Regeling vervallen per 01-01-2021

Horecabeleid

Geldend van 23-09-2011 t/m 31-12-2020

Intitulé

Horecabeleid

Hoofdstuk 1 Inleiding

De horeca vervult binnen de gemeente een belangrijke maatschappelijke en economische functie. Veel mensen beleven dagelijks veel plezier aan de horeca. Echter, soms kan het woon- en leefklimaat worden aangetast door horeca-activiteiten, bijvoorbeeld door geluids-, stank-, en parkeeroverlast of door verstoring van de openbare orde. Om te voorkomen dat enige vorm van overlast de overhand krijgt boven het plezier dat mensen aan de horeca kunnen beleven, moeten horecaondernemers voldoen aan talloze wettelijke voorschriften.

 

Het economische belang van de horecasector in de gemeenten is groot. Horeca is een factor van betekenis voor de aantrekkelijkheid van de kernen. De horeca is een grote werkgever en bepaalt in bepaalde mate het imago van de gemeenten. De gemeenten zien de horeca als een belangrijke pijler voor het toerisme. Voor alle gemeenten geldt dat de horeca de 'huiskamer van de streek' is en op die manier een belangrijke rol vervult bij het bereiken van een leefbaar en veilig uitgaansklimaat.

 

In de praktijk is gebleken dat er behoefte bestaat aan beleid voor de horeca. Er is behoefte aan duidelijkheid naar de horecaondernemers over wat de geldende regels zijn en de beleidslijnen die de gemeente Aalburg, Werkendam en Woudrichem hanteren. De regels met betrekking tot de horeca zijn voornamelijk vastgelegd in de Drank- en Horecawet die landelijk geldt en in de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna APV) die door de gemeenteraad is vastgesteld. Op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht (hierna Awb) bestaat er voor de gemeenten met betrekking tot bepaalde artikelen in de APV vrijheid om beleidsregels vast te stellen, bijvoorbeeld op het gebied van de exploitatievergunning. Hoe hiermee omgegaan wordt binnen de gemeenten wordt verwoord in deze nota.

 

In deze nota staan, als handreiking naar en naslagwerk voor de horecaondernemers en de interne organisatie van de gemeenten, de belangrijkste landelijke en gemeentelijke regels die gelden voor horecagelegenheden en paracommerciële bedrijven, beschreven. De burgemeester en het college geven aan op welke wijze zij invulling geven aan de uitvoering van de wettelijke bepalingen uit onder andere de APV en de Drank- en Horecawet. Vanzelfsprekend wordt ook aandacht besteed aan de wijziging van de Drank- en Horecawet en de Wet op de kansspelen.

 

In een vroegtijdig stadium is contact geweest met Koninklijke Horeca Nederland, afdeling Altena–Biesbosch (hierna KHN), om de plaatselijke horeca te betrekken bij de totstandkoming van deze nota. De nota is voorgelegd aan diverse externe partners, waaronder de politie. De nota heeft zes weken ter inzage gelegen. In die periode hebben belanghebbenden de gelegenheid gehad tot het indienen van zienswijzen. Op deze manier is/wordt draagvlak gecreëerd op de verschillende terreinen. Het is van belang dat structureel overleg tussen de partijen blijft plaatsvinden. Hierdoor kunnen aandachts- en verbeterpunten tijdig gesignaleerd worden, zodat eventuele aanpassing van deze nota plaats kan vinden. Door als gemeenten samen op te trekken is er meer daadkracht en slagkracht en is er inzicht in de geldende regels, waardoor voor de gemeenten en andere handhavende instanties, bijvoorbeeld de politie, de handhaving beheersbaar blijft.

Paragraaf 1.1 Begripsbepalingen

In artikel 1 van de Drank- en Horecawet worden de begripsbepalingen van een horecabedrijf als volgt weergegeven:

  • a.

    horecabedrijf: de activiteit in ieder geval bestaande uit het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse;

  • b.

    slijtersbedrijf: de activiteit bestaande uit het bedrijfsmatig of anders dan om niet aan particulieren verstrekken van sterke drank voor gebruik elders dan ter plaatse, al dan niet gepaard gaande met het bedrijfsmatig of anders dan om niet aan particulieren verstrekken van zwak-alcoholhoudende en alcoholvrije drank voor gebruik elders dan ter plaatse of met het bedrijfsmatig verrichten van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen andere handelingen;

  • c.

    lokaliteit: een besloten ruimte, onderdeel uitmakend van een inrichting;

  • d.

    horecalokaliteit: een van een afsluitbare toegang voorziene lokaliteit, onderdeel uitmakend van een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, in ieder geval bestemd voor het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse;

  • e.

    slijtlokaliteit: een van een afsluitbare toegang voorziene lokaliteit, onderdeel uitmakend van of samenvallend met een inrichting waarin het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend, in ieder geval bestemd voor het verstrekken van sterke drank voor gebruik elders dan ter plaatse;

  • f.

    inrichting: de lokaliteiten waarin het slijtersbedrijf of het horecabedrijf wordt uitgeoefend, met de daarbij behorende terrassen voor zover die terrassen in ieder geval bestemd zijn voor het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse, welke lokaliteiten al dan niet onderdeel uitmaken van een andere besloten ruimte;

  • g.

    leidinggevende:

  • 1°. de natuurlijke persoon of de bestuurders van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden, voor wiens rekening en risico het horecabedrijf of het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend, met uitzondering van bestuurders van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 4;

  • 2°. de natuurlijke persoon, die algemene leiding geeft aan een onderneming, waarin het horecabedrijf of het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend in een of meer inrichtingen;

  • 3°. de natuurlijke persoon, die onmiddellijke leiding geeft aan de uitoefening van zodanig bedrijf in een inrichting.

In artikel 2:27 van de APV worden de begripsbepalingen van een horecabedrijf weergegeven.

  • a.

    horecabedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden;

  • b.

    terras: een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

Paragraaf 1.2 Aantal horecabedrijven

De horeca in de gemeenten kenmerkt zich door veel diversiteit: café’s, cafetaria’s, dorpshuizen en (culinaire) restaurants. Om een beeld te geven van het aantal en het soort horecabedrijven wordt hier per gemeente een omschrijving van gegeven. De KHN gebruikt als bron de cijfers van het Bedrijfschap Horeca en Catering, deze cijfers zijn naast de cijfers van de gemeente gelegd en zijn hieronder weergegeven.

 

De Nederlandse horeca kan in een aantal sectoren worden onderverdeeld: drankensector, fastservicesector, restaurantsector en de hotelsector, daarnaast wordt de partycatering als een afzonderlijke groep tot de horeca gerekend. Elke sector bestaat uit een aantal deelsectoren. Hieronder wordt toegelicht welke soort bedrijven onder welke sector vallen. 

 

Drankensector:

• Café/bar • Discotheek • Kiosk • Horeca bij recreatiebedrijf • Horeca bij sportaccommodatie • Strandbedrijf • Ontmoetingscentrum • Zalen-/partycentrum • Coffeeshop.

Fastservicesector:

• IJssalon • Snackbar • Fastfoodrestaurant • Shoarmazaak • Lunchroom • Crêperie (hieronder vallen ook de pannenkoekenhuizen en poffertjeszaken) • Restauratie • Spijsverstrekker n.e.g. (Hieronder vallen met name afhaalbedrijven die (beperkt) zijn ingericht voor verbruik ter plaatse. Denk hierbij aan toko's en afhaalchinezen.)

Restaurantsector:

• Bistro • Restaurant • Café-restaurant • Wegrestaurant.

Hotelsector:

• Hotel-garni • Hotel-café • Hotel-restaurant • Hotel-café-restaurant • Pension.

 

Schema: Aantal horecabedrijven naar sector, 2010

 

2010

Aalburg

Bron:

Bedrijfsschap Horeca & Catering

 

Aalburg

Bron: Gemeente

Woudrichem

Bron: Bedrijfsschap Horeca & Catering

 

Woudrichem

Bron: Gemeente

WerkendamBron:

Bedrijfsschap Horeca & Catering

Werkendam

Bron: Gemeente

Drankensector

 

11

4

21

22

24

27

Fastservicesector

 

3

7

6

4

10

5

Restaurantsector

 

1

1

7

10

11

14

Hotelsector

 

0

0

1

1

1

2

Partycatering

 

0

0

0

0

2

1

TOTAAL

17

12

35

37

48

49

Slijterij

 

-

2

-

4

-

4

Paracommercie

 

-

10

-

12

-

12

Bed en breakfast

-

3

-

2

-

8

TOTAAL

17

25

35

 

55

48

73

 

Toelichting op bovenstaand schema:

 

Aalburg

De gegevens van de gemeente Aalburg zijn gebaseerd op het dossier van de verleende vergunningen op grond van de Drank- en Horecawet. Het verschil met de cijfers van Bedrijfschap Horeca moet nog worden onderzocht. De mogelijkheid bestaat dat er verschil van interpretatie is en/of dat het bestand van verleende vergunningen nog actualisering behoeft. Dit zal nog worden onderzocht. Het aantal bed en breakfastvoorzieningen is overgenomen uit de nota Bed & Breakfast van de gemeente Aalburg. 

 

Werkendam

Op basis van de gegevens van de gemeente bestaat er een klein verschil en een aanvulling ten opzichte van de gegevens van het Bedrijfschap Horeca en Catering. Daar waar combinaties uit verschillende sectoren samenkomen in een horecabedrijf is bij het indelen in sectoren een keuze gemaakt voor één van de relevante sectoren. De drankensector bestaat uit 27 bedrijven, de fastservicesector uit 5 bedrijven, de restaurantsector uit 14 bedrijven, 2 hotels en 1 bedrijf in de partycatering (= 49). Aangevuld met 4 slijterijen en 12 paracommerciële horecabedrijven. Maakt het totaal op basis van de cijfers van de gemeente op 65 horecabedrijven. Tevens heeft de gemeente 8 bed en breakfast voorzieningen.

 

Woudrichem

Op basis van de gegevens van de gemeente bestaat er een klein verschil en een aanvulling. De drankensector bestaat uit 22 bedrijven (waarvan 3 bedrijven gedeeltelijk onder de fastservicesector vallen in verband met de combinatie café en cafetaria), de fastservicesector uit 4 bedrijven, de restaurantsector uit 10 bedrijven en 1 hotel (= 37). Aangevuld met 4 slijterijen en 12 paracommerciële horecabedrijven. Maakt het totaal op basis van de cijfers van de gemeente op 55 horecabedrijven. Tevens heeft de gemeente 2 bed en breakfast voorzieningen.

 

Schema: Aantal horecabedrijven lid van Koninklijke Horeca Nederland

 

2010

Aalburg

Werkendam

Woudrichem

Aantal leden KHN

15 horecabedrijven

23 horecabedrijven

= 47 %

21 horecabedrijven

= 57%

NB: In het overzicht zijn de slijterijen, paracommerciële horecabedrijven en bed en breakfast voorzieningen niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 Vergunningen en de beleidsregels

Paragraaf 2.1. Inleiding

In dit hoofdstuk zijn de horeca gerelateerde vergunningen, vrijstellingen, ontheffingen en meldingen opgenomen. Daar waar dat van toepassing is zijn tevens de bestaande beleidsregels opgenomen of genoemd. Met beleidsregels wordt gedoeld op het toetsingskader, dat wordt gehanteerd bij de beoordeling van vergunning- of ontheffingsaanvragen. Het bestuursorgaan, dat bevoegd is hierover te beslissen, kan in beleidsregels vooraf kenbaar maken hoe wettelijke voorschriften worden uitgelegd en welke uitgangspunten en omstandigheden van belang zijn bij de beoordeling van een vergunning- of ontheffingsaanvraag. In het beleid wordt het toetsingskader gegeven voor de manier waarop belangen worden afgewogen, feiten worden vastgesteld en/of wettelijke voorschriften worden uitgelegd.

 

Bij het bepalen van de beleidsregels blijft het bestuursorgaan binnen de wettelijke criteria met betrekking tot de vergunning- of ontheffingsverlening. Binnen de ene wetgeving is meer vrije beoordelingsruimte mogelijk dan bij andere wetgeving. Bijvoorbeeld: het college heeft een behoorlijke vrijheid bij het bepalen van de inhoud van de exploitatievergunningen, daarentegen is er weinig vrijheid bij de beoordeling van een aanvraag voor een drank- en horecavergunning. In de Drank- en Horecawet zijn immers diverse toetsingscriteria opgenomen, die dwingend voorschrijven wanneer een vergunning verleend of geweigerd moet worden.

 

Bij het verlenen van een vergunning of ontheffing is maatwerk nodig, omdat de inhoud bepaald wordt op basis van de concrete situatie. Bij het leveren van dit maatwerk wordt niet afgeweken van de beleidsuitgangspunten, maar worden deze indien nodig nader ingevuld in de vergunning of ontheffing. Het beleid kan immers niet alles tot in detail regelen.

 

Niet alles is voorzienbaar, daarom heeft het bevoegde bestuursorgaan bij hoge uitzondering de mogelijkheid af te wijken van de beleidsuitgangspunten, indien deze voor één of meerdere belanghebbenden gevolgen zouden hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen (de zogenaamde inherente afwijkingsbevoegdheid, als bedoeld in art. 4:84 Awb). Als het bestuursorgaan afwijkt van het beleid, zal deze dit altijd gemotiveerd aangeven. Hiermee wordt voorkomen dat het bestuursorgaan naar willekeur afwijkt.

Paragraaf 2.2. Horecagerelateerde vergunningen, ontheffingen en meldingen

Deze paragraaf bevat een nadere uitwerking van de horecavergunningen, ontheffingen en meldingen op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening en de Drank- en Horecawet. Voorts zijn de overige horecagerelateerde vergunningen opgenomen.

Sub-paragraaf 2.2.1. Algemene Plaatselijke Verordening

Artikel 2.2.1.1.Exploitatievergunning

Uitgangspunt voor horeca-activiteiten is dat deze op een veilige manier plaatsvinden en dat de hinder in en rondom horecabedrijven beperkt blijft tot een aanvaardbaar niveau, waarbij (geluids)hinder voor omwonenden beperkt blijft en de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf leefbaar blijft en er geen verstoring van de openbare orde plaatsvindt. Ter bescherming van de openbare orde en de woon- en leefomgeving nabij een horecabedrijf, is in artikel 2.28 van de APV bepaald dat ieder horecabedrijf moet beschikken over een exploitatievergunning. Het scheppen van bepaalde randvoorwaarden moet voorkomen dat zich problemen voordoen op het gebied van de openbare orde en veiligheid. De burgemeester neemt deze randvoorwaarden in de exploitatievergunning op in de vorm van voorschriften. Deze voorschriften bewaken de leefbaarheid in de (woon)omgeving.

 

Juridisch kader

In de APV wordt de exploitatievergunningplicht van een horecabedrijf geregeld.

 

Artikel 2:28 APV Aalburg

  • 1.

    Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

  • 2.

    De burgemeester weigert de vergunning indien de vestiging of exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan.

  • 3.

    In afwijking van artikel 1:8, kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

  • 4.

    Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.

  • 5.

    Het eerste lid geldt niet voor een horecabedrijf in een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voorzover de horeca een nevenactiviteit is van de winkelactiviteit;

  • 6.

    Voor het horecabedrijf als bedoeld in het vijfde lid gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.

  • 1.

    De exploitant van een horecabedrijf laat niet toe dat een handelaar of een voor hem handelend persoon in dat bedrijf enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.

  • 2.

    Voorts geldt het eerste lid niet voor:

    • 1.

      een horecabedrijf in zorginstellingen;

    • 2.

      een horecabedrijf in musea;

    • 3.

      een horeca-inrichting in scholen;

    • 4.

      een horeca-inrichting in bedrijfskantines.

  • 3.

    Op het exploiteren van een bestaand horecabedrijf is het gestelde in lid 1 niet van toepassing:

    • 1.

      tot en met 30 juni 2010;

    • 2.

      na afloop van de onder a gestelde termijn, indien de exploitant binnen deze termijn een aanvraag om vergunning als bedoeld in lid 1 heeft ingediend, totdat op die aanvraag door het bevoegd bestuursorgaan een besluit is genomen.

 

Artikel 2.28 APV Werkendam

  • 1.

    Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

  • 2.

    De burgemeester weigert de vergunning indien de vestiging of exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan.

  • 3.

    In afwijking van artikel 1:8* kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

  • 4.

    Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.

  • 5.

    Het eerste lid geldt niet voor een horecabedrijf in een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de horeca een nevenactiviteit is van de winkelactiviteit.

  • 6.

    Voor het horecabedrijf als bedoeld in het vijfde lid gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.

  • 7.

    De exploitant van een horecabedrijf laat niet toe dat een handelaar of een voor hem handelend persoon in dat bedrijf enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enig andere wijze overdraagt.

  • 8.

    Voorts geldt het eerste lid niet voor:

    • 1.

      een horecabedrijf in zorginstellingen;

    • 2.

      een horecabedrijf in musea;

    • 3.

      een horeca-inrichting in scholen;

    • 4.

      een horeca-inrichting in bedrijfskantines.

Artikel 2:28 APV Woudrichem

  • 1.

    Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8* weigert de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk indien de vestiging of exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8* kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

  • 4.

    Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.

  • 5.

    Het eerste lid geldt niet voor een horecabedrijf in een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de horeca een nevenactiviteit is van de winkelactiviteit.

  • 6.

    Voor het horecabedrijf als bedoeld in het vijfde lid gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.

  • 7.

    Voorts geldt het eerste lid niet voor:

    • 1.

      een horecabedrijf in zorginstellingen;

    • 2.

      een horecabedrijf in musea;

    • 3.

      een horecabedrijf in clubhuizen.

  • 8.

    Indien de vergunningaanvraag mede betrekking heeft op één of meer bij het horecabedrijf behorende terrassen op een openbare plaats, beslist de burgemeester over de ingebruikneming van die openbare plaats ten behoeve van het terras.

  • 9.

    De burgemeester kan de ingebruikneming van die openbare plaats als bedoeld in het achtste lid weigeren:

    • 1.

      indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de openbare plaats dan wel gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de openbare plaats of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan;

    • 2.

      indien dat gebruik een belemmering kan worden voor het doelmatig beheer en onderhoud van de openbare plaats.

  • 10.

    Het bepaalde in het achtste en negende lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciale Wegenverordening Noord-Brabant 2006.

