Regeling vervallen per 08-12-2022

Verordening voor de raad, bevattende het reglement van orde voor de raad en de raadscommissies

Geldend van 22-08-2013 t/m 07-12-2022 met terugwerkende kracht vanaf 26-06-2013

Intitulé

Verordening voor de raad, bevattende het reglement van orde voor de raad en de raadscommissies

De raad van de gemeente Alblasserdam;

gelezen het voorstel van het presidium van 5 juni 2013 met betrekking tot Verordening voor de raad en de raadscommissies;

gelet op artikel 16 van de gemeentewet

B E S L U I T:

Vast te stellen de verordening voor de raad, bevattende het reglement van orde voor de raad en de raadscommissies.

Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen

Artikel

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    lid: lid van de raad of raadscommissie;

  • b.

    voorzitter: de voorzitter van de raad of de raadscommissie of diens vervanger;

  • c.

    griffier: griffier van de raad of diens vervanger;

  • d.

    griffiepersoneel: griffiemedewerker(s) en plaatsvervangend griffier

  • e.

    secretaris: secretaris van de gemeente;

  • f.

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • g.

    presidium: commissie bestaande uit fractievoorzitters ten behoeve van de processen van raadsvergaderingen en raadscommissievergaderingen

  • h.

    vergadering: vergadering van de raad of raadscommissie;

  • i.

    amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • j.

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

  • k.

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • l.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • m.

    fractie: een groepering die een politieke partij vertegenwoordigd in de raad.

  • n.

    fractievoorzitter: voorzitter van een fractie.

  • o.

    initiatiefvoorstel: een voorstel van de raad of een raadslid voor een verordening of een ander voorstel;

  • p.

    interpellatie: verzoek om inlichtingen of uitleg van het college of de burgemeester.

  • q.

    verslag: een op besluitvorming gericht verslag van hetgeen is behandeld in de vergadering van de raad en raadscommissie

  • r.

    schriftelijke vragen: vragen die een lid van de raad schriftelijk stelt aan het college en waarop het college binnen vooraf bepaalde tijd antwoord moet geven.

Hoofdstuk II Algemene bepalingen betreffende de raad en zijn commissies

Artikel 1 De voorzitter

De voorzitter is belast met:

  • a.

    het leiden van de vergadering;

  • b.

    het handhaven van de orde;

  • c.

    het doen naleven van deze verordening;

  • d.

    wat de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 2 De griffier

  • 1.

    De griffier of diens vervanger is bij elke vergadering van de raad en raadscommissie aanwezig.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan bij de vergadering van de raadscommissie ook een lid van het griffiepersoneel, niet zijnde de plaatsvervangend griffier aanwezig zijn.

  • 3.

    De griffier kan indien daartoe door de voorzitter uitgenodigd, deelnemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.

Artikel 3 Aanwezigheid burgemeester, wethouders en secretaris

  • 1.

    Het presidium, dan wel een lid van de raad of raadscommissie kan één of meer wethouders uitnodigen, al dan niet op hun verzoek, om in de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslaging deel te nemen.

  • 2.

    Het presidium, dan wel een lid van de raad of raadscommissie kan het college verzoeken de secretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen.

  • 3.

    Het presidium, dan wel een lid van de raadscommissie kan de burgemeester uitnodigen, al dan niet op zijn verzoek, om in de vergadering van de raadscommissie aanwezig te zijn en aan de beraadslaging deel te nemen.

Artikel 4 Het presidium

  • 1.

    De raad heeft een presidium.

  • 2.

    De voorzitter van de raad of diens vervanger is voorzitter van het presidium.

  • 3.

    Het presidium bestaat uit de voorzitter en de fractievoorzitters. De griffier of diens plaatsvervanger is in elke vergadering van het presidium aanwezig.

  • 4.

    De voorzitter kan voorstellen de secretaris en/of een of meerdere wethouders uit te nodigen voor het presidium.

  • 5.

    Elke fractievoorzitter wijst een lid van de raad aan dat hem bij zijn afwezigheid in het presidium vervangt.

  • 6.

    Elke fractievoorzitter heeft één stem in het presidium. De voorzitter heeft geen stemrecht, in geval de stemmen staken beslist de voorzitter.

  • 7.

    Het presidium heeft als taak:

    • a.

      de commissie- en raadsagenda’s vast te stellen. Hierbij wordt ook bepaald welke collegeleden bij een agendapunt worden uitgenodigd en op welke wijze de inspraak zal plaatsvinden. De uitnodiging van een collegelid om aanwezig te zijn bij een agendapunt blijkt uit de vermelding van zijn naam bij het betreffende agendapunt. De uitnodiging houdt automatisch in dat het collegelid gerechtigd is aan de discussie deel te nemen.

    • b.

      te besluiten over de procedurele afwikkeling van aan de raad gerichte stukken.

    • c.

      voorstellen te doen inzake het functioneren van de raad en de ondersteuning van de fracties.

    • d.

      op verzoek van de raad onderwerpen voor te bereiden voor behandeling in de raad(commissies).

