Regeling vervallen per 17-09-2019

Subsidieverordening gemeentelijke monumenten en molens 2013

Geldend van 01-01-2013 t/m 16-09-2019

Intitulé

Subsidieverordening gemeentelijke monumenten en molens 2013

De raad der gemeente Aalten;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 13 november 2012;

gezien het advies van de Commissie Cultureel Erfgoed d.d. 19 november 2012;

gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet en in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

vast te stellen de:

Subsidieverordening gemeentelijke monumenten en molens 2013.

Paragraaf 1 Begripsbepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    cultuurhistorische waarden: gemeentelijke monumenten en molens

  • b.

    gemeentelijk monument: een object dat - op het moment dat met de te subsidiëren activiteiten een aanvang wordt gemaakt - door burgemeester en wethouders is aangewezen als gemeentelijk monument;

  • c.

    molen: een molen dat - op het moment dat met de te subsidiëren activiteiten een aanvang wordt gemaakt - door burgemeester en wethouders is aangewezen als gemeentelijk monument of door het rijk is aangewezen als rijksmonument;

  • d.

    duurzame instandhouding van cultuurhistorische waarden: een beschermingsaanpak, die erop gericht is het verval van het monument tegen te gaan en zo mogelijk schade te herstellen;hieronder vallen de maatregelenop het gebied van onderhoud en restauratie;

  • e.

    algemene subsidievoorwaarden: nadere regels omtrent onder andere de procedure en indieningvereisten. De algemene subsidievoorwaarden zijn in bijlage 1 opgenomen.

  • f.

    lijst van subsidiabele kosten en werkzaamheden: nadere regels ten behoeve van de berekening van de subsidiabele instandhoudingkosten conform de door Gedeputeerde Staten van Gelderland vastgestelde lijst waarbij voor het maximum uurloon het normuurloon wordt aangehouden zoals laatstelijk vastgesteld door de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten. De lijst is in bijlage 2 opgenomen.

  • g.

    uitvoeringsvoorschriften: nadere regels met uitvoeringsvoorschriften conform de door Gedeputeerde Staten van Gelderland vastgestelde voorschriften ten behoeve van restauratie en onderhoud van monumenten.Dde lijst is in bijlage 3 opgenomen.

Paragraaf 2 Inleidende bepalingen bij subsidieverstrekking duurzame instandhouding en ontwikkeling cultuurhistorische waarden

Artikel 2

  • 1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot verstrekking van subsidie als bedoeld in deze verordening.

  • 2 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels vast te stellen en te wijzigen.

Artikel 3

  • 1 Subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van duurzame instandhouding van cultuurhistorische waarden.

  • 2 Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een natuurlijke of rechtspersoon, al dan niet op winst gericht, die krachtens eigendom of beperkt recht het genot heeft van cultuurhistorische waarden, onder wiens opdracht duurzame instandhouding en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden plaatsvindt, behoudens de uitzonderingen genoemd in artikel 9, tweede lid.

Artikel 4

De aanvraag om subsidie wordt ingediend via een door de gemeente daartoe vastgesteld aanvraagformulier, dat als bijlage 4 bij deze verordening is gevoegd.

Paragraaf 3 Aanvullende bepalingen bij subsidieverstrekking duurzame instandhouding cultuurhistorische waarden

Artikel 5

  • 1 De subsidie in de kosten van onderhoud van gemeentelijke monumenten bedraagt 20% van het totaal van de door de gemeente subsidiabel geachte kosten tot een maximumsubsidie van € 5.000,-- per aanvraag, mits het beschikbare deelbudget niet wordt overschreden. Een onvolledige aanvraag blijft buiten beschouwing. Aanvragen kunnen vanaf 1 januari van het betreffende boekjaar worden ingediend.

    Bij overschrijding van het beschikbare budget voor onderhoud en restauratie wordt geen subsidie toegekend. Burgemeester en wethouders kunnen de aanvraag aanhouden tot het volgende jaar indien het beschikbare deelbudget voor onderhoud en restauratie wordt overschreden. Een beschikking tot aanhouding kan voor een aanvraag slechts eenmaal worden genomen.

  • 2 Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien de door de gemeente subsidiabel geachte kosten van onderhoud van cultuurhistorische waarden per aanvraag het bedrag van € 1.500,00 te boven gaan.

  • 3 Bij onderhoudssubsidies worden geen voorschotten verleend.

  • 4 Per gemeentelijk monument wordt maximaal één onderhoudsbijdrage per jaar toegekend.

Artikel 6

  • 1 De subsidie in de kosten van de restauratie van gemeentelijke monumenten bedraagt ten hoogste 20% van het totaal van de door de gemeente subsidiabel geachte kosten tot een maximumsubsidie van

     € 20.000,-- per aanvraag, mits het beschikbare deelbudget voor onderhoud en restauratie niet wordt overschreden.

    Een onvolledige aanvraag blijft buiten beschouwing. Aanvragen worden afgehandeld in volgorde van binnenkomst. Aanvragen kunnen vanaf 1 januari van het betreffende boekjaar worden ingediend.

  • 2 Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien de door de gemeente subsidiabel geachte kosten van restauratie van cultuurhistorische aarden per aanvraag het bedrag van € 1.500,00 te boven gaan.

  • 3 Indien subsidie wordt verleend kan aan de aanvrager op zijn verzoek een voorschot worden verstrekt. Het voorschot wordt verrekend bij de betaling van de subsidie.