 

* Artikel 1:8 van de APV regelt de (algemene) weigeringsgronden, te weten:

De vergunning kan door het daartoe bevoegde gezag worden geweigerd in het belang van:

a.       de openbare orde;

b.       de openbare veiligheid;

c.       de volksgezondheid;

d.       de bescherming van het milieu.

Exploitatievergunning

De burgemeesters hebben tot voor kort niet of in beperkte mate exploitatievergunningen verleend. In Aalburg is opgenomen dat bestaande horecabedrijven op een bepaalde datum zouden moeten beschikken over een exploitatievergunning. Aan dit artikel is nog geen uitvoering gegeven. In Werkendam is inmiddels besloten het exploitatievergunningstelsel in te voeren en in Woudrichem is gestart met een inhaalslag.

 

Exploitatievergunningen in Aalburg

In Aalburg geldt op grond van artikel 2:28 van de APV een vergunningsplicht voor alle horecabedrijven. Op grond van lid 9 van dit artikel zouden alle bestaande horecabedrijven voor 1 juli 2010 moeten beschikken over een exploitatievergunning. Hieraan is tot nu toe nog geen uitvoering gegeven.

 

Exploitatievergunningen in Werkendam

In Werkendam geldt op grond van artikel 2:28 van de APV een vergunningplicht voor alle horecabedrijven. Het college is voornemens de raad voor te stellen om voornoemd artikel te wijzigen in die zin voor bestaande bedrijven die ten tijde van de inwerkingtreding van deze nota in het bezit zijn van een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet voor de huidige inrichting de vergunningplicht wordt opgeschort, zolang er geen nieuwe Drank- en Horecavergunning behoeft te worden aangevraagd en/of er zich geen incidenten gepaard gaande met geweld, overlast op straat of drugsgebruik en -handel voordoen in of bij de inrichting. Constateringen, mutaties en advies van de politie (er is dan sprake van aantoonbare overlast) zal hierin leidend zijn en zal leiden tot een schriftelijke kennisgeving aan de exploitant, dat daardoor de opschorting wordt beëindigd en zal alsnog een exploitatievergunning moeten worden aangevraagd.

 

Voor alle horecabedrijven die na inwerkingtreding van deze nota een (nieuwe) Drank- en Horecavergunning aanvragen geldt de mogelijkheid tot het verkrijgen van opschorting van de vergunningplicht niet.

 

De invoering van de exploitatievergunning zal op de volgende wijze worden ingevoerd:

  • 1.

    Bestaande paracommerciële horecabedrijven die thans in het bezit zijn van een vergunning als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en Horecawet wordt eenmalig kosteloos een standaardexploitatievergunning verstrekt;

  • 2.

    Nieuwe of gewijzigde horecabedrijven krijgen op aanvraag een op maat gesneden exploitatievergunning, waarvoor leges verschuldigd zijn.

 

Met betrekking tot probleemloze bedrijven wordt alleen een aantal basisvoorschriften opgenomen in de vergunning. Afhankelijk van het soort horecabedrijf zullen aanvullende, op maat gesneden, voorschriften in de vergunning worden opgenomen als dat voor de bescherming van de omgeving nodig is.

 

Exploitatievergunningen in Woudrichem

In Woudrichem geldt op grond van artikel 2:28 van de APV een vergunningplicht voor alle horecabedrijven. Het vergunningstelsel zoals hierboven genoemd geldt reeds lange tijd voor alle horecabedrijven. Er is gestart met een inhaalslag. Bij de aanvraag van een nieuwe of gewijzigde Drank- en Horecavergunning moet een exploitatievergunning worden aangevraagd.

 

De exploitatievergunning geldt niet voor horecabedrijven in zorginstellingen, musea en clubhuizen en voor winkels (als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet) voor zover de horeca een nevenactiviteit is van de winkelactiviteit. Voor die laatste gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.In de exploitatievergunning wordt, indien van toepassing, het terras opgenomen en de eventuele gebruikmaking van het éénrichtingsverkeer (zie voor nadere informatie 2.2.1.2 Sluitingstijden). In de vergunning worden voorwaarden hieromtrent gesteld.

 

In deze nota worden de toetsingscriteria en uitgangspunten weergegeven, die worden gevolgd bij de vergunningverlening.

 

 

Toetsingscriteria APV

In de APV zijn de criteria vastgelegd, waaraan een aanvraag om een exploitatievergunning getoetst moet worden:

  • 1.

    Een exploitatievergunning moet worden geweigerd, als de vestiging of de exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan;

  • 2.

    Een exploitatievergunning kan geheel of gedeeltelijk worden geweigerd, als naar het oordeel van de burgemeester moet worden aangenomen dat door de aanwezigheid van het horecabedrijf de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

Bij de toepassing van de 2e weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot komt te staan door de exploitatie van het horecabedrijf.

 

In strijd met bestemmingsplan

Bij de toets aan de eerste weigeringsgrond bestaat - gelet op het dwingende karakter daarvan - geen beleidsvrijheid voor de burgemeester. Voor zover de vestiging van het bedrijf of de ontplooiing van de activiteiten in strijd zijn met het ter plaatse geldende bestemmingsplan, moet de exploitatievergunning worden geweigerd. De burgemeester dient bij de beoordeling van de aanvraag te blijven binnen de gegeven planologische kaders. Het college c.q. de raad heeft de mogelijkheid om de planologische randvoorwaarden voor de vestiging of wijziging van een horecabedrijf te creëren, als geoordeeld wordt dat de vestiging of de ontwikkeling van een bepaalde horecafunctie ter plaatse gewenst is gelet op de ruimtelijke visie.

 

Woon- en leefomgeving en openbare orde (leefbaarheid)

Staat een bestemmingsplan de vestiging van een horecabedrijf toe, dan moet worden afgewogen of de in de tweede weigeringsgrond genoemde belangen zich niet verzetten tegen de komst van het horecabedrijf. Daarbij is van belang in welke mate van het bedrijf zelf overlast is te verwachten, maar ook in welke mate de komst van het bedrijf de leefbaarheid en het karakter van de buurt zullen aantasten.

Meestal kunnen de eventueel nadelige gevolgen voor de omgeving worden voorkomen of beperkt door het opnemen van voorschriften in een exploitatievergunning. Welke randvoorwaarden worden gesteld, is afhankelijk van het type bedrijf dat zich wil vestigen, maar ook van de wijze van exploitatie door de ondernemer.

 

Beleidsuitgangspunten

Bij de beoordeling van een aanvraag om een exploitatievergunning worden de hierna weergegeven uitgangspunten in acht genomen.

 

Geen maximumstelsel

De APV kent de mogelijkheid via beleid vooraf het aantal horecabedrijven in enige wijk of straat aan een maximum te binden, als verwacht wordt dat door het overschrijden van een bepaald aantal horecabedrijven de openbare orde in gevaar wordt gebracht. Binnen de gemeenten zijn er geen gebieden, waar dit momenteel noodzakelijk is. Er wordt dus vooralsnog geen maximumstelsel gehanteerd.

 

Met dit uitgangspunt wordt echter geenszins de in enig bestemmingsplan vastgelegde horecabestemmingen opzij gezet. Feitelijk biedt het exploitatievergunningenstelstel een extra mogelijkheid om bij grote vrees voor aanzienlijke overlast of openbare orde verstoringen de exploitatie van een (bepaald soort) horecabedrijf te voorkomen, ook al zou een bestemmingsplan de vestiging of uitbreiding van dat horecabedrijf wel mogelijk maken, onder voorwaarde dat wordt aangetoond of aannemelijk wordt gemaakt dat van zo’n gevaar in concreto sprake is.

 

Persoons- en inrichtingsgebonden

Een exploitatievergunning bevat elementen, die zowel een persoons- als inrichtingsgebonden karakter hebben. Wat dit betreft is deze vergunning vergelijkbaar met een drank- en horecavergunning. Voor het principe van inrichtings- én persoonsgebondenheid van de exploitatievergunning is in de APV gekozen, omdat naast het type horecabedrijf ook de wijze van exploitatie door de ondernemer van belang is bij het voorkomen van overlast en verstoringen van de openbare orde.

Vanwege het persoonsgebonden karakter van de vergunning wordt in iedere exploitatievergunning het voorschrift opgenomen dat de vergunning niet overdraagbaar is.

 

De aard van het bedrijf bepaalt voor een groot deel de invloed op de omgeving. Het maakt immers verschil of zich op een bepaalde locatie een broodjeszaak vestigt, die alleen overdag open is of dat er sprake is van een café. In iedere exploitatievergunning wordt daarom expliciet vermeld wat de aard van de horeca-activiteiten is. Dit is niet alleen van belang voor het bepalen van de inhoud van de vergunningvoorschriften, maar ook voor de vraag wanneer een nieuwe exploitatievergunning nodig is. In een exploitatievergunning wordt het voorschrift opgenomen dat een nieuwe vergunning moet worden aangevraagd, als de aard van het bedrijf of van de activiteiten wijzigt.

 

Uitgesloten van exploitatievergunningplicht

Voor een aantal categorieën van kleinschalige horecabedrijven waar geen alcohol wordt geschonken, en waar de openbare orde evident niet in het geding is, is geen exploitatievergunning nodig. De vergunningplicht geldt niet voor een horecabedrijf in een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de horeca een nevenactiviteit is van de winkelactiviteit. Te denken valt aan een ontbijthoekje bij de bakker. Voor een dergelijk horecabedrijf gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.

De vergunningplicht geldt op grond van artikel 2.28, lid 7 van de APV in Woudrichem tevens niet voor: zorginstellingen waar een voor het publiek toegankelijke eettafel is en restaurants in musea en in clubhuizen (paracommerciële inrichtingen). In Aalburg en Werkendam geldt de vergunningplicht op grond van artikel 2.28 lid 8 van de APV niet voor een horecabedrijf in zorginstellingen, voor een horecabedrijf in musea, voor een horeca-inrichting in scholen en voor een horeca-inrichting in bedrijfskantines. Indien alcoholische dranken worden geschonken, moet wel een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet worden aangevraagd en zijn verleend.

 

Duur van de vergunning

De geldigheidsduur van de exploitatievergunning is in beginsel onbeperkt (komt overeen met de geldigheidsduur van de drank- en horecavergunning), tenzij er naar het oordeel van de burgemeester redenen aanwezig zijn hiervan af te wijken. De administratieve lasten voor zowel de horecaondernemer als de gemeente worden hierdoor zo veel mogelijk beperkt. Dit betekent overigens niet dat de vergunning niet meer kan worden ingetrokken of gewijzigd. Als bijvoorbeeld de aard of de omvang van een horecabedrijf of als de ondernemer wijzigt, moet een nieuwe vergunning worden aangevraagd. Hierdoor wordt voorkomen dat in de loop van de tijd de impact op de omgeving wijzigt zonder dat nadere voorschriften worden opgenomen of – in het uiterste geval - een exploitatievergunning kan worden geweigerd.

 

BIBOB

Om te voorkomen dat de gemeente ongewild en/of onbewust criminele activiteiten faciliteert, is besloten dat aan iedere nieuwe horecaondernemer een vragenlijst op basis van de Wet Bevordering Integriteitbeoordeling Openbaar Bestuur (BIBOB) wordt voorgelegd. De ingevulde vragenlijst dient aangemerkt te worden als verplicht onderdeel van de aanvraag voor een exploitatievergunning en dient dan ook gelijktijdig met de aanvraag voor een exploitatievergunning te worden ingediend, waarna het risico op criminele activiteiten kan worden onderzocht. Onder 2.2.3.2 van deze nota wordt hier nader op ingegaan.

 

Sluitingstijden

In de exploitatievergunning wordt in beginsel geen sluitingstijd opgenomen. Het vermelden van een voorschrift over sluitingstijden in een exploitatievergunning is niet nodig omdat de sluitingstijden voor horecabedrijven (en paracommerciële inrichtingen) rechtstreeks uit de APV (artikel 2:29) volgen. Onder 2.2.1.2 van deze nota wordt nader op dit onderwerp ingegaan.

Voor terrassen gelden andere voorschriften, zie 2.2.1.5.

 

Paracommerciële inrichtingen

De exploitatievergunningplicht geldt in Aalburg en Werkendam ook voor paracommerciële inrichtingen, zoals bijvoorbeeld sportkantines en buurthuizen. Vanuit het oogpunt van voorkoming van overlast of openbare orde problemen bestaan er in algemene zin geen redenen om voor deze inrichtingen specifieke voorschriften in de exploitatievergunning op te nemen. Voor paracommerciële inrichtingen gelden er voorts in de drie gemeenten op basis van de Drank- en Horecawet beperkingen, waaronder beperktere schenkingstijden. Hierin wordt onder Drank- en Horecawet verder op ingegaan.

 

Geluid

In de exploitatievergunning worden geen geluidsvoorschriften opgenomen, bijvoorbeeld over muziekgeluid vanuit de inrichting, omdat de milieuvoorschriften als middel beter zijn toegerust om dit te regelen. Onder 2.2.3.3 van deze nota wordt hier nader op ingegaan.

 

Veiligheidsplan

Met betrekking tot horecabedrijven, die – naar het oordeel van de burgemeester op advies van de politie - door hun aard of door hun ligging overlast kunnen veroorzaken of waar veelvuldige verstoringen van de openbare orde kunnen plaatsvinden, wordt in de exploitatievergunning de verplichting opgenomen om te beschikken over een veiligheidsplan.

 

In zo'n veiligheidsplan dient minimaal het volgende geregeld/opgenomen te zijn:

  • 1.

    een instructie voor het personeel over het omgaan met calamiteiten, ontruimingen, het weigeren van toegang aan personen, het verwijderen van bezoekers, de omgang met bezoekers (in het bijzonder bij overlast, geweld en criminaliteit)

  • 2.

    op welke wijze personeel in de gelegenheid wordt gesteld om vaardigheden te ontwikkelen in verband met het genoemde onder 1;

  • 3.

    vergunninghouder dient er op toe te zien dat het personeel zich houdt aan het genoemde onder 1;

  • 4.

    welke maatregelen zijn of worden getroffen ter voorkoming van criminele activiteiten in en buiten het horecabedrijf, zoals handel in drugs, geweldpleging, discriminatie, vernieling etc;

  • 5.

    de wijze waarop aangifte en melding wordt gedaan van strafbare feiten;

  • 6.

    het instellen van een lokaalverbod;

  • 7.

    het opstellen van huisregels, waaraan bezoekers zich moeten houden alsmede het zichtbaar presenteren van de huisregels. Deze moeten zichtbaar zijn aangebracht voor bezoekers/gasten. Bezoekers worden, indien nodig, hierop geattendeerd.

Deze huisregels moet in ieder geval het volgende bevatten:

- het is verboden alcoholhoudende drank te verstrekken aan een persoon die in kennelijke staat van dronkenschap of kennelijk onder invloed van drugs verkeert; en

- het is verboden alcoholhoudende drank te schenken aan jongeren onder de 16 jaar en het is verboden om sterke drank te schenken aan jongeren onder de 18 jaar.

  • 1.

    de aanwezigheid van beveiligingsmedewerkers tijdens bepaalde uren tijdens openingstijden van het horecabedrijf (uitsluitend op concreet advies/verzoek van de politie).

 

Beveiligingsmedewerkers

Op basis van het veiligheidsplan kan een verplichting worden opgenomen dat de horecaondernemer er voor zorgt dat er op bepaalde tijden gecertificeerde beveiligingsmedewerkers (portiers) aanwezig zijn. De beveiligingsmedewerkers moeten voldoen aan de eisen van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wet PBOR). De beveiligingsmedewerkers moeten toezicht houden in het bedrijf en in de directe omgeving van het bedrijf en als zodanig herkenbaar zijn. Zij kunnen bij de constatering van strafbare feiten verdachten op heterdaad aanhouden en (direct) overdragen aan de plaatselijke politie. Kortom: van beveiligingmedewerkers wordt verwacht dat zij handelen binnen hun wettelijke bevoegdheden.

 

Het aantal beveiligingsmedewerkers wordt bepaald, afhankelijk van het soort bedrijf, het aantal bezoekers en de (verwachte) mate van overlast (voor de omgeving). Als er beveiligingsmedewerkers aanwezig moeten zijn, wordt eveneens in de vergunning bepaald op welke uren zij aanwezig moeten zijn.

In Werkendam worden horecabedrijven die ten tijde van de inwerkingtreding van deze nota in het bezit waren van een artikel 3 drank- en horecavergunning vrijgesteld van de vergunningplicht zolang er zich geen incidenten gepaard gaande met geweld, overlast op straat of drugsgebruik en -handel voordoen in of bij de inrichting, en zolang er geen nieuwe drank- en horecavergunning behoeft te worden aangevraagd.

Horecabedrijven die na  een (nieuwe) vergunning aanvragen dienen een exploitatievergunning aan te vragen;

Aan paracommerciële inrichtingen wordt eenmalig kosteloos een exploitatievergunning verstrekt.

 

In Woudrichem geldt de exploitatievergunningplicht voor alle horecabedrijven. Er is gestart met een inhaalslag, deze zal verder worden voortgezet.

 

De gemeenten hanteren bij het verlenen van exploitatievergunningen de volgende uitgangspunten:

- Er wordt geen maximumstelsel met betrekking tot de vestiging van horecabedrijven gehanteerd;

- Een exploitatievergunning is persoons- en inrichtingsgebonden en daarom niet overdraagbaar;

- Een exploitatievergunning wordt verleend voor onbepaalde tijd;Iedere nieuwe horecaondernemer is verplicht een volledig een Bibob-vragenformulier in te vullen;

- Een exploitatievergunning bevat geen voorschriften over sluitingstijden (m.u.v. terrassen);

- Een exploitatievergunning bevat geen specifieke voorschriften voor paracommerciële inrichtingen;

- In een exploitatievergunning worden geen geluidsnormen opgenomen;In de exploitatievergunning van bedrijven, die naar het oordeel van de burgemeester op advies van de plaatselijke politie door hun aard of ligging overlast kunnen veroorzaken of waar veelvuldige verstoringen van de openbare orde door bezoekers (kunnen) plaatsvinden, worden aanvullende voorschriften opgenomen over het beschikken over een veiligheidsplan, waarin onder andere de aanwezigheid van gecertificeerd beveiligingpersoneel en huisregels zijn geregeld.

