Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen 's-Hertogenbosch 2013

Geldend van 01-01-2013 t/m heden

Intitulé

Beheersverordening Gemeentelijke begraafplaatsen 's-Hertogenbosch 2013

De raad van de gemeente ‘s-Hertogenbosch,

gelezen het voorstel van het college van 22 mei 2012, nr. 12.0569 inzake de beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen ’s-Hertogenbosch 2013;

gelet op artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging en artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats(en) voor de gemeente ’s-Hertogenbosch 2013.

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van stoffelijke overschotten;

  • b.

    asbus: een (‘kale’) bus ter berging van as van een overledene;

  • c.

    begraafplaats(en): de begraafplaats(en) in Engelen, in Oud – Empel en aan de Oude Baan in Rosmalen;

  • d.

    beheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaats(en) of degene die hem vervangt;

  • e.

    gebruiker: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf is verleend, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

  • f.

    gedenkplaatje: door de gemeente tegen betaling ter beschikking gesteld herinneringsplaatje waarop naam en een datum van de overledene(n) kunnen worden gemeld;

  • g.

    graf: een zandgraf of keldergraf;

  • h.

    grafbedekking: gedenkteken (steen, zerk of ander monument dat bedoeld is voor de accentuering van een graf, daaronder begrepen kettingen en hekwerken) en of beplanting op een graf;

  • i.

    grafkelder: een betonnen of gemetselde constructie waarin een of meerdere stoffelijke overschotten worden begraven of asbussen worden bijgezet; grafkelders kunnen onderdeel zijn van een bovengrondse muur of wand;

  • j.

    Islamitische graven: gedeelte van de begraafplaats met mogelijkheid tot het begraven van stoffelijke overschotten naar Islamitisch gebruik;

  • k.

    kindergraf: een graf specifiek bedoelt voor een stoffelijk overschot van een kind(eren) tot een leeftijd van 12 jaar;

  • l.

    particulier gedenkplaatje: een gedenkplaatje met de naam van de overledene eventueel met datum en kleine afbeelding op een daartoe aangewezen gemeentelijke zuil waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend;

  • m.

    particulier graf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen begraven en begraven houden van stoffelijke overschotten;

    • 2.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • n.

    particulier urnengraf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • o.

    particuliere urnennis: een nis van 35 cm x 35 cm waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van 2 asbussen met urn (bij open en gesloten nis) óf twee asbussen zonder urn (bij gesloten nis);

  • p.

    rechthebbende: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier graf, een particulier urnengraf, particuliere urnennis of een particulier gedenkplaatje, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

  • q.

    stoffelijk overschot: een dood lichaam van een mens;

  • r.

    urn: een (‘sier’)voorwerp ter berging van een of meer asbussen;

  • s.

    urnenmuren: muur bedoelt voor de bijzetting van urnen;

  • t.

    verstrooiingsplaats: een door de gemeente aangewezen plaats waarop as kan worden verstrooid.

Artikel 2. Uitbreiding begrippen particulier en algemeen graf

  • 1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder ‘particulier graf’ mede verstaan een Islamitisch graf, particulier urnengraf, een particuliere urnennis en een particulier gedenkplaatje.

  • 2. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder ‘algemeen graf’ mede verstaan een algemeen urnengraf.

Artikel 3. Uitsluiting beschikking van rechtswege

Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht betreffende de positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen is niet van toepassing op de artikelen 13 tweede lid, 15, 16 eerste en tweede lid, 18 eerste lid, 19 eerste lid en 23 derde en vierde lid van deze verordening.

Hoofdstuk 2. Openstelling, orde en rust op de begraafplaats

Artikel 4. Openstelling begraafplaats(en)

  • 1. De begraafplaats(en) is (zijn) voor iedereen dagelijks toegankelijk gedurende door het college bij nadere regels vast te stellen tijden. Het college maakt deze tijden openbaar bekend.

