Regeling vervallen per 01-01-2021

Standplaatsenbeleid Aalburg 2014

Geldend van 27-11-2014 t/m 31-12-2020

Intitulé

Standplaatsenbeleid Aalburg 2014

Burgemeester en wethouders van de gemeente Aalburg;

Overwegende,

dat het standplaatsenbeleid van de gemeente Aalburg verouderd is en geen afwegingsmogelijkheden bevat voor het adequaat beoordelen van een aanvraag voor een standplaatsvergunning;

dat het gewenst is om in beleidsregel criteria vast te leggen, die een nadere invulling geven aan de in artikelen 1:8 en 5:18 van de Algemene plaatselijke verordening (verder te noemen APV) vastgelegde gronden voor het afwijzen van een aanvraag voor een standplaatsvergunning;

gelet op het overige bepaalde in afdeling 4 van hoofdstuk 5 en artikel 1:8 van de APV;

besluiten vast te stellen:

Standplaatsenbeleid 2014

Inleiding

Volgens het oude beleid (Gemeentelijke standplaatsen- en ventbeleid gemeente Aalburg, vastgesteld 21 februari 1984) kon voor elke locatie een standplaatsvergunning worden aangevraagd. Als deze locatie voldeed aan de toetsingscriteria van het standplaatsenbeleid werd de vergunning verleend. Doordat de toetsingscriteria summier omschreven waren moesten alle aanvragen voor een nieuwe locatie steeds opnieuw beoordeeld worden. Door maatschappelijke ontwikkelingen en ontwikkelingen in de regelgeving voldoet het oude beleid niet meer aan de eisen om te kunnen voldoen als afwegingsmiddel voor het verlenen van vergunningen voor standplaatsen.

Het doel van het Standplaatsenbeleid 2014 is een zo volledig mogelijke beschrijving te geven van het toetsingskader voor beoordeling van aanvragen voor standplaatsvergunningen binnen de gemeente Aalburg. Bestuurlijke vaststelling van dit beleid en publicatie daarvan bieden rechtszekerheid en vereenvoudigen de vergunningverlening en handhaving.

Dit beleid leidt tot:

  • ·

    transparantie voor de aanvrager door de typen standplaatsen, de beschikbare locaties en de eisen waaraan de aanvrager dient te voldoen helder te formuleren;

  • ·

    korte doorlooptijden, omdat de beoordeling van de standplaatslocaties al in een eerder stadium heeft plaatsgevonden;

  • ·

    duidelijke kaders waarbinnen de vergunningverlening plaatsvindt en de regelgeving wordt gehandhaafd;

  • ·

    beperking van de administratieve lasten, doordat de vergunningen in de regel voor onbepaalde tijd worden verleend.

Artikel 1. Begripsomschrijving

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

college:het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalburg;

aanvraag:een schriftelijk verzoek voor een standplaatsvergunning door middel van een vastgesteld formulier;

standplaats:een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats voor het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel

vaste standplaats:standplaats op een vaste locatie die door verschillende vergunninghoudersgedurende één of meerdere dagdelen per week wordt ingenomen;

tijdelijke standplaats:standplaats op een vaste locatie die gedurende een periode van één dag tot maximaal vier maanden per jaar wordt ingenomen;

ideële standplaats:standplaats die voor maximaal 1 dag(deel) wordt ingenomen door een niet-commerciële partij;

locatie:een plaats op of aan de weg of aan een openbaar water dan wel een andere – met enige beperking – voor publiek toegankelijke plaats, bestemd en/of ingericht voor het innemen van één of meer standplaatsen;

dagdeel: een deel van de dag van maximaal 5 uren, gelegen tussen 07.00 uur en 22.00 uur

weg:hetgeen hieronder wordt verstaan in artikel 1:1 onder b van de APV.

Artikel 2. Toetsingskader

Ter uitwerking van het juridisch kader van de APV is het volgende toetsingskader bepaald voor de standplaatsenlocaties op de standplaatsenkaarten en voor de vergunningaanvragen voor deze locaties:

Openbare orde en veiligheid

  • 1.

    Openbare orde

    De aanwezigheid van een standplaats en/of de aantrekkende werking daarvan, kan een verstoring van de openbare orde opleveren. In de praktijk is, voor wat betreft de overlast die standplaatsen kunnen opleveren, een scheiding te maken tussen de standplaatsen van waaruit ter plaatse bereide etenswaren worden verkocht en overige standplaatsen.Bij de eerste groep is de kans op overlast (vervuiling van de omgeving, aanwezigheid publiek, geluid- en geuroverlast en dergelijke) groter dan bij de overige standplaatsen.