  • 4 Per gemeentelijk monument wordt maximaal één restauratiebijdrage per jaar toegekend.

Artikel 7

  • 1 De subsidie in de kosten van onderhoud van molens bedraagt ten hoogste 20% van het totaal van de door de gemeente subsidiabel geachte kosten tot een maximumsubsidie van € 5.000,- per aanvraag voor onderhoud. Het percentage is afhankelijk van het beschikbare deelbudget. Een onvolledige aanvraag blijft buiten beschouwing.

  • 2 De aanvraag dient voor 1 februari van het lopende budgetjaar ingediend te worden met opgave van de gemaakte onderhoudskosten over het voorgaande kalenderjaar.

  • 3 Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien de door de gemeente subsidiabel geachte kosten van onderhoud of restauratie van cultuurhistorische waarden per aanvraag het bedrag van € 2.500,00 te boven gaan.

  • 4 Per molen wordt maximaal één onderhoudsbijdrage per jaar toegekend.

Paragraaf 4 Voorwaarden, weigering en intrekking bij subsidieverstrekking duurzame instandhouding cultuurhistorische waarden

Artikel 8

  • 1 Om in aanmerking te komen voor subsidie mag met de uitvoering van de werkzaamheden niet worden begonnen dan nadat deze subsidie is verleend, tenzij het onderhoud van molens betreft.

  • 2 De uitvoering van de werkzaamheden dient conform de nadere regels te zijn voltooid binnen 24 maanden na dagtekening van de beschikking tot subsidieverlening, tenzij een verzoek om uitstel is ingediend.

  • 3 Degene aan wie krachtens de regeling subsidie is verstrekt, dient het object met cultuurhistorische waarde in goede staat van onderhoud te houden, in geval van een molen daarnaast operationeel te houden en dient deze voldoende te verzekeren en verzekerd te houden tegen water-, brand-, storm- en bliksemschade gedurende de periode dat sprake is van een object met cultuurhistorische waarde.

  • 4 De werkzaamheden worden uitgevoerd overeenkomstig de aanvraag. De gemeente kan tussentijds toestemming verlenen van de aanvraag af te wijken, mits nog niet met de werkzaamheden overeenkomstig de gewijzigde aanvraag is begonnen.

Artikel 9

  • 1 Geen subsidie wordt verstrekt voorzover de te subsidiëren werkzaamheden:

    • a.

      op grond van een verzekeringsovereenkomst gedekt zijn;

    • b.

      op grond van de Wet op de omzetbelasting opverschuldigde belasting in aftrek gebracht kunnen worde.

  • 2 Subsidie wordt niet verstrekt ten behoeve van cultuurhistorische waarden, die in het bezit zijn van de staat, gemeenten of provincies tenzij het subsidie betreft ten behoeve van molens;

  • 3 Subsidie wordt niet verstrekt in de kosten van onderhoud of restauratie uitgevoerd door een bedrijf dat geen vergunning bezit van de Kamer van Koophandel en Fabrieken als bedoeld in de Vestigingswet Bedrijven 1954 dan wel in de op basis van deze wet vastgestelde Vestigingsbesluiten.

  • 4 De door de gemeente en andere subsidiënten verstrekte subsidie samen bedraagt niet meer dan 90% van de door de gemeente subsidiabel geachte kosten.

Artikel 10

De gemeente kan de beschikking tot subsidieverlening intrekken indien de werkzaamheden niet binnen 24 maanden na dagtekening van deze beschikking zijn voltooid.

Paragraaf 5 Budget en deelbudgetten

Artikel 11

  • 1 De gemeenteraad neemt jaarlijks een besluit waarin wordt aangegeven welk budget voor een bepaald jaar beschikbaar wordt gesteld voor uitvoering van deze subsidieverordening;

  • 2 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om een onderverdeling aan te brengen in het totale budget ten behoeve van een verdeling in deelbudgetten voor onderhoud, restauratie en molens.

Paragraaf 6 Overgangs- en slotbepalingen subsidieverstrekking duurzame instandhouding cultuurhistorische waarden

Artikel 12

Aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor inwerkingtreding van deze verordening, worden afgehandeld volgens de bepalingen van de “Subsidieverordening gemeentelijke monumenten en molens 2007’.

Artikel 13

In bijzondere gevallen kunnen Burgemeester en wethouders afwijken of ontheffing verlenen van de procedurebepalingen en -voorschriften van deze verordening.

Artikel 14

  • 1 De verordening kan worden aangehaald als Subsidieverordening gemeentelijke monumenten en molens 2013.

  • 2 De verordening treedt na bekendmaking in werking op 1 januari 2013.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Aalten d.d. 18 december 2012.
De voorzitter, G. Berghoef
De griffier, M.A.J.B. Fiering

Bijlage 1

Nadere regels omtrent algemene subsidievoorwaarden: procedure en indieningvereisten

 

In te dienen stukken

Een aanvraag om verlening van subsidie voor onderhoud of restauratie gaat vergezeld van de volgende documenten:

a. Een technische omschrijving van de te verrichten werkzaamheden of een bestek, een daaraan gerelateerde gespecificeerde begroting (met afzonderlijke opgave aantal uren/uurloon en materiaalkosten per onderdeel) en, voor zover van toepassing, plan- en detailtekeningen.

b. (Indien van toepassing) een verklaring, waaruit blijkt dat op grond van de Wet op de omzetbelasting (Staatsblad 1968, 329) geen BTW verschuldigd is over de subsidiabele kosten.

c. Bij restauraties: een door Gedeputeerde Staten voorgeschreven inspectierapport van een gemeenteambtenaar of van een onafhankelijke terzake deskundige, of een inspectierapport van de Stichting Monumentenwacht, dat niet ouder is dan 3 jaar.

d. Bij restauraties: een onderhoudsplan, met een begroting van de kosten, waarin de eigenaar aangeeft welk onderhoud gedurende een periode van 15 jaar na de gereedmelding zal worden uitgevoerd.

