Uitvoeringsregels Handhaving Drank- en Horeca 's-Hertogenbosch 2013

Geldend van 31-12-2013 t/m heden

Intitulé

Uitvoeringsregels Handhaving Drank en Horeca 2013

Burgemeester van de gemeente 's-Hertogenbosch;

gelet op

De Gemeentewet, de Algemene Wet Bestuursrecht, de Drank- en Horecawet c.a., Wet op de Kansspelen, het Wetboek van Strafrecht, de Horecaverordening 's-Hertogenbosch 2012

besluit

de Uitvoeringsregels Handhaving horeca 's-Hertogenbosch 2012 in te trekken

de Uitvoeringsregels Handhaving Drank en Horeca 's-Hertogenbosch 2013 vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Inleiding

In het najaar van 2012 zijn de Uitvoeringsregels Handhaving horeca ’s-Hertogenbosch 2012 in werking getreden. Kort hierna – op 1 januari 2013 – is de nieuwe Drank- en Horecawet (DHW) in werking getreden. Deze wetswijziging noopt tot aanpassing van voornoemde uitvoeringsregels. Er wordt een aantal nieuwe overtredingen toegevoegd. Voorts worden nieuwe sanctie-instrumenten – zoals de bestuurlijke boete en schorsing van de Drank- en Horecawetvergunning – toegevoegd. Omdat in 2012 bij het vaststellen van voornoemde uitvoeringsregels en de Horecaverordening ’s-Hertogenbosch 2012 (HV) al is geanticipeerd op de nieuwe wet zijn de wijzigingen ten opzichte van de oude uitvoeringsregeling gering. De opzet uit 2012 is zoveel mogelijk vastgehouden.

1.1 Stappenplan

Hierna wordt per overtreding aangegeven op welke wijze wordt gesanctioneerd. Daarbij is sprake van een zogeheten stappenplan. Dat betekent in de regel, dat indien ondanks een eerdere sanctie/interventie wederom een overtreding wordt begaan een volgende zwaardere stap volgt.

1.2 Overtreding van meerdere artikelen

Het komt voor dat op een gedraging, feit of omstandigheid meerdere stappenplannen van toepassing zijn. In dat geval zal in de regel de zwaarste sanctie volgen. In sommige gevallen kan er ook voor worden gekozen om meerdere sancties tegelijkertijd op te leggen. Bijvoorbeeld wanneer in een café veel geweld plaatsvindt en de uitbater is hierbij actief betrokken. Dan zal niet alleen zijn zaak worden gesloten ter bescherming van de openbare orde en veiligheid. De exploitant zal tevens ‘ in enig opzicht van slecht levensgedrag’ zijn en kan daarmee niet een nieuwe zaak beginnen of elders als leidinggevende gaan werken. Bij meerdere bestuurlijke boetes worden deze bij elkaar opgeteld.

1.3 Dwingendrechtelijke bepalingen

Voorts zullen in het beleid stappen zijn opgenomen die direct uit de wet of de verordening volgen. Het gaat om zogeheten dwingendrechtelijke bepalingen. In die gevallen bestaat geen beleidsvrijheid. De stappen zijn volledigheidshalve opgenomen. Het maken van uitzonderingen is echter juridisch niet mogelijk. Deze stappen zijn dan ook geen echte beleidskeuze.

1.4 Beoordelingsruimte

Een bestuursorgaan heeft beoordelingsruimte bij de wijze van handhavend optreden. Uit jurisprudentie blijkt wel, dat de hoofdregel is dat moet worden opgetreden tegen geconstateerde overtredingen. Hierop zijn slechts weinig uitzonderingen mogelijk. De beoordelingsruimte is dan ook voornamelijk gelegen in de wijze waarop wordt opgetreden. In dit beleid wordt deze beoordelingsruimte nader ingevuld. Vastgelegd wordt op welke wijze wordt opgetreden tegen de meest voorkomende overtredingen. Uiteraard kunnen zich altijd uitzonderingsgevallen voordoen. In die gevallen kan van het beleid worden afgeweken. Hierbij wordt gemotiveerd waarom een lichtere of een zwaardere sanctie wordt gegeven.

1.5 Proportionaliteit

In de handhaving is het wegen van de aard en de ernst van een overtreding het uitgangspunt voor de wijze van sanctionering. Een kleine overschrijding van de terrasgrenzen vraagt een andere sanctie dan een terras waar helemaal geen vergunning voor is verleend. Kortom de sanctie moet evenredig zijn vergeleken met de overtreding. De proportionaliteit komt ook terug in de keuze om bij aanhoudende overtredingen steeds zwaarder te sanctioneren dan bij een éénmalige fout. Zo kan begonnen worden met een waarschuwing en geëindigd worden met intrekking van de horecavergunningen.

1.6 Afwijken van beleid

Er bestaat de mogelijkheid om van het basis beleid af te wijken. Indien sprake is van verzwarende omstandigheden of excessen dan kan besloten worden om een zwaardere sanctie op te leggen dan het beleid voorschrijft. Ook is het mogelijk om in onvoorziene uitzonderingssituaties een lichtere of geen sanctie op te leggen. Hiervan zal echter niet snel sprake zijn. In beide gevallen geldt een verzwaarde motiveringsplicht.

1.7 Bijzondere verantwoordelijkheid voor exploitanten en leidinggevenden

Zowel de DHW als de HV stellen specifieke eisen aan de horecaondernemer en zijn leidinggevenden. Aan deze personen worden bijzondere eisen gesteld ten aanzien van onder meer hun levensgedrag, leeftijd en functioneren. Het zijn dan ook primair deze personen die de rust en orde in en rondom hun horecagelegenheid moeten waarborgen. Ook als de exploitant niet in werkzaam is, blijft hij verantwoordelijk voor de gang van zaken in en nabij de inrichting die door hem met gebruikmaking van de vergunning wordt geëxploiteerd (zie de uitspraken van de Raad van State van 23-09-2009 (LJNBJ8321) en 22-03-2001 (LJN AP5167)). In de opbouw van de sancties is rekening gehouden met de bijzondere verantwoordelijkheden die bij leidinggevenden en exploitanten berusten.

