Verordening brandveiligheid en hulpverlening

Geldend van 17-05-1999 t/m heden

Intitulé

Verordening brandveiligheid en hulpverlening

De raad der gemeente Aa en Hunze;

gelet op artikel 1, tweede lid, en artikel 12 van de Brandweerwet 1985, artikel 8, tweede lid, van de Woningwet, artikel 8.11, derde lid, en 8.40 van de Wet milieubeheeren artikel 149 van de Gemeentewet,

gezien het advies van het Algemeen Bestuur van de Regionale Brandweer Drenthe van 29 januari 1998,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 23 maart 1999,

overwegende dat

burgemeester en wethouders de zorg hebben voor het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt;

het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand;

de uitvoering van werkzaamheden ter zake van het beperken en bestrijden van rampen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen tot de taak van de brandweer behoort;

burgemeester en wethouders andere werkzaamheden, dan hierboven bedoeld, kunnen aanwijzen die de gemeentelijke brandweer verricht;

dat in het kader van de samenwerking tussen de Drentse gemeenten is afgesproken dat:

  • a.

    elke gemeente een basispakket brandweerzorg uitvoert overeenkomstig het “Plan voor de organisatie van rampenbestrijding en brandweerzorg in Drenthe”;

  • b.

    de gemeenten Assen, Emmen en Hoogeveen decentraal uitvoering geven aan regionale brandweertaken zoals omschreven in bovengenoemd plan;

  • c.

    de Regionale Brandweer Drenthe zich richt op beleidsontwikkeling, coördinatie, planvorming, communicatie, specialistische functies en de kwaliteitsfunctie van de brandweerzorg die in samenwerking tussen gemeenten wordt uitgevoerd en op de voorbereiding en bestrijding van grote ongevallen en rampen, mede in afstemming met de andere hulpverlenende disciplines als politie en medische hulpverlening;

dat de Brandbeveiligingsverordening voorschriften bevat omtrent het gebruik van inrichtingen voor zover dit geen bouwwerken zijn als bedoeld in de Woningwet en de Bouwverordening;

dat de Bouwverordening voorschriften bevat omtrent het gebruik van woningen, woonketen, woonwagens, andere gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, en standplaatsen, waaronder in elk geval zijn begrepen voorschriften met betrekking tot onder meer brandveiligheid;

dat de Wet milieubeheer beoogt het milieu te beschermen, onder meer door de brandveiligheid te bevorderen;

dat het wenselijk is de voorzieningen voor brandveiligheid en hulpverlening voor de gehele veiligheidsketen (pro-actie, preventie, preparatie, repressie en nazorg) in samenhang te treffen;

besluit:

vast te stellen de: Verordening brandveiligheid en hulpverlening.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    pro-actieve taken:

    • 1.1.

      het wegnemen van structurele oorzaken van onveiligheid en het voorkomen daarvan.

  • 2.

    preventieve taken:

    • 2.1.

      het voorkomen en beperken van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt;

    • 2.2.

      de uitvoering van werkzaamheden ter zake van het beperken van rampen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen;

    • 2.3.

      de uitvoering van de voorschriften met betrekking tot het brandveilig gebruik van woningen, woonketen, woonwagens, andere gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, en standplaatsen;

    • 2.4.

      de uitvoering van de Brandbeveiligingsverordening.

  • 3.

    preparatieve taken:

    • 3.1.

      het voorzien in voorbereidende maatregelen opdat in voorkomende gevallen adequate brandbestrijding en hulpverlening plaatsvindt.

  • 4.

    repressieve taken:

    • 4.1.

      het daadwerkelijk beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt;

    • 4.2.

      het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand;

    • 4.3.

      de uitvoering van werkzaamheden ter zake van het beperken en bestrijden van rampen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen.

  • 5.

    nazorg taken:

    • 5.1.

      het geven van zorg, aandacht, opvang en verwerkingsgelegenheid aan slachtoffers, familie en ingezet personeel bij en na inzet;

    • 5.2.

      het na afloop van een inzet of oefening nagaan of uit het gebeurde voor de keten van pro-actie tot en met nazorg op een of meer onderdelen lering kan worden getrokken.