 

Formulieren

Burgemeester en wethouders kunnen voor de uitvoering van deze verordening nadere regels vaststellen betreffende de wijze waarop de aanvraag en de gereedmelding worden gedaan.

 

Voorlopige en definitieve subsidietoekenning

Op basis van het subsidieverzoek voor onderhoud of restauratie van een gemeentelijk monument wordt een voorlopige subsidiebedrag toegekend. Na gereedmelding wordt een definitief subsidiebedrag toegekend dat niet hoger wordt dan het voorlopige subsidiebedrag.

 

Beoordelingscriteria

Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen indien aan elk van de volgende beoordelingscriteria wordt voldaan: a. bij een restauratie blijkt uit het inspectierapport dat het monument van slechte kwaliteit is; b. de kosten van de voorzieningen staan in redelijke verhouding tot het te bereiken kwaliteitsniveau en de waarde van het monument; c. het plan is sober en doelmatig; d. het onderhoudsplan is door burgemeester en wethouders goedgekeurd; e. er is niet reeds een begin met de activiteiten gemaakt zonder schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders.

 

Commissie Cultureel Erfgoed

Burgemeester en wethouders informeren jaarlijks de Commissie Cultureel Erfgoed over de toegekende bijdragen.

 

Intrekking

Voorlopige subsidie

Zolang de definitieve subsidie niet is vastgesteld, kunnen burgemeester en wethouders de beschikking tot verlening van subsidie intrekken of ten nadele van de ontvanger van de subsidie wijzigen en reeds betaalde voorschotten terugvorderen, indien: a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden; b. de ontvanger van de subsidie niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden voorwaarden; c. de ontvanger van de subsidie onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot verlening van subsidie zou hebben geleid; d. de verlening van subsidie anderszins onjuist was en de ontvanger van de subsidie dit wist of behoorde te weten; e. de woning of het bedrijf waarvoor subsidie is verleend, wordt vervreemd voordat burgemeester en wethouders hebben ingestemd met de gereedmelding.

 

Definitieve subsidie

Burgemeester en wethouders kunnen hun besluit betreffende de definitieve subsidie intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen en reeds betaalde voorschotten terugvorderen: a. op grond van feiten of omstandigheden waarvan zij bij de vaststelling van de subsidie redelijkerwijs niet op de hoogte konden zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de beschikking tot verlening of verstrekking van de subsidie zou zijn vastgesteld; b. indien de vaststelling van de subsidie onjuist was en de ontvanger dit wist of behoorde te weten, of c. indien de ontvanger van de subsidie na de vaststelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden voorwaarden.

Gereedmelding 1. De gereedmelding gaat vergezeld van een gespecificeerd overzicht van de kosten en betalingsbewijzen omtrent de juistheid van alle gegevens. 2. De gereedmelding is tevens een aanvraag om vaststelling van de kosten en bepaling van de hoogte van de subsidie. 3. De subsidieaanvrager houdt gedurende vijf jaar na de gereedmelding alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar.

 

Afwijking van de regeling.

In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien naar hun oordeel strikte toepassing van deze verordening tot een onaanvaardbare beslissing zou leiden, in het belang van de gemeentelijke monumentenzorg.

Bijlage 2

Nadere regels met een lijst van subsidiabele kosten en  werkzaamheden ten behoeve van de berekening van de subsidiabele Instandhoudingkosten.

 

0. Inleiding.

Aansluiting is gezocht bij de regeling van de provincie Gelderland, waarbij voor het maximum uurloon het normuurloon wordt aangehouden zoals laatstelijk vastgesteld door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

De lijst van subsidiabele kosten en werkzaamheden zijn nadere regels welke door Burgemeester en wethouders aangepast kunnen worden.

 

1. Lijst van subsidiabele kosten

 

Onderhoudskosten

a. Ten aanzien van de directe kosten

  • 1.

    Aan de loonkosten wordt een maximum uurloon verbonden overeenkomend met het laatstelijk door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed vastgestelde uurloon.

  • 2.

    Materiaalkosten zijn subsidiabel voor zover zij conform gangbare marktprijzen worden gedeclareerd. Indien hierover tussen aanvrager en ons college verschil van mening bestaat, worden de landelijk gehanteerde richtprijzen voor bouwmaterialen gehanteerd

b. Ten aanzien van de indirecte kosten;

deze worden berekend over de subsidiabele onderhoudskosten:

  • 1.

    algemene bouwplaatskosten maximaal 8%;

  • 2.

    algemene bedrijfskosten maximaal 5%;

  • 3.

    winst maximaal 3%.

 

c. Ten aanzien van de BTW

Alleen het niet-terugvorderbare gedeelte van de BTW is subsidiabel tot de hoogte van het wettelijk vastgestelde percentage, te berekenen over de subsidiabele onderhoudskosten.

