Regeling vervallen per 01-01-2021

Opslag en verkoop van consumentenvuurwerk

Geldend van 16-08-2005 t/m 31-12-2020

Intitulé

Opslag en verkoop van consumentenvuurwerk

 Vastgesteld door burgemeester en wethouders op 16 augustus 2005

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1

    • a.

      consumentenvuurwerk; vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

    • b.

      fop- en schertsvuurwerk; vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik, maar wordt genoemd in bijlage 1 van de Regeling Nadere eisen aan vuurwerk. De lading van fop en schertsvuurwerk is (veel) kleiner dan de lading van overig consumentenvuurwerk. Het gaat hierbij onder meer om boobytraps, sterretjes, knalbonbons, confettibonnen, trektouwtjes, Bengaalse lucifers en Bengaalse handfakkels.

    • c.

      bewaarplaats; besloten ruimte, bestemd voor het bewaren van verpakt consumentenvuurwerk.

    • d.

      bufferbewaarplaats; besloten ruimte, waarin verpakt consumentenvuurwerk uit de transportverpakking wordt genomen voor het samenstellen van vuurwerkpakketten of bestellingen voor een klant en het aansluitend bewaren van onverpakt consumentenvuurwerk, al dan niet tezamen met verpakt consumentenvuurwerk

    • e.

      verkoopruimte; besloten ruimte de geheel of gedeeltelijk toegankelijk is voor het publiek en waarin de verkoop en aflevering van consumentenvuurwerk plaatsvindt.

    • f.

      vuurwerkverkooppunt; een inrichting welke bestaat uit een verkoopruimte, bewaarplaats en een bufferbewaarplaats.

Artikel 2

  • 1 Een vuurwerkverkooppunt moet voldoen aan de eisen zoals aangegeven in het Vuurwerkbesluit en de Wet milieubeheer.

Artikel 3

  • 1 Ten hoogste één vuurwerkverkooppunt voor de verkoop van consumentenvuurwerk, niet  zijnde fop- en schertsvuurwerk, wordt per kern toegestaan voor de kernen Wijk en Aalburg, Veen, Genderen en Eethen.

Artikel 4

  • 1 In de niet in artikel 3 genoemde gebieden, waaronder het buitengebied, wordt géén vergunning verleend voor de verkoop van vuurwerk.

Artikel 5

  • 1 Een vergunning voor het verkopen van vuurwerk wordt geweigerd, indien het in een van de volgende bestemmingen plaatsvindt:- wonen;- maatschappelijke, culturele of bijzondere voorzieningen,- winkelcentra, zijnde geheel of gedeeltelijk overkapte, voor het publiek toegankelijke ruimte;- verkoopruimte voor motorbrandstoffen;- grootschalige winkels, zoals bijvoorbeeld warenhuizen, bouw- en supermarkten en daarmee vergelijkbare winkelobjecten, tenzij deze beschikken over een afzonderlijke verkoopruimte, welke ook voorzien moet zijn van een eigen toegangsdeur, uitkomende op de openbare weg;- overdekte en open parkeergarages; en- markten.

Artikel 6

  • 1 Het college heeft de bevoegdheid om een vergunning te weigeren of in te trekken indien er aanleiding bestaat tot het vermoeden dat de beschikking mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feitenverkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt om strafbare feiten te plegen, of indien het vermoeden bestaat dat  ter verkrijging van de vergunning een strafbaar feit is gepleegd. Hiertoe wordt in voorkomende gevallen advies gevraagd aan het Bureau BIBOB.

