS:

Artikel 12 b,c en d - WVVS

Artikel 12b

  • 1.

    De kapitein van een schip dat een haven aandoet die is aangewezen krachtens artikel 6, eerste lid, geeft voor vertrek van het schip al het scheepsafval af bij een havenontvangstvoorziening.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de kapitein van afgifte afzien, indien mede uit de op grond van artikel 1 2a, eerste of tweede lid, gemelde gegevens blijkt dat:

    • a.

      in de volgende aanloophaven een voldoende havenontvangstvoorziening geschikt voor het in ontvangst nemen van al het scheepsafval beschikbaar zijn, en,

    • b.

      er aan boord van het schip voldoende afzonderlijke opslagcapaciteit beschikbaar is voor al het scheepsafval dat reeds aan boord is en nog tijdens de voorgenomen reis van het schip naar deze haven zal ontstaan.

  • 3.

    Dit artikel is ook van toepassing op buitenlandse schepen.

Artikel 12c

  • 1.

    De kapitein van een schip dat een haven aandoet die is aangewezen krachtens artikel 6, eerste lid, geeft de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen schadelijke stoffen dan wel restanten van schadelijke stoffen af bij een havenontvangstvoorziening.

  • 2.

    Dit artikel is ook van toepassing op buitenlandse schepen.

Artikel 12d

  • 1.

    De kapitein van een schip dat een haven aandoet waar overwegend gelegenheid wordt geboden voor het aanleggen, afmeren of afgemeerd houden van zeegaande pleziervaartuigen en die niet is aangewezen krachtens artikel 6, eerste lid, geeft voor vertrek van het schip al het scheepsafval af bij de daartoe bestemde voorziening.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de kapitein van afgifte afzien, indien aan boord van het schip voldoende afzonderlijke opslagcapaciteit beschikbaar is voor al het scheepsafval dat reeds aan boord is en nog tijdens de voorgenomen reis van het schip zal ontstaan.

  • 3.

    Dit artikel is ook van toepassing op buitenlandse schepen.

7.2 Procedure afgifte Annex II restanten van schadelijke stoffen

De inzameling van restanten van schadelijke stoffen (ladingresiduen) uit Annex II vindt plaats conform de daarvoor gestelde eisen in het Verdrag. Voor procedures, taken en verantwoordelijkheden wordt verwezen naar MARPOL 73/78.

Bij de specifieke kenmerken van de havens bij dit Haven Afvalstoffen Plan (zie tabblad A t/m D) wordt voor restanten van schadelijke stoffen aangegeven bij welke haven ontvangstvoorzieningen of bedrijven in het havengebied inname mogelijk is.

7.3 Verantwoordelijkheden ten aanzien van afgifte en inname

Deze paragraaf beschrijft de verantwoordelijkheden van het schip, inzamelaars, de havenbeheerder en de Administratieve Organisatie HAP.

7.3.1 Verantwoordelijkheden schip

De kapitein van een schip dat de haven aandoet geeft alvorens het schip weer uit de haven vertrekt het scheepsafval of (restanten van) schadelijke stoffen af bij de daarvoor in aanmerking komende havenontvangstvoorziening(en). De gezagvoerder of zijn agent neemt zelf contact op met een inzamelaar. De inzamelaar moet tijdig op de hoogte zijn van de hoeveelheden en soort van het afval om zo effectief en efficiënt mogelijk het afval in ontvangst te kunnen nemen. Een kapitein kan van afgifte afzien, of slechts een deel van het scheepsafval of (restanten van) schadelijke stoffen afgeven, voor zover bij of krachtens de WVVS geregeld.

Standaardaansluitingen voor afgifte van oliehoudende restanten

Tevens is de kapitein verantwoordelijk voor de aanwezigheid aan boord van het schip van de voorgeschreven standaardaansluitingen voor de afgifte van oliehoudende restanten afkomstig uit de ruimten voor de machines. De standaardaansluitingen dienen te voldoen aan het bepaalde in artikel 19 van het Besluit voorkoming olieverontreiniging door zeeschepen. Dit artikel luidt:

Artikel 19. - Besluit voorkoming olieverontreiniging door zeeschepen

Standaardaansluiting voor afgifte van oliehoudende restanten

Teneinde de leidingen van ontvangstvoorzieningen te kunnen aansluiten op de scheepspijpleiding bestemd voor de afgifte van restanten afkomstig van de ruimten voor machines, dienen beide leidingen te zijn uitgerust met een standaardaansluiting voor afgifte, overeenkomstig de volgende tabel:

Omschrijving

Afmeting

Uitwendige flensdiameter

215 mm

Inwendige flensdiameter

overeenkomstig de uitwendige diameter van de pijp

Diameter van de

steek-cirkel van de bouten

183 mm

Boutgaten

6 gaten van 22 mm diameter, aangebracht op onderling gelijke afstanden op de bovenstaande steekcirkel van de bouten, met sleuven radiaal doorgetrokken tot de omtrek

Flensdikte

20 mm

Bouten en moeren

6, elk met een diameter van 20 mm en van voldoende lengte

Tabel 8: Standaardafmetingen van flenzen voor aansluitingen voor afgifte

De flens is zo ontworpen dat er pijpleidingen op kunnen worden aangesloten met een inwendige diameter van ten hoogste 1 25 mm. Deze flens dient van staal of ander gelijkwaardig materiaal te zijn met een vlakke voorzijde. Deze flens dient, tezamen met een pakking van oliebestendig materiaal, geschikt te zijn voor een werkdruk van 6kg/cm2.

Afgifte van annex II

De kapitein draagt er zorg voor dat restanten van in bulk vervoerde schadelijke vloeistoffen in de haven worden afgegeven bij een havenontvangstvoorziening overeenkomstig de voorschriften van het Besluit voorkoming verontreiniging door met schepen in bulk vervoerde schadelijke vloeistoffen. Deze moeten ook worden afgegeven wanneer de efficiënt stripping operatie niet volgens het P&A manual* van het schip is uitgevoerd. De kapitein draagt er zorg voor dat ook overige restanten van schadelijke stoffen worden afgegeven.

7.3.2 Verantwoordelijkheden inzamelaar

De inzamelaar is verantwoordelijk voor een snelle en verantwoorde wijze van verwijdering van boord van het scheepsafval en/of (restanten van) schadelijke stoffen.

De inzamelaar meldt het moment van starten en beëindigen van de inzameling aan de Administratieve Organisatie HAP (operationele melding). De inzamelaar is tevens verantwoordelijk voor het direct verwijderen van mobiele ontvangstvoorziening (bijvoorbeeld vuilcontainer) na vertrek van het schip. Tot slot meldt de inzamelaar de feitelijke inname aan de Administratieve Organisatie HAP.

7.3.3 Verantwoordelijkheden havenbeheerder

De Organisatie van de inname van scheepsafval en (restanten van) schadelijke stoffen in de haven is zodanig opgezet, dat het afgeven van afval aan daartoe bestemde havenontvangst-voorziening(en), de activiteiten van het schip niet onnodig ophoudt (artikel ,6.1 WVVS).

De havenbeheerders in het Noordzeekanaalgebied zijn verantwoordelijk voor de aanwezigheid van voldoende capaciteit aan havenontvangstvoorzieningen voor schepen die de haven normaliter aandoen. De havenbeheerder wijst ter uitvoering van deze taak bedrijven aan die zorgen voor de inname van scheepsafval en/of (restanten van) schadelijke stoffen. Deze bedrijven hebben een ontvangstplicht. In de aanwijzing is een voorschrift opgenomen waaruit deze ontvangstplicht bestaat en onder welke omstandigheden de ontvangstplicht voor een bepaald bedrijf niet van toepassing is. Daarbij zijn ook milieu- en veiligheidsaspecten meegewogen. De aanwijzingen worden in Amsterdam en Zaanstad namens burgemeester en wethouders afgegeven door de havenmeester. De colleges van Beverwijk en Velsen hebben deze bevoegdheid gedelegeerd aan de Milieudienst lJmond.

Daarnaast heeft de havenbeheerder een faciliterende rol in de haven. Te denken valt aan uitbreidingsmogelijkheden voor de bedrijven.

7.3.4 Verantwoordelijkheden Administratieve Organisatie HAP

De Administratieve Organisatie HAP ontvangt via het CNB de vooraanmelding en ontvangt zelf de operationele meldingen en de afgiftemeldingen. De meldingen worden door de Administratieve Organisatie HAP geregistreerd in een automatiseringssysteem.

De Administratieve Organisatie HAP maakt melding van de volgende afwijkingen aan de Inspectie Verkeer en Waterstaat — Divisie Scheepvaart:

  • indien niet bij de vooraanmelding niet wordt voldaan van volledigheid, juistheid en tijd igheid;

  • indien er wel een vooraanmelding heeft plaatsgevonden, maar geen operationele melding van de start inzameling is geweest;

  • indien de kapitein aangeeft te willen afzien van afgifte.

Ook controleert de Administratieve Organisatie HAP de feitelijke gegevens, die vermeld staan op het afgifteformulier met de opgegeven verwachte afgifte van de vooraanmelding. Middels rapportages wordt de Inspectie Verkeer en Waterstaat — Divisie Scheepvaart van deze gegevens op de hoogte gebracht. Ten slotte stuurt de Administratieve Organisatie HAP de afgifteformulieren naar de desbetreffende havenbeheerder.

8. VERWERKING

Het laatste proces in de afvalstroom is de verwerking van het scheepsafval en/of (restanten van) schadelijke stoffen. Dit hoofdstuk gaat in op de procedures die doorlopen worden en op de verantwoordelijkheden van de partijen.

8.1 Procedure verwerking scheepsafval en (restanten van) schadelijke stoffen

In het Noordzeekanaalgebied hebben een aantal bedrijven de beschikking over voorbehandelinginstallaties. Voor annex 1 zijn dat bijvoorbeeld Reym en Amsterdam Port Services en voor annex V Is dat bijvoorbeeld lcova BV. Aan voorbehandelinginstallaties zijn regels gesteld bij of krachtens de Wet Milieubeheer.

Afgegeven scheepsafval wordt beschouwd als in het vrije verkeer te zijn gebracht in de zin van artikel 79 van Verordening 2913/92/EEG tot vaststelling van het communautair douanewetboek.

De verantwoordelijkheid voor toezicht op een gedegen overdracht van inzamelaar aan verwerker berust niet bij de havenbeheerder en valt buiten de toepassing van dit plan. Verwezen wordt naar desbetreffende vergunningen van de verwerkers en de betreffende artikelen in het Landelijk Afval Plan van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu.

8.2 Verantwoordelijkheden inzamelaar

De inzamelaar van scheepsafval biedt de ingezamelde afvalstoffen aan bij een verwerker van scheepsafval en (restanten van) schadelijke stoffen, die over de daartoe vereiste vergunningen beschikt. De inzamelaar is ook verantwoordelijk voor het verkrijgen en tijdig aanleveren van een verklaring van verwerking aan de Administratieve Organisatie HAP. Eveneens dient de inzamelaar een accountantsverklaring van inzameling en verwerking aan te leveren (verificatie). De inzamelaar ontvangt de kosten voor de verwerking pas terug nadat een verklaring van verwerking is overlegd (artikel 6a lid 5 WVVS).