  • 2.

    Verkeersveiligheid en-doorstroming

    Het is niet verantwoord een standplaats zodanig in te nemen dat de verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht. Als beleidslijn is gehanteerd:

    • -

      geen standplaats op kruispunten, op hoeken van straten, onoverzichtelijke punten en dergelijke;

    • -

      er mogen geen verkeersborden en verkeerslichten aan het oog worden onttrokken;

    • -

      geen standplaats op een rijbaan of langs een weg binnen 25 meter, gemeten langs het trottoir vanuit een bocht;

    • -

      geen standplaats langs een weg als dat de doorstroming van het verkeer belemmert;

    • -

      geen standplaatsen op het trottoir/voetgangersgebied als voor het voetgangersverkeer daardoor minder dan twee meter loopruimte overblijft;

    • -

      een standplaats mag geen blokkade opleveren voor hulpverleningsvoertuigen van brandweer, ambulancediensten en dergelijke.

  • 3.

    Brandveiligheid

    De afstandseisen tot andere gebouwen en/of standplaatsen hangt af van:

    • ·

      of in de wagen/kraam gebakken of gebraden wordt;

    • ·

      of dat in olie of frituurvet gebeurt;

    • ·

      uit wat voor materiaal de buitenzijde van de wagen bestaat.

    Afhankelijk van bovenstaande situaties is voor wat betreft de brandveiligheid de minimale afstand voor bak- en braadstandplaatsen tot overige bebouwing en/of standplaatsen vijf meter. In sommige gevallen is de afstand minder, deze zijn beoordeeld door de brandweer. Dat gebeurt ook als de vuurbelasting van een standplaats hoger is dan 30 kg/m2.

  • 4.

    Situering van de standplaats

    Standplaatsen mogen niet voor de toegang en (nood)uitgang van winkels, woningen en bedrijven staan. Dat betekent dus ook niet rechtstreeks voor een etalage. Een standplaats is op een parkeerplaats alleen toegestaan als er voldoende parkeergelegenheid is. Standplaatsen mogen de groenvoorzieningen niet in het gedrang laten komen.

Bescherming van het milieu

Een standplaats dient in nette staat te worden gehouden. Er zijn punten in de gemeente waar – met het oog op de aanwezigheid van monumenten of in verband met landschapsschoon – de aanwezigheid van een verkooppunt voor ambulante handel niet past. Bij de beoordeling van een verzoek om een standplaatsvergunning heeft in voorkomende gevallen het belang van de bescherming van landschapsschoon (monumenten) de doorslag.

Artikel 3. Bereik van de beleidsregel

  • 1. Deze beleidsregel is niet van toepassing op het toewijzen en/of innemen van standplaatsen op de weekmarkt als bedoeld in de Verordening markt van de gemeente Aalburg.

  • 2. Deze beleidsregel is niet van toepassing op standplaatsen binnen evenementen.

Artikel 4. Maximumstelsel

  • 1. Het college kan een standplaatsvergunning voor bepaalde, nader aan te wijzen dag(en), tijd(en) en artikelgroepen (branche) per week, voor diverse locaties verlenen.

  • 2. Het college heeft per vaste standplaatslocatie bepaald wat het maximum aantal is voor het tegelijkertijd verlenen van standplaatsvergunningen. Dit is opgenomen in bijlage 1.

  • 3. Het college behoudt zich het recht voor om voor de bepaalde locaties, wegens plaatselijke bijzondere omstandigheden, af te wijken van het bepaalde in lid 2.

Artikel 5. Kosten

  • 1. Voor het in behandeling nemen van de aanvraag van een standplaatsvergunning zijn leges verschuldigd.

  • 2. Voor het innemen van een standplaats op een locatie die eigendom van de gemeente wordt een huurovereenkomst aangegaan voor het gebruik van gemeentegrond en de eventueel aanwezige stroomvoorziening.

  • 3. Voor het innemen van een standplaats door een organisatie met een ideëel doel worden, voor zover daarvan gebruik gemaakt wordt, alleen stroomkosten in rekening gebracht als de standplaats meer dan vijf dagdelen zal worden ingenomen.

Artikel 6. Natuurlijke personen

  • 1. Voor toewijzing van een vaste standplaats komt uitsluitend in aanmerking een natuurlijk persoon die een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend bij het college.