Ondertekening

Aalburg, 16 augustus 2005burgemeester en wethouders van Aalburg,
A.G. Dolislager F. Buijserdsecretaris burgemeester

Toelichting 1

InleidingIn 1999 werd naar schatting meer dan 8 miljoen kilogram vuurwerk (1) Nederland binnengebracht om hier te worden verhandeld en vervolgens tot ontbranding te worden gebracht bij evenementen, voorstellingen en tijdens de jaarwisseling. Sindsdien is deze hoeveelheid alleen maar toegenomen. Doordat vuurwerk voorzien is van een snel verbrandend mengsel van zuurstofleverende stoffen enbrandbare stoffen, levert dit product tijdens alle schakels van de keten - van productie tot en met ontbranding - gezondheids- en veiligheidsrisico's op. Die risico's worden nog eens vergroot, doordat jaarlijks allerlei soorten vuurwerk, die wegens de hieraan verbonden gevaren als consumentenvuurwerk zijn verboden, in grote hoeveelheden worden verkocht aan en afgestoken door particulieren. Juist door dergelijk vuurwerk gaat er iedere jaarwisseling veel mis (2). De materiële schade aan huizen en straatmeubilair is jaarlijks groot. Ook de opslag van verboden consumentenvuurwerk levert grote veiligheidsrisico's op. Dit vuurwerk wordt grotendeels opgeslagen in schuren, kelderboxen, garageboxen en dergelijke, buiten het zicht van gemeenten, politie en brandweer. De jaarlijkse omzet in verboden consumentenvuurwerk loopt naar schatting in detientallen miljoenen euro’s en de winstmarges kunnen flink oplopen. Omdat er met vuurwerk veel geld kan worden verdiend, in het bijzonder met de handel in (verboden) consumentenvuurwerk, mag er, zoals de praktijk heeft uitgewezen, niet op worden vertrouwd dat bij de handel in vuurwerk betrokken bedrijven en personen uit zichzelf bereid zijn tot zorgvuldige naleving van de vuurwerkregelgeving en maximale risicobeperking. De vuurwerkbranche kan niet worden beschouwd als een doorsneebranche. Uit de vuurwerkramp in Enschede heeft de regering de conclusie getrokken dat zowel de regelgeving als de handhaving moest worden verbeterd. Dit heeft er toe geleid dat op 1 maart 2002 allerlei bestaande regelingen zijn vervangen door één nieuwe regeling: het Vuurwerkbesluit (Vwb)  (3). Dit besluit beoogt, in combinatie met nog enkele andere regelingen, te voorzien in een toereikende bescherming tegen de risico's voor mens en milieu van alle soorten vuurwerk bestemd om voor vermakelijkheidsdoeleinden tot ontbranding te worden gebracht, gedurende de gehele productlevenscyclus. Het nieuwe besluit maakt onder meer onderscheid tussen consumenten- en professioneel vuurwerk, hanteert strikte veiligheidsafstanden voor vuurwerkbedrijven in relatie tot de bebouwde omgeving en stelt scherpere eisen aan de opslag van vuurwerk. Naar aanleiding van de vuurwerkramp in Enschede en de aanwezigheid van meerdere verkooppunten in de gemeente, is er behoefte om met aanvullend beleid te komen ten aanzien van deze bedrijven. Activiteiten met vuurwerk brengen, vanwege de aard van de voorwerpen, risico's met zich mee voor de direct betrokkenen en voor de omgeving. Tot de inwerkingtreding van het (nieuwe) Vuurwerkbesluit waren een zestal inrichtingen die vuurwerk verkochten. Na inwerkingtreding is er één verkooppunt voor vuurwerk en, vanwege de hoge investeringen, één verkooppunt voor fop- en schertsvuurwerk (zogenaamd kindervuurwerk) overgebleven. Het overgangsrecht was geregeld in het Vuurwerkbesluit. Bedrijven die vuurwerk opslaan hadden tot 1 maart 2004 de tijd om aan de nieuwe regels te voldoen. Momenteel is er géén sprake meer van overgangsrecht. 

Het in de voorliggende notitie opgenomen beleid dient beschouwd te worden als een beleidsregel als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht. Deze beleidsregel wordt vastgesteld vóór de start van het verkoopseizoen 2005. 