Artikel 6a lid 5

  • 5.

    De havenbeheerder betaalt de kosten met betrekking tot de verwerking van het scheepsafval niet eerder dan na ontvangst van een verklaring van verwerking. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot deze verificatie.

8.3 Verantwoordelijkheden verwerker

De verwerking van scheepsafval en (restanten van) schadelijke stoffen, inclusief het scheiden en gescheiden houden, geschiedt in overeenstemming met de regels zoals neergelegd:

  • Richtlijn 75/442/EEG betreffende afvalstoffen en andere relevante communautaire afvalstoffenwetgeving;

  • Richtlijn 75/439/EEG inzake de verwijdering van afgewerkte olie en Richtlijn 91/689/EEG betreffende gevaarlijke afvalstoffen;

  • Meerjarenplan Gevaarlijke Afvalstoffen 111 997-2007, juni 1 997.

9 FINANCIËLE AFHANDELING

De uitvoering van het Haven Afvalstoffen leidt ook tot een financiële stroom. Schepen betalen een bepaald tarief naar inhoudsgrootte bij het aanlopen van het Noordzeekanaalgebied. Aan elk tarief is een afgifterecht verbonden. In dit hoofdstuk worden ook de verantwoordelijkheden van de verschillende betrokken partijen beschreven.

9.1 Algemeen

In de WVVS wordt in artikel 6a wat betreft de financiering van de in ontvangst name en verwerking van afvalstoffen het volgende voorgeschreven:

Artikel 6a - WVVS

  • 1.

    De havenbeheerder heft van de exploitant van een schip dat zijn haven aandoet, bij iedee aanloop van dat schip een bijdrage in de kosten van het in die haven in ontvangst nemen, opslaan en verwerken van scheepsafval.

  • 2.

    De hoogte van de bijdrage wordt door de havenbeheerder vastgesteld. Hij doet dit zodanig dat de som van de jaarlijks geheven bijdragen tenminste gelijk is aan het bij regeling van Onze Minister te bepalen percentage van de totale jaarlijkse kosten van het in ontvangst nemen, opslaan en verwerken van spheepsafval in de desbetreffende haven. De havenbeheerder maakt de bijdragen alsmede de grbndslagen ervan bekend in het havenafvalpian. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de hoogte van de bijdrage van schepen die door hun milieuzorgsysteem, het ontwerp, de uitrusting of de exploitatie aantoonbaar minder scheepsafval produceren.

  • 3.

    Het voldoen van de bijdrage geeft de kapitein van het schip het niet overdraagbare recht gedurende het verblijf van het schip in de desbetreffende haven scheepsafval af te geven bij een houder van een havenontvangstvoorziening zonder daarvoor een afzonderlijke vergoeding verschuldigd te zijn. De havenbeheerder kan de hoeveelheid, de eigenschappen en de wijze van afgifte van het desbetreffende scheepsafval bepalen, indien het krachtens het tweede lid bepaalde percentage minder bedraagt dan 100%.

  • 4.

    De havenbeheerder gaat met de desbetreffende houder van een havenontvangstvoorziening een overeenkomst aan met betrekking tot het overeenkomstig het derde lid af te geven scheepsafval.

  • 5.

    De havenbeheerder betaalt de kosten met betrekking tot de verwerking van het scheepsafval niet eerder dan na ontvangst van een verklaring van verwerking. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot deze verificatie.

  • 6.

    De exploitant van een schip vergoedt aan de houder van de havenontvangstvoorziening de kosten van de ontvangst, de opslag en de verwerking van de door de kapitein van dat schip bij die houder afgegeven scheepsafval, schadelijke stoffen dan wel restanten van schadelijke stoffen, voor zover het niet het krachtens het derde lid afgegeven scheepsafval betreft.

  • 7.

    In afwijking van het eerste lid kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur ten aanzien van pleziervaartuigen, waarmee niet meer dan 1 2 passagiers mogen worden vervoerd, of vissersvaartuigen regels worden gesteld, waarbij de exploitant van een schip aan de beheerder of beheerders van één of meer van de in artikel 6, eerste lid, bedoelde havens een periodieke vergoeding is verschuldigd, ongeacht het aantal malen dat het schip één of meer van die havens aandoet.

  • 8.

    Dit artikel is ook van toepassing op buitenlandse schepen.

Het in lid 2 genoemde percentage indirecte financiering zal door middel van een Ministeriële Regeling worden vastgesteld. Er wordt er naar gestreefd om te komen tot een systeem van 100% indirecte financiering. Er zal echter worden begonnen met een systeem van 30% indirecte financiering. Jaarlijks zal de werking van dit systeem worden geëvalueerd en kan het percentage indirecte financiering* met een Ministeriële Regeling worden bijgesteld.

De bovengenoemde wijze van indirecte financiering geldt voor al het scheepsafval. (Restanten van) schadelijke stoffen worden direct gefinancierd.

Conform lid 3 van artikel 6a van de WVVS verkrijgt het schip een bepaald afgifterecht. De afgifte van al het afval dat buiten dit afgifterecht valt wordt direct gefinancierd (lid 6 van artikel 6a van de WWVS).

9.2 Verantwoordelijkheden schip

De exploitant van een schip dat de haven aandoet is als bijdrage in de kosten van voorzieningen voor het in ontvangst nemen, opslaan en verwerken van scheepsafval een heffing verschuldigd. De kosten voor afgifte van afvalstoffen buiten zijn afgifterecht dienen direct betaald te worden aan de inzamelaar.

9.3 Verantwoordelijkheden havenbeheerder

De havenbeheerders bepalen gezamenlijk de hoogte van de bijdrage voor het in ontvangst nemen, opslaan en verwerken van scheepsafval. De Administratieve Organisatie HAP heft deze bijdrage namens de havenbeheerders. De Administratieve Organisatie HAP voert namens de havenbeheerders ook de betalingen uit aan de gerechtigden.

9.4 Tarieven

De onderstaande tabel bevat de tarieven die in rekening worden gebracht bij de schepen met verschillende GT-maten. De tarieven zijn gebaseerd op de historische gegevens en de geschatte afgifte. De tarieven betreffen 30% van de kosten om het potentiële scheepsafval te kunnen inzamelen en verwerken.

GT maat

Heffing (Euro)

Afgifterecht (Euro)

Toeslag administratie kosten

Tarief exclusief administratie kosten

Totaal heffing

per call

Annex I

Annex V

0 - 3.000

20

40

60

450

250

3.000 - 10.000

20

140

160

600

400

10.000 - 30.000

20

280

300

750

550

30.000 - 50.000

20

470

490

950

750

> 50.000

20

550

570

1100

900

Tabel 9: Tarieven 2006 voor schepen met verschillende GT-maten

De tarieven en afgifte rechten kunnen jaarlijks worden aangepast, met dien verstande dat in geval het aantal daadwerkelijke aanlopen en/of de daadwerkelijke hoeveelheid afgegeven afval sterk afwijkt van de geschatte hoeveelheid er een tussentijdse aanpassing van de tarieven kan plaatsvinden. De meest actuele tarieven en afgifterechten zijn op te vragen bij de Administratieve Organisatie HAP.

9.5 Afgifterecht

X” gemarkeerde afvalstoffen. Deze afvalstoffen vallen dan ook buiten het indirecte financieringssysteem (directe financiering). Voor de tarieven vermeld in paragraaf 9.4 kan een schip beschikken over het genoemde afgifterecht. In de onderstaande tabel 10 is weergegeven op welke typen scheepsafval het afgifterecht van toepassing is, en op welke typen niet. Het afgifterecht is niet van toepassing op de met “

De bijdrage vanuit het indirecte financieringssysteem is gelimiteerd. Voor een aantal stoffen is deze limiet gesteld in een bepaald afgifterecht in Euro’s. Voor andere stoffen is er een limiet gesteld in kubieke meters. Bij iedere evaluatie van het Haven Afvalstoffen Plan kunnen de bovengenoemde waarden worden herzien of bijgesteld.

I

Slops

X

Machinekamer

maximaal 450 - 1.100 Euro

II

Slops

X

Overig

IV

Sewage

0 m3

V

Huisvuil

maximaal 250 - 900 Euro

KGA

Voedselrestanten

Plastic

Overige vaste afvalstoffen inclusief ladinggebonden afval

Droge ladingrestanten

X

tabel 10: Toepassing van het afgifterecht

X=directe financiering

Buiten het afgifterecht voor kleine schepen vallen:

- extra kosten door vermenging van kga met huisvuil extra kosten

*- extra kosten als gevolg van onvolkomenheden veroorzaakt door het schip - doorvervuiling van annex I machinekamer

9.6 Procedure financiële afhandeling

De financiële afhandeling van de afvalafgifte wordt verricht door de Administratieve Organisatie HAP. Het Gemeentelijk Havenbedrijf Amsterdam (GHA) geeft namens de vier gemeenten invulling aan deze Administratieve Organisatie HAP. In procedures 6 en 7 worden de stappen schematisch weergegeven die worden doorlopen bij de financiële afhandeling. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen schip/agent, Administratieve Organisatie HAP en Havenontvangstinstallatie (HOI).

Artikel 6a lid 5 van de WVVS schrijft voor dat de betaling pas kan worden verricht als de verklaring van verwerking bij de Administratieve Organisatie HAP ontvangen is. Omdat er vaak veel tijd zit tussen inname en eindverwerking, wordt er door de Administratieve Organisatie HAP na het ontvangen van de afgifteformulieren en de nota een voorlopige betaling verricht aan de inzamelaar of agent/schip. Periodiek worden er door de havenontvangstinstallaties verklaringen van verwerking en accountantsverklaring(en) toegezonden aan de Administratieve Organisatie HAP. Na controle van deze gegevens, wordt overgegaan tot een definitieve afrekening. Indien de gegevens niet kloppen dient de havenontvangstinstallatie een bedrag terug te betalen.

Procedure 6. Overzicht betaling bij kleine schepen (=2.000 GT)

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

10. KWALITEITSBORGING HAP

Twee belangrijke factoren in de borging van de kwaliteit van het Haven Afvalstoffen Plan zijn de procedure voor de distributie van het HAP en de evaluatie van het Haven Afvalstoffen Plan.

10.1 Distributie

De voorzitter van de Stuurgroep HAP voert een register waarin wordt bijgehouden aan welke personen / functies een exemplaar van het Haven Afvalstoffen Plan is verstrekt. Na wijzigingen is de voorzitter van de Stuurgroep HAP verantwoordelijk dat er een aangepaste versie van het Haven Afvalstoffen Plan wordt verstuurd aan geregistreerde bezitters. Gebruikers krijgen een samenvatting van het Haven Afvalstoffen Plan Noordzeekanaalgebied toegestuurd. De voorzitter van de Stuurgroep HAP zorgt voor het register en verstrekking van de samenvatting.