  • 2. Aan een persoon kan slechts eenmaal per drie maanden een tijdelijke standplaatsvergunning worden verleend. Deze periode wordt berekend vanaf de eerste dag van dezelfde maand waarin de aanvraag is verleend.

Artikel 7. Wijze van aanvragen

Voor het indienen van een aanvraag van een standplaatsvergunning heeft het college een formulier vastgesteld. Het is verplicht om voor de aanvraag dit in bijlage 2 opgenomen formulier te gebruiken. Het is mogelijk de aanvraag digitaal te doen via de website van de gemeente.

Artikel 8. Meerdere aanvragers voor één locatie

  • 1. Indien meer standplaatshouders belangstelling hebben voor een locatie die vrij komt, wordt de vergunning verleend op basis van binnenkomst van de complete aanvraag bij de gemeente.

  • 2. Indien meerdere aanvragen voor één locatie op de zelfde dag worden ontvangen, wordt de vergunning verleend op basis van loting.

  • 3. Standplaatshouders die op verzoek van de gemeente naar een andere locatie moeten, hebben voorrang bij de toewijzing van een vrij gekomen standplaatslocatie.

  • 4. Standplaatshouders die zich voornamelijk richten op de verkoop van streekproducten hebben, bij gelijktijdige belangstelling voor een bepaalde locatie, voorrang op overige standplaatshouders

Artikel 9. Vergunning onder voorwaarden/weigeren

  • 1. Een vergunning kan worden geweigerd op grond van het bepaalde in artikel 1:8 en 5:18 van de APV.

  • 2. Aan een vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden.

Artikel 10. Mobiliteit

De standplaats moet worden ingenomen met een verplaatsbaar middel dat buiten de verkoopuren van de standplaats verwijderd wordt.

Artikel 11. Locaties voor vaste standplaatsen

  • 1. Vaste standplaatsen worden uitsluitend toegewezen op de in Bijlage 1 opgenomen locaties

  • 2. Het gemeentebestuur behoudt zich het recht voor om met inachtneming van de bepalingen van de APV, in voorkomende gevallen een standplaatsvergunning te verlenen op een andere dan in lid 1 genoemde locatie, als deze locatie door het gemeentebestuur geschikt wordt geacht.

Artikel 12. Locaties voor tijdelijke en ideële standplaatsen

  • 1. Tijdelijke standplaatsen dienen te worden ingenomen op een locatie als genoemd onder artikel 11.

  • 2. Ideële standplaatsen dienen bij voorkeur te worden ingenomen op een locatie als genoemd onder artikel 11, tenzij gemotiveerd verzocht wordt om een andere locatie. De gevraagde afwijkende locaties worden per aanvraag beoordeeld op basis van beschikbaarheid, verkeersveiligheid en openbare orde.

  • 3. het innemen van zowel een ideële standplaats, als een tijdelijke standplaats, heeft geen effect op het maximum aantal standplaatsen per locatie, voor zover de afmetingen van de locatie dit toelaat .

Artikel 13. Tijdelijke wijziging situering vaste standplaats

  • 1. Indien onvoorziene of bijzondere omstandigheden dit noodzakelijk maken, kan het college – na overleg met de vergunninghouder(s) – tijdelijk wijziging aanbrengen in de situering van de vaste standplaatsen en elders in de gemeente een tijdelijke andere locatie aanwijzen.

  • 2. In spoedeisende gevallen, kan de vergunninghouder door of namens het college verzocht worden, onmiddellijk de standplaats te ontruimen, zonder dat vergunninghouder aanspraak kan maken op enige vorm van schadevergoeding.

Artikel 14. Dagen en tijden

  • 1. Standplaatsenvergunningen worden verleend per dagdeel van maximaal 5 uren, gelegen in de periode van maandag tot en met zaterdag tussen 07.00 tot uiterlijk 22.00 uur.

  • 2. Voor standplaatsen van waaruit ter plaatse bereid voedsel wordt verstrekt, is het mogelijk om het dagdeel te verlengen met maximaal 1 uur, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      Dit fysiek inpasbaar is op de betreffende locatie;

    • b.

      Dit geen problemen, door ongewenste overlap, oplevert met andere standplaatshouders die beschikken over een volledig dagdeel op de betreffende locatie.

  • 3. Vergunningen voor vaste standplaatsen worden afgegeven voor onbepaalde tijd.