Hoofdstuk 2 Stappenplan

2.1 Exploitatie horeca-inrichting zonder exploitatie- en/of D&Hvergunning (artikel 3 DHW en artikel 2.1 HV)

  • 1.

    (Mondelinge) waarschuwing en gelegenheid om bedrijf direct te sluiten

  • 2.

    Bestuursdwang of last onder dwangsom strekkende tot sluiting van de horeca-inrichting

Toelichting:

Exploitatie zonder de benodigde drank- en horeca- en/of exploitatievergunning (overtreding artikel 3 DHW en/of 2.1 HV) kan nimmer worden toegestaan. Dit kan ook niet indien de vergunningen al wel zijn aangevraagd maar nog niet zijn verleend. De noodzakelijke indringende toetsing van de ondernemer, zijn leidinggevenden, de openbare orde, veiligheid en de woon- en leefomgeving, moet volledig zijn afgerond alvorens een horecabedrijf zijn deuren voor publiek mag openen.

Indien een ondernemer naar aanleiding van een (mondelinge) waarschuwing niet terstond zijn bedrijf sluit, volgt direct bestuursdwang of een last onder dwangsom om de sluiting af te dwingen.

2.2 De aanwezigheid van alcoholhoudende drank en/of het laten nuttigen van alcohol in voor publiek geopende ruimte, anders dan in de rechtmatige uitoefening van het slijtersbedrijf of horecabedrijf (DHW artikel 25 lid 1 en 2)

  • 1.

    Bestuurlijke boete met mondelinge waarschuwing en gelegenheid overtreding te beëindigen;

  • 2.

    (Hogere) Bestuurlijke boete met schriftelijke waarschuwing;

  • 3.

    Last onder dwangsom.

Toelichting:

Op basis van artikel 25 eerste en tweede lid van de DHW is het verboden om ‘in een voor publiek geopende ruimte’ alcohol te verkopen, te schenken en/of op voorraad te hebben. Dit verbod geldt niet voor slijterijen en horecabedrijven met een vergunning. Ook detailhandel die voldoet aan de eisen van artikel 18 (supermarkten, warenhuizen en traiteurs) valt niet onder het verbod. Het gaat bijvoorbeeld om verkoop van alcohol door winkels, die daartoe niet bevoegd zijn (een kledingwinkel die ook wijn verkoopt) of het laten nuttigen van alcohol op een plek die daarvoor niet bestemd is (het schenken van drank in een supermarkt). In de praktijk komt deze overtreding – tot op heden – weinig voor.

De overtreding is vergelijkbaar met het exploiteren van een slijterij of horecabedrijf zonder DHW vergunning. Het is dan ook te kwalificeren als een ernstige overtreding. Tegen dergelijke illegale verstrekking moet worden opgetreden

2.3 Exploitatie in strijd met vergunningvoorschriften en overige gedragsbepalingen uit de DHW, en de Horecaverordening voor zover niet elders gespecificeerd

  • 1.

    Schriftelijke waarschuwing

  • 2.

    Last onder dwangsom

  • 3.

    Sluiting van vier weken / eventueel samen met schorsing van D&H-vergunning

  • 4.

    Intrekking vergunning

Verjaringstermijn: 1 jaar

Toelichting:

Bij de vergunningverlening kunnen voorschriften aan een vergunning worden verbonden. Dit kan ook achteraf gebeuren. Uiteraard moeten deze voorschriften worden nageleefd. Overtreding van de vergunningvoorschriften wordt volgens dit stappenplan gesanctioneerd. Er is gekozen voor een verjaringstermijn om een exploitant na één jaar weer met een schone lei te laten beginnen.

Het kan gaan om onder meer de volgende artikelen 4 lid 5; 9 lid 3,4 en 5; 12 lid 1 en 2; 13 lid 1 en 2; 14 lid 1 en 2; 15 lid 1 en 2; 16; 17; 18 lid 3; 19 lid 1 en 2; 20 lid 3 en 5; 22 lid 1.

Indien de overtreding wordt begaan door een onderneming en/of persoon die niet vergunningplichtig is op grond van de DHW of HV, dan is intrekking van de vergunning niet aan de orde. Een bestuurlijke boete ligt alsdan wel in de rede evenals de last onder dwangsom/bestuursdwang.

2.4.1 Exploitatie buiten toegestane openingstijden

  • 1.

    Schriftelijke waarschuwing

  • 2.

    Last onder dwangsom

  • 3.

    Sluiting van twee weken

  • 4.

    Intrekking vergunningen

Verjaringstermijn: tussen stap 1 en 2 zes maanden; na stap 2 één jaar

Toelichting:

Voor het overtreden van de verruimde openingstijden is een eigen stappenplan opgesteld. Zie onder 4.

2.5 Exploitatie buiten toegestane verruimde openingstijden en/of in strijd met de ontheffingsregeling en/of de ontheffing zelf

  • 1.

    Schriftelijke waarschuwing

  • 2.

    Beperking openingstijden tot 2.00 ’s-nachts gedurende twee weken/zeven dagen per week

  • 3.

    Last onder dwangsom

  • 4.

    Intrekken ontheffing voor nachtzaak dan wel weekendontheffing

Verjaringstermijn: tussen stap 1 en 2: zes maanden; na stap 2 één jaar

Toelichting

Voor exploitanten met een ontheffing voor ruimere openingstijden, zoals beschreven in de artikelen 5.2 (nachtzaak), 5.4 (studentensociëteit) en 5.5. HV (weekendontheffing), geldt bovenstaand stappenplan. De ontheffing is niet vanzelfsprekend.

De ontheffing kan worden ingetrokken, wanneer de toegestane verruimde openingstijden worden overschreden of in strijd wordt gehandeld met andere voorschriften en regels die samenhangen met de ontheffing. Artikel 5.7 HV regelt deze bevoegdheid.

2.6 Exploitatie terras zonder vergunning

  • 1.

    Mondelinge of schriftelijke waarschuwing en gelegenheid om direct terras te verwijderen

  • 2.