Instantie

Functie

Haven van Amsterdam

Hoofd Gevaarlijke Stoffen en Milieu — GHA

Haven van Zaanstad

Havenmeester

Haven van Beverwijk

Havenmeester

Haven van IJmuiden / Velsen

Adviseur Milieubeleid Milieudienst lJmond

CORUS Staal B.V.

KAM Manager Logistiek en Transport

Zeehaven IJmuiden N.V.

Havenmeester — Port Manager Operations

Rijkswaterstaat

Hoofd Gemaal IJmuiden Dienstkring Noordzeekanaal

Gemeente Amsterdam

College van Burgemeester & Wethouders

Gemeente Zaanstad

College van Burgemeester & Wethouders

Gemeente Beverwijk

College van Burgemeester & Wethouders

Gemeente Velsen

College van Burgemeester & Wethouders

Centraal Nautisch Beheer

Directeur Centraal Nautisch Beheer

Tabel 1 2. Beheerders van het HAP Noordzeekanaalgebied

Indien een beheerder wordt vervangen, wordt dit zo snel mogelijk gewijzigd in bovenstaande tabel om continuïteit en actualiteit van elk plan apart te waarborgen.

10.2 Evaluatie

Tenminste één maal per drie jaar vindt er een evaluatie yan het Haven Afvalstoffen Plan plaats om na te gaan of het plan nog aan de behoeften voldoet. Het plan dient te worden aangepast indien er relevante wijzigingen in de operationele situatie, tarieven of afgifterechten, of in de wetgeving optreden. Input hiervoor volgt ondermeer uit audits, rapportages, meldingen van klachten en tekortkomingen. Daarnaast is het HAP-overleg een belangrijke bron van input. De voorzitter van Stuurgroep HAP is er voor verantwoordelijk dat de wijzigingen zoals voorgesteld door de Stuurgroep spoedig centraal worden doorgevoerd. Jaarlijks kunnen kleine wijzigingen worden doorgevoerd, welke moeten worden vastgesteld door het College van Burgemeester Wethouders. Eén keer per drie jaar wordt het Haven Afvalstoffen Plan ter goedkeuring aan het Ministerie van Verkeer & Waterstaat aangeboden (zie ook procedure 1).

10.2.1 HAP - overleg

Minstens één keer per drie jaar vindt er een gestructureerd overleg plaats waarin mogelijke knelpunten bij de uitvoering van dit Haven Afvalstoffen Plan worden besproken in een groter verband. Dit overleg wordt georganiseerd door de voorzitter van de Stuurgroep HAP. Bij dit overleg worden havenbeheerders, vergunningverleners, handhavers, ontdoeners, terminals, ontvangers en verwerkers van scheepsafval uitgenodigd. De procedure staat hieronder beschreven in procedure 8.

afbeelding binnen de regeling

Procedure 8. HAP-Overleg

10.2.2 Audits

Als onderdeel van de kwalititsborging kunnen interne audits worden uitgevoerd. In samenspraak met de stuurgroep worden deze audits door een nader te specificeren persoon (functie) uitgevoerd. Gedurende deze audit, zal gelet worden op de interne en externe organisatie, procedures en communicatie in relatie tot dit Haven Afvalstoffen Plan. Gerapporteerd wordt, wat in de praktijk wel en wat niet goed loopt of verbeterd zou kunnen worden.

11. VRIJSTELLING, ONTHEFFING EN AFZIEN VAN AFGIFTE

Een schip hoeft in bepaalde omstandigheden niet aan haar verplichting om afval af te geven te voldoen. Dit is het geval als het schip onder een vrijstellingscategore valt, een ontheffing van de Minister van Verkeer & Waterstaat heeft of afziet van afgifte. In dit hoofdstuk worden deze begrippen behandeld.

Het is voor de duidelijkheid belangrijk om te weten dat de begrippen ontheffing en vrijstelling binnen de Richtlijn en de WVVS op een andere manier worden gebruikt. Het voorliggende Haven Afvalstoffen Plan is gebaseerd op de definities uit de WVVS.

11.1 Vrijstelling

Uit artikel 4 van de WVVS volgt, dat de Minister van Verkeer & Waterstaat vrijstelling van regels en voorschriften met betrekking tot de afgifte van scheepsafval en (restanten van) schadelijke stoffen, kan verlenen aan categorieën schepen.

Artikel 4 - WVVS

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën van schepen geheel of gedeeltelijk van de toepassing van een of meer krachtens deze wet gegeven regels en voorschriften worden uitgezonderd.

Bij de implementatie van de richtlijn worden nog geen vrijstellingen verleend aan groepen van schepen. Op het moment dat het Scheepsafvalstoffenbesluit in Nederland van kracht wordt, worden schepen vrijgesteld die onder dit besluit vallen.

11.2 Ontheffing

Een ontheffing kan in een Nederlandse haven door de Inspectie Verkeer & Waterstaat — Divisie Scheepvaart worden verleend (artikel 35a WVVS) voor meldplicht (artikel 1 2a WVVS), afgifteplicht (artikel 1 2b WVVS) of verplichte bijdrage (artikel 6a WVVS) voor de afgifte van scheepsafval. Hiervoor dient het schip een Application Form te gebruiken. Dit geldt ook voor buitenlandse schepen. Een ontheffing wordt verleend als aan de voorwaarden uit de Beleidsregel voor de uitvoering van artikel 35a van de WVVS is voldaan en na een advies van de desbetreffende havenbeheerder.

In de WVVS handelt artikel 35a over de ontheffing:

Artikel 35a - WVVS

  • 1.

    Onze Minister kan op verzoek van de exploitant geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 6a, 1 2a of 1 2b, indien:

    • a.

      het een schip betreft dat volgens een dienstregeling veelvuldig en regelmatig bepaalde havens aandoet;

    • b.

      genoegzaam is aangetoond dat er een regeling is getroffen voor de afgifte van scheepsafval in een volgens die dienstregeling aan te lopen haven, en

    • c.

      voor die afgifte voldoende bijdragen zijn verschuldigd.

  • 2.

    Een ontheffing als bedoeld in het eerste lid kan onder beperkingen worden verleend. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 3.

    Een gedraging in strijd met de in het tweede lid bedoelde beperkingen en voorschriften is verboden.

  • 4.

    De kosten die samenhangen met de behandeling van de aanvraag en de verlening van de ontheffing alsmede met de afgifte van duplicaten en gewaarmerkte afschriften van de ontheffing worden ten laste gebracht van de aanvrager van de ontheffing.

  • 5.

    De tarieven ter vergoeding van de kosten worden bij regeling van Onze Minister vastgesteld.

  • 6.

    Dit artikel is ook van toepassing op buitenlandse schepen.

De havenbeheerders en het CNB (welke vervangen worden door de Administratieve Organisatie HAP) ontvangen een melding van de ontheffing van Inspectie Verkeer en Waterstaat - Divisie Scheepvaart. Op het moment van vaststelling van het plan gold de beleidsregel voor de uitvoering van artikel 35 a van de Wet Voorkoming Verontreiniging door Schepen (zie bijlage 8). Voor actuele regels wordt verwezen naar de Inspectie Verkeer en Waterstaat — Divisie Scheepvaart.

11.3 Afzien van afgifte

Het is voor een kapitein onder voorwaarden mogelijk om af te zien van afgifte van zijn scheepsafvalstoffen. Uit zijn gemelde gegevens dient te blijken dat hij zijn afval in een volgende haven af kan geven en dat hij voldoende opslagcapaciteit aan boord heeft. In artikel 12b lid 2 van de WWVS wordt deze mogelijkheid beschreven. Bijlage 9 bevat de beleidsregels van Inspectie Verkeer en Waterstaat — Dienst Scheepvaart om dit te beoordelen. Deze beleidsregels waren van toepassing op het moment van vaststelling van het plan. Voor actuele regels wordt verwezen naar de Inspectie Verkeer en Waterstaat — Divisie Scheepvaart.

Artikel 1 2b - WVVS

  • 4.

    De kapitein van een schip dat een haven aandoet die is aangewezen krachtens artikel 6, eerste lid, geeft voor vertrek van het schip al het scheepsafval af bij een havenontvangstvoorziening.

  • 5.

    In afwijking van het eerste lid kan de kapitein van afgifte afzien, indien mede uit de op grond van artikel 1 2a, eerste of tweede lid, gemelde gegevens blijkt dat:

    • a.

      in de volgende aanloophaven een voldoende havenontvangstvoorziening geschikt voor het in ontvangst nemen van al het scheepsafval beschikbaar zijn, en,

    • b.

      er aan boord van het schip voldoende afzonderlijke opslagcapaciteit beschikbaar is voor al het scheepsafval dat reeds aan boord is en nog tijdens de voorgenomen reis van het schip naar deze haven zal ontstaan.

  • 6.

    Dit artikel is ook van toepassing op buitenlandse schepen.

12 KLACHTEN EN TEKORTKOMINGEN

Klachten en tekortkomingen kunnen het gevolg zijn van ontoereikende havenontvangstvoorzieningen. Klachten kunnen van incidentele of structurele aard zijn. Dit hoofdstuk beschrijft de afhandeling van klachten en tekortkomingen.

12.1 Melden klachten en tekortkomingen

Klachten over en tekortkomingen van de havenontvangstvoorzieningen kunnen met een meldingsformulier (zie bijlage 7) worden gemeld aan de Administratieve Organisatie HAP. De Administratieve Organisatie HAP zorgt ervoor dat de betreffende havenbeheerder de klacht ontvangt. Vervolgens neemt de havenbeheerder de klacht in behandeling.

Artikel 6b van de WVVS geeft de mogelijkheid aan voor klachten over de havenontvangstinstallaties:

Artikel 6b - WVVS

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de ontvangst en de behandeling van klachten over vermeende ontoereikendheid van havenontvangstvoorzieningen. Bij of krachtens deze maatregel kunnen taken aan de havenbeheerder en aan de inspecteur-generaal worden opgedragen.

De uitwerking hiervan is te vinden in het Besluit Havenontvangsvoorziening onder artikel 8.

§ 5. Melding tekortkomingen en klachtenprocedure

Artikel 8

  • 1.

    Indien naar het oordeel van de kapitein havenontvangstvoorzieningen ontoereikend zijn, kan hij of zijn vertegenwoordiger dit aan desbetreffende havenbeheerder melden.

  • 2.

    De havenbeheerder registreert de melding, voorziet deze van de datum van ontvangst en zendt een afschrift van de melding aan de inspecteur-generaal.

  • 3.

    De beheerder stelt de kapitein of zijn vertegenwoordiger schriftelijk en gemotiveerd in kennis van de bevindingen van het onderzoek naar de melding alsmede van de eventuele conclusies die hij daaraan verbindt.

  • 4.

    De beheerder doet de inspecteur-generaal een afschrift toekomen van het geschrift, bedoeld in het derde lid.

  • 5.

    Bij ministeriële regeling kan een formulier worden vastgesteld waarmee de melding, bedoeld in het eerste lid, wordt gedaan.

  • 6.