  • 4. Voor een standplaats wordt per standplaatshouder niet meer dan twee dagdelen per week een standplaatsvergunning verleend. Voor verkoop van aangewezen (seizoens)producten en –artikelen kan het college afwijken van de aantal dagdelen per week.

  • 5. Vergunningen voor tijdelijke standplaatsen worden, rekening houdend met het bepaalde in lid 3, afgegeven voor een in de betreffende vergunning vermelde periode. De maximale periode van een tijdelijke standplaats is vier maanden.

  • 6. Op het marktplein te Wijk en Aalburg zijn standplaatsen alleen toegestaan van woensdag tot en met zaterdag.

Artikel 15. Het aanzien, de hygiëne en de reiniging en inrichting van de standplaats

  • 1. De vergunninghouder is verplicht om de standplaats en de directe omgeving van de standplaats schoon te houden, zulks ter beoordeling van het college. Daarom dient de vergunninghouder er voor te zorgen dat er voldoende afvalbakken bij de standplaats aanwezig zijn.

  • 2. De vergunninghouder is verplicht ervoor te zorgen dat de standplaats en de directe omgeving van de standplaats, meteen na het beëindigen van de activiteiten, schoon worden gemaakt en dat alle afval wordt meegenomen.

  • 3. Indien de vergunninghouder handelt in strijd met artikel 15.1 en 15.2 dan heeft het college het recht om op kosten van de vergunninghouder de schoonmaakwerkzaamheden te laten uitvoeren.

  • 4. De vergunninghouder dient de door de gemeente gemaakte kosten binnen dertig dagen na ontvangst van de rekening te betalen.

  • 5. Vergunninghouder mag geen gebruik maken van voorzieningen tot versterking van geluid.

  • 6. Vergunninghouder mag maximaal twee statafels bij de standplaats plaatsen.

  • 7. Vergunninghouder mag geen terras inrichten, noch andere objecten bij de standplaats plaatsen.

  • 8. Om geluidhinder voor de omgeving te voorkomen, is het niet toegestaan om voor de stroomvoorziening gebruik te maken van een aggregaat.

  • 9. Vergunninghouder dient er op toe te zien dat zijn/haar klanten op een veilige manier hun voertuigen parkeren en geen schade veroorzaken aan de weg en bermen.

Artikel 16. Voertuigen

Het parkeren van grote voertuigen is niet toegestaan bij de standplaats. Onder grote voertuigen wordt verstaan voertuigen met een lengte van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter of een laadvermogen van meer dan 3.500 kilo.

Artikel 17. Persoonlijk innemen standplaats

  • 1. De standplaats moet door de vergunninghouder persoonlijk worden ingenomen.

  • 2. De vergunninghouder mag zich laten bijstaan door derden.

Artikel 18. Kennisgeving bij niet innemen standplaats wegens ziekte

  • 1. Vergunninghouders die wegens ziekte hun standplaats niet in kunnen nemen, stellen de gemeente daarvan schriftelijk in kennis.

  • 2. Bij plotselinge verhindering moet het college mondeling, telefonisch of via de mail worden ingelicht.

  • 3. Ingeval van langdurige verhindering wegens ziekte wordt iedere drie maanden een geneeskundige verklaring aan de gemeente overgelegd.

Artikel 19. Ontheffing persoonlijk innemen standplaats

In bijzondere gevallen, waaronder begrepen (langdurige) ziekte of afwezigheid wegens vakantie, kan na het schriftelijk indienen van een verzoek daartoe aan de vergunninghouder door of namens het college voor de resterende looptijd van de verleende vergunning ontheffing worden verleend van het bepaalde in artikel 17.1.

Artikel 20. Vervallen recht op vaste standplaats

Het recht op een vaste standplaats vervalt:

  • a)

    op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder;

  • b)

    bij overlijden van de standplaatshouder, tenzij het college overschrijving toestaat, zoals bedoeld in artikel 22;

  • c)

    in geval van ziekte, waardoor langer dan een half jaar onafgebroken geen standplaats wordt ingenomen.

Artikel 21. Gronden voor intrekking van de standplaatsvergunning

  • 1. Op grond van artikel 1:6 van de Algemene Plaatselijke Verordening Aalburg (APV) kan de verleende standplaatsvergunning worden ingetrokken:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

    • c.

      indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

    • d.

      indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn;

    • e.

      indien de houder dit verzoekt.