 

Restauratiekosten

a. Ten aanzien van de directiekosten

Deze zijn te berekenen over de subsidiabele restauratiekosten waarbij onderstaande percentages als maxima gelden:

- tot een bouwsom van € 45.500,-- maximaal 15%;

- tot een bouwsom van € 91.000,-- maximaal 14%;

- tot een bouwsom van € 136.500,-- maximaal 13%;

- tot een bouwsom van € 182.000,-- maximaal 12%;

- tot een bouwsom van € 227.000,-- maximaal 11%;

- tot een bouwsom van € 272.500,-- maximaal 10,5%;

- bij een bouwsom groter dan € 272.500,-- maximaal 10%.

Tot de bouwsom behoren zowel de subsidiabele kosten als de niet-subsidiabele kosten.

De genoemde percentages hebben betrekking op de levering van een totaalpakket aan werkzaamheden zoals omschreven in de SR'88 (standaard voorwaarden, 1988, rechtsverhoudingen opdrachtgever-architect).

 

b. Ten aanzien van de directe kosten

  • -

    Aan de loonkosten wordt een maximum uurloon verbonden overeenkomend met het laatstelijk door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed vastgestelde uurloon zoals verwerkt in de Leidraad subsidabele restauratiekosten.

  • -

    Materiaalkosten zijn subsidiabel voor zover zij conform gangbare marktprijzen worden gedeclareerd. Indien hierover tussen aanvrager en ons college verschil van mening bestaat, worden de landelijk gehanteerde richtprijzen voor bouwmaterialen gehanteerd.

c. Ten aanzien van de indirecte kosten

Deze worden berekend over de subsidiabele restauratiekosten:

  • 1.

    algemene bouwplaatskosten maximaal 8%;

  • 2.

    algemene bedrijfskosten maximaal 5%;

  • 3.

    winst maximaal 3%.

 

d. Ten aanzien van de BTW

Alleen het niet-terugvorderbare gedeelte van de BTW is subsidiabel tot de hoogte van het wettelijk vastgestelde percentage, te berekenen over de subsidiabele restauratiekosten.

 

e. Ten aanzien van de onvoorziene kosten

Deze zijn subsidiabel tot een bedrag van ten hoogste 5% van de directe kosten.

 

f. Ten aanzien van de constructeurskosten

Constructeurskosten zijn subsidiabel voor zover zij betrekking hebben op de berekening van sterkte of stabiliteit van de constructie ten behoeve van het oorspronkelijk gebruik. Constructeurskosten worden naar rato berekend over de subsidiabele restauratiekosten. De RV01-1987, de Regeling van de verhoudingen tussen opdrachtgever en adviserend ingenieursbureau is hierop van toepassing.

 

g. Ten aanzien van de CAR-verzekering

De kosten van een casco all risk-verzekering zijn subsidiabel tot een maximum van 0,4% van de subsidiabele restauratiekosten.

 

2. Subsidiabele werkzaamheden

 

Onderhoudswerkzaamheden

 

  • a.

    buiten- en daarmee samenhangend binnenschilderwerk, voor zover het betreft de buitenramen, buitenkozijnen en buitendeuren;

  • b.

    herstel en vernieuwen van rieten daken (met deklatten en herstel van sporen);

  • c.

    herstel van dakvlakken gedekt met pannen (met tengels en panlatten), leien, lood, zink of koper en, uitsluitend in samenhang hiermee, het herstel van gedeelten van dakbeschot en sporen;

  • d.

    herstel van goten, in zink, koper of lood, inclusief bijbehorende hemelwaterafvoeren en het aanbrengen van voor de waterafvoer noodzakelijke goten waar deze niet eerder aanwezig waren, inclusief aansluitingen op rioleringen en open water;

  • e.

    herstel van buitenkozijnen, buitendeuren, raampartijen, luiken en herstel of terugplaatsen van stoepen, roedenverdeling, lijstwerk en luiken;

  • f.

    herstel van windveren, schoorstenen, kapellen en loodaansluitingen;

  • g.

    herstel van dak- of torenluiken en loopbruggen, inclusief het afgazen van torenluiken en het nemen van beperkte maatregelen tegen duivenoverlast;

  • h.

    inboeten, herstel van gedeelten van muurwerk en opvoegen of pleisteren van gevels;

  • i.

    op kleine schaal vervangen of inboeten van natuursteen;

  • j.

    herstel, controle, vervangen en indien nodig aanbrengen van een nieuwe bliksembeveiliging;

  • k.

    behandelen van muur- of houtwerk ter regulering van de vochthuishouding, dan wel bestrijding van zwamaantasting of houtaantasters;

  • l.

    herstel van gedeelten van dragende constructies (ankerbalkgebinten, schoren en platen, balkkoppen en spantbenen);

  • m.

    herstel van glas-in-lood, beglazing en aanbrengen van beschermende beglazing voor gebrandschilderd glas of historisch waardevol glas;

  • n.

    vervangen en herstel van overige bouwelementen van grote zeldzaamheid of grote historische waarden;

  • o.

    het plaatsen van achterzetbeglazing in samenhang met herstel van historisch waardevolle ramen;

  • p.

    het gangbaar houden van historische krachtwerktuigen en machines;

  • q.

    het aanbrengen van inspectievoorzieningen zoals dakluiken en klimhaken.