    Meldingen over de vermeende ontoereikendheid van in Nederland aanwezige havenontvangstvoorzieningen die vanwege het secretarat van de Internationale Maritieme Organisatie aan Nederland worden doorgeleid worderi in ontvangst genomen door de inspecteur-generaal. De inspecteur-generaal voorziet de melding van de datum van ontvangst en zendt een afschrift van de melding aan de havenbeheerder. De havenbeheerder zendt de inspecteur-generaal een schriftelijke en gemotiveerde reactie op deze melding. De inspecteur- generaal draagt zorg voor de verzending van een afschrift van deze reactie aan het secretariaat van de Internationale Maritieme Organisatie.

  • 7.

    De inspecteur-generaal is belast met het verzenden van de afschriften, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder f, van de richtlijn.

12.2 Procedure afhandeling klachten en tekortkomingen

Op de klachtenprocedure uit dit hoofdstuk is het Nederlandse recht van toepassing. De procedure is schematisch weergegeven in procedure 9.

Afhandeling

De Havenbeheerder onderzoekt de klacht en/of tekortkoming. In samenspraak met alle betrokken partijen wordt naar een aanvaardbare oplossing gezocht. Indien er meerdere vergelijkbare klachten binnenkomen, zoekt de havenbeheerder samen met de Stuurgroep HAP naar structurele oplossingen. Klachten die spoed vereisen (in verband met belemmering van de normale doorvaart van een schip) worden direct door de havenbeheerder behandeld en achteraf in de Stuurgroep HAP besproken.

Procedure 9. Klachten en tekortkomingen

Afsluiting

De melding, het onderzoek en de afhandeling van alle klachten en tekortkomingen worden door de Administratieve Organisatie HAP verzameld en opgestuurd naar de Inspectie Verkeer en Waterstaat. De Inspectie Verkeer en Waterstaat - Divisie Scheepvaart biedt het pakket aan klachten en tekortkomingen aan, aan de Internationale Maritieme Organisatie (lMO) en de Commissie. Dit volgt uit artikel 12f van de Richtlijn als onderdeel van het in artikel 1 7 genoemde rapport over de stand van uitvoering de Richtlijn. Artikel 1 2f luidt:

Artikel 12 - Richtlijn

Begeleidende maatregelen

f) zorgen ervoor dat de Commissie een afschrift van klachten over ontoereikende havenontvangstvoorzieningen als bedoeld in artikel 4, lid 3, ontvangt;

De inventarisatie van klachten en tekortkomingen heeft als doel een inzicht te krijgen in de ontoereikendheid van de havenontvangstvoorzieningen. Deze gegevens worden na drie jaar gebundeld in een evaluatierapport zoals aangegeven in artikel 1 7 van de Richtlijn:

Artikel 17 - Richtlijn

Evaluatie

  • 1.

    De lidstaten dienen om de drie jaar bij de Commissie een rapport in over de stand van uitvoering van deze richtlijn.

  • 2.

    De Commissie legt op basis van de rapporten van de lidstaten, bedoeld in lid 1, aan het Europees Parlement en de Raad een evaluatieverslag voor over de werking van het bij deze richtlijn ingestelde systeem, indien nodig vergezeld van voorstellen betreffende de uitvoering van deze richtlijn.

13 TOEZICHT EN AANHOUDING

De Inspectie Verkeer en Waterstaat - Divisie Scheepvaart verricht de taken met betrekking tot toezicht en handhaving. In de WVVS wordt het volgende over toezicht en aanhouding vermeld:

Hoofdstuk IV. Toezicht en aanhouding

§ 1. Toezicht

Artikel 14

1.Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de ambtenaren van de Scheepvaartinspectie. Zij oefenen hun taak overal ter wereld uit.

………

4.Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de in dit artikel bedoelde ambtenaren hun taak uitoefenen.

Artikel 20

1.Een ambtenaar van de Scheepvaartinspectie is bevoegd een schip aan te houden:

…………

  • d.

    indien hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat de kapitein in strijd met artikel 12b, 12c, dan wel 12d handelt dan wel zal handelen;

  • e.

    indien met betrekking to het schip door de bevoegde autoriteiten van de betreffende staat is gemeld dat het aldaar vermedelijk is uitgevaren, zonder dat was voldaan aan de in die staat ter uitvoering van de artikelen 7 en 10 van de richtlijn havenontvangstvoorzieningen gestelde regels;.

………….

2.Het eerste lid, onderdélen d tot en met f, is van overeenkomstige toepassing op een buitenlands schip, dat zich in een Nederlandse haven bevindt.

Voor verdere details betreffende de handhaving en aanhouding in het kader van de WVVS wordt verwezen naar het handhavingsbeleid van de Inspectie Verkeer en Waterstaat — Divisie Scheepvaart.

14. VISHAP

Het voorliggende plan heeft géén betrekking op visserijschepen. De afvalafgifte van alle visserijschepen is beschreven in een apart plan, het zogenaamde VISHAP. Dit VISHAP heeft zowel betrekking op de kleinere visserijschepen (zoals kotters), als op de grote visserijschepen (trawlers). Voor de visserij is er een aparte regeling. Deze is opgenomen in het VISHAP.

BIJLAGE 1: KAART NOORDZEEKANAALGEBIED

BIJLAGE 2: REGELGEVING

Deze bijlage beschrijft de regelgeving die betrekking heeft op dit Haven Afvalstoffen Plan. Deze regelgeving kan worden onderverdeeld in internationale regelgeving, Europese regelgeving, nationale regelgeving en regionale of lokale regelgeving.

Internationale regelgeving

Het platform voor internationale regelgeving met betrekking tot de scheepvaart is de International Maritime Organisation (IMO). De belangrijkste internationale regelgeving met betrekking tot dit plan is het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (ook wel Marpol 73/78 genoemd). In paragraaf 3.4 is aangegeven welke afvalstoffen en verschillende annexen van dit verdrag op dit plan van toepassing zijn.

Europese regelgeving

Voor dit plan is een groot aantal Europese richtlijnen van toepassing. De belangrijkste richtlijn in dit kader is de richtlijn die dit Haven Afvalstoffen Plan voorschrijft:

-Richtlijn nr. 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 november 2000 betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en restanten van schadelijke stoffen;

Naast deze richtlijn zijn ook de volgende Europese richtlijnen van toepassing:

  • -

    Richtlijn 91/156/EEG van de Raad tot wijziging van Richtlijn 75/442/EEG betreffende afvalstoffen;

  • -

    Richtlijn 91/689/EEG van de Raad betreffende gevaarlijke afvalstoffen;

  • -

    Richtlijn 94/31/EG van de Raad tot wijziging van Richtlijn 91/689/EEG betreffende gevaarlijke afvalstoffen;

  • -

    Richtlijn 95/21/EG van de Raad van 19 juni 1995 betreffende de naleving met betrekking tot schepen die gebruik maken van de havens in de Gemeenschap en varen in onder de jurisdictie van de lidstaten vallende wateren, van internationale normen op het gebied van de veiligheid van schepen, voorkoming van verontreiniging en leef- en werkomstandigheden aan boord (Havenstaatcontrole);

  • -

    Richtlijn 1836/93/EG van de Raad van 29 juni 1993 inzake de vrijwillige deelneming van bedrijven uit de industriële sector aan een communautair milieubeheer en auditsysteem.

Nationale regelgeving

De internationale en Europese regelgeving is vastgelegd in de nationale regelgeving.

Nationale regelgeving die betrekking heeft op dit Haven Afvalstoffen Plan is:

  • -

    Wet Voorkoming Verontreiniging door Schepen, uitvoeringsbesluiten en ministeriële regelingen;

    • Besluit voorkoming olieverontreiniging door schepen;

    • Besluit voorkoming verontreiniging door met schepen in bulk vervoerde schadelijke vloeistoffen;

    • Besluit voorkoming verontreiniging door vuilnis van schepen;

    • Besluit voorkoming verontreiniging door sanitair afval van schepen;

    • Besluit Havenontvangstvoorzieningen;

    • Regeling Havenontvangstvoorzieningen;

  • -

    Ministeriële regeling inzake het scheiden en gescheiden houden van gevaarlijke afvalstoffen;

  • -

    Regeling communicatie en loodsaanvragen zeevaart;

  • -

    Besluit Jachthavens;

  • -

    Wet op de Economische Delicten;

  • -

    Wet Milieubeheer.

Provinciale en lokale regelgeving

Regelgeving op provinciale en lokaal niveau die relevant is voor dit plan:

  • -

    Provinciale Milieuverordening Noord-Holland;

  • -

    Gemeenschappelijke regeling Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied;

  • -

    Verordening op de haven en het binnenwater van Amsterdam;

  • -

    Havenverordening Velsen;

  • -

    Afdeling 3 (artikel 5.3.1 .1. t/m 5.3.3.4) van Hoofdstuk 5 van de Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Zaanstad;

  • -

    Havenverordening van Beverwijk;

  • -

    Verordening havenontvangstvoorzieningen IJmuiden.

BIJLAGE 3: INHOUD RAPPORTAGES AAN HAVENBEHEERDER

Ten minste jaarlijks worden, via de stuurgroep, rapportages aan de havenbeheerders verstrekt. De stuurgroep voegt bij de rapportage haar advies. Onderscheid kan gemaakt worden tussen operationele en financiële rapportages. Deze rapportages bevatten ten minste de volgende elementen:

Operationele rapportages

  • -

    Aantal scheepsbewegingen in het Noordzeekanaalgebied en per gemeente

  • -

    Aantal vooraanmeldingen, totalen voor het Noordzeekanaalgebied en per gemeente

  • -

    Feitelijke afgifte van afval; totalen voor het Noordzeekanaalgebied en met een onderscheid naar:

    • Soort afval

    • Gemeente

    • GT maat

    • Inzamelaar

Financiële rapportages

  • -

    Overzicht van de geldende tarieven en afgifterechten

  • -

    Overzicht van gemaakte kosten

    • voor schepen =2000 GT

    • voor schepen > 2000 GT

  • -

    Overzicht van geïnde bedragen

    • voor schepen =2000 GT

    • voor schepen > 2000 GT

  • -

    Stand van het fonds

Indien colleges verdere uitwering willen hebben van de operationele of de financiële rapportages, kan een verzoek worden ingediend aan de Administratieve Organisatie HAP.

BIJLAGE 4: KWALITEITSCRITERIA HAVENONTVANGSTINSTALLATIES

De gemeenten in het Noordzeekanaalgebied willen goede en milieuverantwoorde inzamelaars in hun havens hebben. Daarvoor worden er kwaliteitscriteria opgesteld waaraan de bedrijven moeten worden voldoen.

Deze criteria bevatten ten minste de volgende aspecten:

  • -

    Inzicht in vergunningen

    • Inzamelvergunning van het Ministerie van VROM of certificaat waaruit blijkt dat inzamelaar op nationale lijst van inzamelaars staat vermeld

    • Vergunning inzake de Wet Milieubeheer

  • -

    Inzicht in bedrijfsvoering

    • Openbaarheid van tarieven

    • Accountantsverklaringen

    • Verklaring van verwerking

  • -

    Aanvullende/overige criteria

    • 24 uurs service en beschikbaarheid

    • administratieve ,verkwijze conform eisen Haven Afvalstoffen Plan

    • technische eisen

De criteria worden nader omschreven in de aanwijzingen. De havenbeheerders kunnen, naar eigen inzicht en situatie, aanvullende eisen opnemen in de aanwijzingen.