  • 2. Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaats(en) kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

  • 3. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaats(en) niet voor het publiek geopend is (zijn), zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 5. Ordemaatregelen

  • 1. Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats(en) hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder. Degenen die zich niet aan deze aanwijzing(en) houden, moeten op eerste aanzegging van de beheerder zich van de begraafplaats verwijderen.

  • 2. De beheerder kan personen die zich niet aan de in het eerste lid bedoelde aanwijzing houden van de begraafplaats verwijderen of laten verwijderen.

  • 3. Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaats(en) te rijden:

  • 4.

    • a.

      elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen; motorrijtuigen zijn buiten de rijwegen (slechts) toegestaan voor begrafenissen of voor het vervoer van materialen;

    • b.

      sneller dan 10 km per uur.

      Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in de aanhef en onder a van het derde lid.

  • 5. Het is steenhouwers, hoveniers en daarmede gelijk te stellen personen verboden, anders dan met schriftelijke toestemming van het college, werkzaamheden voor derden aan grafbedekkingen en of grafbeplantingen op de begraafplaats(en) te verrichten.

  • 6. Het is verboden om een stoffelijk overschot te begraven in een zinken of andere metalen of kunststof (binnen) kist.

  • 7. Het is verboden om een stoffelijk overschot te begraven met gebruikmaking van een lijkhoes die niet voldoet aan de voorwaarden van het Lijkomhulselbesluit 1998.

  • 8. Het is verboden om in een kist of ander omhulsel voorwerpen of objecten bij te voegen die niet tot de kist of het stoffelijk overschot behoren, anders dan klein verteerbare grafgiften.

  • 9. Bij het ter begraving aanbieden van een kist of ander lijkomhulsel dient ten minste 24 uur voorafgaand aan het tijdstip van begraving een schriftelijke verklaring te worden overlegd omtrent de aanwezigheid van de in voorgaande leden bedoelde materialen en voorwerpen. Indien van een lijkhoes gebruik wordt gemaakt, zal de aanbieder tevens een afschrift van een rapport moeten overleggen waaruit blijkt dat de gebruikte hoes voldoet aan de normen van het Lijkomhulselbesluit 1998.

Artikel 6. Plechtigheden

  • 1. Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats kunnen slechts plaatsvinden nadat deze ten minste zes werkdagen tevoren zijn gemeld aan de beheerder. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden in overleg met de aanvrager door de beheerder vastgesteld.

  • 2. De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 3. Degenen die zich niet aan de in het tweede lid bedoelde aanwijzing(en) houden, moeten op eerste aanzegging van de beheerder de begraafplaats verlaten.

Artikel 7. Opgravingen en ruimen

Bij het opgraven van stoffelijke overschotten en de ruiming van graven zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de beheerder met deze werkzaamheden zijn belast.

Hoofdstuk 3. Voorschriften voor lijkbezorging

Artikel 8. Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1. Degene die wil doen begraven of as wil doen bijzetten, geeft daarvan uiterlijk om 9:00 uur van de 2de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving of bijzetting zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 2. Degene die as wil doen verstrooien, maakt daarvoor een afspraak met de beheerder en geeft daarvan uiterlijk om 9:00 uur van de 5de werkdag voorafgaande aan de dag waarop de verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. Degene die as wil laten verstrooien (zonder daarbij aanwezig te zijn, met of zonder bericht van verstrooiing) kan de beheerder verzoeken om as te verstrooien en geeft daarvan schriftelijk kennis aan de beheerder.

  • 3. Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door de medewerkers van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen het sluiten van het graf onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12:00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.

Artikel 9. Over te leggen stukken

  • 1. Tot begraving wordt niet overgegaan dan nadat het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder.

  • 2. Indien de begraving of de bezorging van as in een particulier graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3. Begraving of bijzetting in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende.

  • 4. De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren.

  • 5. De beheerder onderzoekt of de overgelegde stukken toereikend zijn.