Opslag en verkoop van consumentenvuurwerk.Tot 2004 waren in Aalburg tijdens de jaarwisseling een zestal bedrijven actief met de verkoop van vuurwerk aan consumenten. Vier bedrijven verkochten de rest van het jaar andere producten (bijv. groothandel in aardewerk potten, sportartikelen annex dierenspeciaalzaak, dumpgoederen en audio/video). Daarnaast waren er twee particulieren actief met verkoop van vuurwerk. Door de inwerkingtreding van het Vuurwerkbesluit, zijn het aantal verkooppunten drastisch teruggebracht.Door het moeten voldoen aan de wettelijke regels bleek de verkoop voor vier (feitelijk 5, gezien de verkoop van fop- en schertsvuurwerk) verkooppunten financieel niet langer interessant. De verkoop is slechts toegestaan op 29, 30 en 31 december met dien verstande dat als een van deze dagen een zondag is, het verbod eveneens op die zondag geldt. In dat geval mag het vuurwerk op 28 december ter beschikking worden gesteld (4). De opslag van vuurwerk is, mits het bedrijf voldoet aan de eisen, het gehele jaar door toegestaan. Controle op naleving van opslag en verkoop van vuurwerk vindt tot op heden jaarlijks plaats. Gemeente, brandweer en politie treden daarbij gezamenlijk op. In de laatste jaren werden er slechts kleine overtredingen geconstateerd van de verkoop- en opslagregels. Het besluit heeft betrekking op het zogenaamde consumentenvuurwerk, dat wil zeggen vuurwerk dat doorparticulieren wordt afgestoken tijdens de jaarwisseling. De volgende soorten vuurwerk kunnen niet worden aangemerkt als vuurwerk als bedoeld in het besluit:- Het zogenaamde grote of andersoortige vuurwerk, dat wil zeggen vuurwerk dat door bedrijven bijvoorbeeld bij evenementen en in theaters wordt afgestoken. Ingevolge artikel 41 van het Reglement gevaarlijke stoffen heeft het bedrijf voor het bezigen van deze soorten vuurwerk een vergunning van de minister van Verkeer en Waterstaat nodig. Via het evenementenartikel in de APV kan de gemeente bepalen of er toestemming verleend kan worden voor het afsteken van vuurwerk en of er in verband met de openbare orde en de veiligheid voorschriften aan de activiteiten verbonden moeten worden.- Producten die reeds in de Schepenwet (Stb. 1909, 219), de Wet wapens en munitie (Stb. 1986, 41), de Jachtwet (Stb. 1954, 523) of het Warenwetbesluit speelgoed (Stb. 1991, 269) zijn geregeld. Met name klappertjes voor speelgoedpistolen en geregelde seinhulpmiddelen worden dus niet als vuurwerk aangemerkt.- Tevens is een aantal bepalingen niet van toepassing op fop- en schertsvuurwerk, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de Regeling nadere eisen aan vuurwerk (bijvoorbeeld sterretjes, knalbonbons en confettibommen). Dit vuurwerk is het hele jaar door verkrijgbaar en kan ook gedurende het hele jaar worden afgestoken. Fop- en schertsvuurwerk mag tot 200 kg in de winkel aanwezig zijn buiten verkooptijden. (5)Naar aanleiding van de vuurwerkramp in Enschede en het relatief hoge aantal potentiële verkooppunten in de gemeente, is er behoefte om met aanvullend beleid te komen ten aanzien van deze bedrijven. Activiteiten met vuurwerk brengen, vanwege de aard van de voorwerpen, risico's met zich mee voor de direct betrokkenen en voor de omgeving. Hieronder wordt achtereenvolgens alle relevante wetgeving besproken ten aanzien van consumentenvuurwerk en wordt aangegeven hoe invulling aan deze vergunningen wordt gegeven. In het laatste hoofdstuk wordt het plan van aanpak handhaving en de afstemming tussen en de bevoegdheden van de diverse partijen besproken. Delaatste paragraaf bevat de beleidsregels. 