BIJLAGE 5: VOORAANMELDINGSFORMULIER

afbeelding binnen de regeling

BIJLAGE 6: AFGIFTEFORMULIER

afbeelding binnen de regeling

BIJLAGE 7: KLACHTENFORMULIER

Aan de havenbeheerder van:

(naam van de haven)

1. Gegevens betreffende het schip

Naam van het schip:

Eigenaar of exploitant van het schip:

Kentetters of -cijfers:

IMO nummer:

Bruto-inhoud in registertonnen:

Haven van registratie:

Scheepstype:

olietanker

chemicaliëntanker

ferry

cruise-schip

vrachtschip

bulkcarrier

ander type

(specificeren)

2. Gegevens betreffende de haven

Land:

Haven of havengebied:

Kade, pier, ligplaats of ankerplaats:

Exploitant van de havenontvangstvoorziening (indien bekend):

Datum van aankomst:

Datum van het voorval:

Datum van vertrek:

3. Aard en geschatte hoeveelheid aangeboden scheepsafval

3. 1 Olie (Marpol Annex II)

Type oliehoudend scheepsafval:

Bilgewater

m3

Sludge afkomstig van de brandstofzuiveringsinstallatie

m3

Schilfers en stops afkomstig van gereinigde tanks

m3

Vervuild ballastwater

m3

Tankwaswater

m3

Ander scheepsafval (specificeren)

m3

Waren havenontvangstvoorzieningen beschikbaar?

Ja/Nee

Kosten:

3.2 In bulk vervoerde schadelijke vloeistoffen (Marpol Annex II)

Type mengsel van water en residu van schadelijke vloeistof dat afkomstig is van tankwassingen en dat aan een havenontvangstvoorziening is aangeboden

Categorie A stof

m3

Categorie B stof

m3

Categorie C stof

m3

Andere stof (specificeren) m3

De stof wordt aangemerkt als:

stollend

of stof met een hoge viscositeit

(aankruisen)

Gangbare benaming van de vervoerde schadelijke vloeistof:

Waren havenontvangstvoorzieningen beschikbaar?

Ja/Nee

Kosten:

3.3 Vuilnis (Marpol Annex V)

Type vuilnis

Plastic

m3

Stuwhout en verpakkingsmateriaal dat blijft drijven

m3

Vermalen resten van papier, lompen, glas, metalen, flessen, aardewerk, etc.

m3

Papier, lompen, glas, metalen, lompen, flessen, aardewerk, etc.

m3

Voedselresten

m3

Asresten uit de verbrandingsinstallatie

m3

Waren havenontvangstvoorzieningen beschikbaar?

Ja/Nee

Kosten:

3.4 Overige afvalstoffen

4. Werden aangeboden scheepsafval of restanten van schadelijke stoffen door de exploitant van de havenontvangstvoorziening geweigerd?

5. Ontoereikendheid van de havenontvangstvoorziening

5.1 Opmerkingen over de ontoereikendheid

5.2 Locatie van de havenontvangstvoorziening (dichtbij het schip, moeilijk te bereiken locatie, noodzaak tot verhaalbeweging of andere manoeuvre)

5.3 Indien u problemen ondervond, met wie hebt u dit probleem besproken, of bij wie heeft u dit eerder gemeld?

5.4 Heeft u voorafgaand aan de aankomst in de haven uw afgiftebehoefte in overeenstemming met de geldende regelgeving gemeld?

Ja/Nee

5.5 Heeft u bij aankomst een bevestiging ontvangen over de beschikbaarheid van de verlangde havenontvangstvoorziening?

Ja/Nee

6. Aanvullende opmerkingen

7. Handtekening van de kapitein of diens vertegenwoordiger

BIJLAGE 8: BELEIDSREGELS ONTHEFFING

Een ontheffing kan worden verleend voor de meldplicht, afgifteplicht of verplichte bijdrage voor de afgifte van scheepsafval. De Inspectie Verkeer en Waterstaat — Divisie Scheepvaart kan een ontheffing verlenen. In de Beleidsregel voor de uitvoering van artikel 35a van de WVVS wordt ook de beleidslijn hiervoor aangegeven. Deze beleidslijn houdt het volgende in:

Artikel 35a

  • 1.

    Onze Minister kan op verzoek van de exploitant geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 6a, 1 2a of 1 2b, indien:

    • a.

      het een schip betreft dat volgens een dienstregeling veelvuldig en regelmatig bepaalde havens aandoet;

    • b.

      genoegzaam is aangetoond dat er een regeling is getroffen voor de afgifte van scheepsafval in een volgens die dienstregeling aan te lopen haven, en

    • c.

      voor die afgifte voldoende bijdragen zijn verschuldigd.

  • 2.

    Een ontheffing als bedoeld in het eerste lid kan onder beperkingen worden verleend. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 3.

    Een gedraging in strijd met de in het tweede lid bedoelde beperkingen en voorschriften is verboden.

  • 4.

    De kosten die samenhangen met de behandeling van de aanvraag en de verlening van de ontheffing alsmede met de afgifte van duplicaten en gewaarmerkte afschriften van de ontheffing worden ten laste gebracht van de aanvrager van de ontheffing.

  • 5.

    De tarieven ter vergoeding van de kosten worden bij ministeriële regeling vastgesteld.

  • 6.

    Dit artikel is ook van toepassing op buitenlandse schepen.

Voorwaarden

Voorwaarden waar schepen aan moeten voldoen om voor een ontheffing in aanmerking te komen.

Ad 1

  • a.

    Onder “een schip dat volgens een dienstregeling veelvuldig en regelmatig bepaalde havens aandoet” wordt verstaan

    • een schip dat gedurende een bepaalde periode in het jaar eens per 14 dagen, m. u. v. de haven van Rotterdam, Vlaardingen, Schiedam en Maasslius eens per 7 dagen:

      • dezelfde Nederlandse haven aanloopt, en

      • en de haven aanloopt waar men een afvalcontract heeft (kan de betreffende Nederlandse haven zijn).

    • De ontheffing kan worden verleend voor die bepaalde periode in het jaar (NB Dit geldt bijv. voor seizoens gebonden schepen zoals de bruine vloot, sportvissers e.d.).

  • b.

    Onder “genoegzaam is aangetoond dat er een regeling is getroffen voor de afgifte van scheepsafval in een volgens die dienstregeling aan te lopen haven” wordt verstaan: indien een contract van afvalafgifte wordt overhandigd in een EU-haven die ook minstens eens in de 14 (7) dagen wordt aangelopen (waaronder ook Noorwegen, IJsland en de Baltische Staten wordt verstaan)

  • c.

    Onder “voor die afgifte voldoende bijdragen zijn verschuldigd” wordt verstaan Een bewijs van betaling voor het onder b. genoemde contract.

Procedure

Een ontheffing van de regeling in een Nederlandse haven dient te worden aangevraagd bij de Divisie Scheepvaart. Dit geldt

ook voor buitenlandse schepen. Hiervoor dient bijgaande model Application Fom te worden gebruikt.

De ontheffing wordt verleend onder de genoemde voorwaarden na een advies van de desbetreffende havenbeheerder.

Geldigheidsduur ontheffing

De ontheffing blijft geldig tot:

de dienstregeling of de frequentie daarvan veranderd of 1

het contract met de verwerker veranderd of vervalt of

het schip onvoldoende ruimte heeft om het afval op te slaan of

vijf jaar na afgifte

Als een schip met ontheffing tijdelijk wordt vervangen door een gelijkwaardig schip om reden van een ongeval, onderhoud of iets dergelijks blijft de ontheffing geldig ook voor dit andere schip op dezelfde voorwaarden, Als dit gebeurd moet IVW DS ogenblikkelijk daarvan op de hoogte worden gesteld. Als het vervangende schip langer dan een maand op deze dienst blijft aren moet IVW DS worden geïnformeerd omtrent de reden hiervoor om te beoordelen of een nieuwe ontheffing is vereist.

Wijzigingen in de voorwaarden en eventuele benoemde beperkingen dienen dit onmiddellijk te worden gemeld aan de Divisie Scheepvaart, zodat de ontheffing opnieuw kan worden beoordeeld.

Kosten ontheffing

De kosten voor een ontheffing bedragen:

Beoordelen: 1 uur (83 Euro)

Adm. Kosten certificaat: 175 Euro.

Totaal 258 Euro.

BIJLAGE 9: BELEIDSREGELS AFZIEN VAN AFGIFTE

Het afzien van afgifte is een besluit van de kapitein waar hij dan ook verantwoordelijkheid voor draagt. De Inspectie Verkeer en Waterstaat — Dienst Scheepvaart ziet erop toe dat de kapitein de juiste besluiten neemt. In de Beleidsregel voor de uitvoering van artikel 35a van de WVVS wordt ook de beleidslijn hiervoor aangegeven. Deze beleidslijn houdt het volgende in:

Annex I

Annex IV*

Annex V

Volgende haven is EU-haven*

De kapitein kan afzien van afgifte van sludge en bilgewater indien er tenminste 25% tankcapaciteit* beschikbaar is voor opvang van deze afvalstoffen gedurende de reis naar de volgende haven,

De kapitein kan afzien van afgifte van Annex IV afvalstoffen indien er tenminste 25% tankcapaciteit beschikbaar is voor opvang van deze afvalstoffen gedurende de reis naar de volgende haven,

De kapitein kan afzien van afgifte van Annex V indien er tenminste 75% opslagcapaciteit beschikbaar is voor opvang van deze afvalstoffen gedurende de reis naar de volgende haven.

Volgende haven is geen EU-haven

De kapitein kan afzien van afgifte van sludge en bilgewater indien er tenminste 75% tankcapaciteit beschikbaar is voor opvang van afvalstoffen gedurende de reis naar de volgende haven én de kapitein genoegzaam kan aantonen dat er in de volgende haven voldoende voorzieningen zijn.*

De kapitein kan afzien van afgifte van Annex IV afvalstoffen indien er tenminste 25% tankcapaciteit beschikbaar is voor opvang van deze afvalstoffen gedurende de reis naar de volgende haven.

100 % opslagcapaciteit moet beschikbaar zijn voor de opvang van vuilnis.

Volgende haven is onbekend

100 % tankcapaciteit moet beschikbaar zijn voor de opvang van sludge en bilgewater.

25 % tankcapaciteit moet beschikbaar zijn voor de opvang van afvalstoffen,

100 % opslagcapaciteit moet beschikbaar zijn voor de opvang van vuilnis.