Artikel 10. Tijden van begraven en asbezorging

  • 1. De tijd van begraven en het bezorgen van as is: op werkdagen en op zaterdagen van 8:00 tot 16:00 uur.

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen van deze tijden afwijken.

HOOFDSTUK 4. INDELING EN UITGIFTE VAN DE GRAVEN

Artikel 11. Indeling graven en asbezorging

  • 1. Op de begraafplaats(en) kunnen worden uitgegeven:

    • a.

      particuliere graven en particuliere urnengraven;

    • b.

      particuliere urnennissen;

    • c.

      particuliere kindergraven;

    • d.

      particuliere gedenkplaatjes.

  • 2. Particuliere graven worden uitgegeven voor het begraven van ten hoogste 2 stoffelijke overschotten óf 2 asbussen met of zonder urnen.

  • 3. Particuliere urnengraven worden uitgegeven voor het begraven van ten hoogste 2 asbussen met of zonder urnen.

  • 4. Particuliere urnennissen worden uitgegeven voor het plaatsen van 2 asbussen met urn (bij een open of gesloten nis) of 2 asbussen zonder urn (bij een gesloten nis).

  • 5. Particuliere gedenkplaatjes worden uitgegeven voor het vermelden van de naam van de overledene(n) eventueel met datum en een kleine afbeelding en worden bevestigd op een zuil ter plaatse van het uitstrooiveld in Rosmalen.

Artikel 12. Aantal overledenen in algemene graven

  • 1. In particuliere graven kunnen ten hoogste 2 stoffelijke overschotten worden begraven.

  • 2. In particuliere urnengraven kunnen ten hoogste 2 asbussen met of zonder urnen worden begraven.

Artikel 13. Volgorde van uitgifte

  • 1. De particuliere graven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.

  • 2. Het college kan een particulier graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie op de begraafplaats(en) niet bezwaarlijk is.

Artikel 14. Termijnen particuliere graven, urnengraven, urnennissen en gedenkplaatjes

  • 1. Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats(en) dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van:

    • a.

      20 jaar recht op een particulier graf of 20 jaar recht op een particulier urnengraf.

    • b.

      10 jaar recht op een particulier urnengraf of urnennis.

    • c.

      5 jaar recht op een particulier gedenkplaatje.

    De termijn begint te lopen op de datum waarop het particulier graf, urnengraf, urnennis of gedenkplaatje is uitgegeven.

  • 2. Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd als de aanvraag voor het verstrijken van de lopende termijn schriftelijk wordt ingediend, telkens met een termijn van:

    • a.

      10 jaar in geval van een particulier graf.

    • b.

      10 jaar in geval van een particulier urnengraf en urnennis.

    • c.

      5 jaar in geval van een particulier gedenkplaatje.

  • 3. Indien de aan de rechten verbonden kosten niet binnen 3 maanden na uitgifte of verlenging, door de rechthebbende worden voldaan, vervallen de grafrechten dan wel de rechten op een nis of gedenkplaatje.

Artikel 15. Grafkelder

  • 1. Het college kan aan de rechthebbende op een particulier graf vergunning verlenen tot het daarin voor

    eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder.

  • 2. De toegestane afmetingen van een grafkelder zijn 2 meter (lengte) bij 1 meter (breedte) bij 2 meter

    (hoogte).

Artikel 16. Overschrijving van verleende rechten

  • 1. Het recht op een particulier graf, urnengraf, urnennis en of gedenkplaatje kan op schriftelijke aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven op naam van een ander natuurlijk persoon of rechtspersoon.

  • 2. Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het particulier graf, urnengraf, urnennis en of gedenkplaatje worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen 6 maanden na het overlijden van de rechthebbende. Indien de overleden rechthebbende in het graf dient te worden begraven, of indien de asbus met zijn resten in het graf of nis dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.

  • 3. Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn van 6 maanden, is het college bevoegd het recht op het particulier graf, urnengraf, urnennis en of gedenkplaatje te doen vervallen.