    Bestuursdwang of last onder dwangsom strekkende tot verwijderen en verwijderd houden van het terras

Toelichting

De vergunningplicht vormt de kern van de regulering van terrassen. Op deze hoofdregel kan dan ook geen uitzondering worden gemaakt. Indien een illegaal terras niet terstond wordt opgeruimd, wordt direct stap 2 genomen.

2.7 Exploitatie terras in strijd met voorschriften en/of nadere regels en/of terrassluitingstijden en/of op een wijze die overlast veroorzaakt

  • 1.

    Schriftelijke waarschuwing

  • 2.

    Last onder dwangsom of sluiting terras voor één week

  • 3.

    Intrekken terrasvergunning

  • 4.

    Intrekken exploitatievergunning

Verjaringstermijn: 1 jaar

Toelichting

Een terrasvergunning kan onder voorschriften worden verleend. Voorts kunnen er nadere regels gelden. Op de naleving hiervan wordt toegezien en gehandhaafd. Mogelijke overtredingen zijn het overschrijden van de terrasgrenzen, het niet tijdig opruimen en sluiten van het terras etc. Daarnaast mag een terras niet tot onaanvaardbare overlast leiden. Een terras zal altijd enige hinder geven. De exploitant dient er wel op toe te zien, dat hinder binnen de perken blijft. Zeer luidruchtige klanten zal hij – zeker in de avonduren – tot rust moeten manen. Ook andere overlast (intimidatie langslopende personen, afval, etc.) moet zoveel mogelijk worden voorkomen.

De tweede stap houdt een keuzemogelijkheid in een last onder dwangsom of de sluiting van het terras voor de duur van één week. Bij aanhoudende overlast is de tijdelijke sluiting (op grond van artikel 4.7 HV) het geëigende instrument. Hiermee wordt een periode van rust ingebouwd. Er wordt ook een duidelijk signaal aan de klanten gegeven.

Bij aanhoudende problemen wordt een ondernemer niet langer toegestaan een terras te exploiteren. Hiertoe wordt zijn terrasvergunning ingetrokken. Als een ondernemer ondanks deze zware sanctie doorgaat met exploiteren van zijn terras dan kan dit uiteindelijk zijn exploitatievergunning kosten. Door de aanhoudende overtredingen bestaat gevaar voor de openbare orde, veiligheid en/of het woon- en leefklimaat. Bovendien kan dit betekenen dat de notoire overtreder in enig opzicht van slecht levensgedrag is, hetgeen tot intrekking van zijn horecavergunningen leidt.

2.8 Handelen in strijd met een ontheffing voor paracommerciële horeca (op basis van artikel 4 lid 4 DHW of artikel 6.5 HV) en de daaraan verbonden regels en voorschriften

  • 1.

    Bestuurlijke boete met schriftelijke waarschuwing;

  • 2.

    (Hogere) bestuurlijke boete met schriftelijke waarschuwing;

  • 3.

    Intrekking van de ontheffing.

Verjaringstermijn:

• na stap 1 en 2: 2 jaar

• na stap 3: 6 maanden (daarna kan weer een ontheffing worden aangevraagd).

Toelichting

Op basis van artikel 4 lid 4 DHW en de artikelen 17 en 18 kan de burgemeester ontheffing verlenen van diverse bepalingen. In de regel gaat het om het toestaan van bijzondere bijeenkomsten van zeer tijdelijke aard bij paracommerciële bedrijven.

Een ontheffing is niet vanzelfsprekend. De regels hieromtrent moeten strikt worden nageleefd. Anders wordt de ontheffing ingetrokken. Na intrekking geldt het normale regime weer. Wanneer dit wordt overtreden volgt handhavend optreden volgens het van belang zijnde stappenplan.

Overigens wordt opgemerkt, dat het ontheffingenbeleid thans (2013) zeer terughoudend is.

2.9 Afwezigheid leidinggevende terwijl zaak voor publiek is geopend

  • 1.

    Schriftelijke waarschuwing

  • 2.

    Last onder dwangsom (en bij zaak met D&H-vergunning tevens een bestuurlijke boete)

  • 3.

    Intrekking vergunningen

Verjaringstermijn: 1 jaar

Toelichting:

Op basis van zowel de DHW (artikel 24 lid 1) en de Horecaverordening (artikel 3.1) mag een horeca-inrichting alleen voor publiek zijn geopend als er een leidinggevende aanwezig is, die als zodanig op de vergunningen staat vermeld. In de horecaregelgeving worden allerlei eisen gesteld aan de persoon van leidinggevende. Het is dan ook vanzelfsprekend dat deze persoon in het bedrijf aanwezig is tijdens de openingstijden. Als een waarschuwing niet volstaat dan volgt een last onder dwangsom om nieuwe overtredingen te voorkomen. Bij horecabedrijven die alcohol schenken volgt tevens een bestuurlijke boete. Juist in dit soort inrichtingen is de aanwezigheid van een leidinggevende van bijzonder belang. Er moet immers worden toegezien op het verantwoord verstrekken van drank aan jeugdigen. Het opleggen van een last onder dwangsom houdt in dat een dwangsom wordt verbeurd elke keer dat wordt geconstateerd dat er geen leidinggevende aanwezig is. De hoogte van de dwangsom wordt afgestemd op de omzet en grootte van de zaak. Immers, de zaak zou gesloten moeten blijven zonder aanwezige leidinggevende. Door toch open te gaan, wordt een economisch voordeel genoten. De overtreding mag uiteraard niet lonen.

Indien ook de last onder dwangsom niet helpt, wordt de drank- en horecavergunning en/of exploitatievergunning ingetrokken. Er kan immers worden geconcludeerd dat de bedrijfsvoering gebrekkig is hetgeen een gevaar oplevert voor de orde en veiligheid. Ook het levensgedrag van ondernemer noopt hiertoe bij aanhoudende overtredingen.