Wettelijk kader met betrekking tot vuurwerkHet is van belang een duidelijk onderscheid te maken tussen de verschillende wettelijke verplichtingen die gelden voor het opslaan, het verkopen en het afsteken (bezigen) van consumentenvuurwerk. In deze notitie wordt geen aandacht besteed aan de opslag en het bezigen van professioneel vuurwerk (dit komt in Aalburg nog niet voor, daarbij is de provincie voor dergelijke bedrijven bevoegd gezag). In deze nota komen achtereenvolgens aan de orde: het Vuurwerkbesluit; de Wet milieubeheer, de Woningwet / Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Algemene Plaatselijke Verordening. 

VuurwerkbesluitIn het Vuurwerkbesluit zijn uniforme verkoopregels voor consumentenvuurwerk opgenomen. Alleen op aangewezen dagen mogen particulieren vuurwerk aanschaffen. Het Vuurwerkbesluit staat het afsteken van consumentenvuurwerk door particulieren alleen toe tussen 31 december 10.00 uur en 1 januari 02.00 uur van het volgende jaar. Afsteken van consumentenvuurwerk door particulieren is niet toegestaan op andere dagen dan bovengenoemde periode. Een gemeente kan via de APV aanvullende maatregelen treffen omtrent de verkoop en het afsteken van vuurwerk. Het Vuurwerkbesluit (Vwb) is gebaseerd (6) op de Wet milieubeheer, de Wet milieugevaarlijke stoffen, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, de Wet rampen en zware ongevallen en de Arbeidsomstandighedenwet 1998. Het besluit bevat voorschriften voor de in-, uit- en doorvoer, het vervaardigen, het vervoer, de registratie, het voorhanden hebben, het opslaan, het ter beschikking stellen en het tot ontbranding brengen van zowel consumentenvuurwerk als professioneel vuurwerk.Om de uitvoerbaarheid van het Vuurwerkbesluit te verbeteren, is het Vuurwerkbesluit in 2004 gewijzigd. Het wijzigingsbesluit moet ook de handhaafbaarheid ervan vergroten. Het wijzigingsbesluit van 16 januari 2004 is gepubliceerd in Staatsblad 26. Het wijzigingsbesluit van 11 maart 2004 is gepubliceerd in Staatsblad 133.Nieuw in het besluit is - naast de aangescherpte eisen voor de opslag van vuurwerk - dat voortaan strikte veiligheidsafstanden gelden die door de overheid bij de verlening van een milieuvergunning voor een vuurwerkbedrijf en bij de vaststelling van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden. In de bijlagen 1, 2 en 3 behorende bij het Vuurwerkbesluit zijn voorschriften opgenomen met betrekking tot de opslag van vuurwerk. Ingevolge de overgangsbepaling (7) blijven voor inrichtingen die krachtens het Besluit opslag vuurwerk (Bov) gemeld zijn voor de datum inwerkingtreding van het Vwb, de voorschriften bij of krachtens het Bov gelden, tot uiterlijk 2 jaar na de inwerkingtreding van het Vwb. Voor inrichtingen die een Wm-vergunning voor de opslag hebben, blijven gedurende maximaal twee jaar de voorschriften uit die vergunning gelden. Het bevoegd gezag kan nadere eisenstellen met betrekking tot de voorschriften uit bijlage 1 en 2 op grond van de artikelen 2.2.3, 3.2.2 Vwb.De betreffende voorschriften zijn onder te verdelen in gedragsvoorschriften, voorschriften met betrekking tot de constructie van ruimtes waarin vuurwerk kan worden opgeslagen of aanwezig kan zijn en voorschriften met betrekking tot de veiligheidsafstanden. Voor de opslag van consumentenvuurwerk zijn in bijlage 3 van het besluit veiligheidsafstanden bepaald. Binnen de veiligheidsafstanden mag geen kwetsbaar object zijn gesitueerd of geprojecteerd. Dit betekent dat zich binnen die afstand geen gebouwen of terreinen waar mensen kunnen verblijven (zoals woningen, werklocaties en wegen), mogen bevinden en evenmin mogen binnen die afstanden dergelijke kwetsbare objecten zijn gepland. Artikel 1.1.1 Vwb geeft een lijst van objecten die als kwetsbaar moeten worden beschouwd. Hoofdstuk 4 van het Vwb geeft nadere regels met betrekking tot het vaststellen van de in een specifiek geval geldende veiligheidsafstanden. Op grond van overgangsbepaling artikel 5.3.2 Vwb moesten inrichtingen die niet voldoen aan de veiligheidsafstanden, daaraan voldoen binnen twee jaar na inwerkingtreding van het Vwb (8).Wet milieubeheerInrichtingen waar consumentenvuurwerk bedrijfsmatig wordt opgeslagen moeten op grond van de Wet milieubeheer (Wm) worden aangemerkt als inrichtingen die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken. Hoofdstuk 8 van de Wm bevat regelingen voor vergunningen en algemene regels voor deze inrichtingen. Bij vergunningen is sprake van een individuele beoordeling van de inrichting, op grond waarvan een op de inrichting afgestemd pakket van voorschriften wordt opgesteld. Inrichtingen waar 1.000 kg of minder aan vuurwerk wordt opgeslagen vallen onder algemene regels. De algemene regels komen in de plaats van de vergunning. Devergunningverlening voor bedrijven en het toezicht op de naleving daarvan is primair de bevoegdheid van de gemeente. Bij een opslag van 1.000 kg of meer is een milieuvergunning vereist. 