Artikel 2.2.1.2. Sluitingstijden

De sluitingstijden zijn bepaald in de APV. Voor de gemeenten geldt een sluitingstijd van maandag tot en met zondag tussen 02.00 uur en 05.00 uur. Het is de exploitant verboden het horecabedrijf op genoemde tijden voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in het horecabedrijf te laten verblijven. De burgemeester kan door middel van een vergunningvoorschrift andere sluitingstijden vaststellen voor een afzonderlijk horecabedrijf of een daartoe behorend terras.

 

Aalburg en Werkendam

Over de uitoefening van de bevoegdheid tot het vaststellen van andere sluitingstijden hebben de burgemeesters van Aalburg en Werkendam geen nadere regels vastgesteld. Volledigheidshalve wordt de notitie sluitingstijden horecabedrijven van de voormalige gemeente Dussen gedateerd 8 december 1994 ingetrokken.

De burgemeesters van Aalburg en Werkendam hanteren als regel dat per geval beoordeeld wordt of al dan niet ontheffing wordt verleend, waarbij moet worden opgemerkt dat als uitgangspunt geldt dat slechts ontheffing zal worden verleend aan discotheken en/of poppodia, voorzover mogelijk en onder daartoe te stellen voorwaarden.

 

Woudrichem

De burgemeester van Woudrichem heeft twee beleidsregels sluitingstijden vastgesteld:    

  • 1.

    Vaststellen andere Sluitingstijd voor horecabedrijven in de Gemeente Woudrichem;

  • 2.

    Eénrichtingsverkeer voor horecabedrijven in de Gemeente Woudrichem.

1. ‘Vaststellen andere Sluitingstijd voor horecabedrijven in de Gemeente Woudrichem’                                         

Uitgangspunt van deze beleidsregel is dat er geen andere sluitingstijd wordt vastgesteld. Slechts wanneer de aanvraag een bijzondere omstandigheid betreft welke breed gedragen wordt door de lokale bevolking, zal de burgemeester een verzoek om het incidenteel vaststellen van een andere sluitingstijd in overweging nemen. Hieronder vallen onder meer de jaarwisseling, carnaval, kermis, een groot evenement in een bepaalde kern of in de gemeente, Koninginnedag en Bevrijdingsdag. Hieronder wordt zeker niet verstaan, een optreden of feestavond in een bepaald horecabedrijf.

2. ‘ Eénrichtingsverkeer’ voor horecabedrijven in de Gemeente Woudrichem’                           

Op schriftelijk verzoek van de horecaondernemer kan de burgemeester uitsluitend in de nachten van vrijdag op zaterdag en zaterdag op zondag toestemming verlenen om tot uiterlijk 03.00 uur geopend te mogen zijn. Centraal staat het éénrichtingsverkeer: in het horecabedrijf mogen na 02.00 uur geen bezoekers meer toegelaten mogen worden. Daarnaast wordt aan het vaststellen van een andere sluitingstijd in ieder geval de volgende voorwaarden verbonden: 1. uiterlijk om 03.00 uur mogen er in het gehele horecabedrijf geen bezoekers meer aanwezig zijn; 2. na 02.00 uur moet het geluidsniveau van de muziek omlaag zijn gebracht; 3. de horeca-exploitant moet ervoor zorg dragen dat de bezoekers het horecabedrijf geleidelijk en in alle rust verlaten. Alle horecaondernemers in de Gemeente Woudrichem kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om een vergunning of toestemming te vragen om het horecabedrijf tot 03.00 uur geopend te mogen hebben, met inachtneming van genoemde voorwaarden. De beleidsregels zijn als bijlage 1 en bijlage 2 bijgevoegd.  

Horecabedrijven mogen dagelijks geopend zijn vanaf 05.00 uur tot 02.00 uur. Woudrichem heeft op grond van artikel 2:29 van de APV beleid rondom sluitingstijden vastgesteld.

Artikel 2.2.1.3. Festiviteiten

Met festiviteiten wordt in deze paragraaf uitsluitend bedoeld de dagen/dagdelen waarop de horecaondernemer de geluidsnormen op basis van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) mag overschrijden. Een festiviteit in een horecabedrijf kan daarom niet gelijkgesteld worden met een evenement. Voor alle horecabedrijven (met uitzondering van Bed & Breakfast voorzieningen) in de gemeenten is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer van toepassing. Dit besluit bevat onder andere geluidsvoorschriften, waaraan de horecabedrijven moeten voldoen. De APV kent de mogelijkheid dat dagen of dagdelen worden aangewezen waarop bepaalde geluidsvoorschriften niet gelden. Het kan gaan om de aanwijzing van collectieve dagen, die op meer of zelfs alle horecabedrijven van toepassing zijn of om incidentele festiviteiten.

Omdat de geluidsvoorschriften tijdens deze festiviteiten niet gelden wil dit niet zeggen dat het (horeca)bedrijf ongelimiteerd geluid mag produceren. In de APV van Aalburg en Werkendam zal worden opgenomen dat tijdens deze dagen maximaal 70 dB(A) gemeten op de gevel van geluidgevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter, geproduceerd mag worden tot 24.00 uur. In de APV van Woudrichem staat dat het normaal geldende geluidsniveau (de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Activiteitenbesluit) met maximaal 20 dB(A) overschreden mag worden, wat eveneens neerkomt op maximaal 70 dB(A) gemeten op de gevel van geluidgevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld. Het ten gehore brengen van extra muziekgeluid - hoger dan de geluidsnorm – moet uiterlijk om 24.00 uur beëindigd zijn. De geluidsnorm is exclusief 10 dB(A) aftrek vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten. De geluidsnorm geldt voor het bebouwde gedeelte van de inrichting en niet voor de buitenruimte. Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen. Ondanks diverse maatregelen levert dit een niet te onderschatten hinder op voor de woonomgeving, zodat bij overtreding handhaving vereist is.

Collectieve festiviteiten

De raden van de gemeenten hebben in artikel 4:2 van de APV bepaald dat het college jaarlijks collectieve festiviteiten kan aanwijzen. Het is dan gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen, toegestaan de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Activiteitenbesluit te overschrijden. Tot op heden zijn er nog geen dagen of dagdelen aangewezen.

 

Incidentele festiviteiten

De raad in Werkendam heeft in artikel 4:3 van de APV bepaald dat het college per horecabedrijf maximaal 4 incidentele festiviteiten mag toestaan. In Aalburg en Woudrichem hebben de raden in artikel 4:3 van de APV bepaald dat het in een inrichting toegestaan is maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden. In alle gemeenten geldt dat de houder van de inrichting ten minste 10 werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis moet stellen. In principe wordt ieder verzoek gehonoreerd, mits het maximale aantal niet overschreden wordt en de inrichting voor het overige voldoet aan de gestelde eisen van het Activiteitenbesluit.

 

De termijn voor het indienen van een kennisgeving geeft gelegenheid te beoordelen op welke wijze de houder van een horecabedrijf de (geluids)hinder zoveel mogelijk kan voorkomen. Hiervoor kunnen aanvullende gegevens worden gevraagd over onder meer:

  • 1.

    Voorzieningen die binnen de inrichting worden aangebracht;

  • 2.

    Gedragsregels die binnen de inrichting in acht worden genomen;

  • 3.

    De periode van openstelling van de gehele inrichting, het terras, het parkeerterrein of een ander gedeelte van de inrichting.

 

Bij de bevestiging van de kennisname van de melding wordt de houder van het horecabedrijf er in ieder geval op gewezen dat hij omwonenden van de festiviteit in kennis moet stellen.

 

De APV kent de mogelijkheid dat het college collectief dagen en/of dagdelen aanwijst waarop voor bepaalde horecabedrijven en/of gebieden de gebruikelijke geluidsvoorschriften niet gelden.

 

Het maximaal aantal incidentele festiviteiten per jaar in Werkendam bedraagt 4 en in Aalburg en Woudrichem 12. De houder van een horecabedrijf is verplicht 10 werkdagen voor aanvang van de festiviteit hiervan een kennisgeving te doen aan het college.

 

Tijdens deze festiviteiten mag na aanpassing van de APV tot 24.00 uur in Werkendam niet meer dan 70 dB(A) geproduceerd worden. In Aalburg is dat 80db(A) en in Woudrichem is een overschrijding van max. 20 dB(A) op basis van de geluidsnormen van het Activiteitenbesluit toegestaan.

 

De houder van het horecabedrijf is verplicht de omwonenden van de festiviteit in kennis te stellen.

Artikel 2.2.1.4. Speelautomaten

Juridisch kader

In artikel 30 van de Wet op de Kansspelen en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    speelautomaat: een toestel, ingericht voor de beoefening van een spel, dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot de middellijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen;

  • b.

    behendigheidsautomaat: een speelautomaat waarvan het spelresultaat uitsluitend kan leiden tot een verlengde speelduur of het recht op gratis spellen en het proces, ook nadat het in werking is gesteld, door de speler kan worden beïnvloed en het geheel of vrijwel geheel van zijn inzicht en behendigheid bij het gebruik van de daartoe geboden middelen afhangt of en in welke mate de spelduur verlengd of het recht op gratis spelen verkregen wordt;

  • c.

    kansspelautomaat: een speelautomaat, die geen behendigheidsautomaat is;

  • d.

    hoogdrempelige inrichting: een inrichting als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drank- en Horecawet, waarin rechtmatig het horecabedrijf als bedoeld in dat artikellid wordt uitgeoefend:

  • 1°. waar het café en het restaurantbezoek op zichzelf staat en waar geen andere activiteiten plaatsvinden, waaraan een zelfstandige betekenis kan worden toegekend en

  • 2°. waarvan de activiteiten in belangrijke mate gericht zijn op personen van 18 jaar en ouder.

  • e.

    laagdrempelige inrichting: een inrichting als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drank- en Horecawet, waarin rechtmatig het horecabedrijf als bedoeld in dat artikellid wordt uitgeoefend, die geen hoogdrempelige inrichting is, of een inrichting waarin horeca-activiteiten worden verricht en waarvan de ondernemer inschrijfplichtig is en ingeschreven is bij het Bedrijfschap Horeca.

 

In artikel 30b eerste lid van de Wet op de Kansspelen is het volgende bepaald:

Het is verboden, behoudens het in deze Titel bepaalde, zonder vergunning van de burgemeester een of meer kansspelautomaten aanwezig te hebben

  • a.

    op of aan de openbare weg;

  • b.

    op voor het publiek toegankelijke plaatsen;

  • c.

    in niet voor het publiek toegankelijke inrichtingen, waarvoor ingevolge artikel 3 van de Drank- en Horecawet een vergunning voor de uitoefening van het horecabedrijf is vereist of waarvan de ondernemer inschrijfplichtig is bij het Bedrijfschap Horeca.

 

In artikel 2.40 van de APV is geregeld dat in hoogdrempelige inrichtingen maximaal twee kansspelautomaten zijn toegestaan. In laagdrempelige inrichtingen zijn geen kansspelautomaten toegestaan.

 

Voorwaarden en voorschriften

Aan de vereiste aanwezigheidsvergunning worden in ieder geval de volgende voorschriften verbonden:

  • 1.

    het is verboden personen onder de achttien jaar op een kansspelautomaat te laten spelen;

  • 2.

    het is verboden personen die onder invloed van drank of drugs verkeren, of zich op hinderlijke wijze gedragen op een speelautomaat te laten spelen;

  • 3.

    er mogen alleen speelautomaten worden opgesteld, welke in eigendom toebehoren aan personen, die in het bezit zijn van een exploitatievergunning (te verlenen door de Minister van Justitie);

  • 4.

    de opgestelde speelautoma(a)t(en) moeten zijn voorzien van een merkteken waaruit toelating doorde Minister van Economische Zaken blijkt;

  • 5.

    zodra een speelautomaat enige storing vertoont, waardoor deze niet meer volledig aan het gestelde doel beantwoordt, dient de vergunninghouder het apparaat buiten gebruik te stellen, totdat de storing is opgeheven;

  • 6.

    een speelautomaat welke zodanig defect is dat hiermee niet meer kan worden gespeeld, wordt geacht niet aanwezig te zijn zolang het buiten gebruik is gesteld;

  • 7.

    de verleende vergunning moet in de inrichting aanwezig zijn en moet op verzoek van iedere bevoegde ambtenaar onmiddellijk ter inzage worden gegeven.

De aanwezigheidsvergunning kan onder omstandigheden worden geweigerd of ingetrokken.

 

Vergunningsduur

Tot op heden werden de aanwezigheidsvergunningen voor speelautomaten jaarlijks opnieuw verleend. Over het algemeen gaat het om dezelfde vergunning die jaarlijks verleend wordt. De wetgever laat niet veel ruimte als het gaat om de aantallen en het soort speelautomaten.

Om onnodige administratieve handelingen en kosten te voorkomen voor zowel de aanvrager/horecaondernemer als de gemeenten wordt de aanwezigheidsvergunning met ingang van inwerkingtreding van deze nota verleend voor onbepaalde tijd. Als zich wijzigingen voordoen met betrekking tot de onderneming (bijvoorbeeld wijziging van eigenaar) dan dient een nieuwe vergunning aangevraagd te worden. In Werkendam dient hiertoe de legesverordening te worden aangepast en wordt de aanwezigheidsvergunning dan ook pas per 1 januari 2012 voor onbepaalde tijd verleend.

 

Behendigheidsautomaten

Behendigheidsautomaten zijn, in tegenstelling tot kansspelautomaten, toegestaan in laagdrempelige inrichtingen. Voorheen was een vergunning vereist voor behendigheidsautomaten, per 1 juli 2010 is de aanwezigheidsvergunning voor behendigheidsautomaten afgeschaft. Gebleken is dat de aanwezigheidsvergunning voor behendigheidsautomaten niet noodzakelijk is ter voorkoming van kansspelverslaving. Om deze reden is de vergunning afgeschaft in de 'Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enkele andere wetten in verband met lastenverlichting voor burgers en bedrijfsleven', welke per 1 juli 2010 in werking is getreden. De behendigheidsautomaat moet wel voorzien zijn van het merkteken, dat aangeeft dat het om een toegelaten model behendigheidsautomaat gaat, en een firmasticker, waaruit blijkt door welke exploitant deze speelautomaat wordt geëxploiteerd.

 

In een hoogdrempelige inrichting zijn maximaal twee kansspelautomaten toegestaan. Een aanwezigheidsvergunning voor kansspelautoma(a)t(en) wordt voor onbepaalde tijd verleend, aan deze vergunning worden voorschriften verbonden.

 

De aanwezigheidsvergunning voor behendigheidsautomaten is afgeschaft.  

 

Artikel 2.2.1.5. Terrassen

Terrassen hebben over het algemeen een sfeerbevorderende uitstraling. Ze dragen bij aan de bevordering van het toerisme in de gemeenten.

 

Juridisch kader Aalburg

In de APV van Aalburg zijn in artikel 2:28a algemene regels opgenomen met betrekking tot het exploiteren van terrassen. Als het terras aan deze regels voldoet, dan hoeft er geen exploitatievergunning te worden aangevraagd voor het betreffende terras.

 

Artikel 2:28a Exploiteren van terrassen

1.  Het is verboden een terras te exploiteren, indien:

    

  • a.

    de exploitant met betrekking tot de ligging en het onderhoud aan het terras niet de nodige zorgvuldigheid betracht;

  • b.

    het terras ontsierend is voor het straatbeeld;

  • c

    het terras gevaar of hinder oplevert voor de omgeving;

  • d.

    op wegen of weggedeelten, bestaande uit een rijbaan en een trottoir:

  • - het terras op de rijbaan wordt geplaatst; of

  • - op het trottoir tussen het terras en de rijbaan, of geplaatste objecten, geen vrije en onbelemmerde doorgang van minimaal 1,5 meter aanwezig is;

  • e.

    het elders dan bij het pand wordt aangelegd waar het bedrijf geëxploiteerd wordt;

  • f.

    op wegen of weggedeelten, enkel bestaand uit een trottoir, geen vrije en onbelemmerde doorgang van minimaal 3,5 meter aanwezig is en blijft.

2.  Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het

eerste lid.

 

Juridisch kader Werkendam

In Werkendam valt op grond van de definitie van een horecabedrijf, op grond van het bepaalde in artikel 2:27 onder a ook een bij het bedrijf behorend terras.

Aan de raad zal worden voorgesteld om artikel 2:28 van de APV (exploitatievergunning) als volgt uit te breiden:

  • 8. Indien de vergunningaanvraag mede betrekking heeft op één of meer bij het horecabedrijf behorende terrassen op een openbare plaats, beslist de burgemeester over de ingebruikneming van die openbare plaats ten behoeve van het terras.

  • 9. De burgemeester kan de ingebruikneming van die openbare plaats als bedoeld in het achtste lid weigeren:

    • 1.

      indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de openbare plaats dan wel gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de openbare plaats of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan;

    • 2.

      indien dat gebruik een belemmering kan worden voor het doelmatig beheer en onderhoud van de openbare plaats.

 

Juridisch kader Woudrichem

In Woudrichem is in artikel 2:28 van de APV de exploitatievergunningplicht voor een horecabedrijf geregeld, in lid 8 en 9 wordt specifiek ingegaan op het terras als onderdeel van de exploitatievergunning. 

  • 8.

    Indien de vergunningaanvraag mede betrekking heeft op één of meer bij het horecabedrijf behorende terrassen op een openbare plaats, beslist de burgemeester over de ingebruikneming van die openbare plaats ten behoeve van het terras                

  • 9.

    De burgemeester kan de ingebruikneming van die openbare plaats als bedoeld in het achtste lid weigeren:

      • a.

        indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de openbare plaats dan wel gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de openbare plaats of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan;

      • b.

        indien dat gebruik een belemmering kan worden voor het doelmatig beheer en onderhoud van de openbare plaats.

 

Toelichting Woudrichem Een terras is alleen toegestaan bij een gevestigde horecazaak. Het gebruik van een terras mag in geen geval schade toebrengen aan de weg, gevaar opleveren voor weggebruikers of een belemmering vormen voor beheer en onderhoud van de weg.

 

Mede in het belang van vereenvoudiging van vergunningen en deregulering overweegt Woudrichem om nadere regels vast te stellen. In dat geval zal de APV aangepast moeten worden. Het overgangsrecht met betrekking tot terrassen zal dan moeten worden bezien.

 

In Aalburg is het toegestaan zonder vergunning een terras te exploiteren, zolang aan de bepalingen van artikel 2:28a APV wordt voldaan.