2.10 Leidinggevende kennelijk onder invloed van alcohol en/of drugs

Zodra wordt geconstateerd dat een leidinggevende deze overtreding heeft begaan, vindt een (her)beoordeling van zijn levensgedrag plaats. Er wordt informatie ingewonnen bij Justitie via dienst Justis en bij de politie op basis van de Wet politiegegevens. Hierna kunnen zich de volgende situaties voordoen:

Situatie 1

Indien, op het moment dat de leidinggevende kennelijk onder invloed van alcohol en/of psychotrope stoffen was, zich zaken in de inrichtingen hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning een gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid:

1.Intrekking van de vergunning (art 31 DHW, eerste lid onder c) en/of artikel 2.7 lid 1 onder c en/of d HV

Situatie 2

Persoon in kwestie voldoet niet langer aan de eisen gesteld in artikel 8 DHW en/of 2.7 lid 1 onder b HV. Er volgt intrekking van de vergunning, zoals omschreven in paragraaf 2.14.

Situatie 3

Er kan niet worden vastgesteld dat de persoon in kwestie niet langer voldoet aan de eisen gesteld in artikel 8 DHW:

  • 1.

    Bestuurlijke boete met schriftelijk waarschuwing;

  • 2.

    Schorsing vergunning 2 weken met sluiting 2 weken op grond van APV;

  • 3.

    Intrekking vergunning(en), zoals omschreven in paragraaf 2.14.

Verjaringstermijn: aansluiten bij ‘Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet’.

Toelichting:

De bijzondere verantwoordelijkheid van de leidinggevende verzet zich tegen drugsgebruik en teveel alcoholconsumptie tijdens zijn werk. De leidinggevende heeft de plicht om zijn klanten aan te spreken op hun gedrag en te behoeden voor teveel drankgebruik en/of het gebruik van drugs. Dan kan de leidinggevende zelf niet onder invloed zijn. Door zijn gedrag – het drugsgebruik en/of overmatige alcohol gebruik – overtreedt de leidinggevende het verbod gesteld in artikel 20 van de Drank- en Horecawet.

In zowel de DHW artikel 31, als artikel 2.7 lid 1 onder b, is dwingendrechtelijk opgenomen, dat de vergunningen moeten worden ingetrokken indien leidinggevende(n) niet meer voldoen aan artikel 8 van de DHW. Of dit het geval is wordt beoordeeld aan de hand van een onderzoek naar de antecedenten van de betrokken leidinggevenden. Als blijkt dat een leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is, dan laat artikel 31 lid 1 onder b DHW in combinatie met artikel 8 lid 2 en 3 DHW geen andere keus dan intrekking van de vergunning. Dit geldt ook voor de exploitatievergunning en wel op basis van artikel 2.7 lid 1 onder b en artikel 2.2 lid 3 onder b van de HV.

Mochten zich, gedurende de periode dat de leidinggeven onder invloed verkeerde, openbare ordeaantastingen hebben voorgedaan (zoals een vechtpartij) en deze vanwege het gedrag van de leidinggevende verergerd zijn, dan kan de vergunning niet langer in stand blijven vanwege de vrees voor de openbare orde, veiligheid en zedelijkheid.

2.11 Doorschenken en aanwezigheid personen die in kennelijke staat van dronkenschap verkeren en/of, kennelijk onder invloed van andere psychotrope stoffen

  • 1.

    Waarschuwing en gesprek met exploitant door of namens bevoegd gezag

  • 2.

    Schorsing D&H-vergunning van vier weken alsmede tijdelijke sluiting op basis van artikel 3.7 van de Horecaverordening

  • 3.

    Intrekking Drank- en Horecawetvergunning respectievelijk exploitatievergunning, als betrokken leidinggevende de exploitant is, OF indien de betrokken leidinggevende niet de exploitant is, krijgt de exploitant vier weken de tijd de betrokken leidinggevende van de vergunning af te schrijven; zo niet, volgt alsnog intrekking van de vergunning

Verjaringstermijn: 2 jaar

Toelichting:

In artikel 20 lid 6 DHW is expliciet bepaald dat het verboden is in een horecalokaliteit of op een terras de aanwezigheid toe te laten van een persoon die in kennelijke staat van dronkenschap of kennelijk onder invloed van andere psychotrope stoffen verkeert. In het Wetboek van Strafrecht (artikel 252) is opgenomen, dat het verstrekken van alcohol aan personen die kennelijk al dronken zijn, verboden (en strafbaar) is. Eén van de belangrijkste taken van een leidinggevende is dan ook hierop toe te zien. De aanwezigheid van personen ‘in kennelijke staat’ is niet alleen hinderlijk maar ook een risico voor de gezondheid, de orde en de veiligheid. Dit rechtvaardigt een strenge aanpak. De eerste keer volgt een waarschuwing en een gesprek met de exploitant om de oorzaak te achterhalen en nieuwe incidenten te voorkomen. Door het doorschenken dan wel het aanwezig laten zijn van personen in kennelijke staat overtreedt de verantwoordelijke leidinggevende een zedelijkheidsnorm. Hetgeen gevolgen heeft voor de beoordeling van zijn levensgedrag.

In zowel de DHW als de HV is dwingendrechtelijk opgenomen, dat de vergunningen moeten worden ingetrokken indien de leidinggevende(n) niet meer voldoen aan de zedelijkheidseisen. Dit is het geval als zij in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn. Artikel 31 lid 1 onder b in combinatie met artikel 8 lid 2 en 3 DHW laten geen andere keuze dan intrekking. Hetzelfde is het geval op basis van artikel 2.7 lid 1 onder b in samenhang met artikel 2.2 lid 3 HV. Ingevolge artikel 2.7 lid 2 onder c Hv wordt een exploitant wel in de gelegenheid gesteld een leidinggevend personeelslid uit zijn functie te zetten en van de vergunning te doen afschrijven. Hij kan aldus de ‘rotte appel’ verwijderen teneinde zijn vergunning te behouden.

Voorts wordt benadrukt, dat bij excessen terstond intrekking van de vergunning volgt. Van een exces is in ieder geval sprake als een aanzienlijk deel van de klanten in kennelijke staat verkeert.

2.12 Verstrekken alcohol aan jongeren / overtreding leeftijdsgrenzen

.

  • 1.

    Bestuurlijke boete

  • 2.

    (Hogere) bestuurlijke boete

  • 3.

    (Hogere) bestuurlijke boete

  • 4.