 

Restauratiewerkzaamheden

 

  • a.

    herstel van het casco, dat wil zeggen de hoofdstructuur van het monument bestaande uit de dragende onderdelen en het omhulsel, te weten dak-, kap- en gebintconstructie, vloeren, balklagen, dragende muren, fundering, kelder en gewelven;

  • b.

    herstel van afzonderlijke monumentale onderdelen (in- en exterieur al dan niet in combinatie met herstel van het casco waaronder schouwen, vloeren, trappartijen, plafonds, schilderingen, pleister- en schilderwerk, bijzonder behang, raam- en deurpartijen met omlijsting en gevelonderdelen;

  • c.

    reconstructies van verdwenen of gewijzigde onderdelen indien en voor zover deze verdwijning en wijziging afbreuk doen aan de monumentale waarde van het object;

  • d.

    herstel van specifieke technische installaties in monumenten van bedrijf en techniek, bijvoorbeeld stoommachines, dieselmotoren, raamzagen en persen;

  • e.

    het aanbrengen van technische installaties ten behoeve van bescherming van zeer waardevolle interieurelementen, bijvoorbeeld verwarming of luchtbevochtigingsinstallaties.

 

TOELICHTING

De subsidiabele kosten zijn kosten die zijn gemoeid met de uitvoering van de subsidiabele werkzaamheden. De subsidiabele kosten bestaan veelal uit diverse kostensoorten. Er worden zeven kostensoorten subsidiabel gesteld (zie hierna a t/m g). In onderhavig besluit worden aan de kostensoorten criteria, maxima en normbedragen en -percentages verbonden ten behoeve van de berekening van de subsidiabele kosten.

 

a. Directiekosten

Directiekosten zijn kosten, verbonden aan het opstellen van een restauratieplan, de begeleiding ervan tijdens de uitvoering etc.

 

b. Directe kosten

De directe kosten zijn de kosten van de te verwerken goedgekeurde materialen met de daarbijbehorende loonkosten. Onder directe kosten wordt ook het bouwen van een steiger begrepen.

 

b1. Loonkosten

De hoogte van de uurlonen loopt sterk uiteen als gevolg van de in te zetten disciplines alsmede door het opvoeren van wisselende percentages voor improductiviteit, algemene kosten, winst en risico.

Derhalve is gekozen voor een vast subsidiabel uurloon voor de meest van toepassing zijnde disciplines zoals die bij restauratiewerkzaamheden worden ingezet, te weten: metselaar, opperman, steigerbouwer, grondwerker, pannenlegger, dakbedekker, sloper, timmerman, voeger, rietdekker, tegelzetter, stukadoor, loodgieter, leidekker, steenhouwer en schilder.

 

b2. Materiaalkosten

Onder materiaalkosten worden tevens verstaan de materieelkosten zoals de huur van steigermateriaal of speciemolen.

 

c. Indirecte kosten

Omdat in principe slechts werkelijk gemaakte kosten subsidiabel zijn, dienen de indirecte kosten te worden gespecificeerd. Dit is, gezien de aard en omvang van deze kosten, dikwijls niet doenlijk. Derhalve is bij deze kostenposten gekozen voor vaste maximale percentages.

De indirecte kosten worden verdeeld in: 

  • 1.

    Algemene bouwplaatskosten. Hieronder worden verstaan de kosten van de hoofdaannemer die niet direct aan een onderdeel zijn toe te wijzen en die onder meer betrekking hebben op verzorgend, uitvoerend en administratief personeel op het werk, tijdgebonden materieel, keten, loodsen en dergelijke, bouwplaats en dergelijke, verbruikskosten, bewaking, verletbestrijding, bereken- en tekenwerk en dergelijke.

  • 2.

    Algemene bedrijfskosten. Hieronder worden verstaan de kosten die samenhangen met de algemene leiding van het bedrijf en die van de algemene en administratieve diensten.

  • 3.

    Winst. Hieronder wordt verstaan het bedrag dat voor de hoofdaannemer overblijft nadat alle met het werk samenhangende kosten zijn betaald.

 

d. BTW

 

e. Onvoorziene kosten

Deze post is bedoeld voor het bekostigen van uitgaven voor noodzakelijke onvoorziene subsidiabele werkzaamheden.

 

f. Constructeurskosten

Constructeurskosten zijn bijvoorbeeld constructieberekeningen en grondonderzoek.

 

g. CAR-verzekering

De kosten van een casco all risk-verzekering met betrekking tot niet-subsidiabele werkzaamheden zijn zodoende niet subsidiabel.

Bijlage 3

Nadere regels met Uitvoeringsvoorschriften

 

0. Inleiding.

Aansluiting is gezocht bij de uitvoeringsvoorschriften van de provincie Gelderland.

De uitvoeringsvoorschriften nadere regels welke door Burgemeester en wethouders aangepast kunnen worden

 

 

Uitvoeringsvoorschriften ten behoeve van duurzame instandhouding cultuurhistorische waarden.

 

VOORAF

De subsidie voor onderhouds- en restauratiewerkzaamheden wordt alleen verstrekt als de verschillende werkzaamheden volgens de gemeentelijke uitvoeringsvoorschriften zijn uitgevoerd. Er kunnen zich situaties voordoen waarbij twijfel bestaat of een gemeentelijk voorschrift wel of niet kan of moet worden uitgevoerd. Ook kunnen zich situaties voordoen waarbij handelen in strijd met de gemeentelijke voorschriften bij de aanvrager van de subsidie de voorkeur geniet. Het kan in deze situaties onder meer gaan over het toe te passen materiaal, de toepassing van technieken, de vraag of er sprake is van wel of geen historisch juiste detaillering of vormgeving en dergelijke. In genoemde situaties van twijfel of voorkeur voor handelen in strijd met de voorschriften dient voor uitvoering van de werkzaamheden contact opgenomen te worden met de gemeente.