Vuurwerkbesluit (algemene regels)Voor vuurwerkinrichtingen voor consumentenvuurwerk, waar maximaal 1.000 kg vuurwerk wordt opgeslagen, en verkocht, is uitsluitend het Vuurwerkbesluit van toepassing. Met een zogenaamd meldingsformulier kunnen ondernemers bij de gemeente melden dat er in hun bedrijf sprake is van vuurwerkopslag en -verkoop waarvoor geen milieuvergunning nodig is. Door dit formulier volledig ingevuld in te dienen, wordt aan de meldingseisen van het Vuurwerkbesluit voldaan. De eisen waaraan deze melding moet voldoen, zijn genoemd in artikel 2.2.4 van het Vuurwerkbesluit.Vergunningplichtige inrichtingenVuurwerkinrichtingen voor consumentenvuurwerk waar méér dan 1.000 kg vuurwerk wordt opgeslagen zijn vergunningplichtig in het kader van artikel 8.1 van de Wm. De gemeente is het bevoegd gezag voor vuurwerkopslagen tot ten hoogste 10.000 kg consumentenvuurwerk. De provincie is het bevoegd gezag als meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk wordt opgeslagen of opslag van professioneel vuurwerk plaatsvindt. In Aalburg is één vergunningplichtig bedrijf gevestigd, waarbij het college het bevoegd gezag is. Bij de beoordeling van een vergunningaanvraag moet het Alara-principe (As low as reasonably achieveable) en de stand der techniek betrokken worden. Op grond hiervan moeten inrichtingen, die voornemens zijn om meer dan 1.000 kg consumentenvuurwerk op te slaan, deze hoeveelheden vuurwerk ook binnen drie dagen verkopen en herverpakken. Bij deze hoeveelheden kan de vergunninghouder niet garanderen dat in de verkoopruimte steeds minder dan 50 kg vuurwerk aanwezig is (gezamenlijke hoeveelheid in de winkel en in het bezit van bezoekers). In die situaties is een hoeveelheid vuurwerk tussen 50 en 250 kg in de verkoopruimte toelaatbaar, indien in de verkoopruimte boven de verkoopplaats een handbediende sprinklerinstallatie aanwezig is. Dit oordeel is gebaseerd op het Handboek milieuvergunningen.Gelijkluidende overwegingen gelden voor de herverpakruimte en de opslagruimte. Samengevat is het standpunt bij vergunningverlening boven de 1.000 kg dat alle ruimtes waar vuurwerk aanwezig is of kan zijn, voorzien moeten zijn van een sprinklerinstallatie. Daarnaast kan in de milieuvergunning worden voorgeschreven dat de drijver van de inrichting in overleg met de brandweer een aanvalsplan moet opstellen dat essentiële gegevens bevat met betrekking tot de inrichting. 