    Intrekking vergunningen

Verjaringstermijn: 2 jaar

Toelichting:

Het niet naleven van de leeftijdsgrenzen voor verstrekken van alcohol zoals vastgelegd in artikel 20 DHW, is een ernstig feit. Het verstrekken van alcohol aan jeugdigen moet zonder meer worden voorkomen. Het vormt één van de kernbepalingen van de wet.

Maatschappelijk en politiek wordt schenken aan jongeren dan ook als een ernstig delict gezien. In artikel 252 van het WSr wordt het ‘dronken maken’ van een kind strafbaar gesteld en gekwalificeerd als een misdrijf tegen de zedelijkheid. De sanctie kan zelfs gevangenisstraf en ontzetting uit beroep behelzen.

Gelet op de aard en de ernst van de overtreding en de al vaker aangehaalde bijzondere verantwoordelijkheid van leidinggevenden in de horeca is gekozen van een stringente aanpak. De eerste keer volgt een bestuurlijke boete. De tweede keer volgt een (hogere) bestuurlijke boete. De derde keer wordt voor de laatste maal gesanctioneerd met een boete. De hoogte van de boetes worden op landelijk niveau bepaald en zijn (thans) vastgelegd in het Besluit bestuurlijke boete Drank- en Horecawet. Bij een vierde overtreding binnen 2 jaar volgt intrekking van de vergunningen

2.13 Schenken buiten vastgestelde schenktijden

  • 1.

    Schriftelijke waarschuwing;

  • 2.

    Bestuurlijke boete

  • 3.

    Last onder dwangsom of sluiting één week;

  • 4.

    Schorsing van de vergunning voor vier weken;

  • 5.

    Intrekking vergunning.

Verjaringstermijn: 2 jaar

Toelichting:

In de artikelen 6.1 en 6.2 HV zijn de schenktijden vastgelegd voor verschillende soorten horecabedrijven. Het gaat om paracommerciële inrichtingen alsmede andere soorten niet-reguliere horecabedrijven (zoals horeca bij onder andere sport-, onderwijs-, buurt/welzijns- en jeugdorganisaties). Uit het oogpunt van eerlijke mededinging (waar het paracommerciële horeca betreft) en het belang van alcoholmatiging is naleving en sanctionering van deze regels vereist. Hierbij is gekozen voor een opbouw in zwaarte van sancties.

2.14 Leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag

Leidinggevende voldoet hierdoor niet (langer) aan de zedelijkheidseisen. Wet en verordening schrijven voor, dat:

  • a.

    indien het de exploitant zelf betreft, de vergunning(en) wordt ingetrokken;

  • b.

    indien het een personeelslid betreft, de ondernemer binnen één maand deze leidinggevende van de vergunning doet afschrijven; zo niet, volgt intrekking van de vergunning

Toelichting:

In zowel de DHW als de Hv is dwingendrechtelijk opgenomen, dat de vergunningen moeten worden ingetrokken indien de leidinggevende(n) niet meer voldoen aan de zedelijkheidseisen. Dit is het geval als zij in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn. Artikel 31 lid 1 onder b in combinatie met artikel 8 lid 1, 2 en 3 DHW laten geen andere keuze dan intrekking. Hetzelfde is het geval op basis van artikel 2.7 lid 1 onder b in samenhang met artikel 2.2 lid 3 HV. Ingevolge artikel 2.7 lid 2 onder c HV wordt een exploitant wel in de gelegenheid gesteld een leidinggevend personeelslid uit zijn functie te zetten en van de vergunning te doen afschrijven. Hij kan aldus de ‘rotte appel’ verwijderen teneinde zijn vergunning te behouden.

Bij de beoordeling van het levensgedrag wordt niet alleen gekeken naar onherroepelijke veroordeling. Aan het college en de burgemeester komt – ingevolge vaste jurisprudentie – een grote beleidsvrijheid toe bij de beoordeling van het levensgedrag. Waarbij wordt benadrukt, dat naast toetsing aan het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet ook andere gedragingen mogen worden meegewogen. Alle gedragingen die relevant zijn voor het functioneren van een leidinggevende kunnen worden meegewogen. In eerste instantie wordt gekeken naar gedragingen uit de afgelopen vijf jaar. Echter wanneer blijkt, dat een persoon in deze vijf jaar strafbare feiten heeft begaan, kan verder worden teruggekeken. Het kan ook voorkomen dat iemand de afgelopen vijf jaar in verband met een strafbaar feit is aangehouden of in hechtenis heeft gezeten. Ook dan zal verder terug worden gekeken.

2.15 Overlast

  • 1.

    Waarschuwing en gesprek met exploitant door of namens bevoegd gezag

  • 2.

    Last onder dwangsom en/of nadere voorschriften

  • 3.

    Sluiting 4 weken

  • 4.

    Intrekking vergunningen

Verjaringstermijn: 1 jaar

Toelichting:

Horeca heeft uit zijn aard een uitstraling op de omgeving. Ontoelaatbare overlast moet echter worden voorkomen. Hier is de exploitant primair voor verantwoordelijk. Het gaat niet alleen om ontoelaatbare overlast vanuit de zaak en het terras, maar ook in de omgeving van het horecabedrijf voor zover dit te herleiden is naar het bedrijf. Bij de beoordeling of sprake is van ontoelaatbare overlast moet onderscheid worden gemaakt tussen overlast en gevolgen die redelijkerwijs samenhangen met de aanwezigheid van een horecabedrijf, zoals het komen en gaan van bezoekers en regulier terrasgeluid. De overlast moet in die zin objectiveerbaar zijn. Dat betekent, dat een gemiddeld persoon van ‘echte’ overlast zal spreken. Het gaat dus niet louter om de subjectieve beleving van individuen. Bovendien moet de overlast objectief worden vastgesteld. Alleen klachten zijn onvoldoende om handhavend op te treden. Van overheidswege moet de overlast daadwerkelijk en objectief zijn vastgesteld.