 

Uitvoering in strijd met de kwaliteitsborging, zonder vooraf verleende schriftelijke toestemming van de gemeente, brengt de uitbetaling van de gemeentelijke subsidie in gevaar, ook al is de afwijking achteraf bezien (bij de beoordeling van de subsidieaanvraag) redelijk of acceptabel.

Met betrekking tot de in deze uitvoeringsvoorschriften genoemde onderwerpen worden door de Stichting Monumentenwacht Gelderland informatiebladen uitgebracht. Deze informatiebladen zijn op te vragen bij:

  • 1.

    de Stichting Monumentenwacht Gelderland, Richtersweg 21, 6865 GD Doorwerth, tel. 026 3391707, www.monumentenwacht-gld.nl;

  • 2.

    de provincie Gelderland, afdeling Cultuurhistorie, Postbus 9090, 6800 GX Arnhem, telefoonnr. (026) 359 9111, www.gelderland.nl.

 

UITVOERINGSVOORSCHRIFTEN

De tekst van de uitvoeringsvoorschriften luidt als volgt.

 

0.0 Algemeen

0.1 Alle te vervangen onderdelen of constructies dienen overeenkomstig bestaande, historisch juiste vormgeving en detaillering te worden uitgevoerd.

0.2 Alle te vervangen onderdelen of constructies dienen met behulp van bestaande, historisch juiste materialen en technieken te worden vervaardigd en afgewerkt.

0.3 Toe te voegen elementen ten behoeve van geriefs- of functieverbetering dienen op een zodanige wijze te worden ingepast dat dit geen consequenties heeft voor de historische vormgeving of detaillering (bijvoorbeeld isolatie t.b.v. warmte en geluid, beschermende beglazing, ventilatie etc.).

0.4 Alle bij de voorbereiding, planvorming, uitvoering en controle van onderhouds- en restauratiewerkzaamheden betrokken partijen (eigenaar, architecten, opzichters, aannemers, uitvoerders, onderaannemers, ambtenaren bouw- en woningtoezicht etc.) dienen, voordat met de werkzaamheden een aanvang wordt gemaakt, van deze uitvoeringsvoorschriften op de hoogte te worden gebracht. Dit dient desgewenst schriftelijk door subsidieaanvrager te worden aangetoond.

0.5 Het verdient aanbeveling bij de aanwezigheid van waardevolle muurplanten, vleermuizen en/of kerkuilen contact op te nemen met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu Plesmanweg 1-6 2597 JG Den Haag, telefoonnummer: 070 - 456 00 00.

 

1.0 Metselwerk, voegwerk en pleisterwerk

1.1 Gevelreiniging is niet toegestaan.

Onder gevelreiniging wordt onder meer verstaan: stralen met grit, zand en water en het reinigen met behulp van chemische middelen.

1.2 Het hydrofoberen en impregneren van gevels is niet toegestaan.

1.3 Het toepassen van steenverstevigers is niet toegestaan.

1.4 Het inboeten van het metselwerk dient met bijpassende steen te geschieden, lettend op kleur, hardheid en afmeting. Inboetwerk dient in het bestaande metselverband te worden uitgevoerd.

1.5 Nieuw voegwerk dient in samenstelling, kleur en uitvoering overeen te komen met het bestaande, historisch juiste voegwerk.

1.5.1 Ter hoogte van het maaiveld dient het voegwerk tot ten minste 30 cm beneden het maaiveld te worden nagezien, hersteld of vernieuwd.

1.5.2 De voegen dienen in verband met een goede hechting van de voegspecie zodanig te worden uitgehakt dat de voeg voldoende massa heeft. Als richtlijn kan worden aangehouden een verhouding van voegdikte staat tot voegdiepte is als 1 staat tot 2.

1.5.3 Het uithakken van voegen dient uitsluitend met de hand, of indien pneumatisch, met een fijne beitel te geschieden. Het uitslijpen van de voegen is in verband met mogelijke beschadiging van de steen slechts toegestaan met gebruikmaking van een zo klein mogelijke slijptol, voorzien van een afzuiging.

1.5.4 Bij uithakken van bestaand voegwerk mogen smalle stootvoegen niet worden verbreed; het zogenaamd ophakken van stootvoegen is niet toegestaan.

1.5.5 Een monster van het nieuwe voegwerk dient voorafgaand aan het integraal uithakken van de gevel(s) ter goedkeuring te worden gemeld bij de gemeentelijke monumenteninspecteur.

1.6 Nieuw pleisterwerk dient in samenstelling, kleur en uitvoering overeen te komen met het bestaande, historisch juiste pleisterwerk.

1.6.1 Het pleisterwerk dient ter hoogte van het maaiveld tot ten minste 30 cm beneden het maaiveld te worden nagezien, hersteld of vernieuwd.

1.6.2 De samenstelling van het pleisterwerk dient aan de hardheid van de onderliggende steen te zijn aangepast.

 

2.0 Timmerwerk

2.1 De te vervangen houten onderdelen dienen op historisch verantwoorde wijze te worden uitgevoerd, waarbij de bestaande detaillering en vormgeving, indien juist, als uitgangspunt dient.

2.2 De te vervangen houten onderdelen moeten dezelfde zwaarte en profilering krijgen als de bestaande. De vervangen houten onderdelen dienen ter controle te worden bewaard tot de subsidie is vastgesteld.