Bouwvergunning en bestemmingsplanIn de Woningwet wordt onder andere het bouwvergunningsstelsel geregeld. Tevens zijn in de Woningwet de voorwaarden opgenomen waarop een bouwvergunning mag en moet worden geweigerd, indien het bouwwerk in strijd is met de voorschriften zoals deze zijn opgenomen in de Algemene Maatregelen van Bestuur, het Bouwbesluit;- het bouwwerk voldoet niet aan de voorschriften van de bouwverordening;- het bouwwerk is in strijd met een bestemmingsplan of de krachtens zodanig plan gestelde eisen;- het bouwwerk voldoet niet aan redelijke eisen van Welstand;- voor het bouwwerk is een vergunning ingevolge de Monumentenwet of een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening vereist en deze is geweigerd.Voor het oprichten van een vuurwerkkluis, een vuurwerkbunker of het veranderen van het gebruik van een gebouw dient een bouwvergunning aangevraagd te worden. Veel weigeringsgronden zoals deze opgenomen zijn in de Woningwet zijn weinig of niet relevant bij de toetsing van een (inpandige) vuurwerkkluis. De enige weigeringsgrond die te allen tijde aanwezig is, is de strijdigheid met een bestemmingsplan of de krachtens zodanig plan gestelde eisen. Op basis van de geldende bestemmingsplannen en de stedenbouwkundige voorschriften, zoals deze gesteld zijn in de Aalburgse Bouwverordening, wordt getoetst of een bouwwerk en het gebruik ervan passen in de terplaatse geldende regelgeving. Het ruimtelijke beleid, zoals dit is vastgesteld, voorziet niet in de vraag of vuurwerkopslag of -verkoopplaatsen ergens gevestigd mogen worden. Stedenbouwkundig dient de opslag van vuurwerk beschouwd te worden als opslag van materialen. Indien er geen andere Toelichting bij de voorschriften opslag verkoop consumentenvuurwerk 5 voorzieningen in een bestemmingsplan zijn opgenomen over de soort materialen die opgeslagen mogen worden, is dus allerlei opslag mogelijk, dus ook vuurwerk. Indien het bouwwerk is gelegen in gebieden waar de stedenbouwkundige voorschriften van de Bouwverordening van kracht zijn, zijn ergeen gebruiksbepalingen van kracht en kan dus op basis hiervan opslag van materiaal op elke plaats gerealiseerd worden. Tijdelijke verkoop van koopwaar wordt in het ruimtelijk beleid niet beschouwd als detailhandel. In het ruimtelijk beleid is gesteld dat indien er sprake is van detailhandel dit wel dient te voldoen aan een aantal bepalingen. Eén daarvan is dat de verkoop langer dient te duren dan een bepaalde periode en zeer regelmatig dient voor te komen. Het gedurende drie dagen verkopen van vuurwerk valt onder de gestelde norm en wordt daarom beschouwd als kortstondig afwijkend gebruik en wordt dus toegestaan. Uit bovenstaand gedeelte kan geconcludeerd worden dat in de geldende bestemmingsplannen of andere regelgevingen, opslag en verkoop van vuurwerk op vele plaatsen in de gemeente mogelijk is. De voorschriften zoals deze gesteld worden in andere vergunningen dienen dan de beperkende maatregelen aan te brengen om onveilige situaties te voorkomen. Ongewilde situaties zijn op basis van de bestaande landelijke en gemeentelijke regelgeving niet of zeer moeilijk te voorkomen. 