  • 4. Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van 6 maanden kan het college het particulier graf, urnengraf, urnennis en of gedenkplaatje alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een particulier graf, urnengraf, urnennis en of gedenkplaatje dat/ die inmiddels is geruimd.

Artikel 17. Afstand doen van graven

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het particulier graf, urnengraf, urnennis en of gedenkplaatje. Van de ontvangst van zodanige verklaring doet het college mededeling aan de rechthebbende.

Artikel 18 Sluiting van graven

  • 1. Op aanvraag van de rechthebbende kan het college een graf gesloten verklaren. Gedurende de tijd dat een graf gesloten is, mag daarop geen andere grafbedekking worden geplaatst en mag daarin geen andere begraving plaatshebben, of asbus worden bijgezet, dan die van de stoffelijke overschotten van de personen die de rechthebbende in zijn aanvraag met name heeft genoemd.

  • 2. Het college bepaalt in overleg met de rechthebbende de periode waarvoor de in het eerste lid bedoelde sluiting zal geschieden. Het college stelt de bijzondere voorwaarden vast, waaraan moet zijn voldaan alvorens het graf gesloten wordt verklaard.

Hoofdstuk 5. Grafbedekkingen

Artikel 19. Vergunning en regels grafbedekking

  • 1. Voor het hebben van een grafbedekking is een schriftelijke vergunning nodig van het college.

  • 2. De rechthebbende van een particulier graf vraagt de vergunning voor het hebben van een grafbedekking aan.

  • 3. Voor de gedenktekens mogen alleen duurzame materialen worden gebruikt, zoals natuursteen, metaal,

    keramiek, duurzame kunststoffen of een verduurzaamde houtsoort.

  • 4. De toegestane afmetingen van een liggend gedenkteken zijn:

    • a.

      bij een particulier graf maximaal 2 meter (lengte) bij 1 meter (breedte) bij 0,50 meter (hoogte).

    • b.

      bij een kindergraf maximaal 1 meter (lengte) bij 0,60 meter (breedte) bij 0,30 meter (hoogte).

  • 5. De toegestane afmetingen van een staand gedenkteken zijn:

    • a.

      bij een particulier graf maximaal 1 meter (hoogte) bij 1 meter (breedte) bij 0,30 meter (dikte).

    • b.

      bij een kindergraf maximaal 0,80 meter (hoogte) bij 0,60 meter (breedte) bij 0,30 meter (dikte)

  • 6. De afmetingen van een gedenkteken op een urnengraf moet 0,50 meter (lengte) bij 0,50 meter (breedte) zijn met een dikte van maximaal 0,30 meter.

  • 7. Onderdelen (waaronder kettingen en hekwerken) moeten vast aan het gedenkteken zijn verbonden.

  • 8. Bij de schriftelijke aanvraag voor een vergunning tot het hebben van een gedenkteken behoort een werktekening te worden ingediend. Op deze werktekening dienen ten minste voor te komen:

    • a.

      een boven-, voor- en zijaanzicht met alle hoogte-, breedte-, dikte- en lengtematen;

    • b.

      de soort, kleur en bewerking van het te gebruiken materiaal;

    • c.

      de woordindeling van het opschrift en de plaats van figuratie(s);

    • d.

      het materiaal van de fundering en de wijze van bevestiging van het gedenkteken daarop.

  • 9. De winterharde gewassen die op de graven worden geplant mogen bij volle wasdom de voor het graf beschikbare oppervlakte (en hoogte) niet overschrijden of moeten door snoeien binnen de oppervlakte (en de maximaal toegestane hoogte) kunnen worden gehouden.

  • 10. Het college kan de vergunning weigeren indien:

    • a.

      niet voldaan wordt aan de regels genoemd in het derde tot en met het negende lid van dit artikel;

    • b.

      de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d.

      de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is.