Tabel 13: Beleidslijn voor afzien van afgifte van scheepsafvalstoffen

BIJLAGE 10: ADRESSEN

Algemeen

Centraal Meldpunt Afvalstoffen

Administratieve Organisatie HAP

Postbus 19406

1000 GK Amsterdam

Telefoon: (020) 5234 764

Telefax: (020) 6266 215

E-mail: scheepsafval@amsterdamports.nI

Gemeenten

Gemeentelijk Havenbedrijf Amsterdam

Afdeling Gevaarlijke Stoffen en Milieu

Postbus 19406

1000 GK Amsterdam

Telefoon: (020) 5234 500

Contactpersonen:

De heer H. van der Weide

Mevrouw S. Dieperink

Gemeente Zaanstad

Dienst Wijken

Afdeling Havens en Vaarwegen

Postbus 2000

1500 GA Zaandam

Telefoon: 0900 — 235 235 2

Contactpersoon:

De heer T. van der Markt

Gemeente Beverwijk

Postbus 450

1940 AL Beverwijk

Telefoon: (0251) 256 256

Gemeente Velsen

Postbus 465

1 970 AL IJmuiden

Telefoon: (0255) 567 200

Contactpersonen voor de Gemeente Beverwijk en Velsen:

Milieudienst IJmond

Postbus 325

1940 AH Beverwijk

Telefoon: (0251) 263 863

De heer B. Veerman

Mevrouw D. Hunsche

Inzamelaars

Amsterdam Port Services

De heer E. Uittenbosch

Petroleumhavenweg 48

1041 AC Amsterdam

Icova BV

De heer C. Gerritsen

Kajuitweg 1

1041 AP Amsterdam

Van Winden Cleaning BV

Dwarsweg 13

3181 HP Rozenburg

Bek & Verburg BV

De heer D. van Mullem

De heer H. Engelchor

Waalhaven 50

3089 JJ Rotterdam

Stroom & Visser BV

De heer W. van der Linden

Veerplaat 80

3312 LJ Dordrecht

Union Milieu

De heer C. Kamstra

Regulateurstraat 7a

1033 NB Amsterdam

Adrichem Transport BV

De heer J. Adrichem

Postbus 178

1940 AD Beverwijk

Gebroeders Oudejans BV

Symon Spiersweg 11

1506 RZ Zaandam

Watco Industrial Cleaning

Kruisbaken 14

1505 HS Zaandam

Watco Industrial Cleaning

De heer Strassen

Smirnoffweg 3

3088 HE Rotterdam

Stoelgroep BV

De heer G.H. Veldhuijzen

Postbus 5

2140 AA Vijfhuizen

Reym BV

De heer T. Vis

Postbus 276

1940 AG Beverwijk

Reym BV

De heer L. Engwegen

Postbus 1 545

3800 BM Amersfoort

Oliehandel Klaas de Boer

De heer K. de Boer

Trawlerkade 58

1976 CB IJmuiden

Rein Unie

De heer J.R. Kuin

Postbus 406

1970 AK IJmuiden

Stadsdeel Amsterdam Centrum

Afdeling Stadsreiniging

Postbus 202

1000 AC Amsterdam

Main BV

De heer Th. Smit

Postbus 91

1780 AB Den Helder

A. Haven van Amsterdam

A 1. Algemeen

Binnen de haven van Amsterdam draagt het Gemeentelijk Havenbedrijf Amsterdam (GHA) zorg voor een veilige, vlotte en milieuverantwoorde afhandeling van het scheepvaartverkeer. De afdeling Gevaarlijke Stoffen en Milieu (24 uur per dag bereikbaar) houdt zich onder andere bezig met gevaarlijke en schadelijke afvalstoffen. Tevens is het GHA door het College van Burgemeester & Wethouders aangewezen om op grond van de regels gesteld in de verordening op de haven en het binnenwater van Amsterdam havenontvangstinstallaties aan te wijzen. In de regel van de WVVS heeft het GHA ervoor gezorgd dat er voldoende inzamelaars zijn aangewezen om te kunnen voldoen aan de capaciteitsbehoefte voor scheepsafvalstoffen en (restanten van) schadelijke stoffen. Tevens heeft de haven van Amsterdam als enige haven in het Noordzeekanaalgebied met een Annex II aanwijzing, er zorg voor gedragen dat voor deze afvalsoort adequate havenontvangstvoorzieningen aanwezig zijn.

Conform artikel 6 lid 4 van de WVVS wordt voor de haven van Amsterdam separaat vermeldt wat de behoefte aan havenontvangstvoorzieningen en de beschikbaarheid daarvan is. Tevens is een overzicht van scheepsbewegingen opgenomen om per haven een onderscheid te maken naar hoeveelheid en inhoudsgrootte (GT) schepen.

A. 2 Scheepsbewegingen

De scheepsbewegingen worden onder meer gebruikt voor de behoeftebepaling aan ontvangstvoorzieningen. Gekozen is voor een overzicht in Gross Tonnage (GT), aangezien de meeste berekeningen betreffende afvalproductie gerelateerd worden aan het formaat van het schip (denk aan machinekamer afval in relatie tot motorvermogen). De verdeling van schepen naar haven is tevens gebruikt voor de berekening van verwachte afgifte van scheepsafval en (restanten van) schadelijke stoffen.

GT(*1000)

Scheepsbewegingen 2002

0 - 1.5

1.177

32%

1.5 - 3

588

16%

3 - 6

427

12%

6 - 10

228

6%

10 - 20

444

12%

20 - 30

326

9%

30 - 40

162

4%

40 - 50

98

3%

50 - 70

149

4%

70 - 90

28

1%

90 - 110

5

0%

110>

-

0%

Totaal Amsterdam

3.632

100%

% NZKG

3.632 /5.145

71%

Tabel A.1. Scheepsbewegingen Amsterdam naar GT in 2002

A. 3 Beschikbaarheid havenontvangstvoorzieningen

GHA heeft de volgende bedrijven aangewezen voor de inname en verwerking van scheepsafvalstoffen en (restanten van) schadelijke stoffen overeenkomstig het Besluit voorkoming olieverontreiniging door schepen (Stb. 1 986, 160), het Besluit voorkoming verontreiniging door vuilnis van schepen (Stb. 1 988, 636) en het Besluit voorkoming verontreiniging door met schepen in bulk vervoerde schadelijke vloeistoffen (Stb. 1988, 11 2), alsmede voor de inname van overige restanten van schadelijke stoffen:

Annex

Bedrijf

Wijze inzameling

Max. cap.

(ton of m³)

Duur vergunning

Milieuzorg systeem

I

MAIN BV

2 X boot + truck

300 m³

September 2004

ja

APS

Boot + truck

150 ton

Augustus 2004

Ja

Bek & Verburg

Boot + truck

200 ton

Januari 2007

ja

Stroom & Visser

2 X boot + truck

1150 ton

September 2004

Ja

Watco Industrial Cleaning (1)

Truck

-

September 2004

ja

Van Winden Cleaning BV (1)

Truck

-

Mei 2005

ja

II

Bek & Verburg

Boot + truck

200 ton

Januari 2007

ja

Van Winden Cleaning BV (1)

Truck

-

Mei 2005

ja

Stroom & Visser

2 x Boot + truck

882 ton

Mei 2005

ja

IV gereserveerd

-

-

-

-

-

-

-

-

V

Van Winden Cleaning BV

Truck

Mei 2005

ja

APS

Boot + truck

150 ton

Mei 2005

ja

Bek & Verburg

Boot + truck

150 ton

Januari 2007

ja

Stroom & Visser (2)

2 X boot + truck

-

September 2004

ja

ICOVA BV

Boot + truck

40 m³ per keer

November 2006

ja

Van der Stoel Containerservice BV

Truck

60 m³ per keer

November 2006

ja

Union Milieu BV (3)

Truck + (verwacht 2 boten)

110 ton

Mei 2005

ja

Dienst Binnenstad - Stadsreiniging

Truck

-

November 2006

ja

Gebroeders Oudejans

Truck

-

November 2006

ja

Tabel A.2. Aangewezen inzamelaars (4)

(1) Alleen schoonmaken lading restanten.

(2) Alleen aanwijzing voor Annex V — klein gevaarlijk afval (kga).

(3) Ook mogelijk voor ophalen afval bij tankers.

(4) Gegevens zijn inschattingen van de inzamelaars en gelden voor het hele gebied.

Met deze aanwijzingen is de afgiftebehoefte van scheepsafval en (restanten van) schadelijke stoffen zoveel mogelijk op de capaciteit van inname van deze stoffen afgestemd.

Alle bedrijven geven aan middels een milieuzorgsysteem te werken. De meeste bedrijven zijn lSO (9001 of 14001) of CVA gecertificeerd.

A. 4 Beoordeling behoefte ontvangstvoorzieningen

De beoordeling van behoefte aan havenontvangstvoorzieningen is afhankelijk van de volgende factoren:

  • afgiftegedrag in het verleden;

  • verwacht afgiftegedrag;

  • verandering in capaciteitsaanbod van haven ontvangstvoorzieningen.

Onderstaande tabel geeft inzicht in de feitelijk afgegeven en verwachte hoeveelheden scheepsafval en (restanten van) schadelijke stoffen voor de haven van Amsterdam. Voor een onderbouwing van de kolom verwachte jaarafgifte wordt verwezen naar hoofdstuk 5.3.

afbeelding binnen de regeling

In tabel A.2 zijn bij de capaciteit van de trucks en containers geen waardes ingevuld. Aangezien een container en truck, indien deze vol zijn, omgewisseld kunnen worden is moeilijk een inschatting te maken wat de maximale capaciteit is. De inzamelaar zal met inzet van materieel er zorg voor dragen dat er geen onnodig oponthoud ontstaat. Mocht dit onverhoopt toch gebeuren dan wordt verwezen naar de klachtenprocedure. Hieruit volgend zullen er passende maatregelen genomen worden om dit in de toekomst te voorkomen.

Op dit moment is de verwachting dat de huidige capaciteit voldoende is voor de toekomstige behoefte. Uit de pilot blijkt dat voor de haven van Amsterdam, het grootste gedeelte van het scheepsafval wordt ingezameld door twee inzamelaars, terwijl de maximale capaciteit nog niet is bereikt. Een explosieve toename van afgifte kan door de overige havenontvangstvoorzieningen worden opgevangen. Verwacht wordt dat er het eerste jaar geen knelpunten qua tekort aan capaciteit zullen ontstaan.

B. Haven van Zaanstad

B. 1 Algemeen

Binnen de haven van Zaanstad draagt de gemeente Zaanstad zorg voor een veilige, vlotte en milieuverantwoorde afhandeling van het scheepvaartverkeer. De haven van Zaanstad wordt beheerd door de Gemeente Zaanstad. Binnen de gemeente is de afdeling Havens en Vaarwegen (bereikbaar op werkdagen van 09.00 — 18.00) belast met het maken van beleid, toezicht houden en Ieidinggeven op het gebied van havenactiviteiten. De afdeling Havens en Vaarwegen is verantwoordelijk voor veiligheid, havenbeheer, inning van de havengelden, ordening op het water en andere verordeningen. De afdeling Havens en Vaarwegen is tevens, middels een mandaat van het College van Burgemeester en Wethouders, verantwoordelijk voor het aanwijzen van voldoende havenontvangstvoorzieningen.