  • 6.

    organisatieplan:

    • 6.1.

      het door de gemeenteraad en het Algemeen Bestuur van de Regionale Brandweer Drenthe, eens in de vier jaar, op te stellen plan, waarin op hoofdlijnen wordt beschreven Welke taken de gemeente zelf uitvoert, welke taken in samenwerking worden uitgevoerd en de organisatiewijze daarvan. Eenmaal per vier jaar vindt evaluatie plaats, op Grondslag waarvan vaststelling voor een volgende periode van 4 jaar plaatsvindt.

  • 7.

    beleidsplan:

    • 7.1.

      het eens in de vier jaar door de gemeenteraad vast te stellen “Gemeentelijk beleidsplan brandveiligheid en hulpverlening” en het door het Algemeen Bestuur van de Regionale Brandweer Drenthe vast te stellen “Regionaal beleidsplan hulpverlening en brandveiligheid”. Deze plannen geven in samenhang met elkaar aan hoe de organisaties zijn toegerust en op welke wijze, respectievelijk wanneer bepaalde kwaliteitsdoelstellingen worden gemeten. Jaarlijks vindt rapportage plaats; via de begroting en door middel van besluitvorming kan desgewenst tussentijdse bijsturing plaatsvinden.

Artikel 2 Gemeentelijke brandweer

Burgemeester en wethouders beschikken over een gemeentelijke brandweer.

Artikel 3 Taken brandweer

De taken van de gemeentelijke brandweer bestaan, behoudens de in artikel 5 aan de regionale brandweer opgedragen taken, uit:

  • 1.

    de feitelijke uitvoering van alle taken uit de veiligheidsketen van pro-actie tot en met nazorg, met als hoofdaccent het coördineren van preventieve taken en het verlenen van repressieve basiszorg (brandbestrijding, hulpverlening aan mens en dier, waterongevallen en incidenten met gevaarlijke stoffen);

  • 2.

    andere dan de onder 1 genoemde werkzaamheden, voor zover deze niet te maken hebben met het wegnemen van onmiddellijk gevaar voor mens en dier, te weten:

    • 2.1.

      het beperken en bestrijden van milieu-incidenten;

    • 2.2.

      het leveren van personeel voor de gemeenschappelijke Officier van Dienst Regeling;

    • 2.3.

      het reinigen van wegen en terreinen bij ongevallen;

    • 2.4.

      het verrichten van wacht- en bewakingsdiensten bij evenementen;

  • 3.

    taken die door de Regionale Brandweer Drenthe zijn overgenomen, te weten: participeren in de Waarschuwings- en Verkenningsdienst alsmede het leveren van personeel voor het grootschalig optreden, zoals in “Commando Teams Plaats Incident”, brandweercompagnie Charly en regionale operationele en beleidsteams.

Artikel 4 Beleidsplan brandveiligheid en hulpverlening

Burgemeester en wethouders leggen de gemeenteraad eenmaal per 4 jaar een plan voor op welke wijze aan de inhoud van in artikel 3 omschreven taken uitvoering zal worden gegeven (gemeentelijk beleidsplan brandveiligheid en hulpverlening).

Dit plan omvat in elk geval een omschrijving van de financiële en personele middelen die beschikbaar zijn voor de uitvoering van de taken.

Artikel 5 Regionale taken

Naast de in het artikel 3, tweede lid, van de Brandweerwet 1985 opgedragen taken, zijn de volgende taken van de gemeentelijke brandweer aan de regionale brandweer overgedragen:

  • a.

    de alarmering van de gemeentelijke brandweer;

  • b.

    de ondersteuning van bestuur en organisatie door het ontwikkelen van voldoende deskundigheid op het terrein van bedrijfsvoering planning & control, grootschalige risico-inventarisatie, bestuurlijke en juridische kennis, onderzoek, rapportage, voorlichting en de organisatie van pro-actie, preventie, preparatie, repressie en nazorg bij grootschalige hulpverlening en rampenbestrijding;