  • 2. Voorts kan de verleende standplaatsvergunning worden ingetrokken:

    • a.

      als gebleken is dat een ander dan de vergunninghouder de standplaats in gebruik heeft genomen zonder dat daarvoor ontheffing is verleend;

    • b.

      als een vergunninghouder gedurende 3 achtereenvolgende dagen of gedurende 5 dagen binnen een tijdvak van 3 maanden geen gebruik heeft gemaakt van de standplaats zonder een naar het oordeel van het college geldige reden;

    • c.

      bij herhaaldelijk overtreden van de vergunningsvoorschriften of deze beleidsregel;

    • d.

      als de verschuldigde leges niet tijdig zijn voldaan;

    • e.

      als de vergunninghouder zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • 3. Indien het college het voornemen heeft om de standplaatsvergunning in te trekken, gaat zij hiertoe niet over dan nadat de vergunninghouder in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord.

  • 4. Het college kan, indien zij onverwijld optreden noodzakelijk acht, de vergunninghouder in afwachting van de besluitvorming het recht ontzeggen om de standplaats gedurende een periode van maximaal vier weken daadwerkelijk te gebruiken.

Artikel 22. Rechtsopvolging

  • 1. Bij overlijden van de houder van een standplaatsvergunning, wordt de vergunning overgeschreven op de overblijvende echtgeno(o)t(e), dan wel duurzaam samenwonende partner, of een kind dat bij voortduring zijn ouder op diens standplaats heeft bijgestaan, mits een schriftelijk verzoek daartoe binnen twee maanden na het overlijden wordt ingediend.

  • 2. De standplaatsvergunning kan analoog aan het in lid 1 bepaalde ook overgeschreven worden bij blijvende arbeidsongeschiktheid of pensioen van de vergunninghouder, mits daartoe een schriftelijk verzoek wordt gedaan binnen vier weken na het bekend worden van de blijvende arbeidsongeschiktheid, dan wel vier weken voor aanvang van het pensioen.

  • 3. Bij het uitblijven van de verzoeken als bedoeld in lid 1 en 2, vervalt de vergunning.

Artikel 23. Verkoop e.d. van verkoopwagen

Wanneer een standplaatshouder zijn verkoopwagen, kraam etc. verkoopt, verhuurt of in gebruik geeft, verschaft dat de koper, huurder of gebruiker geen recht op toekenning van de standplaats.

Artikel 24. Overgangsbepaling

Voor standplaatshouders die niet voldoen aan de toetsingscriteria van het nieuwe beleid geldt een overgangsregeling. Zij kunnen hun huidige vergunning verlengen. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:

  • 1.

    De vergunning moet jaarlijks aangevraagd worden;

  • 2.

    Het recht op verlenging vervalt met ingang van 31 december 2015;

  • 3.

    De overige voorwaarden uit het nieuwe beleid zijn voorzover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 25. Slotbepaling

Het college behandelt aanvragen voor een standplaatsvergunning volgens deze beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

In de gevallen waarin deze beleidsregel niet of onvoldoende voorziet, beslist het college.

Artikel 26. Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit kan aangehaald worden als “Standplaatsenbeleid Aalburg 2014”

  • 2. Dit besluit treedt in werking één dag na die waarop het bekend is gemaakt.

Artikel 27. Intrekken oude beleidsregel

Met de vaststelling en de inwerkingtreding van deze beleidsregel wordt het op 21 februari 1984 vastgestelde gemeentelijke standplaatsen- en ventbeleid van de gemeente Aalburg ingetrokken.

Deze beleidsregel is vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Aalburg op 28 oktober 2014

burgemeester en wethouders van Aalburg,

de secretaris, B.A. Duijster

de burgemeester, A.M.T. Naterop

BIJLAGE 1

Overzicht en standplaatsenkaart maximum aantal standplaatsvergunningen tegelijkertijd per locatie

Beschrijving locaties standplaatsen

Kern

Locatie

Aantal

Bijzonderheden

Wijk en Aalburg

Markt

2

Alleen op wo tot en met za.