Onder ontoelaatbare overlast wordt onder meer verstaan luidruchtig vertrekkende bezoekers, dronken bezoekers op straat, wegscheurende auto’s, geschreeuw, gezang, vechtpartijen, wildplassers, geluidsoverlast doordat bijvoorbeeld deuren en ramen die niet gesloten worden gehouden, wild geparkeerde fietsen, vervuiling (braaksel etc.), glasscherven op straat etc.

In eerste instantie zal bij overlast worden geprobeerd om een interactie te creëren tussen horecaondernemers en klagers en eventueel op basis van afspraken nadere voorwaarden op te nemen in de exploitatievergunning. Indien deze voorschriften toch worden overtreden of de overlast duurt voort, volgt een tijdelijke sluiting. In het uiterste geval volgt sluiting van het bedrijf.

2.16 Geweld

  • 1.

    Waarschuwing en gesprek met exploitant door of namens bevoegd gezag,

  • 2.

    Opstellen veiligheidsplan/ doen van verbetervoorstellen binnen vier weken. Indien plan/voorstel niet wordt ingediend, niet akkoord is of het geweld zich herhaalt, volgt stap 3

  • 3.

    Sluiting van twee weken

  • 4.

    Sluiting van 4 weken

  • 5.

    Intrekking vergunningen (hierbij kan worden bepaald dat gedurende een periode van maximaal 5 jaar geen exploitatievergunning voor de locatie kan worden verleend)

Verjaringstermijn: 2 jaar

Toelichting:

Onder horecabezoekers doen zich geweldsincidenten voor. Het kan gaan om een handgemeen, vechtpartijen, ongewenste intimiteiten, het gooien met consumpties etc. Een enkel incident kan een exploitant overkomen. Het kan echter ook zijn, dat het risico van incidenten wordt vergroot door de bedrijfsvoering en de klantenkring van een ondernemer. Om dit te achterhalen kan een gesprek met de exploitant noodzakelijk zijn. Het is een exploitant te verwijten als zijn toezicht en/of deurbeleid onvoldoende is. Ook de wijze waarop leidinggevenden optreden bij incidenten wordt bij de beoordeling betrokken. Zaken als huisregels, personeelsinstructies, portiers spelen eveneens een rol.

Indien blijkt, dat zich structureel incidenten voordoen bij een horeca-inrichting, kan direct stap twee worden genomen. Bij excessen kan zelfs direct tot stap drie worden besloten.

Indien na de formele waarschuwing zich geen verbetering voordoet, wordt de exploitant in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken een veiligheidsplan over te leggen of een schriftelijk voorstel met verbeteringen te doen. Dit zal door de gemeente worden beoordeeld. Indien er geen vertrouwen bestaat in de aanpak van de exploitant, zal stap twee – een tijdelijke sluiting – volgen. Dit dient als stok achter de deur, zodat de ondernemer serieus met het probleem aan de slag gaat.

Indien intrekking van de vergunning(en) volgt dan wordt overwogen om hierbij te bepalen dat gedurende een specifieke periode geen exploitatievergunning meer wordt verleend voor de desbetreffende locatie. Bij veelvuldige geweldsincidenten zal deze periode in de regel één jaar bedragen. Hierdoor wordt de omgeving rust gegund en ‘de loop’ uit een horecabedrijf gehaald.

Tot slot wordt opgemerkt, dat het hier gaat om relatief lichte geweldsincidenten. Bij ernstige geweldsincidenten wordt het onderstaande stappenplan doorlopen.

2.17 Ernstig geweld

  • 1.

    In beginsel bevel tot sluiting ex 174 Gemeentewet voor 1 week én gesprek met exploitant door of namens bevoegd gezag

  • 2.

    Intrekking vergunning(en) (hierbij kan worden bepaald dat gedurende een periode van maximaal 5 jaar geen exploitatievergunning voor de locatie kan worden verleend)of

Intrekking/vervallen sluitingsbevel

Toelichting:

Ernstige geweldsincidenten vormen uit hun aard een aantasting van de openbare orde en veiligheid. Bovendien wordt de woon- en leefomgeving aangetast door de negatieve uitstraling van dergelijke incidenten. Dit noopt tot een strenge en stringente aanpak.

De volgende gevallen worden altijd als ernstig geweld bestempeld. Het betreft geen uitputtende opsomming:

  • -

    incidenten waarbij gebruik is gemaakt van vuurwapens (ook dreiging hiermee)

  • -

    incidenten waarbij gebruik is gemaakt van steekwapen (ook dreiging hiermee)

  • -

    incidenten waarbij één of meer dodelijk slachtoffers zijn gevallen of slachtoffers met ernstig lichamelijk letsel

  • -

    grootschalige vechtpartijen

  • -

    zedendelicten

Voorts wordt acht geslagen op de aanleiding, toedracht, duur, intensiteit, uitstraling op de omgeving, bejegening hulpdiensten, rol van de exploitant en zijn leidinggevenden. Een ernstig geweldsincident heeft een grote uitstraling. In de regel zullen politie en andere hulpdiensten ter plaatse komen. Daarnaast kan zich chaos en paniek voordoen. Bovendien zal de toedracht van het incident niet direct helder zijn. In dergelijke gevallen kan een sluiting van het horecabedrijf worden bevolen door de burgemeester op basis van artikel 174 tweede lid van de Gemeentewet. Een dergelijk bevel kan terstond worden gegeven. Het kan mondeling worden bekend gemaakt. Het bevel strekt ertoe de openbare orde en de veiligheid direct te herstellen.

Artikel 174 Gemeentewet kent een eigen beoordelingskader. Het is een ingrijpende bevoegdheid, die niet zonder meer kan worden gebruikt. Derhalve zal per geval door de burgemeester moeten worden beoordeeld of een bevel aan de orde is. De aard van de bevoegdheid verzet zich tegen "standaardtoepassing". Dit neemt echter niet wet, dat de ervaring leert dat dit soort ernstige incidenten zich leent voor acute maatregelen.

Gedurende de duur van de sluitingsperiode wordt de toedracht van het incident onderzocht en/of beoordeeld. Hierbij wordt gekeken naar de aanleiding van het incident en de relatie tot het horecabedrijf, de houding van de exploitant en zijn klantenkring. Als daartoe aanleiding bestaat, zal het bevel worden opgeheven.

