Verordening Wet Inburgering 2012

Geldend van 01-01-2012 t/m heden

Intitulé

Verordening Wet Inburgering 2012

Gemeenteraad van de gemeente 's-Hertogenbosch;

gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, en 35 van de Wet inburgering

overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, het aanbieden van een inburgeringsvoorziening aan bijzondere groepen inburgeringsplichtigen en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld, alsmede dat de raad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd;

besluiten vast te stellen, de:

Verordening Wet Inburgering 2012

Artikel 1 Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

  • 1. Begripsomschrijvingen

    • a.

      De wet: de Wet Inburgering

    • b.

      Inburgeraar: inburgeringsplichtige als bedoeld in artikel 1 eerste lid onder b van de wet

    • c.

      Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente ‘s-Hertogenbosch

    • d.

      Inburgeringsvoorziening: een traject gericht op het behalen van het inburgeringsexamen en het eenmaal kosteloos afleggen van het inburgeringsexamen of een traject gericht op het behalen van en deelname aan een vrijstellend examen. Voor asielgerechtigde nieuwkomers bevat de inburgeringsvoorziening ook het onderdeel coaching bij vestiging

    • e.

      Vrijstellend examen: een examen zoals bedoeld in art. 2.3. van het besluit inburgerig

    • f.

      Uitkering: een uitkering op basis van de geldende socialezekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen

  • 2. De informatieverstrekking aan de inburgeraar Het college draagt er o.a. via het infopunt inburgering zorg voor dat de inburgeraars op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen

Artikel 2 Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening

  • 1. Aanwijzen van doelgroepen Het college doet verplicht een aanbod van een inburgeringsvoorziening aan asielgerechtigde nieuwkomers en geestelijk bedienaren. Het college kan ook overige inburgeringsplichtige nieuwkomers zonder Wwb uitkering en inburgeringsplichtige oudkomers met een Wwb uitkering een inburgeringsvoorziening aanbieden.

  • 2. De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

    • 1.

      Het college stelt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het taalniveau, de leerbaarheid, de ambitie, de persoonlijk omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeraar.

    • 2.

      Een inburgeringsvoorziening omvat in ieder geval een traject gericht op het behalen van het inburgeringsexamen en het eenmaal kosteloos afleggen van het inburgeringsexamen of een traject gericht op het behalen van een vrijstellend examen of diploma. Voor asielgerechtigde nieuwkomers bevat de inburgeringsvoorziening ook het onderdeel coaching bij vestiging.

    • 3.

      Indien de inburgeraar een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat het inburgeringstraject en re-integratietraject op elkaar worden afgestemd.

Artikel 3 Het aanbod van een inburgeringsvoorziening

  • 1. De procedure van het doen van een aanbod

    • 1.

      In opdracht van het college stelt de casemanager samen met de inburgeraar een traject vast.

    • 2.

      Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod, in de vorm van een brief, wordt gezonden naar het adres waar de inburgeraar in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

    • 3.

      De inburgeraar aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen twee weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

    • 4.

      Wanneer de inburgeraar het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen vier weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van de inburgeringsvoorziening, overeenkomstig het gedane aanbod. Dit wordt verwerkt in een beschikking.

    • 5.

      De casemanager geeft in opdracht van het college opdracht tot uitvoering van het traject aan de aanbieder van het traject.

  • 2. De inhoud van de beschikking

    • 1.

      Het besluit tot toekenning van een inburgeringsvoorziening bevat in ieder geval:

      • a.

        een beschrijving van de inburgeringsvoorziening;

      • b.

        een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeraar;

      • c.

        de datum waarop het inburgeringsexamen of het vrijstellende diploma moet zijn behaald;

      • d.

        de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage;

      • e.

        in geval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoelt in artikel 26 van de wet, aanvangt;

      • f.

        de mogelijkheid van sancties;

      • g.

        de mogelijkheid van beloning

      • h.

        in geval van weigering van een aanbod wordt voor iedere inburgeringsplichtige bij beschikking vastgelegd:

        • a.

          de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat

        • b.

          de datum waarop het inburgeringsexamen moet zijn behaald.

Artikel 4 Opleggen van verplichtingen

  • 1. Verplichtingen ten aanzien van het aanbod

    Het college kan een inburgeringsplichtige, voordat deze het gemeentelijke aanbod van een inburgeringsvoorziening heeft geaccepteerd, de volgende verplichtingen opleggen:

    • a.

      het deelnemen aan gesprekken met een gemeentelijke casemanager

    • b.

      het meewerken aan het vaststellen van het taalniveau en leerbaarheid

  • 2. Verplichtingen na vaststelling van het aanbod Het college kan een inburgeraar, nadat deze het gemeentelijk aanbod van een inburgeringsvoorziening heeft geaccepteerd, één of meer van de volgende verplichtingen bij beschikking opleggen:

    • a.

      het deelnemen aan de vastgestelde inburgeringsvoorziening;

    • b.

      voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of het vrijstellend examen op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

    • c.

      het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking van het gemeentelijke aanbod kan worden voldaan;

Artikel 5 Eigen bijdrage, beloning en boetes

  • 1. De inning van de eigen bijdrage

    • 1.