    • e.

      het in beslotenheid bespreken van vertrouwelijke zaken op voorstel van de voorzitter, de raad, het college of de burgemeester.

  • 8.

    In aanvulling op het bepaalde in lid 7.e. kan het presidium bepalen zaken te bespreken binnen het beraad van de fractievoorzitters, te noemen het seniorenconvent. Het seniorenconvent kan de raadsvoorzitter verzoeken aan haar bespreking deel te nemen.

Artikel 5 Besluitenlijst

  • 1.

    De griffier draagt zorg voor de opstelling van een op besluitvorming gerichte besluitenlijst van de vergadering van de raad en de raadscommissie.

  • 2.

    Voor zover de aard en de inhoud van de besluitvorming zich daartegen niet verzet, wordt de besluitenlijst zo spoedig mogelijk na de vergadering openbaar gemaakt door plaatsing op het Raadsinformatiesysteem (RIS) van de gemeenteraad van Alblasserdam.

  • 3.

    De leden, de voorzitter, de wethouders, de griffier en de secretaris hebben het recht een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de besluitenlijst onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor de vaststelling van de besluitenlijst bij de griffier te worden ingediend of gemeld.

  • 4.

    De besluitenlijst bevat ten minste:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de wethouders en de ter vergadering aanwezige leden;

    • b.

      voor de besluitenlijsten van de raadsvergadering geldt dat melding wordt gedaan van de leden die niet aanwezig waren;

    • c.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • d.

      de tekst van de besluiten die zijn genomen en/of de adviezen die zijn gegeven;

    • e.

      de tekst van de ter vergadering ingediende (burger)initiatiefvoorstellen, moties, amendementen en subamendementen;

    • f.

      de door de portefeuillehouders gedane toezeggingen.

  • 5.

    De besluitenlijst wordt in de eerstvolgende vergadering vastgesteld, waarna dit door de voorzitter en de griffier wordt ondertekend.

Artikel 6 Geluidsverslag

  • 1.

    De vergaderingen van de raad en de raadscommissie worden digitaal vastgelegd.

  • 2.

    De volledige geluidsopname, doorzoekbaar op agendapunt en persoon, is toegankelijk voor iedere belangstellende.

  • 3.

    De geluidsopname wordt onder andere beschikbaar gesteld door plaatsing op het Raadsinformatiesysteem van de gemeenteraad van Alblasserdam, bij de betreffende vergadering.

  • 4.

    Het in het tweede en derde lid vermelde is niet van toepassing op besloten vergaderingen als bedoeld in de artikelen 46 en 66 van deze verordening.

  • 5.

    Van bijeenkomsten voor informatie en opinie zoals bedoeld in artikel 49, lid 10 van deze verordening en van de hamerraad zoals bedoeld in artikel 14, lid 2 van deze verordening wordt geen geluidsverslag gemaakt.

  • 6.

    Ingeval van technische calamiteiten dient de griffier zorg te dragen voor een samenvattend schriftelijk verslag.

Artikel 7 toehoorders en pers

  • 1.

    De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen op de voor hen bestemde plaatsen, openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2.

    Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

  • 3.

    De voorzitter is bevoegd toehoorders die op enigerlei wijze de orde verstoren, te laten vertrekken. Toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren, kan de voorzitter voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering ontzeggen.

Artikel 8 Geluid- en beeldregistraties

  • 1.

    Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergaderingen van de raad en/of raadscommissie geluid- dan wel beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

  • 2.

    De aanwijzigen zoals bedoeld in het eerste lid kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van de pers aantasten.

Artikel 9 Gebruik computers en mobiele apparatuur

  • 1.

    In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het stand-by houden van computers, mobiele telefoons of andere communicatie- en informatiemiddelen, zodanig dat inbreuk gemaakt wordt op de orde van de vergadering, niet toegestaan.

  • 2.

    Het is aan de voorzitter om te bepalen of er inbreuk gemaakt wordt op de orde van de vergadering.

Hoofdstuk III Nieuwe raadsleden, benoeming wethouders en fracties

Artikel 10 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging raadsleden

  • 1.

    Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad een commissie in bestaande uit drie leden van de raad. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden van de raad en het proces-verbaal van het centraal stembureau.

  • 2.

    De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3.

    Het onderzoek naar de geloofsbrieven van de leden van de nieuwe raad en van het proces-verbaal van het centraal stembureau gebeurt in de laatste samenkomst van de raad in oude samenstelling na de verkiezingen.

  • 4.

    Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5.

    In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 11 Fractie

  • 1.

    De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2.

    Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3.

    De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter van de raad.

  • 4.

    Indien:

    • a.

      één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

    • b.

      twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

    • c.

      één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

  • wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter van de raad.

  • 5.

    Met de in het vierde lid beschreven nieuwe situatie en met de eventuele nieuwe naam van de fractie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan.

Artikel 12 Benoeming wethouders

  • 1.

    Wethouders worden benoemd door de raad.

  • 2.

    Bij de benoeming van een wethouder wordt door de raad een ad hoc commissie benoembaarheid wethouders ingesteld.

  • 3.