Als mede aan de hand van het incident blijkt dat de openbare orde, veiligheid, zedelijk en of de woon- en leefomgeving in gevaar is, door de aanwezigheid van het horecabedrijf, volgt altijd intrekking van de exploitatie- en/of drank- en horecavergunning. Dit is dwingend voorgeschreven in artikel 31 lid 1 onder d DHW artikel 2.7 lid 1 onder c HV.

Ook zonder het nemen van een bevel kan bovengenoemde intrekking dwingend aan de orde zijn.

Indien intrekking van de vergunning(en) volgt dan wordt overwogen om hierbij te bepalen dat gedurende een specifieke periode geen exploitatievergunning meer wordt verleend voor de desbetreffende locatie. Bij ernstige geweldsincidenten zal deze periode in de regel twee jaar bedragen. Indien sprake is van meerdere ernstige slachtoffers of zelfs incidenten met dodelijke afloop kan een termijn van 5 jaar worden bepaald. Door deze ‘sluitingsperiode’ wordt de omgeving rust gegund en ‘de loop’ uit een horecabedrijf gehaald.

2.18 Aanwezigheid en/of handel vuurwapens

  • 1.

    In beginsel bevel tot sluiting ex 174 Gemeentewet voor 1 week

  • 2.

    Intrekking vergunning(en) (hierbij kan worden bepaald dat gedurende een periode van maximaal 5 jaar geen exploitatievergunning voor de locatie kan worden verleend)of

Intrekking/vervallen sluitingsbevel

De aanwezigheid en/of handel van vuurwapens is uit zijn aard reeds een ernstige schending van de openbare orde en veiligheid. Het is tevens een ernstig strafbaar feit. Het risico van de aanwezigheid van wapens is groot. Het voor handen zijn van vuurwapens maakt het eenvoudig hiervan gebruik te maken. Hetgeen zeer ernstige gevolgen kan hebben.

De aanwezigheid en/of handel in vuurwapens is een belangrijke indicatie dat de klantenkring van een horecagelegenheid een gevaar oplevert voor de openbare orde en veiligheid. Dit heeft tevens een negatieve uitstraling op de woon- en leefomgeving.

De te volgen handhavingsaanpak komt overeen met het stappenplan bij ernstige geweldsincidenten. In beide gevallen is immers sprake van een ernstige schending van de openbare orde en veiligheid alsmede een negatieve invloed op het woon- en leefklimaat.

Indien intrekking van de vergunning(en) volgt dan wordt overwogen om hierbij te bepalen dat gedurende een specifieke periode geen exploitatievergunning meer wordt verleend voor de desbetreffende locatie. Deze periode zal in de regel twee jaar bedragen. Door deze ‘sluitingsperiode’ wordt de omgeving rust gegund en ‘de loop’ uit een horecabedrijf gehaald.

2.19 Drugshandel/toestaan drugsgebruik

  • 1.

    In beginsel sluiting ex 174 Gemeentewet voor 1 week

  • 2.

    Sluiting ex 13b Opiumwet en intrekking D&H-vergunning en exploitatievergunning (hierbij kan worden bepaald dat gedurende een periode van maximaal 5 jaar geen exploitatievergunning voor de locatie kan worden verleend OF intrekking sluitingsbevel

Toelichting:

Het handhavend optreden bij drugshandel verloopt bijna overeenkomstig de stappenplannen voor ‘ernstig geweld’ en ‘vuurwapens’. Naast drugshandel heeft het onderhavige stappenplan ook betrekking op de situatie dat bezoekers in een horeca-inrichting drugs kunnen gebruiken zonder dat hiertegen wordt opgetreden door de exploitant of leidinggevenden.

Het gaat hier om middelen zoals vermeld op lijst I en II van de Opiumwet.

Ingevolge vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verschaft ”de enkele aanwezigheid van harddrugs ten behoeve van verkoop, aflevering of verstrekking de bevoegdheid tot sluiting van het horecabedrijf. Het is niet vereist dat daadwerkelijk harddrugs zijn verhandeld in het horecabedrijf. Door de enkele aanwezigheid van de genoemde harddrugs in het horecabedrijf was de burgemeester ingevolge artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet reeds bevoegd om tot toepassing van bestuursdwang over te gaan. (ABRS 5 januari 2005, 200401581/1).”

De volgende omstandigheden wijzen op drugshandel:

  • -

    meer dan een gebruikershoeveelheid drugs aanwezig is

  • -

    drugs in combinatie met een hoeveelheid (handels)geld

  • -

    verpakkingsmaterialen van drugs worden aangetroffen

  • -

    meerdere klanten in het bezit van drugs.

Indien intrekking van de vergunning(en) volgt dan wordt overwogen om hierbij te bepalen dat gedurende een specifieke periode geen exploitatievergunning meer wordt verleend voor de desbetreffende locatie. Deze periode zal bij handel in softdrugs in de regel twee jaar bedragen. Bij handel in harddrugs wordt een periode van drie jaar gehanteerd. Door deze ‘sluitingsperiode’ wordt de omgeving rust gegund en ‘de loop’ uit een horecabedrijf gehaald. Voor de goede orde wordt opgemerkt, dat de sluitingsperiode op basis van deze uitvoeringsregels kan afwijken van de sluitingsduur op basis het gemeentelijke beleid voor de toepassing van artikel 13b van de Opiumwet. Met de sluitingsduur op grond van de Horecaverordening wordt beoogd om de loop uit ‘foute horeca’ te halen om de omgeving rust te gunnen. Hierdoor kan een langere sluiting aan de orde zijn dan op basis van artikel 13b Opiumwet is gerechtvaardigd.

2.20 Heling in en vanuit een horeca-inrichting

  • 1.

    Waarschuwing en gesprek met exploitant door of namens het bevoegd gezag

  • 2.

    Intrekking vergunning(en)

Verjaringstermijn: 2 jaar

Toelichting

In artikel 3.6 HV is bepaald, dat een horeca-exploitant en zijn leidinggevenden heling in en vanuit de horeca-inrichting niet mogen toestaan. Zij hoeven geen actieve rol te spelen bij de heling om in overtreding te zijn. Als een exploitant of leidinggevende redelijkerwijs kan vermoeden, dat in zijn inrichting heling plaatsvindt, moet hij hiertegen optreden.