2.3 Het houtwerk dat in aanraking komt met metselwerk dient tweemaal in lijvige menie of grondverf te worden gezet.

2.4 De toe te passen houtsoorten dienen overeenkomstig het bestaande werk te zijn.

2.5 Toepassing van multiplex, kunststof, kunststofverlijmde vezelplaten en hiermee vergelijkbare plaatmaterialen ten behoeve van herstel van dakgoten, windveren, dekplanken, gevel- en dakbeschietingen is niet toegestaan.

2.6 Gaten in houten gootbodems ten behoeve van zinken of koperen gootbekleding dienen 0,5 cm wijder dan de betreffende tapeinden te zijn.

 

3.0 Schilderwerk

3.1 Nieuw schilderwerk dient ten aanzien van systeem, kleur en uitvoering overeen te komen met het bestaande, historisch juiste schilderwerk.

3.2 Het is niet toegestaan schilderwerk uit te voeren in de periode eind oktober tot eind maart, dit in verband met de overwegend heersende weersomstandigheden. In deze periode mag het houtwerk wel in de grondverf worden gezet.

3.3 Het verwijderen van oude verflagen mag niet door middel van afbranden geschieden (krachtens het Brandveiligheidsbesluit bijzondere gebouwen). Het verwijderen van oude verflagen door middel van hete lucht (föhnen) is wel toegestaan.

3.4 Het schilderen van pleisterwerk of natuursteen dient uitsluitend met een glad opdrogende verf te geschieden. In verband met de waterhuishouding in de constructie dient het verfsysteem aan het over te schilderen type pleisterwerk of natuursteen te worden aangepast.

3.5 Afkitten van naden en kieren in geveltimmerwerk: deze dienen opgevuld en strak te worden afgewerkt met een 2-componenten vulmiddel. Naden tussen kozijnen en metselwerk of tussen kozijnen en natuursteen mogen niet worden afgedicht met behulp van PURschuim of kit.

 

4.0 Zinkwerk, koperwerk en loodwerk

4.1 Het zinkwerk dient in de dikte 1,1 mm (STZ 16) te worden uitgevoerd. Indien nodig in verband met de lengte dient het zink in de bakgoten van een broek- of rekstuk te worden voorzien.

4.1.1 Het zink in de kilgoten dient in meterstukken, aan de bovenzijde vernageld en aan de zijkanten voorzien van een felsnaad te worden uitgevoerd.

4.1.2 Nieuw zink mag niet aan oud zink worden gesoldeerd.

4.1.3 De hemelwaterafvoeren in zink dienen in de dikte 0,8 mm (STZ 14), met opgesoldeerde wrongen, opgehangen aan beugels en vrij van de muur te worden uitgevoerd.

4.2 Tapeinden van zinken, koperen en loden goten dienen 100 mm langer dan de dikte van het totale houtpakket van de bakgoot ter plaatse te zijn.

4.3 De hemelwaterafvoeren dienen in zink, koper of lood te worden uitgevoerd. Waar nodig is de toepassing van gietijzeren of gietstalen ondereinden toegestaan.

4.4 Toepassing van PVC is niet toegestaan, met uitzondering van ondergrondse aansluitingen op het riool.

4.5 Sprongen of verzetten in hemelwaterafvoeren dienen door middel van gesoldeerde valse verstekken te worden geformuleerd. Gebogen standaard hulpstukken mogen niet worden toepast.

4.6 Koperen goten dienen volgens de methode beschreven in het info-blad "Koperen goten" van de Monumentenwacht Gelderland te worden uitgevoerd.

4.7 Het loodwerk dient in minimaal 20 kg/m5, uitsluitend met koper vernageld te worden uitgevoerd. Het gebruik van gegalvaniseerde nagels is niet toegestaan.

4.7.1 Het loodwerk dient ter plaatse van muuraansluitingen door middel van loodproppen in voldoende diep uitgehakte of uitgeslepen voegen (3 cm diep) te worden vastgezet en daarna te worden afgevoegd.

4.7.2 Alle aansluitingen op schoorstenen e.d. dienen door middel van muurlood en loketten te worden uitgevoerd in lood zwaar 20 kg/m5 (NHL 20) en met loodproppen in voldoende diep uitgehakte of uitgeslepen voegen (3 cm) te worden vastgezet en daarna te worden afgevoegd.

4.7.3 Het lood op hoekkepers en nokken dient in minimaal 25 kg/m5 (NHL 25), in meterstukken met gefelste naden te worden uitgevoerd. Op iedere felsnaad dient een klang ter bevestiging te worden aangebracht. Ieder stuk lood dient slechts in het midden te worden vernageld met koperen nagels. Eventueel zichtbare koperen nagels dienen met trotseerloodjes te worden afgedekt.

4.8 Bevestiging van lood- en zinkbekleding dient zodanig te geschieden dat het materiaal volledig vrij kan werken.

 

5.0 Dakdekkerswerk

5.1 DAKPANNEN

Bij inboeten en vernieuwen van panbedekking dienen nieuw aan te brengen pannen in vorm, type en kleur overeen te komen met de oorspronkelijke, historisch juiste pannen.

5.1.1 Toepassing van betonpannen is niet toegestaan. Het dak dient met keramische dakpannen te worden gelegd. De toepassing van Oudhollandse pannen dient in samenhang met DRAKA-ventifolie te geschieden. De folie dient bij dakdoorbrekingen en opgaand muurwerk voldoende te worden opgezet. Bij voorkeur dienen oude (gebruikte) pannen in plaats van nieuw gebakken pannen te worden toegepast.