In Werkendam en Woudrichem is een exploitatievergunning vereist voor het plaatsen en exploiteren van een terras.

Sub-paragraaf 2.2.2. Drank-& Horecawet

Artikel 2.2.2.1 Artikel 3 Drank- en Horecawet

De gemeente heeft bij de behandeling van deze vergunning weinig beleidsvrijheid, het betreft hier een zogenaamde gebonden beschikking. De wet schrijft ten aanzien van deze vergunning en de behandeling daarvan dwingendrechtelijk voor (een wet bevat dwingend recht indien het rechtsregelsstelt waarvan niet door betrokkenen mag worden afgeweken). Als aan alle voorwaarden is voldaan moet de gemeente de vergunning verstrekken.

 

Juridisch kader

In artikel 3 van de Drank- en Horecawet wordt de vergunningplicht van een horecabedrijf geregeld. Het is verboden zonder daartoe strekkende vergunning van burgemeester en wethouders het horecabedrijf of slijtersbedrijf uit te oefenen.

 

Voorwaarden/toetsingscriteria

De Horeca-inrichting moet ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel. De inrichting moet voldoen aan de gestelde inrichtingseisen van de Drank- en Horecawet. Bij openingstijden van meer dan 60 uur dient de horeca-inrichting te beschikken over minimaal twee leidinggevenden. Bij minder dan 60 uur volstaat één leidinggevende. Een leidinggevende moet tijdens openingstijden altijd aanwezig zijn. Bij afwezigheid van de leidinggevende (bijvoorbeeld door ziekte of vakantie) mag er geen alcoholhoudende drank worden geschonken. Voor het verkrijgen van een drank- en horecavergunning dienen alle ondernemers en leidinggevenden in het bezit te zijn van het diploma Verklaring Sociale Hygiëne, ze moeten minimaal 21 jaar zijn en voldoen aan de in de Drank- en Horecawet gestelde eisen van zedelijk gedrag. Alle ondernemers binnen de V.O.F en ook alle bestuurders van de B.V., N.V., of hun gevolmachtigden moeten aan deze eisen voldoen. Een drank- en horecavergunning moet schriftelijk worden aangevraagd, middels het landelijk vastgestelde aanvraagformulier (model A) De behandeling van de vergunningaanvraag neemt ongeveer drie maanden in beslag.

 

Geldigheidsduur

De drank- en horecavergunning kent geen vaste termijn waarvoor de vergunning geldt. De vergunning blijft geldig tot het moment dat er een nieuwe of gewijzigde vergunning wordt verstrekt, de vergunning vervalt of wordt ingetrokken. Bij wijziging leidinggevende is een nieuwe aanvraag en vergunning nodig. De vergunning vervalt na 1 jaar ongebruikt verstrijken (art. 33b). Het is de verantwoordelijkheid van de horecaondernemer ervoor zorg te dragen dat de vergunning actueel blijft. De gemeenten streven er naar iedere vergunning eens in de vier jaar te controleren op diens actualiteit.

 

Wijziging ex. artikel 30 Drank- en Horecawet

Indien een inrichting een zodanige verandering ondergaat dat zij niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning gegeven omschrijving, is de vergunninghouder verplicht bedoelde wijziging binnen één maand bij het college te melden. Het betreft hier dan wijzigingen in de situering en de oppervlakten van de horeca- en slijtlokaliteiten en terrassen.

Burgemeester en wethouders verstrekken, indien nog aan de ten aanzien van de inrichting gestelde eisen wordt voldaan, een gewijzigde vergunning, waarin de vereiste omschrijving is aangepast aan de nieuwe situatie.

 

Nieuwe vergunning ex. artikel 33 Drank- en Horecawet

Er kunnen zich ook wijzigingen voordoen van een of meerdere van de op de vergunning vermelde gegevens. In een dergelijke situatie moet een geheel nieuwe vergunning worden aangevraagd. Zodra de nieuwe vergunning van kracht is geworden vervalt de oude vergunning.

Een vergunning vervalt, wanneer:

  • 1.

    sedert haar verlening onherroepelijk is geworden, zes maanden zijn verlopen, zonder dat handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning;

  • 2.

    gedurende een jaar anders dan wegens overmacht geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning;

  • 3.

    de verlening van een vergunning, strekkende tot vervanging van eerstbedoelde vergunning, van kracht is geworden.

 

Er is een dwingendrechtelijk stelsel ten aanzien van de vergunningen die verleend worden op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet.

 

Artikel 2.2.2.2. Artikel 4 Drank-en Horecawet

Paracommercie is een vorm van ongewenste mededinging of oneerlijke concurrentie door (al dan niet gesubsidieerde) instellingen en verenigingen, die buiten hun hoofddoelstellingen horecadiensten verlenen aan het publiek.

 

Juridisch kader

In artikel 4 eerste lid van de Drank- en Horecawet is de vergunningplicht opgenomen:

Aan een vergunning, die op grond van artikel 3 voor het horecabedrijf wordt verleend aan een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich richt op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard, verbinden burgemeester en wethouders een of meer voorschriften of beperkingen die, gelet op de plaatselijke of regionale omstandigheden, nodig zijn ter voorkoming van mededinging door het verstrekken van alcoholhoudende drank, die uit een oogpunt van ordelijk economisch verkeer als onwenselijk moet worden beschouwd.

 

Voorschriften

Het college is verplicht om aan vergunningen die verleend worden aan paracommerciële instellingen voorschriften en beperkingen te verbinden ter voorkoming van onwenselijke mededinging tussen die paracommerciële instellingen en reguliere horeca voor zover het de verstrekking van alcoholhoudende drank betreft.

Deze voorschriften hebben betrekking op:

  • 1.

    het verbod tot het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard;

  • 2.

    het verbod op het openlijk aanprijzen van de mogelijkheid tot het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard;

  • 3.

    de tijden, waarbinnen alcoholhoudende dranken mogen worden geschonken.

 

Deze verplichting/beleidslijn wordt binnen de gemeenten aangehouden. Daarnaast hebben vrijwel alle instellingen binnen onze gemeenten een bestuursreglement, al dan niet via een overkoepelend orgaan (model bestuursreglement van het NOC of NSF), opgesteld en ook zichzelf daarmee gebonden aan voorschriften ter voorkoming van paracommercie.

 

Aan alle artikel 4 Drank- en Horecavergunningen worden voorschriften verbonden, betrekking hebbende op:

1.  het verbod tot het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard;

2.  het verbod op het openlijk aanprijzen van de mogelijkheid tot het houden vanbijeenkomsten van persoonlijke aard;

3.  de tijden, waarbinnen alcoholhoudende dranken mogen worden geschonken.

    

Paracommerciële horecabedrijven zijn verplicht een bestuursreglement vast te stellen.

Artikel 2.2.2.3. Artikel 35 Drank- en Horecawet

2.2.2.3 Ontheffing artikel 35 op grond van de Drank- en Horecawet

Bij evenementen of andere activiteiten die tijdelijk plaatsvinden kan op locaties buiten een horecabedrijf zwak-alcoholische dranken worden verstrekt.

 

Juridisch kader

Voor het verstrekken van zwak-alcoholische dranken is een ontheffing van de burgemeester op grond van artikel 35 van de Drank- en Horecawet nodig. Deze ontheffing maakt het mogelijk om bij een bijzondere gelegenheid van zeer tijdelijke aard voor een aaneengesloten periode van maximaal 12 dagen zwak-alcoholische dranken te schenken. Gelegenheden die in aanmerking komen voor deze ontheffing zijn bijvoorbeeld feesten, jaarmarkten, koninginnedagfestiviteiten en dergelijk evenementen, die éénmalig, danwel in de regel niet meer dan tweemaal per jaar plaatsvinden. Deze ontheffing kan verleend worden aan horecaondernemers, maar ook aan andere personen, die beschikken over het diploma Sociale Hygiëne en voldoen aan de overige eisen die de wet stelt, te weten: niet onder curatele staan, niet uit de ouderlijk gezag of voogdij ontzet zijn en niet van slecht levensgedrag zijn en minimaal de leeftijd hebben van 21 jaar.   

 

Voorschriften

Aan de ontheffing kunnen door de burgemeester voorschriften worden verbonden, waaronder in ieder geval de hiernavolgende voorschriften verbonden worden:

  • -

    de ontheffing is tijdens de verstrekking aanwezig;

  • -

    u geeft op duidelijk leesbare en zichtbare wijze kennis aan het publiek dat aan personen beneden de leeftijd van 16 jaar geen alcoholhoudende dranken worden verstrekt;

  • -

    het is verboden alcoholhoudende drank te verstrekken aan een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt;

  • -

    het is verboden alcoholhoudende drank te verstrekken aan een persoon die deze drank doorgeeft aan een persoon beneden de leeftijd van 16 jaar;

  • -

    u stelt geen personen beneden de leeftijd van 18 jaar aan het werk voor de verstrekking van alcoholhoudende dranken;

  • -

    u maakt gebruik van een door de gemeente goedgekeurd systeem in het kader van de leeftijdsgrenzencontrole (bijv. polsbandjes);

  • -

    u weert personen die kennelijk onder invloed van alcoholische drank verkeren of die door hun gedrag aanstoot geven;

  • -

    het is verboden alcoholhoudende dranken te verstrekken aan een persoon die in kennelijke staat van dronkenschap of kennelijk onder invloed van drugs verkeert;

  • -

    voor het publiek zijn alcoholvrije dranken aanwezig;

  • -

    ter plaatse van de verstrekking is geen sterke drank aanwezig;

  • -

    u verlicht en ventileert de ruimte zo lang er publiek aanwezig is behoorlijk en zorgt dat deze van alle kanten goed te overzien is;

  • -

    indien de aard van het evenement daartoe aanleiding geeft (risicoanalyse) kan de verplichting opgelegd worden drank in plastic bekers te verstrekken (het gebruik van glas is dan niet toegestaan);

  • -

    indien de aard van het evenement daartoe aanleiding geeft (risicoanalyse) kan de verplichting opgelegd worden dat er zogenaamd evenementenbier verstrekt moet worden (bier met een laag alcoholpercentage).

 

Uitgangspunten bij het verlenen van ontheffing op grond van artikel 35 Drank- en Horecawet:

Leidinggevende(n) moet(en) voldoen aan de eisen die de wet stelt;

Ontheffingverlening mag niet leiden tot strijdigheid met de openbare orde.

Aan de ontheffing worden voorwaarden verbonden.

Artikel 2.2.2.4. Verwachte wijziging Drank- en Horecawet

In juni 2010 is, tijdens een procedurevergadering van de Tweede Kamer, de behandeling van de wijziging Drank- en Horecawet controversieel verklaard. Onduidelijk is hoe verdere behandeling zal plaatsvinden.

Op 14 februari jl. heeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport mede namens de minister van Veiligheid en Justitie, de derde nota van wijziging aan de Tweede Kamer van het wetsvoorstel tot wijziging van de Drank- en Horecawet gestuurd. De derde nota van Wijziging van de Drank- en Horecawet heeft ten doel de terugdringing van het alcoholgebruik onder jongeren, de voorkoming van alcholgerelateerde verstoring van de openbare orde en reductie van de administratieve lasten. De datum van inwerkingtreding is nog niet bekend.

Sub-paragraaf 2.2.3. Overige

Artikel 2.2.3.1. Gebruiksvergunning

(Brand)veiligheid in horecagelegenheden is van groot belang, omdat hier regelmatig veel mensen tegelijk aanwezig zijn. De brandveiligheidseisen zijn terug te vinden in het Bouwbesluit 2003 met betrekking tot brandveilig bouwen en het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Gebruiksbesluit) voor wat het brandveilig gebruik inclusief brandbeveiligingsinstallaties betreft.

 

In horecabedrijven waar meer dan vijftig personen tegelijkertijd verblijven, moet een gebruiksmelding op grond van het Gebruiksbesluit worden gedaan. Als er meer dan aan tien personen in een gebouw bedrijfsmatig nachtverblijf wordt verschaft, dan moet hiervoor een  gebruiksvergunning conform het Gebruiksbesluit worden aangevraagd. De brandweer beoordeelt de veiligheid van het gebouw in relatie tot het gebruik en geeft zo nodig aan waar aanpassingen noodzakelijk zijn. Indien er minder dan vijftig personen tegelijkertijd in het gebouw aanwezig zijn, gelden de algemene brandveiligheidsvoorschriften uit het Gebruiksbesluit.

 

De gebruiksvergunning, gebruiksmelding en de gebouwen voor algemeen gebruik (melding en vergunningvrij; moeten voldoen aan algemene voorwaarden uit het Gebruiksbesluit) worden periodiek gecontroleerd volgens het uitvoeringsprogramma van de brandweer. Daarnaast worden in het brandweerjaarplan jaarlijks aandachtspunten/bedrijven benoemd, bijvoorbeeld voetbalkantines tijdens de WK, kerst- en carnavalscontroles of campings.

 

Bepaalde horecabedrijven hebben een gebruiksvergunning nodig, waarin de voorschriften met betrekking tot brandveiligheid worden opgenomen. Daarnaast zijn er horecabedrijven die een melding moeten doen. Indien geen vergunning/melding noodzakelijk is, gelden alleen de brandveiligheidsvoorschriften uit het Gebruiksbesluit.

Artikel 2.2.3.2. BIBOB

Op 1 juni 2003 is de Wet Bevordering IntegriteitsBeoordelingen Openbaar Bestuur (BIBOB) in werking getreden. Deze wet maakt het mogelijk om ongewilde facilitering door de overheid van criminele organisaties tegen te gaan. De uitgangspunten van de wet zijn integriteit, bestuurlijke handhaving en criminaliteitspreventie. De wet gaat over onder andere de behandeling van vergunningen op het gebied van horeca, coffeeshops, bouw, milieu, transport etc. Het gaat om economisch kwetsbare sectoren waarbij grote belangen op het spel staan. Op basis van deze wet kan het bestuursorgaan bepaalde vergunningen weigeren of intrekken als er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten of het witwassen van geld. De wet dicht hiermee een gat tussen de bestaande instrumenten.

 

De Bibob-toets vangt aan nadat de aanvrager het uitgebreide vragenformulier daartoe heeft ingevuld en bij de gemeente persoonlijk heeft overhandigd. De vragen hebben onder andere betrekking op de financiële structuur van de onderneming, bedrijfsplan, de (zakelijke) verhouding tot het pand waaruit de horeca-activiteiten plaatsvinden, etc. Als een aanvrager weigert om vragen te beantwoorden kan het college de vergunning buiten behandeling stellen.

 

 

Aalburg

Aalburg heeft op 15 maart 2004 de Bibobbeleidslijn voor vergunningen voor horecabedrijven en seksinrichtingen vastgesteld. Op grond van deze beleidslijn moet sinds de inwerkingtreding van de beleidslijn (1 juni 2004) een Bibobvragenlijst ingevuld worden bij de aanvraag van een vergunning voor horeca- en seksinrichtingen.

 

De beleidslijn is van toepassing op

I           De vergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet voor het uitoefenen van het horecabedrijf of het slijtersbedrijf;

II       De exploitatievergunning voor een horecabedrijf;

III      De exploitatievergunning voor seksinrichting en/of escortbedrijf.

 

Werkendam

Werkendam heeft hiervoor een beleidslijn ontwikkeld, die op 27 september 2004 is vastgesteld. De beleidslijn is per 1 oktober 2004 na bekendmaking in werking getreden. Deze beleidslijn is van toepassing op exploitatievergunningen, vergunningen voor prostitutiebedrijven en seksinrichtingen en voor vergunningen op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet. Ook bij het actualiseren van bestaande vergunningen zal een Bibob-toets plaatsvinden.

De beleidslijn zal aangepast worden, in die zin dat bij verenigingen of stichtingen (paracommerciële horecabedrijven) die een vergunning aanvragen (artikel 4 Drank- en Horecawet) in beginsel van het toepassen van de Bibob-beleidslijn wordt afgezien. De beleidslijn kan ad hoc wel worden toegepast, bijvoorbeeld indien beschikbaar gekomen informatie daartoe aanleiding geeft.

 

Woudrichem

Woudrichem heeft een beleidslijn Bibob ontwikkeld, die op 28 september 2004 is vastgesteld. Deze beleidslijn is van toepassing op vergunningen voor horecabedrijven, seksinrichtingen, coffeeshops en speelautomatenhallen. In juni 2005 is deze beleidslijn gewijzigd, vanaf deze datum worden alleen nieuwe ondernemers in de gemeente en aanvragers die voor de eerste maal een dergelijke vergunning bij de gemeente aanvragen aan de Bibob-toets onderworpen. Indien daartoe aanleiding is kan bij bestaande horecaondernemers Bibob worden toegepast. Bij verenigingen of stichtingen (paracommerciële horecabedrijven) die een vergunning aanvragen (artikel 4 Drank- en Horecawet) wordt in beginsel van het toepassen van deze beleidslijn afgezien. De beleidslijn kan ad hoc wel worden toegepast, bijvoorbeeld indien beschikbaar gekomen informatie daartoe aanleiding geeft.

 

De beleidslijnen van de drie gemeenten zijn als bijlage 3, 4 en 5 bijgevoegd.

 

De Bibob-beleidslijn wordt toegepast op de aanvragen van horecabedrijven.

In Aalburg en Woudrichem zijn artikel 4 Drank- en Horecawet aanvragen (paracommerciële horecabedrijven) van de Bibob-toets uitgezonderd, in Werkendam zal hiertoe de beleidslijn worden aangepast. Voor Woudrichem geldt daarnaast dat in beginsel alleen nieuwe horecaondernemers getoetst worden.

Artikel 2.2.3.3. Activiteitenbesluit

In het activiteitenbesluit zijn de regels neergelegd waaraan horecabedrijven zich moeten houden ter bescherming van het milieu. Het betreffen regels op het gebied van geluidhinder (ook van terrassen), geurhinder, indirecte hinder, afvalwater en afvalstoffen. Ook kunnen maatwerkvoorschriften opgelegd worden. 

 

Voor het oprichten of veranderen van inrichtingen is geen milieuvergunning nodig en kan worden volstaan met het indienen van een melding. Bedrijven moeten wel voldoen aan de voorschriften die in het Activiteitenbesluit zijn opgenomen. Een melding moet ten minste vier weken voor de oprichting of verandering worden ingediend.