Wijk en Aalburg

Kromme Nol, busstation

1

Wijk en Aalburg

Kromme Nol, camperplaats

1

toestemming eigenaar vereist

Veen

parkeerterrein winkelvoorziening Groeneweg

2

toestemming eigenaar vereist

Meeuwen

standplaatsenvoorziening Hoek

3

Genderen

Kelderstraat

1

Genderen

standplaatsenvoorziening aan de Oegemastraat

2

Drongelen

parkeerterrein bij Dorpshuis

2

Drongelen

Veerpont

1

alleen tijdelijke standplaats

Babyloniënbroek

Parkeerterrein t.o. Broeksestraat 19

1

Bijlage 2 Aanvraagformulier standplaatsvergunning

Voor het innemen van een vaste of incidentele standplaats voor het verkopen of aanbieden van artikelen moet u een aanvraag indienen. Voor het innemen van een standplaats voor ideële doeleinden is ook een vergunning vereist . De behandeling van de aanvraag duurt ongeveer 6 weken. Vul hieronder alle gegevens in, ook dient u een situatietekening mee te sturen waarop u de standplaats hebt ingetekend. Voor het innemen van een standplaats voor ideële doeleinden is geen inschrijfnummer van de kamer van koophandel vereist.

1. Gegevens van de aanvrager

Naam en voorletters

Adres

Postcode en Woonplaats

Telefoonnummer

Email-adres

Inschrijfnummer van de Kamer van Koophandel

2. Gegevens van de standplaats

Soort standplaats: 0 Vast (vaste locatie voor onbepaalde tijd)

0 Tijdelijk (vaste locatie voor bepaalde tijd, niet langer dan 4 maanden)

0 Ideëel (standplaats voor niet-commerciële doeleinden

Omschrijving locatie van de standplaats (situatietekening bijvoegen)

dag/dagen en tijdstippen innemen standplaats

(maximaal 2 dagdelen per week)

Branche:

Welke artikelen worden er verkocht/aangeboden

Afmetingen van de verkoopwagen –kraam of tafel in meters*

*indien u een verkoopwagen heeft zowel de afmetingen van de ingeklapte als de uitgeklapte wagen

3. Ondertekening

Ondergetekende verklaart kennis te hebben genomen van de toelichting op het aanvraagformulier en de wijze van indienen.

Plaats, datum: Handtekening:

Toelichting aanvraagformulier

Dit formulier is ook digitaal in te vullen via de site van de gemeente: www.aalburg.nl

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een vaste of tijdelijke standplaats bent u leges verschuldigd. Voor het gebruik van openbare gemeentegrond bent u per strekkende meter plaatsruimte per periode huur verschuldigd. Hiervoor wordt een huurovereenkomst opgesteld.

Voor het innemen van een ideële standplaats worden alleen stroomkosten in rekening gebracht. Dit is alleen van toepassing als de standplaats meer dan 5 dagdelen zal worden ingenomen.

Ter zake kunt u nadere informatie inwinnen bij de gemeente Aalburg. Ook kunt u de legesverordening en het standplaatsenbeleid vinden op de site van de Gemeente Aalburg www.aalburg.nl

Aanvraag indienen bij:

Gemeente Aalburg

Afdeling Frontoffice

T.C. (Tineke) de Jong-van der Elburg

Grote Kerkstraat 32

Postbus 40

4260 AA Wijk en Aalburg

Telefoon : 0416 698719

Email : gemeente@aalburg.nl

Website : www.aalburg.nl

TOELICHTING BELEIDSREGEL STANDPLAATSENBELEID GEMEENTE AALBURG

Algemene toelichting

Artikel 5:18 van de Algemene plaatselijke verordening (APV) bepaalt dat het verboden is om zonder vergunning van het college op of aan de weg of aan een openbaar water dan wel op een andere – al dan niet met enige beperking – voor publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats een standplaats in te nemen teneinde goederen te koop aan te bieden dan wel diensten aan te bieden. Ook een rechthebbende op een perceel is het verboden om zonder vergunning van het college toe te staan dat een standplaats op zijn perceel wordt ingenomen.

In artikel 5:18 en artikel 1:8 van APV is bepaald dat een standplaatsvergunning geweigerd kan worden:

  • a)

    in het belang van de openbare orde

  • b)

    in het belang van het voorkomen of beperken van overlast (openbare veiligheid)

  • c)

    indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand”.