5.1.2 Alle aan te brengen keramische dakpannen dienen met de bij de pansoort behorende hulpstukken te worden toegepast.

5.1.3 De nok- en hoekkepervorsten dienen met behulp van een gewapende kalkspecie te worden aangebracht. De mortel kan, indien nodig, iets worden bijgekleurd.

5.1.4 De eventueel toe te passen panhaken en -klemmen dienen in roestvast staal te zijn uitgevoerd.

 

5.2 LEIEN

Bij inboeten en vernieuwen van leibedekking dienen de nieuw aan te brengen leien in kleur, afmeting en vorm, alsmede ten aanzien van de wijze waarop het dak wordt gedekt, overeen te komen met de bestaande, historisch juiste leidekking.

5.2.1 De leien mogen uitsluitend met koper worden vernageld of met roestvast stalen leihaken (type 316) bevestigd.

5.2.2 De levering van leien dient te geschieden onder verlening van een bewijs van herkomst en garantie van kwaliteit en dikte, af te geven door de groeve.

5.2.3 De toe te passen leien moeten vrij zijn van breuk, insluitingen, schadelijke verbindingen zoals kalk, ijzer, zwavel en bitumineuze verbindingen.

 

5.3 RIET

De werkzaamheden dienen conform de richtlijnen van de Rietdekkersfederatie te worden uitgevoerd.

5.3.1 Het rietdekkerswerk dient met inlands riet te worden uitgevoerd.

5.3.2 Het rietwerk dient met dun eenjarig riet met een frisgele kleur en een sterke, harde dikwandige stengel, behoudens een zeer dunne spreilaag van dikker en langer riet, te worden uitgevoerd. De in de bossen aanwezige doelen dienen zo veel mogelijk te worden verwijderd.

5.3.3 Bij het dekken van het riet dient gebruik gemaakt te worden van spandraad nr. 6 in roestvast staal of dubbel gegalvaniseerd. Binddraad nr. 18 in roestvast staal; gegalvaniseerd draad hiervoor is niet toegestaan. Traditionele bindmethoden met wilgentenen zijn tevens toegestaan.

5.3.4 Voor zover herstelwerk aan de dakconstructie plaatsvindt, waar rondhout zit of heeft gezeten, moet ook weer rondhout worden toegepast. Doorsneden in het algemeen 100 mm, h.o.h. 75 cm.

5.3.5 Bij killen mogen geen zinken goten worden toegepast, doch het riet moet steeds in de killen worden doorgedekt.

5.3.6 Rietvorsten dienen in een met paarden- of varkenshaar gewapende kalkspecie te worden gelegd. De wijze van nokafwerking dient in materiaal, vorm en kleur overeen te komen met de oorspronkelijke en historisch juiste nokafwerking.

 

6.0 Natuursteen

6.1 Het toe te passen natuursteen dient op ambachtelijke wijze door middel van hakken, frijnen e.d. te zijn verwerkt.

6.2 De te vervangen natuursteenonderdelen of -constructies dienen overeenkomstig bestaande, historisch juiste detaillering te worden uitgevoerd. Vervangen onderdelen dienen ter controle te worden bewaard tot de subsidie is vastgesteld.

6.3 Natuursteenreiniging is niet toegestaan.

6.4 Het impregneren en toepassen van steenverstevigers ten behoeve van gevels, gevelelementen en ornamenten is niet toegestaan.

 

7.0 Diversen

7.1 Het glaswerk dient in enkel glas (in stopverf gezet) en in principe zonder gebruikmaking van glaslatten te worden uitgevoerd. Glaslatten mogen slechts worden toegepast in situaties waar dit historisch juist is. Ten

aanzien van de detaillering van glaslatten wordt verwezen naar de voorschriften 2.1 en 2.2.

7.2 Bij onderhoud of herstel van smeedijzeren onderdelen zoals tuinhekken, gevelankers en ander siersmeedwerk dient al het ijzerwerk volledig van oude verflagen en roest te worden ontdaan.

7.3 Bij demonteren van tuinhekken dienen de hoofdstaanders te blijven staan in de voetmuur. Afslijpen en later weer aanlassen van deze hoofdstaanders is niet toegestaan.

7.4 Het hang- en sluitwerk van ramen, deuren en luiken dient overeenkomstig bestaande (oorspronkelijke) modellen te worden uitgevoerd.

7.5 De houtaantasterbestrijding dient met een middel op basis van permethroïden en conform de norm NEN 3252 te worden uitgevoerd. Alvorens tot bestrijding wordt overgegaan, moeten eerst de ruimte en de constructies goed stofvrij worden gemaakt.

7.5.1 Bij toepassing van injectoren ter bestrijding van houtaantasters dient vooraf op het kapplan of op de spanttekeningen het aantal en de plaats van de injectoren te worden aangegeven. Dit kapplan of eventuele tekeningen dienen vooraf ter goedkeuring te worden voorgelegd aan het gemeentebestuur.

7.5.2 Het uitvoerend bedrijf moet na uitvoering van de bestrijding een schriftelijke garantie van ten minste vijf jaar afgeven; dit in verband met de cyclustijd van de larven.

7.5.3 Van het uitvoerend bedrijf dient te worden verlangd dat deze bij de toegang tot de behandelde ruimten of kappen een plaat bevestigt met daarop de datum van de bespuiting, het toegepaste middel, de garantietermijn en de naam van het bedrijf dat de bestrijding heeft uitgevoerd.