 

In afdeling 2.8 van dit besluit zijn de geluidsnormen opgenomen waaraan horecabedrijven moeten voldoen. Gemotiveerd en onderbouwd kunnen technische voorschriften gesteld worden aan een inrichting om aan de geldende geluidsnorm te voldoen. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om hogere of lagere geluidsnormen op te leggen voor de gehele inrichting of voor een specifieke activiteit. Hierbij kunnen aanvullende eisen gesteld worden, zoals de duur van de activiteit, het treffen van maatregelen of het tijdstip van de activiteit. Een individuele benadering is mogelijk, maar uitgangspunt is dat voor gelijksoortige horecabedrijven in gelijke omstandigheden dezelfde normen gelden.

 

Het is mogelijk om ontheffing te krijgen van de geluidsnormen, zoals eerder al werd beschreven onder 2.2.1.3 (festiviteiten). De ontheffing heeft alleen betrekking op het geluid vanuit inrichtingen, die onder de reikwijdte van het Activiteitenbesluit vallen en niet op evenementen in de openbare ruimte.

 

Via het door VROM ontwikkelde systeem kunnen bedrijven aan de hand van een aantal vragen aangeven welke activiteiten ze verrichten, het zogenaamde activiteitenbesluit internet module (AIM). Aan de hand hiervan kan direct een melding bij de gemeente worden ingediend. Deze module is te raadplegen via https://omgevingsloket.nl.

 

In beginsel dient iedere (horeca-)inrichting tenminste vier weken voor de oprichting of verandering een melding op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) in te dienen. Dit kan door middel van gebruikmaking van de AIM-module.

In afdeling 2.8 zijn geluidsnormen voor horecabedrijven opgenomen. Ontheffing is mogelijk op basis van de festiviteitenregeling. 

Artikel 2.2.3.4. Wabo

Op 1 oktober 2010 is de nieuwe Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingevoerd. Kern van de Wabo is de omgevingsvergunning, die in plaats komt van de bouwvergunning, de milieuvergunning, de gebruiksvergunning en nog 22 andere vergunningen voor ruimtelijke projecten. De vergunningen op basis van de Drank- en Horecawet maken (vooralsnog) geen onderdeel uit van de omgevingsvergunning. Voor de horeca blijven de gevolgen van de inwerkingtreding van de WABO beperkt tot de genoemde bouwvergunning, melding in het kader van het Activiteitenbesluit en de gebruiksvergunning.

 

De Wabo is niet van toepassing op de Drank- en Horecawet. Horecaondernemers krijgen te maken met de Wabo bij (ver)bouwen, bij het doen van een melding in het kader van het Activiteitenbesluit en /of gebruiksvergunning.

Paragraaf 2.3. Algemene bepalingen

Sub-paragraaf 2.3.1. Procedure aanvraag exploitatievergunning

Aanvraag

De aanvraag van deze vergunning wordt ingediend via een vooraf opgesteld aanvraagformulier ‘Aanvraag ter verkrijging van een vergunning voor het exploiteren van een horecabedrijf, inclusief de eventuele bijbehorende terrassen’. De gemeenten hebben gezamenlijk een aanvraagformulier opgesteld welke gebruikt wordt bij het aanvragen van een exploitatievergunning. Het aanvraagformulier is als bijlage 6 bijgevoegd.

Naast het indienen van de aanvraag om een exploitatievergunning dient ook het BIBOB-vragenformulier volledig ingediend te worden (bij horecaondernemers waarbij dit van toepassing is).

 

Behandeltermijn

De beslistermijn begint op grond van artikel 4:13 van de Awb na ontvangst van de aanvraag. Gedurende de periode dat de aanvraag nog niet volledig is en conform artikel 4:5 Awb om aanvulling is verzocht, wordt de termijn op grond van artikel 4:15 van de Awb opgeschort. Op grond van artikel 1:2 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) beslist het bevoegde bestuursorgaan op een aanvraag voor een vergunning binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is. Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verlengen. Het verstrijken van de termijn leidt niet tot een vergunning van rechtswege.

 

 

Behandelprocedure

De aanvraag om een exploitatievergunning wordt over het algemeen in een persoonlijk gesprek ingediend. Ambtenaar en horecaondernemer kunnen direct kennismaken en de ambtenaar kan constateren of de aanvraag volledig is. Volledig betekent dat alle benodigde gegevens ingevuld zijn en inclusief alle bij de aanvraag behorende bijlagen en het vragenformulier Bibob. De aanvraag wordt door de betrokken afdeling/unit in behandeling genomen. Dit houdt in dat de eisen die in de APV staan getoetst worden.

 

Zienswijze

Na vaststelling van deze nota zal de aanvraag om een exploitatievergunning te verlenen op de gemeentelijke infopagina in het Altena Nieuws voor Werkendam en Woudrichem en in Het Kontakt voor Aalburg gepubliceerd worden. Daarbij wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om gedurende twee weken na de publicatie een zienswijze naar voren te brengen. Deze zienswijze zal bij de besluitvorming worden betrokken. Op deze wijze wordt getracht de omgeving van het horecabedrijf in een zo vroeg mogelijk stadium van de vergunningverlening te betrekken, zonder dat dit vertragend werkt voor de horeca-ondernemer.

Vergunningsvoorschriften

In artikel 1:4 van de APV staat dat aan een vergunning voorschriften en beperkingen kunnen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning is vereist.

 

Bekendmaking

Het besluit, de exploitatievergunning, zal aan de aanvrager worden toegezonden en middels publicatie op de gemeentelijke infopagina van het Altena Nieuws voor Werkendam en Woudrichem en Het Kontakt voor Aalburg en op de website van de betreffende gemeente bekend worden gemaakt. Tegen het besluit staat voor belanghebbenden gedurende zes weken na toezending aan de aanvrager, de mogelijkheid voor het indienen van bezwaar open.

Sub-paragraaf 2.3.2. Procedure aanvraag artikel 3 Drank- en Horecavergunning

Aanvraag

De aanvraag van deze vergunning gebeurt via de in de (landelijke) Regeling aanvraaggegevens en formulieren Drank- en Horecawet vastgestelde formulieren (deze formulieren zijn op het gemeentehuis verkrijgbaar). Naast de indiening van de aanvraag om een drank- en horecavergunning dient ook het BIBOB-vragenformulier volledig ingediend te worden.

 

Behandeltermijn

De beslistermijn begint te lopen, op grond van artikel 4:13 van de Awb, na ontvangst van de aanvraag. Gedurende de periode dat de aanvraag niet volledig is en conform artikel 4:5 Awb om aanvulling is verzocht, wordt de termijn op grond van artikel 4:15 van de Awb opgeschort. Artikel 26, lid 3 van de Drank- en Horecawet bepaalt vervolgens dat op de aanvraag voor een vergunning binnen drie maanden moet worden beslist. Het verstrijken van de termijn leidt niet tot een vergunning van rechtswege.

 

Behandelprocedure

De aanvraag om drank- en horecavergunning wordt over het algemeen in een persoonlijk gesprek ingediend. De medewerker van de gemeente en de horecaondernemer kunnen direct kennismaken en de ambtenaar kan constateren of de aanvraag volledig is. Volledig betekent dat alle benodigde gegevens ingevuld zijn en inclusief alle bij de aanvraag behorende bijlagen, waaronder het tonen van de originele verklaringen SVH van de leidinggevende(n). Daarnaast dient het vragenformulier BIBOB ook volledig ingediend te worden. De aanvraag wordt door de betrokken afdeling/unit in behandeling genomen. Dit houdt in dat de eisen die in de Drank- en Horecawet staan getoetst worden, bijvoorbeeld of een leidinggevende niet bij justitie bekend is en de inrichting voldoet aan de eisen. Als aan alle eisen wordt voldaan zal de vergunning verleend worden. 

 

Vergunningsvoorschriften

Artikel 29 van de Drank- en Horecawet geeft aan welke gegevens in de vergunning moeten worden vermeld:

  • a.

    de natuurlijke of rechtspersoon of -personen aan wie de vergunning is verleend;

  • b.

    de leidinggevenden;

  • c.

    tot welke bedrijfsuitoefening de vergunning strekt;

  • d.

    de plaats waar de inrichting zich bevindt;

  • e.

    de situering en de oppervlakten van de horeca- of slijtlokaliteiten en terrassen;

  • f.

    de voorschriften of beperkingen welke aan de vergunning zijn verbonden.

Daarnaast is in lid 2 bepaald dat de vergunning of een afschrift daarvan in de inrichting aanwezig moet zijn en is in lid 3 bepaald dat de vergunning opgesteld wordt op een formulier, waarvan het model door Onze Minister is vastgesteld.

 

Weigeren vergunning

Een vergunning kan worden geweigerd, bijvoorbeeld in de gevallen als genoemd in artikel 27 van de Drank- en Horecawet, maar ook op grond van artikel 3 Wet Bibob. De aanvrager wordt in kennis gesteld van het voornemen om tot weigering over te gaan. Op grond van artikel 4:7 Awb wordt de aanvrager gedurende twee weken na verzending van het voornemen in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze hiertegen kenbaar te maken. De zienswijze zal worden betrokken bij de besluitvorming over het al dan niet weigeren of verlenen van de vergunning.

 

Bekendmaking

Het besluit, de drank- en horecavergunning te weigeren of verlenen, zal aan de aanvrager worden toegezonden. Van vergunningverlening wordt tevens melding gemaakt middels publicatie op de gemeentelijke infopagina van het Altena Nieuws voor Werkendam en Woudrichem en van Het Kontakt voor Aalburg en op de website van de betreffende gemeente bekend worden gemaakt. Tegen het besluit staat voor belanghebbenden gedurende zes weken na toezending aan de aanvrager, de mogelijkheid voor het indienen van bezwaar open.

Weigeren vergunning

Een vergunning kan worden geweigerd, bijvoorbeeld in de gevallen als genoemd in artikel 27 van de Drank- en Horecawet, maar ook op grond van artikel 3 Wet Bibob. De aanvrager wordt in kennis gesteld van het voornemen om tot weigering over te gaan. Op grond van artikel 4:7 Awb wordt de aanvrager gedurende twee weken na verzending van het voornemen in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze hiertegen kenbaar te maken. De zienswijze zal worden betrokken bij de besluitvorming over het al dan niet weigeren of verlenen van de vergunning.

 

Bekendmaking

Het besluit, de drank- en horecavergunning te weigeren of verlenen, zal aan de aanvrager worden toegezonden. Van vergunningverlening wordt tevens melding gemaakt middels publicatie op de gemeentelijke infopagina van het Altena Nieuws voor Werkendam en Woudrichem en van Het Kontakt voor Aalburg en op de website van de betreffende gemeente bekend worden gemaakt. Tegen het besluit staat voor belanghebbenden gedurende zes weken na toezending aan de aanvrager, de mogelijkheid voor het indienen van bezwaar open.

Sub-paragraaf 2.3.3. Procedure aanvraag artikel 4 Drank-en Horecavergunning

De procedure om te komen tot een drank- en horecavergunning voor een paracommerciële instelling wijkt enigszins af van de hiervoor genoemde vergunningverlening aan commerciële bedrijven. In artikel 6 van de Drank- en Horecawet staat vermeld dat op de voorbereiding afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Daar waar de procedure identiek is aan de procedure voor een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet, zoals ten aanzien van de aanvraag, behandeltermijn en de behandelprocedure, wordt naar de vorige paragraaf verwezen.

 

In Aalburg en Woudrichem hoeven paracommerciële horecabedrijven in beginsel geen Bibob-vragenfomulier in te dienen. Dit is geregeld in het Bibob-beleid: Indien een vereniging of stichting een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet of exploitatievergunning ingevolge de APV aanvraagt, wordt in beginsel van het toepassen van deze beleidslijn afgezien. De beleidslijn kan ad hoc wel worden toegepast t.a.v. laatstgenoemde aanvragen, bijvoorbeeld indien beschikbaar gekomen informatie daartoe aanleiding geeft’.

Als bijlage 7 bij deze nota is de Checklist Paracommercie opgenomen. Deze checklist is opgesteld om aan de verschillende instanties inzicht te geven bij welke activiteiten de paracommerciële instellingen alcoholhoudende dranken mogen verstrekken

 

Bestuursreglement

Op basis van artikel 9 DHW is het verplicht dat het bestuur voor het verkrijgen van een vergunning een reglement vaststelt dat waarborgt dat de verstrekking van alcoholhoudende drank in de inrichting gedurende de openingstijden vanuit het oogpunt van sociale hygiëne te allen tijde geschiedt door op dit gebied gekwalificeerde personen. De kwalificatienormen hiervoor worden eveneens in dit reglement vastgesteld. Het reglement geeft in ieder geval aan op welke dagen en tijdstippen bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt. Deze dagen en tijdstippen worden duidelijk zichtbaar in de horecalokaliteit aangegeven. Het reglement voorziet in de wijze waarop wordt toegezien op de naleving. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de inhoud van het reglement.

 

Afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht

 

Zodra beoordeeld is of de vergunning al dan niet verleend kan worden, wordt de aanvraag, met het ontwerpbesluit en alle daarop betrekking hebbende stukken voor een periode van ten minste zes weken ter inzage gelegd. Hiervan wordt melding gemaakt op de gemeentelijke infopagina in het Altena Nieuws of Het Kontakt en via de website van de betreffende gemeente. Aan belanghebbenden wordt voorafgaand aan de terinzagelegging een afschrift gestuurd.

 

Na afloop van de zesweken termijn kan, na beoordeling c.q. afhandeling van de eventueel ingediende zienswijzen, de vergunningsprocedure worden vervolgd. Van het besluit om de vergunning al dan niet te verlenen wordt de aanvrager in kennis gesteld. Tevens wordt aan de indieners van de zienswijzen een afschrift van het besluit toegezonden. Op de gemeentelijke infopagina in het Altena Nieuws of Het Kontakt en op de website van de betreffende gemeente zal het besluit eveneens gepubliceerd worden. Hiertegen staat voor belanghebbenden gedurende zes weken na toezending aan de aanvrager, de mogelijkheid voor het indienen van beroep bij de rechtbank Breda open.

Sub-paragraaf 2.3.4. Gedoogbeleid

Tijdelijk gedogen horecabedrijf zonder aanwezige vergunningen

 

Het kan zijn dat de ondernemer een aanvraag heeft ingediend, maar dat met de behandeling van de aanvraag de nodige tijd gemoeid is. Dit is bijvoorbeeld het geval als bepaalde organisaties de vereiste documenten die de aanvrager op grond van de Wet BIBOB moet overleggen, niet tijdig verstrekken.

 

Daarnaast wordt het gemeentebestuur nogal eens geconfronteerd met bedrijfsovernames in de horeca waarbij een vergunning niet tijdig of in het geheel niet wordt aangevraagd. Bij constatering van een illegale situatie kan dat uitmonden in bestuursrechtelijk optreden en/of strafrechtelijk optreden.

 

Als de wens bestaat om bestuursrechtelijk op te treden, moet aan een aantal voorwaarden voldaan worden. Volgens vaste jurisprudentie moet in eerste instantie worden bekeken of legalisering mogelijk is. Daarnaast zal er een belangenafweging moeten plaatsvinden, waaruit kan blijken dat er toch situaties zijn waarbij het wenselijk is om niet op te treden, ondanks het feit, dat nog niet aan de eisen wordt voldaan. Er is dan sprake van gedogen.

 

In het integraal handhavingsbeleidsplan van de gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem staat dat het uitgangspunt van de drie gemeenten bij gedogen is dat alleen in bijzondere situaties waarbij aan specifieke voorwaarden is voldaan kan worden gedoogd. Om te gedogen moet aan alle volgende voorwaarden worden voldaan:

  • -

    In het kader van een zorgvuldige afweging is sprake van dusdanige specifieke omstandigheden dat in dat concrete geval, of categorie van gevallen, handhaving zou leiden tot een onevenredige en daardoor onrechtmatige schending van één of meer betrokken belangen;

  • -

    Gedogen vindt uitsluitend actief (dus schriftelijk en onder voorwaarden) plaats. Dit betekent dat passief/stilzwijgend gedogen niet aanvaardbaar is. Bij actief gedogen is er sprake van een formele gedoogbeschikking conform de eisen die aan besluiten worden gesteld volgens de Awb. Dit betekent onder meer dat aan de gedoogbeschikking een goede motivering ten grondslag ligt en dat er een zorgvuldige belangenafweging in op wordt genomen;

  • -

    In de gedoogbeschikking worden altijd voorwaarden opgenomen waaraan dient te worden voldaan, wil de overtreder aanspraak blijven maken op de beschikking. Welke voorwaarden dit zijn is afhankelijk van de specifieke situatie in het betreffende geval. In de gedoogbeschikking wordt daarbij een termijn genoemd waarbinnen de gedoogbeschikking geldt;

  • -

    Er wordt uitsluitend gedoogd zolang de gedoogvoorschriften zelf niet overtreden worden. Dit betekent dat (persisteren) in het overtreden van deze voorschriften moet leiden tot het intrekken van de gedoogbeschikking en het handhaven van het oorspronkelijke voorschrift.

 

Tegen een gedoogbeschikking kan bezwaar en beroep worden ingesteld.

 

Het gemeentebestuur gedoogt uitsluitend in de volgende situaties:

1. Bedrijfsovernames

De Drank- en Horecawet geeft aan dat het verboden is zonder een vergunning een horecabedrijf uit te oefenen. Dit houdt in dat bij een bedrijfsovername het bedrijf pas open mag op het moment dat aan de nieuwe ondernemer een horecavergunning is verleend. Volgens de wetgever mag de behandeling van de vergunning maximaal drie maanden in beslag nemen en moet het gemeentebestuur daarna een besluit nemen.

Daarnaast kan op grond van de APV een exploitatievergunning vereist zijn. De behandeling van deze vergunning mag volgens de APV 8 weken in beslag nemen, waarbij tevens de mogelijkheid bestaat tot verlenging.

Niet alleen uit zakelijk oogpunt (‘de loop kan er uit gaan’), maar ook voor de gemeente is het ongewenst om een in bedrijf zijnde horecaonderneming tijdelijk te sluiten als er geen indicaties zijn om de aangevraagde vergunning te weigeren. Op die grond kan de voortduring van de exploitatie in dit soort gevallen expliciet gedoogd worden, ondanks het feit dat de ondernemer uiteraard zelf verantwoordelijk blijft om in een zo vroeg mogelijk stadium, in ieder geval voorafgaand aan de overname, een aanvraag in te dienen. In geval van overname van een horecaonderneming welke niet meer in bedrijf is wordt geen gedoogbeschikking afgegeven.