GebruiksvergunningMet het oog op een wijze van gebruik van gebouwen die uit brandveiligheidsoverwegingen verantwoord is, mogen - volgens hoofdstuk 6 van de bouwverordening - diverse categorieën gebouwen niet worden geëxploiteerd zonder een gebruiksvergunning van burgemeester en wethouders. Het betreft hier onder andere gebouwen waarin:a. meer dan 50 personen structureel tegelijk aanwezig zijnb. gebouwen waar brandgevaarlijke stoffen worden opgeslagen.De detailhandel in vuurwerk valt in ieder geval onder het criterium genoemd onder b. Ook het criterium genoemd onder a. wordt bij sommige detailhandels in vuurwerk mogelijk overschreden. Dit komt onder andere omdat het vuurwerk binnen een periode van drie dagen verkocht moet worden waardoor rond de jaarwisseling grote aantallen bezoekers de betreffende winkels bezoeken. Tevens komt het steeds vaker voor dat grote warenhuizen, zoals bouwmarkten, vuurwerk willen gaan verkopen. De gebruiksvergunningplicht wordt bepaald aan de hand van risico's bij brand, waarbij vooral de mogelijkheid tot ontruiming en de zelfredzaamheid van mensen én het aanwezig zijn van risicoverhogende stoffen bepalende factoren zijn. De eisen die aan een gebruiksvergunning gesteld worden zijn primair gebaseerd op de veiligheid van mensen, vertaald in voorzieningen voor vluchtwegen, alarmerings- en blusinstallaties. Met de wettelijke reguleringen die eerder opgesomd zijn, ontstaan veel overlappingen. Hierdoor en mede omdat het fenomeen gebruiksvergunning een relatief nieuw reguleringsinstrument is, zijn er voor de detailhandel in consumentenvuurwerk tot op heden geen gebruiksvergunningen verleend. De gebruiksvergunning is een middel om het brandveilig gebruik te optimaliseren en daarmee in geval van detailhandel in consumentenvuurwerk, de veiligheid van werknemer en consument te vergroten. 