      De eigen bijdrage ter hoogte van € 270,00, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet moet door de inburgeraar in één keer worden voldaan.

    • 2.

      Indien het college van mening is dat de eigen bijdrage niet in één keer kan worden voldaan, mag de eigen bijdrage in ten hoogste negen termijnen worden betaald.

    • 3.

      Het college legt in de beschikking tot toekenning van de inburgeringsvoorziening de wijze van betaling van de eigen bijdrage vast.

  • 2. Beloning

    • 1.

      Indien de inburgeraar het inburgeringsexamen of het vrijstellend examen binnen de gestelde termijn heeft gehaald, heeft deze recht op een beloning van € 270,00.

    • 2.

      Indien de inburgeraar niet in staat is het examen te halen maar wel voldoende inspanning heeft geleverd en het college ingevolge artikel 31 lid 2 c van de wet Inburgering de inburgeraar mag ontheffen heeft deze recht op een beloning van € 270,00.

  • 3. De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

    • 1.

      De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 225,- indien de inburgeraar of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is, geen gehoor geeft aan een oproep of geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

    • 2.

      De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 475,- indien de inburgeraar geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 4.2 en artikel 5 van deze verordening.

    • 3.

      De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 475,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

    • 4.

      Het college legt geen bestuurlijke boete op indien de verordening Wet werk en bijstand op de inburgeraar van toepassing is.

    • 5.

      Het college stelt middels beleidsregels de wijze van opleggen van de boete vast.

  • 4. Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

    • 1.

      De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 5.3, eerste lid van deze verordening, bedraagt ten hoogste € 250,- indien de inburgeraar zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding, artikel 34 van de wet.

    • 2.

      De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 5.3, tweede lid van deze verordening, bedraagt ten hoogste € 500,- indien de inburgeraar zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding, artikel 34 van de wet.

    • 3.

      De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 1.000,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, artikel 34 van de wet.

    • 4.

      De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 1.000,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, artikel 34 van de wet.

    • 5.

      Het college stelt middels beleidsregels de wijze van verhoging van de boete vast.

Artikel 6 Slotbepalingen

  • 1. Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2012.

  • 2. Hardheidsclausule

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening.

  • 3. Citeertitel

    De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet Inburgering gemeente ‘s-Hertogenbosch.

Ondertekening

De gemeenteraad vernoemd,
De griffier, drs. A. van der Jagt
De voorzitter, mr. dr. A.G.J.M. Rombouts

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

1. Begripsomschrijvingen

Het eerste lid, sectie f, geeft aan dat met een uitkering wordt gerefereerd aan de hieronder genoemde socialezekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen:

• de Wet werk en bijstand (Wwb)

• de Werkloosheidswet (WW)

• de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (Wao)

• de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers(Ioaw)

• de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen(Ioaz)

• de Wet arbeidsongeschiktheid zelfstandigen (Waz

• de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong)

• de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wia)

• de Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria (Bia)

• De tijdelijke regeling inkomensgevolgen herbeoordeelde arbeidsongeschikten (Tri)

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt inrespectievelijk de Wet Inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering

2.De informatieverstrekking aan de inburgeraar

De gemeente ’s-Hertogenbosch heeft ervoor gekozen om in het kader van de informatieverstrekking aan de inburgeraar een zogeheten ‘Infopunt Inburgering’ op te richten. Het infopunt voorziet in de informatiebehoefte en voorlichting rondom de Wet Inburgering en de Regeling inburgering. Het infopunt is via verschillende kanalen (fysiek, via internet, telefonisch) toegankelijk voor elke inwoner van ’s-Hertogenbosch. Aanvullende middelen die voor het proces van voorlichting ondersteunend zijn, zijn een toegankelijke folder die voldoet aan de eerste informatiebehoefte, voorlichtingsbijeenkomsten in de stad en een informerende brief gericht aan alle inburgeraars in de stad. Overeenkomstig de rolverdeling tussen raad en college, stelt de raad in dit artikel de kaders vast voor een adequate informatievoorziening aan de inburgeraar. Het college is belast met de organisatie van de informatieverstrekking en legt daarover (periodiek) verantwoording af aan de raad.