  • 11. De beslissing op de aanvraag wordt door het college schriftelijk medegedeeld.

Artikel 20. Onderhoud door rechthebbende of gebruiker

  • 1. Het (doen) plaatsen, aanbrengen, herstellen, vernieuwen of verwijderen van de grafbedekking geschiedt door, voor rekening van en voor risico van de rechthebbende of de gebruiker.

  • 2. De rechthebbende of de gebruiker is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen.

  • 3. De verwijdering vindt niet plaats dan nadat het college de rechthebbende of de gebruiker door middel van een verklaring schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van de toestand van de grafbedekking. Wanneer het adres van de rechthebbende of de gebruiker niet bekend is maakt het college de verklaring bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

  • 4. Indien de rechthebbende of de gebruiker nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende dertien weken ter beschikking van de rechthebbende of de gebruiker (met uitzondering van hetgeen is bepaald in artikel 20) en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding of teruggave verplicht is.

  • 5. Het college kan de rechthebbende of de gebruiker per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen binnen de door het college gestelde termijn indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar op levert voor derden.

Artikel 21. Niet-blijvende grafbeplanting en verwaarloosde voorwerpen

Niet-blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert, maar ook losse bloemen, planten, kransen en dergelijke die zijn verwelkt evenals verwaarloosde linten, siervazen, papieren en dergelijke voorwerpen evenals aanstootgevende voorwerpen, kunnen zonder voorafgaande kennisgeving door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding of teruggave van de verwijderde voorwerpen.

Artikel 22. Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn

  • 1. De grafbedekking kan na het verstrijken van de termijn van uitgifte van het graf door het college worden verwijderd.

  • 2. Indien de grafbedekking niet binnen dertien weken na het verstrijken van de termijn is afgehaald, vervalt deze aan de gemeente, zonder dat de gemeente tot enige vergoeding of teruggave verplicht is.

Hoofdstuk 6. Ruiming van graven, urnengraven en urnennissen

Artikel 23. Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1. Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend gemaakt. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is maakt het college het voornemen tot ruiming van het graf gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip van ruiming door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend.

  • 2. De beheerder draagt er zorg voor dat met de bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten te allen tijde uiterst respectvol en zorgzaam wordt omgegaan, dat deze piëteitsvol in een knekelkistje worden overgebracht naar het algemeen verzamelgraf en dat bezoekers van de begraafplaats niet met menselijke resten worden geconfronteerd.

  • 3. Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indienen om bij ruiming de menselijke resten, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor crematie of voor herbegraving elders. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen bij de beheerder een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.

  • 4. De rechthebbende op een particulier graf kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de menselijke resten te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze te cremeren of elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een particulier urnengraf of particuliere urnennis kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 24. Beslissen burgemeester en wethouders

In gevallen die de begraafplaatsen betreffen en waarin deze verordening niet voorziet en of indien toepassing van deze verordening tot onbillijkheid van overwegende aard leidt, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 25. Intrekking oude regeling

De beheersverordening voor de begraafplaats te Engelen, de begraafplaats aan de Oude Baan te Rosmalen en de begraafplaats in Oud-Empel vastgesteld door de gemeenteraad van ‘s-Hertogenbosch, vastgesteld op 4 juli 2002, wordt ingetrokken.

Artikel 26. Overgangsbepaling

  • 1. Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de beheersverordening voor de begraafplaats te Engelen, de begraafplaats aan de Oude Baan te Rosmalen en de begraafplaats in Oud-Empel gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de beheersverordening voor de begraafplaats te Engelen, de begraafplaats aan de Oude Baan te Rosmalen en de begraafplaats in Oud-Empel is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 27. Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met de artikelen 4, 5 en 6 van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

Artikel 28. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013.

Artikel 29. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen 's-Hertogenbosch 2013.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 26 juni 2012.
De griffier,
drs. A. van der Jagt
De voorzitter,
mr. dr. A.G.J.M. Rombouts