2. Nieuwe aanvraag van dezelfde ondernemer

Het kan voorkomen dat een bepaald gegeven in de vergunning wijzigt, maar de ondernemer dezelfde blijft. Dit is o.a. het geval als de inrichting wordt verbouwd of als er een andere bedrijfsleider/beheerder in de inrichting komt werken. Ook in de dat geval is het niet wenselijk dat de inrichting gesloten wordt. De vergunning dient in dat geval slechts aangepast te worden aan de feitelijke situaties. Tijdens de behandeling van de vergunningsaanvraag kan deze situatie tijdelijk gedoogd worden.

 

Gedoogkaders

Burgemeester en wethouders, en zo nodig de burgemeester, gedogen dat in afwachting van de beslissing op de ingediende aanvraag, in de hierboven gestelde situaties de ondernemer alvast begint of door gaat met de exploitatie.

 

De ondernemer moet dan echter wel aan een aantal voorwaarden voldoen.

 

In de eerste plaats mag er geen strijd zijn met de eisen uit de milieu- en ruimtelijke ordeningsregelgeving. Daarnaast mag de (nieuwe) eigenaar ook geen strafblad hebben. Voorts wordt niet gedoogd als de inrichting op andere punten niet voldoet aan eisen, waardoor de veiligheid van de bezoekers in gevaar kan worden gebracht.

Pas als duidelijk is dat aan deze voorwaarden wordt voldaan, komt men toe aan de toetsing van een aantal andere voorwaarden, die hieronder vermeld zijn.

 

Aanvullende gedoogvoorwaarden bij aanvragen voor een expolitatievergunning als bedoeld in de APV:

  • 1.

    Er moet een aanvraag zijn ingediend volgens het gemeentelijk model inclusief de BIBOB-formulieren;

  • 2.

    De aanvraag inclusief de BIBOB-formulieren moeten volledig zijn ingevuld en worden getekend door de aanvrager;

  • 3.

    Indien de BIBOB bijlage van de Belastingdienst niet overlegd kan worden, moet dit niet te wijten zijn aan de aanvrager;

  • 4.

    Er moet aannemelijk worden gemaakt dat de aanvrager is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en de vorige exploitant is uitgeschreven;

  • 5.

    Er mogen op voorhand geen twijfels bestaan t.a.v. de vraag of de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloedt;

  • 6.

    Er mogen op voorhand geen twijfels bestaan t.a.v. de vraag of de exploitant kan voldoen aan de bij de wet gestelde moraliteitseisen (strafbladgegevens e.d.).

 

Aanvullende gedoogvoorwaarden bij aanvragen voor een drank- en horecavergunning ex. Artikel 3 Drank- en Horecawet:

  • 1.

    Er moet een aanvraag zijn ingediend volgens het wettelijk model inclusief de BIBOB-formulieren;

  • 2.

    De aanvraag inclusief de BIBOB-formulieren moeten volledig zijn ingevuld en worden getekend door de aanvrager;

  • 3.

    Indien de BIBOB bijlage van de Belastingdienst niet overlegd kan worden, moet dit niet te wijten zijn aan de aanvrager;

  • 4.

    Er moet aannemelijk worden gemaakt dat de aanvrager is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en de vorige exploitant is uitgeschreven;

  • 5.

    Alle bedrijfsleiders en beheerders van het horecabedrijf moeten voldoen aan de ingevolge artikel 4, vierde lid van de Drank- en Horecawet gestelde eisen inzake de sociale hygiéne;

  • 6.

    Er mogen op voorhand geen twijfels bestaan t.a.v. de vraag of de bedrijfsleiders en beheerders kunnen voldoen aan de bij de wet gestelde moraliteitseisen (strafbladgegevens e.d.);

  • 7.

    De bedrijfsleiders en beheerders moeten tenminste 21 jaar zijn;

  • 8.

    Daarnaast mogen er geen twijfels bestaan dat de inrichting voldoet aan de inrichtingseisen van de Drank- en Horecawet.

 

Overigens mogen voorafgaand aan deze toetsing geen twijfels bestaan of de aanvrager anderszins aan de gestelde eisen voor een exploitatie- en/of Drank- en Horecavergunning kan voldoen. Zijn alle voorafgaande beoordelingscriteria positief dan wordt een schriftelijke gedoogverklaring afgegeven, in afwachting van de resultaten van de verdere behandeling van de vergunningaanvraag. Het risico blijft uiteraard aanwezig dat nader onderzoek van de vergunningaanvraag kan leiden tot weigering van de vergunning en tot sluiting van het horecabedrijf. In dat geval wordt dus niet langer gedoogd. Gedogen mag immers nooit worden opgevat als een voorlopige vergunning. De ondernemer die dus volledige zekerheid wil hebben, moet de uitslag van de behandeling van de aanvraag afwachten.

 

Gedoogvoorschriften

Aan de gedoogverklaring voor de exploitatievergunning worden in beginsel de volgende voorschriften verbonden:

 

  • 1.

    De houder is te allen tijde verplicht zorg te dragen voor de orde in zijn horecabedrijf en de veiligheid van zijn bezoekers/medewerkers;

  • 2.

    De houder is te allen tijde verplicht er zorg voor te dragen dat zijn bezoekers in de (directe) omgeving van het horecabedrijf zowel voor, tijdens als na sluitingstijd geen hinder of overlast veroorzaken;

  • 3.

    De houder draagt er zorg voor dat bezoekers van zijn horecabedrijf zich niet onnodig ophouden op de openbare weg in de directe omgeving van zijn horecabedrijf;

  • 4.

    Een terras op openbaar terrein wordt op de eerste aanzegging ontruimd indien dit naar het oordeel van de burgemeester in het belang van de openbare orde en veiligheid of naar het oordeel van het college vereist is voor de uitvoering van werken van openbaar nut of bij bijzondere activiteiten of evenementen. In voornoemde gevallen acht de gemeente zich niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade. Voor terrassen behorende bij het horecabedrijf gelden de openingstijden en verdere voorschriften genoemd in de betreffende, verleende vergunning, gebaseerd op de Horecanota, dan wel gebaseerd op daarvoor in de plaats tredende beleidsregels;

  • 5.

    De houder dient er zorg voor te dragen dat bezoekers zonder glas het horecabedrijf, inclusief het daarbij behorende terras verlaten;

  • 6.

    De houder dient er zorg voor te dragen dat het publiek het horecabedrijf tijdig heeft verlaten en dat het horecabedrijf op het geldende sluitingstijdstip, zoals bepaald in de APV, voor het publiek gesloten is en dat er tevens geen publiek meer in aanwezig is;

  • 7.

    Personen die beveiligingswerkzaamheden verrichten (horecaportiers) moeten voldoen aan de eisen gesteld bij of krachtens de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus;

  • 8.

    In het geval er sprake is van evenementen, festiviteiten of andere bijzondere omstandigheden van tijdelijke aard, kan de burgemeester de aanwezigheid van één of meer beveiligers in, dan wel in de directe omgeving van het horecabedrijf verplichten, indien hij dit naar zijn oordeel nodig acht ter voorkoming van hinder of overlast van bezoekers vóór, tijdens of na sluitingstijd. De beveiligers moeten voldoen aan de eisen die gesteld zijn bij of krachtens de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureau’s;

  • 9.

    De houder is verplicht ervoor te zorgen dat ambtenaren van de gemeente belast met toezichthoudende taken, politie en/of brandweer vanaf de weg onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot het horecabedrijf:

    • 1.

      Gedurende de tijd dat het horecabedrijf voor bezoekers is geopend; dan wel

    • 2.

      Gedurende de tijd dat het horecabedrijf gesloten dient te zijn en wanneer die ambtenaren van politie vermoeden dat daarin of aldaar bezoekers aanwezig zijn;

  • 10.

    Deze gedoogverklaring dient op verzoek van een controlerende ambtenaar onmiddellijk aan hem te worden getoond;

  • 11.

    Bevelen, door politieambtenaren en andere met toezicht op de naleving van wettelijke bepalingen belaste ambtenaren in het kader van de uitvoering van hun taak en bevoegdheden, gegeven in het belang van de openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, dienen strikt te worden opgevolgd;

  • 12.

    Schade aan personen en/of eigendommen van de gemeente en/of derden, welke het gevolg is van het gebruik van deze vergunning, komt voor rekening van de houder. De houder vrijwaart de gemeente voor aanspraken uit dezen hoofde;

  • 13.

    Deze gedoogverklaring blijft slechts van kracht, indien en zolang de exploitatie niet wordt gewijzigd;

  • 14.

    De gedoogverklaring wordt direct ingetrokken als de houder van de gedoogverklaring zich niet houdt aan de gestelde voorwaarden en voorschriften;

  • 15.

    De burgemeester houdt zich te zijner beoordeling het recht voor nadere voorschriften op te leggen.

 

Gedoogtermijn

Gedogen mag niet langer dan strikt noodzakelijk. Het is dus van belang aan een gedoogverklaring een termijn te stellen. Deze is afhankelijk van de verdere voortgang van het onderzoek (maximaal drie maanden) en eventueel extra onderzoek door het landelijk bureau BIBOB. Daarnaast is in de gedoogverklaring opgenomen dat deze direct wordt ingetrokken, als degene aan wie de gedoogverklaring is verstrekt zich niet houdt aan de gestelde voorwaarden. Dit houdt in dat de ondernemer de horeca-inrichting direct moet sluiten. Als hij hier niet aan voldoet vindt handhaving plaats via bestuursdwang (= sluiting).

 

Burgemeester en wethouders gedogen dat in afwachting van de beslissing op de ingediende vergunning, in de hierboven gestelde situaties de ondernemer alvast begint of door gaat met de exploitatie onder de daarvoor gestelde voorwaarden.

 

 

Hoofdstuk 3 Toezicht en handhaving

Het stellen van kaders en het maken van beleidsregels heeft alleen zin als er ook op wordt toegezien en zonodig gehandhaafd wordt bij overtreding ervan. Partijen moeten niet alleen aangesproken kunnen worden bij het overtreden van de regels, maar ook kunnen de afzonderlijke partijen de overheid aanspreken als er niet gehandhaafd wordt. In beide gevallen worden de regels immers geschonden.

 

Het is de bedoeling dat de regels nageleefd worden en dat met name de stelselmatige overtreders aangepakt worden.

 

Bij handhaving is er een onderscheid te maken tussen strafrechtelijke handhaving en bestuursrechtelijke handhaving. Deze twee vormen van handhaving staan los van elkaar in die zin dat strafrechtelijke handhaving bedoeld is om te straffen voor de overtreding (leedtoevoeging), terwijl bestuursrechtelijke handhaving er op is gericht om de gevolgen van een begane overtreding ongedaan te maken of herhaling of voortduring ervan te voorkomen (herstellend). Het is dus mogelijk dat voor dezelfde overtreding zowel een strafrechtelijke als een bestuursrechtelijke sanctie wordt opgelegd. Wel geldt dat bij de bestuursrechtelijke overtreding gekozen moet worden voor de minst bezwarende wijze om aan de overtreding een eind te maken en de opgelegde sanctie in verhouding moet staan tot de geschonden norm.

Bestuursrechtelijke handhaving kan onder meer plaatsvinden via bestuursdwang (bijvoorbeeld het sluiten van een inrichting), last onder dwangsom (bijvoorbeeld een verbeuring van een bedrag per overtreding) of het intrekken van een vergunning of ontheffing.

 

Karakteristieke handhavingaandachtspunten liggen voor de horeca bij de thema’s vergunning en ontheffing Drank- en Horecawet, exploitatievergunning, aanwezigheidsvergunning, brandveiligheid, milieuvergunningen, sluitingstijden en het tegengaan van oneerlijke concurrentie (paracommerciële activiteiten).

Gelet op het feit dat door de gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem wordt gewerkt aan een integraal handhavingsbeleidsplan voor de drie gemeenten, waarin horeca ook wordt opgenomen, wordt hierbij volstaan met een korte weergave van handhaving, zoals deze thans plaatsvindt. Na vaststellen van voornoemd handhavingsbeleidsplan zal dat voorrang genieten, boven dit hoofdstuk.

 

Als bijlage 8 is het prioriteitenschema van handhavingsthema’s- en taken opgenomen. Hieruit blijkt dat het verkopen/schenken van alcohol aan jongeren een hoge prioriteit heeft. Het toezicht op horecabedrijven (vergunning, sluitingstijden) en het gebruik van de inrichting zonder of in afwijking van de vergunning heeft een gemiddelde prioriteit. Het toezicht op het actueel houden van de inrichtingseisen, de terrassen en de speelautomaten heeft een lage prioriteit.

 

Paragraaf 3.1. Toezicht

De burgemeester is primair verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid in zijn/haar gemeente. Artikel 174 van de Gemeentewet bepaalt dat de burgemeester is belast met het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden alsmede op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven. De burgemeester is bevoegd bij de uitoefening van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, de bevelen te geven die met het oog op de bescherming van veiligheid en gezondheid nodig zijn. De burgemeester is belast met de uitvoering van verordeningen voor zover deze betrekking hebben op het in het eerste lid bedoelde toezicht met de uitvoering van verordeningen voor zover deze betrekking hebben op het toezicht op de voor het publiek openstaande gebouwen. Horecabedrijven vallen onder voor het publiek openstaande gebouwen.

Door of namens de burgemeester worden exploitatie- en andere horecavergunningen verleend.De drank- en horecavergunning wordt door of namens het college verleend. De burgemeester beschikt over een scala aan bestuurlijke middelen om de openbare orde en veiligheid te beschermen. In bepaalde situaties kan de burgemeester de vergunning intrekken of de inrichting sluiten.

Binnen de keten houden verschillende gemeentelijke diensten en instanties zich bezig met handhaving. De betrokken unit/afdeling ondersteunen de burgemeester in diens verantwoordelijkheid voor openbare orde en veiligheid, de uitvoering van de bestuurlijke handhaving en streven daarbij naar consistente en consequente handhaving. Vanuit het Servicecentrum/Front-Office/afdeling Staf & Samenleving worden de horecagerelateerde vergunningen behandeld.

De politie is als 24-uursfrontlineorganisatie belast met advisering, toezicht en handhaving (wijkpolitie) ten aanzien van openbare inrichtingen. Het werkterrein kent soms overlappingen met andere (politiële) aandachtsvelden zoals zeden, vuurwa­pens, milieu en geweld. Naast de gemeente kan de politie, evenals de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) en Verispect B.V., optreden als er sprake is van het overtreden van bepalingen van de Drank- en Horecawet en de Wet op de kansspelen. De korpschef verleent toestemmingen en legitimatiebewijzen in het kader van Wet op de particu­liere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus.

De feitelijke constatering van een incident dan wel overtreding van een vergunning­voorschrift vindt in de regel plaats door de politie. In veel gevallen wordt hiervan proces-verbaal opgemaakt. Een proces-verbaal is een ambtshalve opgemaakt woordelijk verslag van een handeling of bevinding of proces. Wanneer er niet wordt geverbaliseerd maar de politie wel optreedt (bijvoorbeeld beëindigen overtreding) wordt dit optreden gemuteerd.

 

Op grond van artikel 2 Politiewet heeft de politie tot taak het in ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en hulp te verlenen aan hen die deze behoeven. Dit betekent dat de politie bevoegd is om zelfstandig -zonder tussenkomst van het bevoegd bestuursorgaan- het strafbare feit te beëindi­gen en een horeca-inrichting daartoe, met of zonder toestemming van de exploitant, te ontruimen en te sluiten.

De brandweer ziet toe op het Gebruiksbesluit, op basis van dit besluit verleent de brandweer de gebruiksvergunningen en -meldingen en ziet toe op naleving van het besluit. In de vergunning c.q. melding worden voorschriften gesteld die de veilig­heid van de bezoekers in het horecabedrijf regelen. Met name brandvoorschriften spelen hierbij een grote rol.

De unit V&H (Werkendam), werkeenheid Milieu (Woudrichem) richt zich onder meer op geluid(soverlast) veroorzaakt door horeca. In dat kader ziet (de werkeenheid) milieu, in overleg met de politie, de AOV-er en de gemeentelijk handhavingsdeskundige, toe op naleving van de geformuleerde voorwaarden.

Het OM zorgt ervoor dat strafbare feiten worden opgespoord en vervolgd. Daarvoor wordt samengewerkt met de politie en andere opsporingsdiensten. De officier van justitie leidt het opsporingsonderzoek. Het OM houdt ook toezicht op de goede uitvoering van het vonnis van rechters; boetes moeten worden betaald, gevangenis­straffen uitgezeten, taakstraffen goed uitgevoerd.

Het houden van toezicht op de naleving van de Drank- en Horecawet en het opsporen van strafbare feiten zijn belangrijke taken van de Voedsel en Waren Autoriteit.

Het vorenstaande laat zich als volgt samenvatten:

Bepaling

Toezichthouder

Exploitatievergunning

Gemeente en politie

Art. 3 Drank- en Horecawet

Gemeente, politie en VWA

Art. 4 Drank- en Horecawet

Gemeente, politie en VWA

Sluitingstijden

Gemeente en politie

Speelautomaten

Gemeente,VWA, politie, Justitie en Verispect

Gebruiksbesluit

Brandweer

Activiteitenbesluit

Gemeente

Openbare Orde

Gemeente en politie

Paragraaf 3.2. Handhaving middels bestuursdwang/last onder dwangsom

Bij het ontbreken van een vergunning of ontheffing of bij het overtreden van één of meerdere voorschriften die aan de vergunning en/of ontheffing zijn verbonden geniet een bestuursrechtelijke aanpak de voorkeur.

 

Ingevolge artikel 125 van de Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd tot toepassing van bestuursdwang. In artikel 5:21 van de Awb wordt onder bestuursdwang verstaan: het door feitelijk handelen door of vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten. Ingevolge artikel 5:32, eerste lid, van de Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen. In het tweede lid van dat artikel wordt bepaald, dat een last onder dwangsom ertoe strekt de overtreding ongedaan te maken of verdere overtreding dan wel herhaling van de overtreding te voorkomen. In het vierde lid wordt onder meer bepaald dat het bestuursorgaan de dwangsom vaststelt hetzij op een bedrag ineens, hetzij op een bedrag per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd, dan wel per overtreding van de last. Het bestuursorgaan stelt tevens een bedrag vast waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren dit te doen. Dat kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.