Conform artikel 6 lid 4 van de WVVS wordt voor de haven van Zaanstad separaat vermeldt wat de behoefte aan havenontvangstvoorzieningen en de beschikbaarheid daarvan is. Tevens is een overzicht van scheepsbewegingen opgenomen om per haven een onderscheid te maken naar hoeveelheid en inhoudsgrootte (GT) schepen.

B.2 Scheepsbewegingen

De scheepsbewegingen worden onder meer gebruikt voor de behoeftebepaling aan ontvangstvoorzieningen. Gekozen is voor een overzicht in Gross Tonnage (GT), aangezien de meeste berekeningen betreffende afvalproductie gerelateerd worden aan het formaat van het schip (denk aan machinekamer afval in relatie tot motorvermogen). De verdeling van schepen naar haven is tevens gebruikt voor de berekening van verwachte afgifte van scheepsafval en (restanten van) schadelijke stoffen.

GT(*1000)

Scheepsbewegingen 2002

0 - 1.5

40

32%

1.5 - 3

58

46%

3 - 6

18

14%

6 - 10

6

5%

10 - 20

3

2%

20 - 30

1

1%

30 - 40

-

0%

40 - 50

-

0%

50 - 70

-

0%

70 - 90

-

0%

90 - 110

-

0%

110>

-

0%

Totaal Zaanstad

126

100%

%NZKG

126/5.145

2%

Tabel 8.1. Scheepsbewegingen Zaanstad naar GT in 2002

B.3 Beschikbaarheid havenontvangstvoorzieningen

De Gemeente Zaanstad heeft de volgende bedrijven aangewezen voor de inname en verwerking van scheepsafvalstoffen en (restanten van) schadelijke stoffen overeenkomstig het Besluit voorkoming olieverontreiniging door schepen (Stb. 1 986, 1 60), het Besluit voorkoming verontreiniging door vuilnis van schepen (Stb. 1 988, 636) en het Besluit voorkoming verontreiniging door met schepen in bulk vervoerde schadelijke vloeistoffen (Stb. 1 988, 11 2), alsmede voor de inname van overige (restanten van) schadelijke stoffen:

Annex

Bedrijf

Wijze inzameling

Max. cap.

(ton of m³)

Duur vergunning

Milieuzorg systeem

I

MAIN BV

2 X boot + truck

300 m³

Oktober 2007

ja

UNION Milieu BV

Boot + truck

110 ton

Januari 2004

ja

Bek & Verburg

Boot + truck

200 ton

Oktober 2007

ja

Stroom & Visser

2 X boot + truck

1150 ton

Januari 2004

ja

II niet van toepassing

-

-

-

-

-

-

-

-

-

-

IV gereserveerd

-

-

-

-

-

-

-

-

-

-

V

MAIN BV

2 X boot + truck

300 m³

Oktober 2007

ja

UNION Milieu BV

Boot + truck

60 m³ per keer

Oktober 2007

Ja

Bek & Verburg

Boot + truck

150 ton

Oktober 2007

ja

Stroom & Visser

2 X boot + truck

1150 ton

Oktober 2007

ja

Tabel 8.2. Aangewezen inzamelaars (5)

(5) Gegevens zijn inschattingen van de inzamelaars en gelden voor het hele gebied.

Met deze aanwijzingen is de afgiftebehoefte van scheepsafval en (restanten van) schadelijke stoffen zoveel mogelijk op de capaciteit van inname van deze stoffen afgestemd.

Alle bedrijven geven aan middels een milieuzorgsysteem te werken. De meeste bedrijven zijn ISO (9001 of 14001) of CVA gecertificeerd.

B.4 Beoordeling behoefte ontvangstvoorzieningen

De beoordeling van behoefte aan havenontvangstvoorzieningen is afhankelijk van de volgende factoren:

  • afgiftegedrag in het verleden;

  • verwachte afgiftegedrag;

  • verandering in capaciteitsaanbod van haven ontvangstvoorzieningen.

Onderstaande tabel geeft inzicht in de feitelijk afgegeven en verwachte hoeveelheden scheepsafval voor de haven van Zaanstad. Voor een onderbouwing van de kolom verwachtte jaarafgifte wordt verwezen naar hoofdstuk 5.3

afbeelding binnen de regeling

In tabel B.2 zijn bij de capaciteit van de trucks en containers geen waardes ingevuld. Aangezien een container en truck, indien deze vol zijn, omgewisseld kunnen worden is moeilijk een inschatting te maken wat de maximale capaciteit is. De inzamelaar zal met inzet van materieel er zorg voor dragen dat er geen onnodig oponthoud ontstaat. Mocht dit onverhoopt toch voorkomen dan wordt verwezen naar de klachtenprocedure en hieruit volgend zullen er passende maatregelen genomen worden om dit in de toekomst te voorkomen.

Op dit moment is de verwachting dat de huidige capaciteit voldoende is voor de toekomstige behoefte. Uit de pilot blijkt dat voor de haven van Zaanstad (net als in Amsterdam), het grootste gedeelte van het scheepsafval wordt ingezameld door twee inzamelaars, terwijl de maximale capaciteit nog niet is bereikt. Een explosieve toename van afgifte kan door de overige havenontvangstvoorzieningen worden opgevangen. Verwacht wordt dat er het eerste jaar geen knelpunten qua tekort aan capaciteit zullen ontstaan.

C. Haven van Beverwijk

C. 1 Algemeen

Binnen de haven van Beverwijk draagt de gemeente Beverwijk zorg voor een veilige, vlotte en milieuverantwoorde afhandeling van het scheepvaartverkeer. De haven van Beverwijk wordt beheerd door de Gemeente Beverwijk (bakbeheer). In het bijzonder zorgen het havenmanagement en de havenmeester voor de organisatie, beleid en uitvoering van de havenactiviteiten. Taken op het gebied van havenontvangstvoorzieningen zijn via een Gemeenschappelijke Regeling aan de Milieudienst lJmond (24 uur bereikbaar) gedelegeerd. Voor de beschikbaarheid en behoefte aan havenontvangstvoorzieningen wordt dan ook verwezen naar tabblad D van de Gemeente Velsen.

C. 2 Scheepsbewegingen

De scheepsbewegingen (Zie tabel C.1) worden onder meer gebruikt voor de behoeftebepaling aan ontvangstvoorzieningen. Gekozen is voor een overzicht in Gross Tonnage (GT), aangezien de meeste berekeningen betreffende afvalproductie gerelateerd worden aan het formaat van het schip (denk aan machinekamer afval in relatie tot motorvermogen). De verdeling van schepen naar haven is tevens gebruikt voor de berekening van verwachte afgifte van scheepsafval en (restanten van) schadelijke stoffen, zie hiervoor het tabblad van de Gemeente Velsen.

C. 3 Beschikbaarheid havenontvangstvoorzieningen

Het aanwijzen van de havenontvangstvoorzieningen is door de Gemeente Beverwijk gedelegeerd aan de Milieudienst lJmond. De havenontvangstvoorzieningen van Beverwijk zijn gelijk aan de aangewezen ontvangstvoorzieningen in de Gemeente Velsen.

GT(*1000)

Scheepsbewegingen 2001

0 - 1.5

30

25%

1.5 - 3

30

25%

3 - 6

44

37%

6 - 10

15

13%

10 - 20

1

1%

20 - 30

30

25%

30 - 40

-

0%

40 - 50

-

0%

50 - 70

-

0%

70 - 90

-

0%

90 - 110

-

0%

110>

-

0%

Totaal Beverwijk

235

100%

%NZKG

235/5.145

3%

Tabel C.1. Scheepsbewegingen Beverwijk naar GT in 2001

C. 4 Beoordeling behoefte ontvangstvoorzieningen

De beoordeling van behoefte aan havenontvangstvoorzieningen is afhankelijk van de volgende factoren:

  • afgiftegedrag in het verleden;

  • verwachte afgiftegedrag;

  • verandering in capaciteitsaanbod van haven ontvangstvoorzieningen.

Onderstaande tabel geeft inzicht in de feitelijk afgegeven en verwachte hoeveelheden scheepsafval voor de haven van Beverwijk. Voor een onderbouwing van de kolom verwachtte jaarafqifte wordt verwezen naar hoofdstuk 5.3.

afbeelding binnen de regeling Op dit moment is de verwachting dat de huidige capaciteit voldoende is voor de toekomstige behoefte. Uit de pilot blijkt dat voor de haven van Beverwijk de maximale capaciteit nog niet is bereikt. Een explosieve toename van afgifte kan door de overige havenontvangstvoorzieningen worden opgevangen. Verwacht wordt dat er het eerste jaar geen knelpunten qua tekort aan capaciteit zullen ontstaan.

D. Havens van Velsen

D.1 Algemeen

Binnen de gemeente Velsen liggen de volgende havens:

  • 1.

    Jachthaven Seaport Marina (particulier);

  • 2.

    3e Haven (particulier: Theo Dekker);

  • 3.

    Zeehaven IJmuiden (particulier: Theo Dekker);

  • 4.

    Corus (voor wat betreft de binnenhavens, de staalhavens) (particulier);

  • 5.

    Buitenhavens (particulier);

  • 6.

    Rijksbinnenhavens 1, 2, 3 (Rijk);

  • 7.

    NAM (gemeentelijk);

  • 8.

    Eurobase (in Velsen Noord) (particulier);

  • 9.

    NBK havens (Ned. Bevrachtings Kantoor, Zijkanaal A), ook wel Noordwijikermeerhavens genoemd (particulier, dhr. Schram).

Het beheer van de kades en havens in de gemeente Velsen is overgedragen aan particuliere corporaties (bakbeheer). Rijkswaterstaat Directie Noord-Holland is bakbeheerder van de rijksbinnenhavens. Op basis van een gemeenschappelijke regeling hebben de gemeenten Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest en Velsen de gemeentelijke milieutaken gedelegeerd aan de Milieudienst lJmond (24 uur bereikbaar). Op basis van deze regeling zorgt de Milieudienst lJmond tevens voor de aanwijzing van voldoende havenontvangstvoorzieningen voor de havens van Beverwijk en Velsen (ook de Rijksbinnenhavens).

Milieudienst lJmond

De milieudienst geeft voor bovenstaande gemeenten uitvoering aan milieutaken. Hieronder vallen onder andere de voorbereiding en uitvoering van beleid en aanwijzing van havenontvangstvoorzieningen ingevolge de regels bij of krachtens de Wet voorkoming verontreiniging door schepen in de havens van Beverwijk en Velsen. I.c. betreft dit een gedelegeerde bevoegdheid. Havenbeheerders zijn echter de gemeenten. Zij zijn immers bevoegd de kaderstellende besluiten, beleidsvaststelling en/of de vaststelling van algemeen verbindende voorschriften, te nemen. Hieronder valt onder andere ook de vaststelling van de tarieven/heffingen voor de zeeschepen

D.2 Scheepsbewegingen

De scheepsbewegingen (zie tabel D.1) worden onder meer gebruikt voor de behoeftebepaling aan ontvangstvoorzieningen. Gekozen is voor een overzicht in Gross Tonnage (GT), aangezien de meeste berekeningen betreffende afvalproductie gerelateerd worden aan het formaat van het schip (denk aan machinekamer afval in relatie tot motorvermogen). De verdeling van schepen naar haven is tevens gebruikt voor de berekening van verwachte afgifte van scheepsafval en (restanten van) schadelijke stoffen.