Artikel 2 Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening

1. Aanwijzen van de prioritaire doelgroepen

Aan bepaalde groepen inburgeringsplichtigen móet de gemeente een aanbod voor een inburgeringsvoorziening doen. Dit zijn asielgerechtigde nieuwkomers en geestelijk bedienaren. Aan sommige groepen kán de gemeente een aanbod doen (artikel 19, eerste lid, van de wet). Dit zijn inburgeringsplichtigen met een uitkering en inburgeringsplichtigen zonder inkomsten uit werk of uitkering. In het vijfde lid van artikel 19 van de Wet Inburgering wordt het college opgedragen om vast te stellen aan welke groepen inburgeringsplichtigen (binnen de twee doelgroepen van artikel 19, eerste lid, WI) bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan worden aangeboden. Bovendien wordt in dit artikel vastgelegd binnen welke kaders het college tot zijn keuze van doelgroepen moet komen. Wanneer de financiële ruimte toereikend is biedt het college ook inburgeringsplichtige nieuwkomers zonder Wwb uitkering en inburgeringsplichtige oudkomers met een Wwb uitkering een inburgeringsvoorziening aan.

2. De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeraar die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen. In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringsvoorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een inburgeringsvoorziening spelen de volgende factoren een rol:

  • a.

    Het taalniveau Nederlands en de leerbaarheid van de inburgeraar. De resultaten vormen het uitgangspunt voor het aanbod, dat de inburgeraar gedaan wordt. Het meewerken aan de toets is een voorwaarde om in aanmerking te komen voor een aanbod van de gemeente.

  • b.

    De persoonlijke situatie van de inburgeraar. Dit kan bijvoorbeeld betrekking hebben op eventuele sociale of psychische belemmeringen

  • c.

    De maatschappelijke positie van de inburgeraar. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen.

  • d.

    De ambitie van de inburgeraar.

  • e.

    Geestelijk bedienaren - De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven

Samenstelling inburgeringsvoorziening - In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toe leidt naar het inburgeringsexamen en het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen (artikel 19, derde lid, WI), het vrijstellende examen zoals bedoeld in artikel 2.3. van het besluit inburgering of een taalkennisvoorziening.

Gecombineerde voorziening - De Wet Inburgering bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (re-integratievoorziening) als een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, WI). Indien in deze specifieke situatie geen re-integratievoorziening wordt aangeboden, kan de gemeente derhalve geen inburgeringsvoorziening aanbieden. Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde inburgeringsvoorziening (artikel 20, tweede lid, WI). Het derde lid van artikel 4 van de verordening draagt het college op, om er voor te zorgen dat de inburgeringsvoorziening wordt afgestemd op de re-integratievoorziening. Aangezien deze voorzieningen in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten of –regelingen ook door andere partijen dan het college (kunnen) worden verstrekt, moet het college afspraken maken met de verantwoordelijke uitvoerders van de socialezekerheidswet of –regeling: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodragers of overheidswerkgevers (artikel 21 WI).

Artikel 3 Het aanbod van een inburgeringsvoorziening

1. De procedure van het doen van een aanbod

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat een dergelijk aanbod de start is van een procedure die – als het goed is – leidt tot een besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening. In het tweede lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod van een inburgeringsvoorziening aan de inburgeraar per brief doet en dat het aanbod wordt toegestuurd naar het adres waar de inburgeraar staat ingeschreven in de GBA (gemeentelijke basisadministratie). Op deze wijze kan er geen onduidelijkheid ontstaan over het feit dat het college de inburgeraar een aanbod heeft gedaan. Het aanbod heeft inhoudelijk dezelfde strekking als de uiteindelijke beschikking die, na akkoord van de inburgeraar, volgt (het tweede lid). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening (die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd). Vooruitlopend op de beschikking wordt de inburgeraar daarom ook geïnformeerd over de rechten en plichten die met het accepteren van het aanbod gepaard gaan. Zo maken de financiële consequenties ook onderdeel uit van de betreffende brief. Het gaat hier om de wijze van voldoen aan de eigen bijdrage, de beloning en eventuele boetes die in rekening kunnen worden gebracht wanneer de inburgeringsplichtige niet voldoet aan het naleven van de afspraken. In de brief wordt ook aangegeven wat de procedure is als het aanbod wordt gewijzigd. De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeraar het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt (het derde lid). Dit gebeurt middels een bijlage bij de brief die de inburgeraar moet ondertekenen. De inburgeraar heeft twee weken de tijd om de bijlage te retourneren. Reageert de betreffende persoon niet binnen deze termijn, dan stelt de gemeente een beschikking op met daarin onder andere opgenomen de start van de inburgeringstermijn. Het kan natuurlijk voorkomen dat een inburgeraar aan de gemeente meldt dat hij wel een inburgeringsvoorziening wil, maar dat hij gelet op zijn situatie bepaalde wijzigingen aangebracht zou willen zien in het aanbod van de gemeente. Als de gemeente hierop positief reageert, wordt het aanbod aangepast. Een inburgeringsplichtige die het aanbod weigert, zal zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen. Het college stuurt de inburgeringsplichtige in deze een handhavingsbeschikking, met daarin opgenomen de termijn waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moeten hebben behaald en wanneer de inburgeringstermijn ingaat (artikel 26 van de WI).