 

In Werkendam is in de Nota Toezicht en Handhaving (vastgesteld door de raad op 28 september 2004) het beëindigen van overtredingen een belangrijke doelstelling. Derhalve zal bij overtreding van de regels, de gemeente besluiten daartegen handhavend op te treden middels toepassing van bestuursdwang c.q. het opleggen van een last onder dwangsom, waarbij zij het vorenstaande ten aanzien van de bijzondere omstandigheden in aanmerking zal nemen. Alvorens wordt besloten tot het toepassen van bestuursdwang c.q. het opleggen van een last onder dwangsom wordt de overtreder in kennis gesteld van dit voornemen. Daarbij zal de overtreder ingevolge artikel 4.8 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid worden gesteld diens zienswijze aan de gemeente kenbaar te maken met betrekking tot het voornemen om handhavend optreden. Een ingediende zienswijze zal worden betrokken bij de uiteindelijke besluitvorming inzake het toepassen van bestuursdwang. Tenzij de zienswijze daartoe geen aanleiding geeft, volgt op de vooraankondiging de beschikking tot bestuursdwang c.q. het opleggen van een last onder dwangsom.

Paragraaf 3.3. Handhaving middels intrekking van een vergunning

Hiervoor is beschreven hoe gehandeld wordt bij het ontbreken van een vergunning of ontheffing of bij het overtreden van de voorschriften. De Drank- en Horecawet en de Wet op de Kansspelen kennen daarnaast specifieke bepalingen over het intrekken van de vergunning. In sommige gevallen geeft de wet aan dat het bestuursorgaan in moet trekken in andere gevallen kan het bestuursorgaan de vergunning intrekken.

        

Artikel 31, lid 1 Drank- en Horecawet en artikel 30f, lid 1 Wet op de Kansspelen geven de gronden wanneer een vergunning moet worden ingetrokken. Artikel 31, lid 2 Drank- en Horecawet en artikel 30f, lid 2 Wet op de Kansspelen geven de gronden wanneer een vergunning kan worden ingetrokken.

 

De Drank- en Horecawet kent een tweetal bepalingen over ‘afwezigheid leidinggevende’. Artikel 24, lid 1 geeft een verbod het horecabedrijf voor publiek geopend te houden indien in de inrichting geen leidinggevende aanwezig is die vermeld staat op de drank- en horecavergunning. Op grond van het hierboven genoemde artikel 31, lid 2 kan een vergunning worden ingetrokken als dit verbod wordt overtreden. Daarnaast stelt artikel 31, lid 1 dat een vergunning wordt ingetrokken indien een niet daarin vermelde persoon leidinggevende is geworden in de inrichting waarop de vergunning betrekking heeft. Bij afwezigheid van de leidinggevende zal niet direct duidelijk zijn welke van de hiervoor geschetste situaties van toepassing is. De omstandigheden van het geval zullen bepalen welke van voorgenoemde mogelijkheden gebruikt zal worden.

 

De exploitatievergunning kan op grond van artikel 1:6 van de APV worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang van de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of in het belang van openbare orde is vereist;

  • c.

    indien de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    indien van de vergunning geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn.

 

Van het voornemen tot het intrekken van de vergunning wordt op grond van het bepaalde in artikel 4:8 Awb de overtreder in beginsel in kennis gesteld, alvorens daartoe wordt besloten,  tenzij een situatie als bedoeld in artikel 4:11 Awb zich voordoet. In beginsel wordt de overtreder derhalve in de gelegenheid gesteld diens zienswijze aan de gemeente kenbaar te maken met betrekking tot het voornemen om tot intrekking van de vergunning over te gaan. Een ingediende zienswijze zal worden betrokken bij de uiteindelijke besluitvorming inzake het al dan niet intrekken van de vergunning. Tenzij de zienswijze daartoe geen aanleiding geeft, volgt op de vooraankondig het besluit tot intrekking van de vergunning.Op grond van het bepaalde in artikel 2:30 van de APV kan de burgemeester in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer horecabedrijven tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2:29 geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen. Aanleiding voor tijdelijke afwijking of sluiting, moet zijn gelegen in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in bijzondere omstandigheden (zoals, al dan niet lokale, feestdagen). Het betreft een algemene bevoegdheid die zich niet alleen kan uitstrekken tot een maar ook tot meer of zelfs tot alle in de gemeente aanwezige horecabedrijven. Wel beperkt de bevoegdheid zich tot het tijdelijk vaststellen van afwijkende sluitingstijden of tot tijdelijke sluiting.

Paragraaf 3.4. Overige handhavingsaspecten

Voor alle handhavingsonderdelen gelden de volgende uitgangspunten.

Sub-paragraaf 3.4.1. Afwijking van de handhavingsmaatregelen

Ingeval het college of de burgemeester het gezien de omstandigheden noodzakelijk achten, kan besloten worden af te wijken van bovenstaande handhavingsmaatregelen en gemotiveerd andere, verdergaande, maatregelen treffen. Deze maatregelen kunnen zijn: het toepassen van (spoed) bestuursdwang of het bevelen van onmiddellijke sluiting van het horecabedrijf.

De burgemeester kan in het belang van de openbare orde en veiligheid of om andere zwaarwichtige redenen gemotiveerd afwijken van de bepalingen van dit sanctiebeleid.

Sub-paragraaf 3.4.2. Strafbare feiten

Indien strafbare feiten worden gepleegd door werknemers (of ondernemers) of door anderen, in of rondom de horeca-inrichting en deze strafbare feiten leiden naar het oordeel van de burgemeester tot een bedreiging van de openbare orde, dan zal in beginsel worden opgetreden volgens de systematiek van het handhavingsbeleid van de gemeente als deze strafbare feiten verband houden met de wijze van exploitatie van de inrichting.

Sub-paragraaf 3.4.3. Geweldsdelicten

Uitgaansgeweld in of rondom een horeca-inrichting wordt door de burgemeester beschouwd als een ernstige aantasting van de openbare orde. Wanneer er nu sprake is van een geweldsdelict van enige betekenis (er is bijvoorbeeld sprake van aantoonbaar letsel), waarbij een relatie kan worden gelegd tussen het geweld en de wijze van exploiteren van een horeca-inrichting, dan wordt in beginsel opgetreden volgens de systematiek van het handhavingsbeleid van de gemeente. In geval van een zeer ernstig geweldsdelict kan ook hier uiteraard nog van worden afgeweken, op grond van de hiervoor beschreven bevoegdheid van de burgemeester. Bij lichte vorm van geweld daarentegen kan de burgemeester ook besluiten met een waarschuwing te volstaan.

Hoofdstuk 4 Raakvlakken met andere beleidsterreinen

Deze horecanota heeft raakvlakken met diverse andere beleidsterreinen. Het is van belang dat deze beleidsterreinen op elkaar aansluiten en elkaar daar waar nodig kunnen versterken. Van een integraalbeleid is pas sprake als de nota aansluit op andere beleidstukken en vice versa. Op de voor horeca relevante beleidsvelden wordt in dit hoofdstuk ingegaan.

Paragraaf 4.1. Toerisme en recreatie

Visie toerisme en recreatie 2010 met actieprogramma

De gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem stellen momenteel een toeristische visie voor het Land van Heusden & Altena op. De ambitie is om toerisme en recreatie passend binnen het imago en identiteit van het gebied verder te intensiveren rekening houdend met de waardevolle kenmerken van het gebied. Toerisme en recreatie wordt een belangrijke economische drager. De regionale visie moet dwarsverbanden leggen tussen horeca-detailhandel-cultuur en landschappelijke elementen. Er is een analyse gemaakt van de huidige situatie. Een van de constateringen hierin is dat het aantal horecagelegenheden gemiddeld te noemen is, maar dat de aard en spreiding van de horecagelegenheden niet past bij het toeristisch recreatieve product. Het aanbod aan verblijfsrecreatieve voorzieningen (waar ook hotels onderdeel van uitmaken) is heel beperkt waardoor de economische betekenis van de toeristische sector in de regio achterblijft.

 

Doelstellingen uit deze visie zijn o.a.:

  • -

    meer en gevarieerde horeca;

  • -

    meer kleinschalige, bij het gebied passende verblijfsvormen ontwikkelen;

  • -

    verbetering van marketing en promotie van de regio moet leiden tot een verdere ontwikkeling van het toerisme en de recreatie als economische drager.

 

Het ontwikkelen van horeca- en verblijfsaccomodaties voor toeristisch recreatieve doeleinden is vooral iets wat door ondernemers in de regio moet worden opgepakt. De visie zal daarbij de komende jaren dienen als stimulans voor ondernemers en als toetsingskader voor initiatieven. Een duidelijke koppeling met de horecanota is belangrijk voor de toeristisch recreatieve sector zodat (potentiële) ondernemers weten welke (on)mogelijkheden er zijn en wat er van hen verwacht wordt. Door een integraal beleid kunnen de gemeenten optimaal stimuleren en ondersteunen.

 

Uit een eerste inventarisatie ten behoeve van deze visie is het volgende naar voren gekomen:

  • -

    Het horeca aanbod (cafés en restaurants) in de regio is kwantitatief redelijk, maar weinig divers. Het aanbod is geconcentreerd in de verschillende dorpen. In en rondom de belangrijkste attracties als De Biesbosch en de historische kern Woudrichem is het aanbod eigenlijk te laag om deze beide aantrekkingspunten goed te kunnen laten functioneren. Ook het aanbod in het buitengebied is schaars, hetgeen vaak een knelpunt is voor fietsers en wandelaars. Voorts zijn diverse horecagelegenheden gesloten op zondag. Opvallend in deze regio is de aanwezigheid van een groot partycentrum.

  • -

    Het aanbod aan verblijfsaccommodaties (m.n. hotels), horeca en bezoekpunten is te beperkt; seizoensgevoelig en de cultuurhistorie te weinig ontsloten.

  • -

    beperkte horecaopenstelling op zondag.

  • -

    Voor de waterbeleving in de hele regio geldt, het beter bereikbaar maken van het water, aanleggen van strandjes, aanlegplaatsenplan uitvoeren, verhuurmogelijkheden vergroten, horeca aan het water etc.

  • -

    Voor Woudrichem en andere historische objecten geldt het meer beleefbaar maken, de attractiewaarde vergroten (via routes, informatie, bezoekmogelijkheden, evenementen, optredens), het toevoegen van horeca, winkels en verblijfsmogelijkheden (waar mogelijk).

Paragraaf 4.2. Bestemmingsplan

In bestemmingplannen is vastgelegd welke soort horecazaken op welke locaties zijn toegestaan. Horeca is ruimtelijk bezien een gevoelige functie. Door geluidhinder en verkeersaantrekkende werking zorgt horeca mogelijk voor overlast. Anderzijds is horeca vanuit economisch en toeristisch-recreatief oogpunt wenselijk. Hierbij dient te worden opgemerkt dat horeca een veelheid aan verschijningsvormen kent, van snackbar tot discotheek en van lunchroom tot hotel. Daarnaast bestaat er horeca als nevenactiviteit, waarbij horeca ondersteunend is aan een andere (hoofd)activiteit zoals sport of detailhandel. Niet alle vormen van horeca zijn overal geschikt of toelaatbaar. Horeca vergt daarom maatwerk en zal als dusdanig in bestemmingsplannen specifiek (in horecacategorieën) als bestemming worden opgenomen.

 

Uitgangspunt in het ruimtelijk beleid is dat horecaontwikkelingen zijn afgestemd op de functie van het omliggende gebied. In woongebieden en op bedrijventerreinen is nieuwvestiging van horeca in principe niet toegestaan, tenzij de horeca op het bedrijventerrein ten dienste staat van het bedrijventerrein. In het buitengebied wordt terughoudend omgegaan met nieuwvestiging van horecabedrijven. Als daar al sprake van moet zijn, dient gebruik gemaakt te worden van bestaande bebouwing om nieuw ruimtebeslag te voorkomen; en als dit niet te voorkomen is dient aansluiting gezocht te worden bij bestaande functies of bouwblokken. In het algemeen geldt dat bestaande horecalocaties specifiek worden bestemd.

 

Voor horeca als nevenactiviteit bij (overwegend) maatschappelijke voorzieningen en verenigings- en sportaccommodaties geldt het uitgangspunt dat deze vorm van horeca zich naar aard en omvang moet voegen naar en ondergeschikt moet zijn aan de hoofdactiviteit. Waarbij de hoofdactiviteit en nevenactiviteit moeten passen binnen het omliggende gebied.

 

Bestemmingsplan en Toerisme-recreatie Aalburg, Werkendam en Woudrichem

Vanuit toerisme en recreatie is horeca gewenst bij toeristische trekpleisters en in het buitengebied, bij voorkeur langs bestaande routestructuren. Het ruimtelijk beleid moet afgestemd worden op de toeristisch recreatieve visie. Doorgaans is dat lastig omdat het om maatwerk gaat. Op grond van de toeristisch recreatieve visie wordt inzicht gegeven in de gebieden waar horeca gewenst is. Het ruimtelijk beleid moet realisering daarvan ondersteunen. Horeca langs recreatieve routestructuren wordt positief benaderd onder het voorbehoud dat het past binnen het landschap, de identiteit van het gebied en op karakteristieke wijze wordt ingevuld.

Paragraaf 4.3. Evenementen

Horeca vormt bij de meeste evenementen een belangrijk element. In 2008 heeft het Regionaal college (politieregio Midden en West Brabant) een nota vastgesteld met een kader waarbinnen de ontwikkelingen van evenementen met (verhoogde) veiligheidsaandacht in de regio Midden- en West-Brabant kunnen plaatsvinden. Dit kader wordt gevormd door onder meer de implementatie van een regionale evenementenkalender, een uniform aanvraagformulier voor een evenementenvergunning, een eenduidige risico-inschattingssystematiek en een uniforme aanvraagtermijn van ten minste 12 weken. Om te komen tot de genoemde uniforme regionale aanvraagtermijn is de APV in Aalburg en Woudrichem gewijzigd.

 

In het kader van lastenverlichting maakt vermindering van de regeldruk voor evenementen onderdeel uit van het programma van de rijksoverheid: ‘Minder regels, meer service’.

 

Minder regels Aalburg

 

In de gemeente Aalburg geldt sinds 2007 een vrijstellingsbesluit voor de volgende evenementen.

  • 1.

    sportwedstrijden of trainingen van lokaal gevestigde verenigingen/stichtingen/organi­sa­ties in en op daartoe vanuit het bestemmingsplan aangewezen complexen en -terreinen, voor zover hierbij geen professionals betrokken zijn.

 

  • 2.

    Evenementen c.q. activiteiten die voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • -

    maximaal circa 100 gelijktijdige deelnemers/bezoekers;

  • -

    incidenteel karakter (een of een enkele keer per jaar);

  • -

    tijdsduur tussen 10.00 en uiterlijk 24.00 uur;

  • -

    geluidsbelasting < 50 resp. 45 dB(A) voor de dag- dan wel avondperiode, gemeten op (2 meter uit) de gevels van geluidsgevoelige objecten;

  • -

    bij gebruik van een tent mogen er niet meer dan 50 personen tegelijkertijd in de tent aanwezig zijn;

  • -

    eventuele in gebruik genomen wegen dienen altijd bereikbaar te zijn voor de hulp­diensten;

  • -

    de gebruikte openbare ruimte en de directe omgeving dienen schoon en netjes te worden opgeleverd;

  • -

    communiceren met omwonenden uiterlijk 1 week voorafgaand aan activiteit/evene­ment.

 

  • 3.

    de volgende evenementen:

-  

  • -

    dierententoonstellingen in gebouwen, zonder bijkomende activiteiten;

  • -

    rommelmarkten, muziek-, dans- of zanguitvoeringen, lezingen of anderszins culturele manifestaties, activiteitenmarkten e.d. in school-, kerk- en andere samenkomstgebouwen, georganiseerd door plaatselijke verenigingen, instellingen, stichtingen of organisaties, voorzover dit past binnen de bestemming van het gebouw .

Deze vrijstelling is geregeld in het vrijstellingsbesluit dat genomen is op grond van de bevoegdheid van de burgemeester zoals opgenomen in de APV (thans art. 2:25)

 

Minder regels Werkendam

Er is vanaf medio 2009 in Werkendam geen vergunning meer vereist voor kleine evenementen, indien:

  • 1.

    het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 50 personen;

  • 2.

    het evenement tussen 09.00 en 24.00 uur plaats vindt;

  • 3.

    geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 07.00 uur of na 23.00 uur en niet op zondag tot 13.00 uur;

  • 4.

    het evenement vormt geen belemmering voor de hulpdiensten;

  • 5.

    slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 10 m2 per object;

  • 6.

    de organisator de burgemeester tenminste 5 werkdagen voorafgaand aan het evenement hiervan in kennis stelt met een melding.

 

Minder regels Woudrichem

Vanaf medio 2009 is in Woudrichem geen vergunning meer vereist voor kleine evenementen, indien: 

  • 1.

    het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 50 personen;

  • 2.

    het evenement tussen 09.00 en 24.00 uur plaats vindt;

  • 3.

    het evenement niet meer dan 4 straten omvat;

  • 4.

    geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 09.00 uur of na 23.00 uur;

  • 5.

    het evenement niet plaatsvindt op de rijbaan, (brom)fietspad of parkeerplaats of anderszins een belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten;

  • 6.

    slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 10 m2 per object;

  • 7.

    er een organisator is;

  • 8.

    de organisator tenminste 20 werkdagen voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester.

 

In het kader van het programma ‘Minder regels, meer service’ wordt momenteel landelijk gewerkt aan een handreiking voor gemeenten over evenementenbeleid en de evenementenvergunning, welke in 2011/2012 zal verschijnen. De handreiking zal ondermeer een lijst met normen en voorwaarden bevatten waaraan moet worden voldaan om de veiligheid bij evenementen zoveel mogelijk te waarborgen. In de drie gemeenten zal na verschijning van de handreiking gestreefd worden naar een zo groot mogelijke samenwerking en afstemming op het gebied van evenementen.

 

Vanuit Koninklijke Horeca Nederland wordt erop aangedrongen om evenementenbeleid te ontwikkelen, waarbij in ieder geval alcoholpreventie bij jongeren tijdens evenementen aan bod komt.