  • d)

    in het belang van bescherming van het milieu

  • e)

    vanwege de strijd met een geldend bestemmingsplan (Dit is een verplichte weigeringgrond)

  • f)

    indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

In deze beleidsregel worden keuzes gemaakt ten aanzien van de locaties waar standplaatsvergunningen voor kunnen worden verleend. Bij het bepalen van de locaties is het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast en de verkeersvrijheid en –veiligheid van doorslaggevende betekenis geweest. De standplaats dient het straatbeeld ook niet teveel te verstoren. Alleen voor de aangewezen locaties kunnen vaste standplaatsvergunningen afgegeven worden. De locaties zijn aangegeven op een bij deze beleidsregel behorende kaartjes.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

maakt onderscheid tussen vaste - en tijdelijke en ideële standplaatsen. Een vaste standplaats is een standplaats voor onbepaalde tijd voor een vast dagdeel per week. Een vergunning voor een tijdelijke standplaats kan worden verleend voor maximaal vier maanden. Ideële standplaatsen zijn standplaatsen die worden ingenomen voor niet-commerciële doeleinden (bijvoorbeeld voor de plaatselijke verenigingen, een goed doel of voor voorlichtingsdoeleinden). Niet als standplaats wordt aangemerkt het innemen van een Koek-en-Zopie stand indien er op de lokale wateren geschaatst wordt en ten behoeve van de bezoekers daarvan een hapje en een drankje wordt verkocht. Uiteraard laat dit onverlet dat mogelijk andere vergunningen hiervoor wel vereist kunnen zijn.

Artikel 2

is een uitwerking van de weigeringgronden, zoals die zijn opgenomen in de APV.

Artikel 3

definieert wanneer de beleidsregel niet van toepassing is. In ieder geval is de beleidsregel niet van toepassing op standplaatsen op de weekmarkt. In dat geval is de Verordening Markt van de gemeente Aalburg van toepassing. Ook is de beleidsregel niet van toepassing op standplaatsen bij evenementen. Standplaatsen bij evenementen worden gereguleerd via de verleende evenementenvergunning.

Artikel 4

geeft het college de mogelijkheid om bij het verlenen van de vergunning een afweging te maken over het aantal dagdelen, de tijden en de artikelgroep (branche) waarvoor de vergunning verleend wordt. Per locatie kan een maximum aantal vergunningen voor dezelfde dag en tijd verleend worden. Het college streeft naar een gevarieerd aanbod van producten en aanbieders.

Concurrentieoverwegingen zullen daarbij uiteraard geen rol spelen. Het is in het belang van de openbare orde om het aantal vergunningen per locatie te beperken. Ook kan zo verkapte weekmarktvorming voorkomen worden. In verband met de leefbaarheid in de kleine kernen zijn er meer standplaatsen tegelijkertijd mogelijk.

Artikel 5

regelt de leges voor de aanvraag van een standplaatsvergunning.De leges zijn opgenomen in de legesverordening. Verder is bepaald dat voor het gebruik van de gemeentegrond en het gebruik van de eventuele aanwezige stroomvoorziening een huurovereenkomst moet worden aangegaan. De huurovereenkomst is alleen van toepassing op locaties op gemeentegrond. In lid 3 is bepaald dat voor een standplaats voor een ideëel doel alleen stroomkosten verschuldigd zijn. Deze worden alleen in rekening gebracht als de standplaats meer dan vijf dagdelen zal worden ingenomen. Dit is om te voorkomen dat de kosten van het innen meer zijn dan het te innen bedrag.

Artikel 6

bepaalt wie voor een standplaatsvergunning in aanmerking kan komen. Door te bepalen dat aan een persoon slechts één standplaatsvergunning en slechts eenmaal in de drie maanden een tijdelijke standplaats toegekend kan worden, wordt voorkomen dat één persoon alle standplaatsen inneemt.

Artikel 7

bepaalt dat de aanvraag schriftelijk ingediend moet worden door middel van het vastgestelde formulier. Bij de aanvraag dient een kopie van het legitimatiebewijs en een situatietekening gevoegd te worden.

Artikel 8

geeft aan dat toewijzing vergunning geschiedt op basis van binnenkomst complete aanvraag bij de gemeente. Bij gelijktijdige binnenkomst voor eenzelfde locatie vindt toewijzing plaats door middel van loting.

Artikel 9

geeft aan op grond waarvan een vergunning kan worden geweigerd en dat er voorwaarden aan de vergunning kunnen worden verbonden.

Artikel 10

bepaalt dat standplaatsen moeten worden ingenomen met een verplaatsbaar voertuig. Het is dus niet mogelijk om voor een kiosk of ander permanent gebouw een standplaatsvergunning aan te vragen.