Een horecagelegenheid mag niet worden aangewend ten behoeve van deze criminele activiteit. Een criminele klantenkring kan betekenen dat een horeca-inrichting een gevaar vormt voor de orde en veiligheid. Daarnaast overtreedt een leidinggevende indien hij niet optreedt tegen heling, de verordening. Deze gedraging is van belang bij de beoordeling van zijn levensgedrag.

Wanneer heling wordt geconstateerd of daartoe een ernstig vermoeden bestaat, wordt de uitbater hierop gewezen. Hij wordt gewaarschuwd, dat bij een volgende constatering intrekking van de vergunning(en) volgt.

2.21 Illegale kansspelen in en vanuit de horeca-inrichting

  • 1.

    Waarschuwing en gesprek met exploitant door of namens bevoegd gezag

  • 2.

    Intrekking van de vergunning

Verjaringstermijn: 2 jaar

Toelichting

De Wet op de Kansspelen vormt het juridisch kader bij de beoordeling of in een horeca-inrichting mag worden gegokt. Indien er een vorm van kansspelen/gokken plaatsvindt die in strijd is met deze wet, wordt hiertegen strikt opgetreden. Illegaal gokken brengt immers orde- en veiligheidsrisico’s met zich mee. Het ontstaan van gokschulden kan eenvoudig tot conflicten leiden. Ook hier geldt dat ook het levensgedrag van de exploitant in het geding kan zijn als in zijn horecabedrijf wordt gegokt. In die gevallen kan directe intrekking van de vergunning aan de orde zijn.

2.22 Verkoop van alcohol door detailhandel, niet zijnde slijterij, in strijd met leeftijdsgrenzen

  • 1.

    Bestuurlijke boete met schriftelijke waarschuwing na elke constatering;

  • 2.

    Na drie constateringen in één jaar volgt verbod op verkoop van alcohol gedurende 2 weken;

  • 3.

    Bij vervolgovertreding volgt een verbod op de verkoop van alcohol tot maximaal 12 weken.

Verjaringstermijn: volgt uit de wet

Toelichting:

Goede naleving van de wettelijke leeftijdsgrenzen is van cruciaal belang. Het vormt immers één van de kernpunten van de wetgeving. Voorts blijkt uit onderzoek dat de (te gemakkelijke) beschikbaarheid/verkrijgbaarheid van alcohol voor jongeren sneller leidt tot verslaving en overige alcoholgerelateerde problemen.

2.23 Verkoop van alchol door slijterij in strijd met de leeftijdsgrenzen

  • 1.

    Bestuurlijke boete

  • 2.

    (hogere) bestuurlijke boete

  • 3.

    (hogere) bestuurlijke boete

  • 4.

    Intrekking vergunning

Toelichting

Het niet naleven van de leeftijdsgrenzen voor verstrekken van alcohol zoals vastgelegd in artikel 20 DHW is een ernstig feit. Het verstrekken van alcohol aan jeugdigen moet zonder meer worden voorkomen. Het vormt een van de kernbepalingen van de wet. Een slijterij dient te beschikken over een vergunning op grond van de DHW. Dat betekent, dat wanneer de zaak voor publiek is geopend er een leidinggevende aanwezig moet zijn die voldoet aan de eisen van de wet (leeftijd, levensgedrag, SVH-verklaring). Gelet op deze bijzondere verantwoordelijkheid wordt een overtreding van de leeftijdsgrenzen ernstig aangerekend.

2.24 Verkoop van alchol tijdens evenementen in strijd met leeftijdsgrenzen

1.Bestuurlijke boete

Toelichting

De burgemeester kan op grond van artikel 35 DHW toestemming (tapontheffing) geven voor het schenken van zwak alcoholhoudende drank tijdens evenementen. Ook hier geldt dat de leeftijdsgrenzen moeten worden nageleefd. Bij een overtreding volgt een boete.

Indien het gaat om een evenement dat periodiek plaatsvindt dan wordt overwogen of bij een volgend evenement strikte voorwaarden aan de tapontheffing moeten worden verbonden of dat de ontheffing helemaal wordt geweigerd.

2.25 Verstrekken van sterke drank tijdens een bijzondere bijeenkomst van zeer tijdelijke aard (evenementen) waarvoor een ontheffing op grond van artikel 35 DHW is verleend en/of het handelen in strijd met de voorwaarde(n) van verbonden aan voornoemde ontheffing.

1.Bestuurlijke boete of terstond maatregelen treffen

Toelichting:

Bij bijzondere bijeenkomsten van zeer tijdelijke aard (evenementen) is het van cruciaal belang dat alcohol op verantwoorde wijze wordt verstrekt. Veelal zijn bij dit soort bijeenkomsten grote aantallen mensen aanwezig en/of spelen zij zich af in de openbare ruimte. Dit brengt extra risico’s mee (overlast, gevaar voor de openbare orde en veiligheid). Derhalve wordt direct gesanctioneerd. Dit is slechts anders als er direct wordt voldaan aan wet- en regelgeving. Het verstrekken van sterke drank kan nooit worden toegestaan op basis van artikel 35 DHW. Indien dit toch gebeurt (bijvoorbeeld bij een buitentap) dan wordt artikel 12 DHW overtreden.

2.26 Jongere in bezit van alcohol (artikel 45)

1.Opmaken proces-verbaal (leidt tot boete) eventueel informeren ouders

Toelichting:

Alcohol consumeren op jonge leeftijd kan leiden tot gezondheidsschade en psychische problemen. Daarnaast kan het overlast en orde problemen tot gevolg hebben. Daarom wordt er toegezien op de wettelijke leeftijdsgrenzen voor bezit van alcohol op voor publiek toegankelijke plaatsen. Overtreding wordt strafrechtelijk afgedaan (boete en als mogelijk wellicht een HALT-afdoening).

Ondertekening

's-Hertogenbosch, 10 december 2013
De burgemeester voornoemd,
mr.dr. A.G.J.M. Rombouts