Algemene Plaatselijke VerordeningHet Vuurwerkbesluit kent uniforme verkoopregels voor consumentenvuurwerk. Vanuit de optiek openbare orde en -veiligheid heeft de gemeente in de APV bepaald dat voor het verkopen van consumentenvuurwerk een verkoopvergunning vereist is. Het college kan op grond van artikel 2.6.2 APV een verkoopvergunning afgeven. Zelfs indien een verkooppunt voldoet aan de milieuhygiënische (opslag)eisen van het Vuurwerkbesluit en de voorschriften van de Wet milieubeheervergunning, mag geen verkoop plaatsvinden als de gemeente geen verkoopvergunning verleent. Artikel 2.3.4 Vuurwerkbesluit verbiedt consumentenvuurwerk aan een particulier bedrijfsmatig ter beschikking te stellen op een andere plaats dan een verkoopruimte die voldoet aan de in bijlage 1 gestelde voorschriften en de door het bevoegd gezag overeenkomstig artikel 2.2.3 gestelde nadere eisen. Een verkoopvergunning kan daarom niet worden verleend aan bijvoorbeeld mobiele verkooppunten of zogenaamde deurventers. Ieder jaar opnieuw moeten de detaillisten de verkoopvergunning aanvragen. In het kader van de openbare orde en -veiligheid kunnen aan de verkoopvergunning voor vuurwerk voorwaarden worden verbonden dan wel kan de verkoopvergunning worden geweigerd.Wanneer de voorwaarden uit de verkoopvergunning overtreden worden volgt direct de sanctie dat de verkoopvergunning wordt ingetrokken of het jaar daarop niet meer wordt verleend. De verkoopvergunning is daarom een instrument dat zowel preventief als repressief effectief inzetbaar is.Op de gemeentelijke pagina in het Nieuwsblad van Altena, wordt de lijst met legale verkooppunten (d.w.z. in het bezit van een verkoopvergunning) gepubliceerd. De verkoopvergunning wordt gebruikt om het aantal verkooppunten consumentenvuurwerk te reguleren door het vaststellen van een maximum aantal verkooppunten voor de hele gemeente, het voeren van een spreidingsbeleid, gerelateerd aan het aantal kernen. De verkoopvergunning kan worden geweigerd in het belang van de openbare orde en het voorkomen of beperken van overlast. Bij de beoordeling of een verkoopvergunning wordt verleend, wordt rekening gehouden met de resultaten van de jaarlijksecontroles van politie, brandweer of de afdeling milieu van de gemeente.InspraakHet in deze notitie opgenomen beleid dient te worden aangemerkt als een beleidsregel op grond van de Algemene wet bestuursrecht. Op grond van de Inspraakverordening van de gemeente Aalburg dient over deze beleidsnotitie inspraak te worden gehouden. Op 2 juni 2005 wordt in de publicatierubriek van de gemeente Aalburg in het Nieuwsblad, dat huis-aan-huis wordt verspreid in het Land van Heusden en Altena, bekend gemaakt dat het ontwerp van deze beleidsnotitie vanaf woensdag 8 juni 2005 gedurende 4 weken ter inzage ligt. Tijdens de inspraakperiode van 4 weken kunnen inwoners en andere belanghebbenden inspraakreacties kenbaar maken bij burgemeester enwethouders. Naast de bovengenoemde publicatie, is het ontwerp van deze notitie in het kader van de inspraak toegestuurd aan de vergunninghouders vuurwerkverkoop, zoals die vóór de inwerkingtreding van het Vuurwerkbesluit bekend waren bij de gemeente. Tevens is de notitie verzonden aan het lokale politieteam, het vuurwerkteam van de regionale politie, de vuurwerkcoördinator van de provincie Noord-Brabant en de gemeenten Werkendam en Woudrichem.Beleid ten aanzien van "het opslaan en verkopen van consumentenvuurwerk"(Vuurwerkverkooppuntenbeleid):Als een vuurwerkopslagplaats voldoet aan het Vuurwerkbesluit en de Wet milieubeheer is een melding of vergunningaanvraag voldoende om vuurwerk te kunnen verkopen. Er is, vanwege de aard van de voorwerpen, en de risico’s die deze met zich meebrengen voor de direct betrokkenen en voor de omgeving, behoefte om met aanvullend beleid te komen ten aanzien van de beheersbaarheid deze opslag- en verkooppunten. Noch het Vuurwerkbesluit, noch de Wet Milieubeheer kennen mogelijkheden om te komen tot een spreiding van vuurwerkverkooppunten. Hiermee worden de kleinere kernen en het buitengebied van de gemeente beschermd tegen ongewenste ontwikkelingen.

 

(1)Bron: keuringdienst van waren(2) tijdens de jaarwisseling 2001-2002 vielen één dode en een kleine 1000 gewonden door het afsteken van vuurwerk(3) Stb 2002, 33(4) artikel 2.3.2, tweede lid Vwb(5 )voorschrift 4.1 bijlage I Vwb(6) bedoeld worden de artikelen 8.40 en art. 8.44 Wm, artikel 24 Wms, artikel 3 Wvgs, artikel 2c WRZO en de artikelen 16 en 20 AW(7) artikel 5.3.3 Vwb(8) Het Vuurwerkbesluit is op 1 maart 2002 in werking getreden