2. De inhoud van de beschikking

Het besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de Inburgeraar de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking worden neergelegd. In de beschikking worden de toegekende inburgeringsvoorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeraar nauwkeurig vermeld (onderdelen a en b). De inburgeraar is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeraar duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt. De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking wordt hier alleen melding van gemaakt (onderdeel c). Onderdeel d bepaalt dat in de beschikking wordt vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Onderdeel e heeft betrekking op beschikkingen voor oudkomers. Indien het college een inburgeringsvoorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, artikel 26 WI). Binnen drie en een half jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Deze termijn gaat in met de afgifte van de beschikking.

Artikel 4 Opleggen van verplichtingen

1. Verplichtingen vóór de acceptatie van het aanbod

In dit artikel wordt aangegeven, dat de inburgeringsplichtige zich moet melden bij de casemanager als hij daarvoor wordt uitgenodigd (lid a) én dat de inburgeringsplichtige ook deelneemt aan de intake (lid b) om het niveau en de daarbij behorende voorziening vast te stellen.

2. Verplichtingen na de acceptatie van het aanbod

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeraar voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeraars in het kader van een inburgeringsvoorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening deze verplichtingen vast.

Artikel 5 Eigen bijdrage, beloning en boetes

1. De inning van de eigen bijdrage

De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270,-. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI). Het eerste lid van dit artikel beschrijft, dat de eigen bijdrage in beginsel in één keer wordt voldaan. Het college realiseert zich echter dat het voor sommige inburgeraars niet haalbaar is om in één keer het totale bedrag te voldoen. Daarom is in de verordening geregeld dat de inburgeraar, indien het college daartoe besluit, de eigen bijdrage in maximaal negen termijnen mag betalen. In geval van bijstandsgerechtigden zal de eigen bijdrage in overleg met de inburgeraar worden verrekend met de uitkering (artikel 24, eerste lid, WI). De betreffende inburgeraar wordt hierover geïnformeerd in de brief waarin het aanbod van de inburgeringsvoorziening wordt beschreven en wordt na akkoord vastgelegd in de beschikking tot toekenning van de inburgeringsvoorziening. Als de inburgeraar een uitkering van het UWV ontvangt, kan het college het UWV verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering van het UWV (artikel 24, tweede lid, WI). In dit geval int het UWV de eigen bijdrage ten behoeve van de gemeente. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV en niet door de gemeente, en wordt dus niet in deze verordening geregeld.

2. Beloning

In dit artikel wordt geregeld dat de inburgeraar bij het halen van zijn examen binnen de gestelde tijd een beloning ontvangt van € 270. Dit artikel beoogt het wegnemen van financiële belemmeringen voor de inburgeraar. Het stelt de gemeente ook in staat de inburgeraar te stimuleren door beloning. De gemeente beloont alleen de inburgeraars die de eigen bijdrage hebben betaald, het examen hebben gehaald binnen de gestelde termijn of die hiertoe niet in staat blijken te zijn en ontheven kunnen worden van de inburgeringsplicht.

3. De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. Het college heeft ervoor gekozen deze maximale bedragen integraal over te nemen in deze verordening. De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn maximumbedragen en géén gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien houdt het college daarbij ook rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, WI). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeraar. In het kader van de uitvoering van een gecombineerde re-integratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of – regeling. Artikel 37 WI bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete uit hoofde van de WI kan opleggen.

4.Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 10 mogelijk is. Om te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding, moeten de overtredingen zich wel binnen een bepaalde tijdspanne voordoen. Het college stelt deze vast op 12 maanden.

Het derde en vierde lid van artikel 5.4 biedt het college de mogelijkheid om de bestuurlijke boete te verhogen van maximaal € 500,- naar maximaal € 1.000,-. Dit is in het geval dat de inburgeringsplichtige bij herhaling niet voldoet aan de verplichting binnen de gestelde termijn het inburgeringsexamen te behalen. Dit recht wordt ontleend aan artikel 34, onderdeel van de WI. Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, legt het college hem een bestuurlijke boete op. Op grond van artikel 32 WI moet het college in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringslichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, maakt het derde lid van artikel 11 het mogelijk dat het college een hogere boete vaststelt. Ook in dat geval wordt in de boetebeschikking een nieuwe termijn opgenomen waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze (derde) termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, regelt het vierde lid dat het college wederom een hogere bestuurlijke boete kan opleggen. De maximumboete in het vierde lid geldt ook voor alle hierop volgende overschrijdingen van termijnen door de inburgeringsplichtige.