 

 

Paragraaf 4.4. Coffeeshop- en drugsbeleid

Coffeeshops

 

Aalburg

In Aalburg zal op korte termijn coffeeshopbeleid opgesteld worden. Hierin kiest de gemeente ook voor een nulbeleid.

 

Werkendam en Woudrichem

In Werkendam en Woudrichem is een coffeeshopbeleid opgesteld en vastgesteld. Het betreft een nulbeleid, wat betekent dat er geen coffeeshops gevestigd mogen zijn in Werkendam en Woudrichem.

 

De gemeenten conformeren zich daarmee aan de regionale nota omgaan met drugs in de regio uit 1997 waarin is bepaald dat in het gebied Midden en West Brabant een nuloptie voor gemeenten kleiner dan 40.000 inwoners zal worden gehanteerd.

Paragraaf 4.5. Alcoholverbodgebied

Het komt steeds vaker voor dat overlast op straat wordt veroorzaakt door alcohol(gebruik). Niet alleen op hangplekken maar ook op andere locaties is alcohol(gebruik) een groeiend probleem. Met name jongeren drinken vaak op straat om de in hun ogen dure horeca te mijden. Om dit probleem aan te pakken en het gebruik van alcohol op straat onder jongeren tegen te gaan, zijn in het politiedistrict Oosterhout afspraken gemaakt over het aanpassen en handhaven van de Algemene plaatselijke verordening (APV). Op deze manier heeft de politie meer mogelijkheden om overlast tegen te gaan, jeugd door te wijzen naar bureau Halt en de ouders in te lichten. Niet alleen jongeren maar ook personen boven de 18 jaar kunnen door de APV wijziging worden aangepakt. Daarmee wordt voorkomen dat volwassenen de jeugd op straat in aanraking laten komen met alcohol. Door het wijzigen van de APV is er een verbod op alcohol op straat en is het mogelijk overlast te bestrijden. Waar noodzakelijk wordt handhavend opgetreden in de genoemde gebieden in beide gemeenten.

 

Aalburg

Aalburg heeft net als Woudrichem sinds 2008 een algemeen verbod op alcoholgebruik op de openbare weg.

In de gemeente Aalburg zijn geen gebieden aangewezen waar het verboden is alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben. De mogelijkheid tot het aanwijzen van deze plaatsen is wel opgenomen in de APV.

 

Werkendam

Het college van Werkendam heeft met ingang van 12 november 2010 de volgende gebieden aangewezen als gebieden waar het verboden is alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben:

  • -

    De bebouwde kom van Werkendam;

  • -

    De bebouwde kom van Sleeuwijk;

  • -

    De bebouwde kom van Nieuwendijk;

  • -

    De bebouwde kom van Hank;

  • -

    De bebouwde kom van Dussen.

 

Woudrichem

Vanuit de verantwoordelijkheid van het college voor de openbare orde, volksgezondheid en jeugd(beleid), is het ongewenst dat met name groepen jongeren alcohol nuttigen terwijl ze zich op de weg ophouden. Om dit tegen te gaan heeft de raad van Woudrichem in haar vergadering van 24 juni 2008 op verzoek van de politie besloten, middels wijzing van de APV, dat het verboden is op de weg alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

Paragraaf 4.6. Standplaatsen

Werkendam en Woudrichem kennen beide een standplaatsenbeleid. Weliswaar is dit beleid in beide gemeenten gedateerd, het is nog wel steeds toepasbaar. Er zijn raakvlakken met horeca, wanneer op een standplaats dranken, etenswaren etc. worden verkocht, die voor directe consumptie bestemd zijn. Voorzover deze mobiele verkoopwagens met enige regelmaat op een bepaalde locatie staat, worden deze verkoopwagens aangemerkt als inrichtingen overeenkomstig de definitie van de Wet milieubeheer. Dit betekent dat deze inrichtingen moeten voldoen aan de voorschriften van het Activiteitenbesluit. Voor mobiele verkoopwagens, van waar andere goederen worden verkocht, bijvoorbeeld bloemen, is deze horecanota niet van belang.

Vanuit standplaatsen/verkoopwagens mag geen alcohol verstrekt c.q. verkocht worden.In Woudrichem is behoefte aan een geactualiseerd standplaatsenbeleid.

Paragraaf 4.7. Volksgezondheid

Overmatig alcoholgebruik is een belangrijke risicofactor voor een groot aantal gezondheids- en welzijnsproblemen. De overheid heeft een collectieve preventietaak als het gaat om de volksgezondheid.

De aandacht gaat uit naar jongeren en jonge volwassenen. De 18 Westbrabantse gemeenten hebben de preventie van alcoholmisbruik door jongeren als speerpunt benoemd in hun nota’s lokaal gezondheidsbeleid. De 18 gemeenten in West-Brabant hebben medio 2008 gezamenlijk het initiatief genomen een integraal regionaal project te starten, gericht op de aanpak van alcoholgebruik door jongeren. Reden hiervan is dat er steeds meer bekend is/wordt over de schadelijke gevolgen van alcohol op jongeren. Daarnaast is alcoholgebruik maatschappelijk geaccepteerd. Veel ouders onderschatten de gevolgen van alcoholgebruik door hun kinderen en geven het niet de juiste aandacht in de opvoeding. Indrinken, bijeenkomen in zogeheten keten en hokken, de opkomst van de pre-mixdrankjes; allemaal dragen ze bij aan een toenemend alcoholgebruik onder jongeren.

Ook ouderen zijn een kwetsbare groep als het om alcoholgebruik gaat. Ze raken sneller onder invloed en zelfs weinig alcohol kan al schadelijke gevolgen hebben voor hun gezondheid. Los daarvan hebben veel senioren (chronische) gezondheidsproblemen waarop alcoholgebruik een ongunstige invloed heeft. De leefstijl van sommige ouderen- weinig bewegen en ongezond eten in combinatie met medicijngebruik- versterkt de negatieve effecten van (teveel) drinken.

Een integrale aanpak hierbij is noodzakelijk. Betrokken beleidsterreinen zijn onder meer openbare orde en veiligheid, jeugd- en jongerenbeleid, verslavingszorg, onderwijsbeleid, ouderenbeleid, sportbeleid en beleid m.b.t. sociaal-cultureel werk. Behalve ambtenaren zijn organisaties in het veld van essentieel belang. Het gaat dan breed om onder meer scholen, verzorgings- en verpleeghuizen, politie, horeca, ouderen- en jongerenwerk en supermarkten. Het is belangrijk om voor het uitvoeren van preventieprogramma’s een breed draagvlak te creëren. Er moet aangesloten worden bij de belevingswereld van de ouderen en de jongeren en hun ouders.

Paragraaf 4.8. Openbare orde en veiligheid

Gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem hebben een kadernota Veiligheid 2010-2014 opgesteld. In deze nota wordt het kader beschreven voor de aanpak van veiligheid in de drie gemeenten voor de periode van 2010 tot en met 2014. De colleges van de gemeenten hechten veel waarde aan de Kadernota Veiligheid aangezien daarmee zowel effectiever als efficiënter aan veiligheid kan worden gewerkt: partijen kunnen elkaar beter aanvullen en versterken. In de Kadernota gaat om de veiligheidsvelden: veilige woon- en leefomgeving, bedrijvigheid en veiligheid, jeugd en veiligheid, fysieke veiligheid en integriteit en veiligheid. Binnen deze veiligheidsvelden worden veiligheidsthema’s onderscheiden. Op basis van de Veiligheidsanalyse en de prioritering van de werkgroep, portefeuillehouders, politie en raads- en burgerleden zijn vier prioriteiten voor de periode 2010-2014 vastgesteld, te weten:

  • 1.

    Zorg voor jeugd, w.o. jeugdoverlast en alcohol en drugs;

  • 2.

    Woninginbraken/ voertuigcriminaliteit;

  • 3.

    Huiselijk geweld/ kindermishandeling;

  • 4.

    Verkeer en veiligheid.

 

Zorg voor jeugd, waaronder jeugdoverlast en alcohol en drugs, is het belangrijkste raakvlak in de horecanota. Jeugd kan zowel slachtoffer als oorzaak van onveiligheid zijn. Risico’s voor jeugd zijn onder meer alcohol en drugs en geweld/bedreiging in de openbare ruimte of bij het uitgaan. Jeugd kan ook de oorzaak zijn van onveiligheid: overlast, vernieling, bedreiging en andere vormen van criminaliteit. Accenten binnen dit thema zijn: jeugdoverlast en alcohol en drugs. Op het gebied van jeugd zijn tal van initiatieven doorgevoerd en in ontwikkeling. Accenten in de aanpak Jeugd, alcohol en drugs, worden gerelateerd aan het regionale project “Think before you drink”. De doelstelling, voor wat betreft de prioriteit zorg voor jeugd, waar onder jeugdoverlast en alcohol en drugs, is het af laten nemen van de risico’s waaraan de jeugd blootstaat, binnen het gezin, de buurt, in en rond de school in relatie tot alcohol en drugs.

 

Naast de prioriteiten in de Kadernota Veiligheid onderscheiden de gemeenten ook andere, strategische thema’s. Voor de horecanota is het thema drugs- en alcoholoverlast relevant.

Op dit thema zal intensief ingezet worden. Uit de objectieve cijfers van de politie blijkt dat het aantal meldingen van drugs- en alcoholoverlast globaal afgenomen is in de gemeenten. Onder een melding wordt onder andere verstaan; rijden onder invloed van drugs/ medicijnen/ alcohol, bezit hard- en softdrugs en handel in hard- en softdrugs.

Iedere melding is er één teveel en heeft betrekking op de leefbaarheid en veiligheid in de kernen. Elementen in de aanpak van drugs- en alcoholoverlast zijn de versterking van de infrastructuur/samenwerking, investeren in de fysieke en sociale kwaliteit van de woonomgeving, het betrekken van inwoners bij dit thema, toezicht en handhaving en de aanpak van criminaliteitsfenomenen. Belangrijk hierbij te vermelden is dat het gaat om drugs- en alcoholoverlast die impact heeft op de veilige woon- en leefomgeving en die hoeft niet per definitie veroorzaakt te worden door jeugd. De doelstelling is dat het aantal meldingen van drugs- en alcoholoverlast verder doen afnemen en daarmee de leefbaarheid en veiligheid in kernen verbeteren en daarnaast het verhogen van de subjectieve veiligheid.

 

In de uitvoeringsplannen, die jaarlijks per gemeente worden opgesteld, wordt de aanpak van bovengenoemde zaken geconcretiseerd.

Paragraaf 4.9. Roken in de horeca

Een rookvrije horeca is beter voor de gezondheid van personeel én bezoekers. Sinds 1 juli 2008 is de horeca rookvrij. Concreet betekent dit dat er in de horecabedrijven geen sigaret meer opgestoken mag worden. Tenminste niet in ruimtes waar bediend wordt. Roken is nog wel toegestaan in de daarvoor aangewezen rookruimtes of -kamers en buiten. Tabaksverkoop in de horeca blijft gewoon toegestaan onder de nieuwe wet, tenzij het horecabedrijf wordt geëxploiteerd in een sportaccommodatie; dan is tabaksverkoop niet toegestaan.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft per brief van 3 november 2010 laten weten aan de Tweede Kamer dat het rookverbod in kleine cafés wordt versoepeld. In cafés kleiner dan 70 m2, zonder personeel, wordt het rookverbod afgeschaft. De minister wil met de versoepeling een einde maken aan de discussie over roken in de horeca. De uitzondering geldt alleen voor kleine cafés zonder personeel. Bij de ingang van de kroeg moet een bordje komen waaruit blijkt of er al dan niet wordt gerookt. In andere delen van de horeca, zoals restaurants, cafés met personeel en discotheken blijft het rookverbod van kracht. Evenals in sportkantines. De handhaving wordt op dit rookvrije deel onverminderd voortgezet.

Het Besluit uitvoering rookvrije werkplek zal met spoed worden aangepast. Daarop vooruitlopend heeft handhaving van het rookverbod in kleine cafés zonder personeel geen prioriteit en worden opgelegde boetes voor deze groep ingetrokken. Alle lopende procedures voor alle andere zaken worden voortgezet, net als de handhaving.

Vanuit de gemeenten wordt geen actief beleid gevoerd om roken terug te dringen. Vanuit het gezondheidsbeleid is gekozen om thans in te zetten op het voorkomen van drugs- en alcoholgebruik.

Hoofdstuk 5 Communicatie

Paragraaf 5.1. Overleg

De burgemeester en het college hechten grote waarde aan het bevorderen van de communicatie met en tussen de partijen. Door een goede verstandhouding en informatie-uitwisseling komt een optimale samenwerking tot stand. Daarom is ervoor gekozen om tweemaal per jaar een overleg te hebben met de burgemeester en Koninklijke Horeca Nederland. Twee keer per jaar zal er een overleg plaatsvinden tussen de horecacoördinator en de politie (wijkagent) omtrent horecabedrijven, overlast, vergunningen, etc. Gelet op het horeca-aanbod in Aalburg wordt er voor gekozen om éénmaal per jaar overleg te hebben. Ook wordt de horeca, indien nodig, besproken in het veiligheidsoverleg.  

Paragraaf 5.2. Horecacoördinator (gemeente)

Koninklijke Horeca Nederland heeft aangegeven dat de bedrijfstak behoefte heeft aan een gemeentelijk horecacoördinator. Deze fungeert als centraal aanspreekpunt vanuit de gemeente voor de horeca en begeleidt het traject van vergunningverlening. Ook binnen de gemeentelijke organisatie bestaat deze behoefte en is de horecacoördinator-gedachte in ontwikkeling.

 

De horecacoördinator zou met name de volgende coördinerende rol moeten krijgen:

  • -

    het wegwijs maken van startende ondernemers en informeren over diverse vergunningvereisten;

  • -

    het aanspreekpunt bij collectieve belangen van de horeca;

  • -

    het aanspreekpunt van individuele horecaondernemers;

  • -

    het houden van regie en synergie bij de verlening van de diverse benodigde vergunningen;

  • -

    het onderhouden van contacten met betrokken partijen en derden met betrekking tot horeca. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan KHN, de horecavertegen-woordiger, brandweer en politie, maar ook aan het RIEC, brouwers, omwonenden, etc.

Paragraaf 5.3. Horecavertegenwoordiger (horeca)

Vanuit Koninklijke Horeca Nederland is aangeboden om ook een centraal aanspreekpunt namens de lokale horeca te verzorgen, zodat ook de gemeente weet waar zij haar informatie kan verkrijgen omtrent horecagerelateerde onderwerpen en ook de lokale horecaondernemers weten bij welke collega zij terecht kunnen met wensen en opmerkingen die meegenomen moeten worden in het overleg met de gemeente. De horecavertegen-woordiger zal de horecagerelateerde opmerkingen en wensen verzamelen en doorsluizen naar de gemeente. Beide colleges en burgemeesters stellen dit initiatief van KHN erg op prijs.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Paragraaf 6.1. Vaststelling

Op grond van artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden beleidsregels, als bedoeld in artikel 1:3 vierde lid van de Awb, vastgesteld door het bevoegde bestuursorgaan zelf. Ten aanzien van de in dit document geregelde onderwerpen, dienen zowel de burgemeester, als het college, als bevoegde bestuursorganen te worden aangemerkt en zal dan ook aan beiden ter vaststelling worden voorgelegd.

 

Gelet op het bepaalde in artikel 180 van de Gemeentewet verdient het aanbeveling deze beleidsnotitie na vaststelling door de burgemeester en het college, ter kennisname voor te leggen aan de gemeenteraad.

 

Gelet op het bepaalde in artikel 4:83 Awb wordt onderstaand aangegeven op welke wettelijke voorschriften deze nota betrekking heeft:

  • -

    de artikelen 2:28 en 2:29 van de APV;

  • -

    artikel 30b van de Wet op de Kansspelen;

  • -

    de artikelen 3, 4, 30 en 35 van de Drank- en Horecawet;

  • -

    artikel 4:8 van de Awb.

Paragraaf 6.2. Evaluatie

Deze nota zal periodiek met betrokken partijen geëvalueerd worden en daar waar nodig bijgesteld worden.

Paragraaf 6.3. Bekendmaking

Voor beleidsregels gelden de bekendmakingsregels van afdeling 3.6 Awb. De bekendmaking van besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, dient te gebeuren door de kennisgeving van het besluit of de zakelijke inhoud daarvan.

 

De in een beleidsregel vervatte regels dienen integraal kenbaar en toegankelijk te zijn voor betrokkenen. Om zeker te stellen dat, indien bij de bekendmaking van een beleidsregel wordt gekozen voor bekendmaking middels kennisgeving van louter de zakelijke inhoud ervan, toch kennis kan worden genomen van de gehele beleidsregel, is in het derde lid van artikel 3:42 Awb de verplichting opgenomen om in dat geval de beleidsregel ter inzage te leggen.

 

Op de gemeentelijke infopagina van het Altena Nieuws voor de gemeente Werkendam en Woudrichem en in Het Kontakt voor de gemeente Aalburg zal in week 36 bekend worden gemaakt dat deze horecanota is vastgesteld. Tevens heeft deze nota gedurende zes weken ter inzage gelegen.

 

Op de gemeentelijke websites zal een link worden geplaatst naar deze nota.

 

Paragraaf 6.4. In werking treding

Deze nota treedt in werking met ingang van 23 september 2011.

 

Paragraaf 6.5. Citeertitel

Deze nota wordt aangehaald als: Horecanota Aalburg, Werkendam & Woudrichem.

 

Aldus besloten, een ieder voor zover het zijn/haar bevoegdheid betreft,

 

door het college van burgemeester en wethouders van Aalburg van 13 september 2011.

de secretaris,                    de burgemeester,

B.A. Duijster                      A.M.T. Naterop

 

 

door de burgemeester van de gemeente Aalburg op 13 september 2011.

A.M.T. Naterop

 

door het college van burgemeester en wethouders van Werkendam van 13 september 2011.

de secretaris,                    de burgemeester,

drs. H.A. Koenen                mw. drs. C.G.J. Breuer

 

 

door de burgemeester van de gemeente Werkendam op 13 september 2011,

mw. drs. C.G.J. Breuer

 

 

door het college van burgemeester en wethouders van Woudrichem op 13 september 2011,

de secretaris, de burgemeester,

A.G. Dolislager         dr. F.A. Petter

 

 

door de burgemeester van de gemeente Woudrichem op 13 september 2011.

dr. F.A. Petter

dr. F.A. Petter