GT(*1000)

Scheepsbewegingen 2002

0 - 1.5

451

36%

1.5 - 3

279

22%

3 - 6

183

14%

6 - 10

80

6%

10 - 20

60

5%

20 - 30

41

3%

30 - 40

20

2%

40 - 50

17

1%

50 - 70

7

1%

70 - 90

117

9%

90 - 110

. 12

1%

110>

0%

Totaal Velsen

1.267

100%

% NZKG

1.267/5.145

25%

Tabel D.1. Scheepsbewegingen IJmuiden / Velsen naar GT in 2002

D. 3 Beschikbaarheid havenontvangstvoorzieningen

De Milieudienst lJmond heeft voor de havens van Beverwijk, IJmuiden en Velsen de volgende bedrijven aangewezen voor de inname en verwerking van scheepsafvalstoffen en (restanten van) schadelijke stoffen overeenkomstig het Besluit voorkoming olieverontreiniging door schepen (Stb. 1 986, 1 60), het Besluit voorkoming verontreiniging door vuilnis van schepen (Stb. 1 988, 636) en het Besluit voorkoming verontreiniging door met schepen in bulk vervoerde schadelijke vloeistoffen (Stb. 1 988, 11 2), alsmede voor de inname van overige (restanten van) schadelijke stoffen:

Annex

Bedrijf

Wijze inzameling

Max. cap.

(ton of m³)

Duur vergunning

Milieuzorg systeem

I

MAIN BV

Velsen / IJmuiden

300 m3

Oktober 2004

ja

B k &

e erburg

Velsen / IJmuiden

200 ton

April 2006

ja

Beverwijk

April 2006

Stroom & Visser

Velsen / IJmuiden

1150 ton

November 2005

ja

Beverwijk

November 2005

Reym (6)

Velsen / IJmuiden

-

April 2005

ja

Beverwijk

December2006

II Niet van toepassing

IV gereserveerd

V

Bek &Verburg

IJmuiden / Velsen

300 m³

April 2006

ja

Beverwijk

April 2006

Stroom & Visser

IJmuiden / Velsen

-

November 2005

ja

Beverwijk

November 2005

Reym (7)

IJmuiden / Velsen

-

April 2007

ja

Beverwijk

April 2007

Rein Unie

IJmuiden / Velsen

Aanvraag in procedure

-

Beverwijk

Aanvraag in procedure

Adrichem Transport

IJmuiden / Velsen

Aanvraag in procedure

-

Beverwijk

Aanvraag in procedure

Union Milieu BV

IJmuiden / Velsen

110 ton

Augustus 2007

ja

Beverwijk

Augustus 2007

Van der Stoel container Service

IJmuiden / Velsen

60 m³ per keer

Mei 2008

ja

Beverwijk

Mei 2008

Main BV

IJmuiden / Velsen

150 ton

Oktober 2004

ja

Beverwijk

Oktober 2004

Tabel C/D.2. Aangewezen inzamelaars (6)

(6) Voor zover de stoffen vrij komen bij schoonmaakwerkzaamheden.

(7) Voor zover dit cement, bentoniet en barriet is dat vrijkomt bij schoonmaakwerkzaamheden.

(8) Gegevens zijn inschattingen van de inzamelaars en gelden voor het hele gebied.

Met deze aanwijzingen is de afgiftebehoefte van scheepsafval en (restanten van) schadelijke stoffen zoveel mogelijk op de capaciteit van inname van deze stoffen afgestemd.

Alle bedrijven, die een inzamelaanwijzing hebben, geven aan middels een milieuzorgsysteem te werken. De meeste bedrijven zijn lSO (9001 of 14001) of CVA gecertificeerd.

D. 4 Beoordeling behoefte ontvangstvoorzieningen

De beoordeling van behoefte aan havenontvangstvoorzieningen is afhankelijk van de volgende factoren:

  • afgiftegedrag in het verleden;

  • verwachte afgiftegedrag;

  • verandering in capaciteitsaanbod van haven ontvangstvoorzieningen.

Onderstaande tabel geeft inzicht in de feitelijk afgegeven en verwachte hoeveelheden scheepsafval voor de haven van Velsen. Voor een onderbouwing van de kolom verwachte jaarafgifte wordt verwezen naar hoofdstuk 5.3.

afbeelding binnen de regeling

Op dit moment is de verwachting dat de huidige capaciteit voldoende is voor de toekomstige behoefte. Uit de pilot blijkt dat voor de haven van Velsen de maximale capaciteit nog niet is bereikt. Een explosieve toename van afgifte kan door de overige havenontvangstvoorzieningen worden opgevangen. Verwacht wordt dat er het eerste jaar geen knelpunten qua tekort aan capaciteit zullen ontstaan.

\


Noot
*

Internationaal verdrag ter voorkoming van verontreiniging door de scheepvaart (Zie hoofdstuk2).

Noot
*

Voor een volledig overzicht van de te melden gegevens, zie Regeling Communicatie en Loodsaanvragen zeevaart en bijlage 5 (Vooraanmeldingsformulier)

Noot
*

Dit percentage wordt vastgesteld door middel van een ministeriële regeling. Er wordt begonnen met een percentage van dertig procent indirecte financiering. Het doel is dat dit op termijn honderd procent wordt. Er zal jaarlijks een evaluatie plaatsvinden, waarna dit percentage eventueel zal worden aangepast.

Noot
*

De definities van de begrippen zijn conform de WVVS en Richtlijn nr. 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van Europese Unie van 27 november 2000 betreffende haven ontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen. Waar definities van de Richtlijn verschillen van die van de WVVS, is gekozen voor de omschrijvingen van de WVVS. De cursief gedrukte begrippen zijn afkomstig uit artikel 1 van de Gemeenschappelijke Regeling Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied.

Noot
*

Het begrip havenbeheerder wordt door in WVVS niet nader geduid. Uit de wet volgt echter dat het gaat om de ‘lokale regelgevende autoriteit’ (Handelingen II, 1982/83, blz. 4833; memorie van antwoord, Kamerstukken 111982/83, 17 320, nr. 6, blz. 4). Dit komt overeen met de definitie in de nota’s van toelichting (zoals noot 5) bij de algemene maatregelen van bestuur die tot op heden vastgesteld zijn ter implementatie van de bijlagen bij het Verdrag.

Noot
*

Toelichting bij het Besluit voorkoming olieverontreiniging door schepen.

Noot
*

Marine Pollution.

Noot
*

Voor de begripsomschrijving zie Hoofdstuk 2: “haven”.

Noot
*

Voor de begripsomschrijving zie Hoofdstuk 2: “schip”.

Noot
*

Stichting Scheepsafvalstoffen Binnenvaart

Noot
*

Stichting Financiering Afvalstoffen Visserij

Noot
*

Bron: aanloopgegevens Centraal Nautisch Beheer

Noot
*

GT = Gross Tonnage

Noot
*

Van toepassing en vanaf 27 september 2004 operationeel

Noot
*

Verwacht wordt dat de nieuwe bepalingen in oktober 2004 van kracht worden, ten tijde van opstelling van het plan was reeds een voorstel van wet ingediend; Kamerstuk 2003-2004, 29400, nr. 1-2, Tweede Kamer.

Noot
*

Operationele wijzigingen zijn wijzigingen die noodzakelijk zijn voor een gedegen uitvoering van de in het plan omschreven taken, verantwoordelijkheden, processen en bevoegdheden. Deze wijzigingen moeten direct doorgevoerd worden en kunnen niet uitgesteld worden tot de 3-jaarlijkse evaluatie

Noot
*

De openbare voorbereidingsprocedure zoals beschreven in paragraaf 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op het Haven Afvalstoffen Plan voor zover het plan of een deel daarvan dient te worden beschouwd als zijnde een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht

Noot
*

Publicatie in het Gemeenteblad van Amsterdam afdeling 3, nummer 40 (1997).

Noot
*

Dit betreft bevoegdheden welke krachtens de Scheepvaartverkeerswet en de Regeling Communicatie en Loodsaanvragen Scheepvaart aan de deelnemende gemeenten danwel direct aan het CNB zijn opgedragen

Noot
*

Dit betreft de gegevens bedoeld in artikel 1 2a WVVS

Noot
*

In bijlage 10 worden alle adressen gegeven

Noot
*

Besluit voorkoming olieverontreiniging door schepen (Annex 1), het Besluit voorkoming verontreiniging door met schepen in bulk vervoerde schadelijke vloeistoffen (Annex II) en het Besluit voorkoming verontreiniging door vuilnis van schepen (Annex V).

Noot
*

Zie bijlage 5 Vooraanmeldingsformulier

Noot
*

aankomst dient te worden gelezen als Estimated Time of Arrival (ETA).

Noot
*

zie voor aangewezen inzamelaars in het Noordzeekanaalgebied bijlage 10

Noot
*

Zie bijlage 6 Afgifteformulier

Noot
*

In de praktijk worden alle aangiftes door de agent gepleegd

Noot
*

Zie voor wetsartikel paragraaf 6.2

Noot
*

Zie bijlage 10 voor adressen inzamelaars in het Noordzeekanaalgebied

Noot
*

MARPOL 73/78, consolidated edition 2002; IMO (2002).

Noot
*

Procedures & Arrangement Manual — Ieder schip dat Annex II stoffen vervoerd heeft verplicht een P&A Manual aan boord waar de procedures in staan voor de omgang met Annex II stoffen.

Noot
*

Ieder schip draagt bij aan de financiering van de afgifte, ongeacht of er ook daadwerkelijk wordt afgegeven. Hieraan is wel een maximale afgifte per schip per aanloop gekoppeld. Hebben schepen meer af te geven dan vallen deze kosten buiten het financieringssysteem en moeten deze kosten direct aan de inzamelaar worden vergoed.

Noot
*

Acceptatie criteria verwerker (parameters)

Noot
*

Annex IV afval mag altijd onder net MARPOLL verdrag worden geloosd buiten de 12 mijlszone (met wat detailuitzonderingen). Dat betekent dat volstaan kan worden met het criterium dat de volgende haven bekend moet zijn en dat nog 25% opslagcapaciteit beschikbaar moet zijn

Noot
*

In EU-havens wordt op basis van de EU-richtlijn verondersteld voldoende voorzieningen beschikbaar te zijn voor het in ontvangst nemen van de afvalstoffen. Onder EU-havens worden ook begrepen de havens in Noorwegen en Baltische Staten omdat deze i.k.v. HELCOM verdrag ook meedoen aan de EU-richtlijn, en IJsland

Noot
*

Tankcapaciteit is de capaciteit van de tanks vermeld op het IOPP certificaat

Noot
*

Aangenomen kan worden dat landen die het verdrag van Basel hebben ondertekend voldoen aan de eisen. Hiervan is een lijst beschikbaar bij IVW DS