  • c.

    de beleidsontwikkeling, coördinatie, planvorming, communicatie, specialistische ondersteuning en de kwaliteitszorg van de taken die in samenwerking tussen gemeenten worden uitgevoerd, de voorbereiding en bestrijding van grote ongevallen en rampen in afstemming met de andere hulpverlenende disciplines als politie en medische hulpverlening

Artikel 6 Personeel

Het personeel van de gemeentelijke brandweer belast met taken op het gebied van pro-actie t/m nazorg, bestaat op het moment van in werking treden van deze verordening globaal uit:

  • 1.

    beroeps dagbezetting van ½ formatieplaats, zijnde de commandant brandweer.

  • 2.

    vrijwilligers, bestaande uit 76 personen verdeeld over de vier posten Annen, Gasselternijveen, Gieten en Rolde met elk 19 personen.

    • 2.1.

      elke post bestaat tenminste uit een postcommandant, plaatsvervangend postcommandant tevens bevelvoerder, twee bevelvoerders en 15 brandwachten.

    • 2.2.

      Twee postcommandanten hebben minimaal de rang van adjunct hoofdbrandmeester, de anderen twee brandmeester.

  • 3.

    Voor het repressief personeel geldt een vergoedingensysteem conform de adviezen van de VNG.

Artikel 7 Opleiding en oefening

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de opleiding en oefening van het brandweerpersoneel, die voor de taakuitoefening noodzakelijk zijn. Hierbij wordt gestreefd naar het volledig voldoen aan het vigerende Besluit Brandweerpersoneel.

Hiertoe wordt eens per vier jaar een actieplan opgesteld waarin de voorbereiding (waaronder het oefenen) op de basiszorg en de bestrijding van rampen en andere zware ongevallen is geregeld. Het plan past binnen de kaders van het regionale actieplan. Over de uitvoering van de actieplannen wordt jaarlijks middels voortgangsrapportages gerapporteerd. Zowel de actieplannen als de voortgangsrapportages worden door de gemeenteraad vastgesteld en vervolgens gezonden aan de Commissaris van de Koningin.

Artikel 8 Instructie commandant

De commandant heeft de algemene leiding en het bevel over de brandweer, overeenkomstig de voor hem door burgemeester en wethouders vastgestelde instructies. Hierin is tenminste geregeld wat de rol van de commandant is in de totale veiligheidsketen, de regionale samenwerking en wat zijn/haar repressieve mandaat is.

Artikel 9 Materieel

  • 1.

    Om de taken, genoemd in artikel 3, uit te kunnen voeren beschikt de gemeentelijke brandweer op het moment van in werking treden van deze verordening tenminste over het volgende materieel:

    • 1.1.

      Op elke post een complete tankautospuit, met tenminste de bepakking en uitrusting overeenkomstig de afspraken binnen de regionale brandweer Drenthe.

    • 1.2.

      Op elke post een ondersteunend voertuig met capaciteit voor transport van personeel en aanvullende materialen.

    • 1.3.

      Het ondersteunend voertuig in Gieten is tevens ingericht voor de werkzaamheden van een meetploeg ingevolge de Waarschuwings- en verkenningsdienst.

    • 1.4.

      Één motorspuitaanhanger ten behoeve van de secundaire bluswatervoorziening.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bepalen de plaats waar en de wijze waarop het materieel en de overige goederen van de brandweer worden ondergebracht.

Artikel 10 Bluswatervoorziening

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor zodanige bluswatervoorzieningen en de bereikbaarheid daarvan, dat de brandbestrijding te allen tijde zoveel mogelijk gewaarborgd is.

Artikel 11 Citeertitel en in werking treden

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als:

  • Verordening brandveiligheid en hulpverlening van de Gemeente Aa en Hunze.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 17 mei 1999.

  • 3.

    Op de in het tweede lid genoemde datum vervallen brandweer beheersverordeningen van de voormalige gemeenten Anloo, Gasselte, Gieten en Rolde.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 29 april 1999.
De voorzitter, De secretaris,