Artikel 11 en 12

wijzen de locaties aan waarvoor standplaatsvergunningen aangevraagd kunnen worden. Bij het aanwijzen van de locaties is een afweging gemaakt met betrekking tot een aanvaardbare omvang van mogelijk te verwachten overlast voor omwonenden, voetgangers en ander verkeer. Daarbij is ondermeer gekeken naar de verkeersaantrekkende werking van standplaatsen, lawaai, geuroverlast (bijv. bak- en braadlucht, vislucht) en het in beslag nemen van parkeerruimte. Tenslotte is rekening gehouden met de toegankelijkheid voor hulpverleningsdiensten, kabels/leidingen en rioolputten. Standplaatsen mogen nooit verkeersgevaarlijke situaties opleveren doordat zij bijvoorbeeld het zicht op naderend verkeer ontnemen.

Voor het innemen van een tijdelijke standplaats, moet in eerste instantie gebruik worden gemaakt van één van de locaties genoemd in artikel 9. Indien een andere locatie meer gewenst is, kan dit gemotiveerd worden aangevraagd.

Artikel 13

bepaalt dat het college in geval van onvoorziene omstandigheden van tijdelijke aard (zoals wegwerkzaamheden, calamiteiten, onderhouds- en nieuwbouwactiviteiten,evenementen) in geval van de vaste standplaatsen een andere locatie kan aanwijzen. Indien de standplaats met spoed benodigd is, dient de standplaats onmiddellijk te worden ontruimd, zonder dat er recht ontstaat op een vervangende locatie, c.q. schadevergoeding, hoe ook genaamd.

Artikel 14

bepaalt voor welke dagen en binnen welke tijdspanne vergunningen afgegeven kunnen worden. In het kader van de administratieve lastenverlichting worden vergunningen voor vaste standplaatsen uitgegeven voor onbepaalde tijd. Bij relevante wijzigingen of overtredingen kan de vergunning altijd worden ingetrokken.

Het college heeft als (seizoens)producten en –artikelen aangewezen: consumptie-ijs, kerstbomen, oliebollen en seizoensfruit.

Artikel 15

bepaalt de hygiëne en reiniging en de inrichting van de standplaats. Ter voorkoming van verontreiniging van de standplaats moet de vergunninghouder voldoen aan bepaalde voorschriften en heeft het college de mogelijkheid deze af te dwingen. Het is niet toegestaan om een terras in te richten bij de standplaats.

Artikel 16

bepaalt dat er geen grote voertuigen bij de standplaats mogen blijven staan.

Artikel 17

bepaalt dat de standplaatsvergunning persoonsgebonden is, hetgeen inhoudt dat de vergunning in principe niet overdraagbaar is. De vergunninghouder is verplicht om zelf de standplaats in te nemen. De vergunninghouder mag wel derden inschakelen die hem bij de verkoop van producten etc. behulpzaam zijn.

Artikel 18

bepaalt wat de vergunninghouder moet doen wanneer hij door ziekte niet in staat is om persoonlijk de standplaats in te nemen.

Artikel 19

bepaalt dat de vergunninghouder in bijzondere omstandigheden ontheffing kan vragen van het persoonlijk innemen van de standplaats. De ontheffing geldt maximaal voor de resterende duur van de vergunning. In geval van vakantie of een voorzienbare ziekteperiode zal de ontheffing slechts voor die periode verleend worden.

Artikel 20

bepaalt wanneer het recht op een vaste standplaats vervalt.

Artikel 21

bepaalt wanneer een verleende standplaatsvergunning kan worden ingetrokken. Vooruitlopend op de intrekking kan het college de vergunninghouder maximaal vier weken het recht ontzeggen om de standplaats daadwerkelijk te gebruiken. In die periode dient hoor en wederhoor plaats te vinden, voordat definitief over de intrekking besloten wordt.

Artikel 22

bepaalt dat het college kan besluiten om een standplaatsvergunning in specifiek benoemde omstandigheden en na een schriftelijk verzoek daartoe over te schrijven op een partner of kind die de vergunninghouder heeft bijgestaan op de standplaats. Op het aanvraagformulier wordt daarom opgave gevraagd van diegenen die de vergunninghouder bijstaan.

Artikel 23

bepaalt dat aan de verkoop van de verkoopwagen/kraam geen enkel recht tot overdracht van de standplaatsvergunning kan worden ontleend.

Artikel 24

regelt het overgangsrecht voor bestaande vergunningen.

Artikel 25

bepaalt dat het college kan beslissen in gevallen waarin de beleidsregel niet of onvoldoende voorziet.

Artikel 26

bepaalt de aanduiding van de beleidsregel en wanneer de beleidsregel in werking treden.

Artikel 27

bepaalt wanneer de oude beleidsregel hun werking hebben verloren.