    Deze commissie heeft als taak te onderzoeken of de kandidaat voldoet aan de eisen van de gemeentewet en de raad hierover schriftelijk te adviseren.

  • 4.

    Bij een tussentijdse benoeming bestaat de ad hoc commissie benoembaarheid wethouders uit één lid per fractie, met uitzondering van de fractie waaruit de wethouder benoemd wordt. Bij de benoeming van een geheel nieuw college neemt uit iedere fractie iemand plaats in de commissie.

  • 5.

    De kandidaatwethouder legt de documenten die nodig zijn voor de in het hiernavolgende lid te verrichte toetsing. De kandidaatwethouder maakt bovendien alle overige door hem of haar in dat verband relevant geachte informatie aan de commissie kenbaar.

  • 6.

    De ad hoc commissie benoembaarheid wethouders toetst de van de kandidaatwethouder ontvangen documenten aan de hand van:

    • a.

      benoembaarheidsvereisten: de artikelen 35, 36a, 10 en 41a van de gemeentewet;

    • b.

      nevenfuncties: de artikelen 12 en 41b van de gemeentewet;

    • c.

      onverenigbare functies: artikel 36b van de gemeentewet;

    • d.

      onverenigbare en verboden handelingen: de artikelen 41c, 15 en 46 van de gemeentewet;

    • e.

      de gedragscode voor de gemeente;

    • f.

      een verklaring omtrent het gedrag.

  • 7.

    De commissie verricht haar werkzaamheden in een niet-openbare vergadering waarvan geen verslag wordt gemaakt.

  • 8.

    De kandidaatwethouder kan door de commissie worden uitgenodigd om de aangedragen documenten mondeling te komen toelichten.

  • 9.

    Op basis van de beoordeelde informatie formuleert de commissie een schriftelijk beargumenteerd advies aan de raad ten aanzien van de benoembaarheid van de voorgedragen wethouder(s). Hierin wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 10.

    De griffier ondersteunt de ad-hoc commissie benoembaarheid wethouders.

Hoofdstuk IV Vergaderingen gemeenteraad

Artikel 13 Vergaderfrequentie

  • 1.

    De vergaderingen van de raad worden ruim voor aanvang van het betreffende kalenderjaar door het presidium vastgesteld en vinden in de regel plaats iedere laatste dinsdag van de maand, vangen aan om 19.30 uur en worden gehouden in de burgerzaal van het gemeentehuis.

  • 2.

    De raad kan daarnaast nog één of twee keer per maand op dinsdagavond bijeenkomen om in een zogenoemde hamerraad bij hamerslag besluiten te nemen over voorstellen over voorstellen aan de raad.

  • 3.

    De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg met het presidium.

Artikel 14 Oproep

  • 1.

    De voorzitter zendt tenminste vijf dagen voor een vergadering de leden van de raad een oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2.

    De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden beschikbaar gesteld voor de raad.

  • 3.

    Indien een agenda wordt vastgesteld zoals bedoeld in artikel 14, derde lid, wordt deze zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk 32 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden van de raad verzonden.

Artikel 15 Agenda

  • 1.

    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 32 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen en beschikbaar stellen voor de leden.

  • 2.

    Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen van de agenda afvoeren.

  • 3.

    Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende rijp acht voor de openbare beraadslaging, kan hij het onderwerp verwijzen naar de raadscommissie of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 4.

    Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

  • 5.

    De agenda bevat in ieder geval het agendapunt ‘actualiteiten’, waarbij de leden van de raad korte vragen kunnen stellen over zaken die de laatste twee dagen voor de raadsvergadering actueel zijn geworden.

Artikel 16 Ter inzage leggen van stukken

  • 1.

    Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van de terinzagelegging melding in de openbare kennisgeving bedoeld in artikel 17. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid worden de stukken ook op elektronische wijze aan een ieder beschikbaar gesteld.

  • 3.

    Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, worden deze in gesloten envelop aan de leden toegestuurd. Deze stukken blijven in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier.

Artikel 17 Openbare kennisgeving

  • 1.

    De vergadering wordt tegelijkertijd met de schriftelijke oproep door aankondiging op de voorlichtingspagina van de gemeente in een huis-aan-huisblad en op het RaadsInformatieSysteem van de gemeente openbaar gemaakt.

  • 2.

    De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien.

    • c.

      de mogelijkheid tot uitoefenen van het spreekrecht.

Artikel 18 Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 19 Zitplaatsen

  • 1.

    De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg met de fractievoorzitters bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2.

    Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg met de fractievoorzitters.

  • 3.

    De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders, secretaris en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 20 Opening vergadering; vergaderquorum

  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien de helft plus één van de leden van de raad, blijkens de presentielijst aanwezig zijn.

  • 2.

    Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

  • 3.

    Terstond na de opening van de eerste vergadering in het nieuwe jaar, wordt het volgende gebed uitgesproken:

    “Almachtige God, Wij danken U , dat Gij ons allen gespaard hebt en in goede welstand hier wilt samenbrengen om de belangen der gemeente te behartigen. Wij bidden U om Uw zegen bij de volbrenging der werkzaamheden, die ons in het komende jaar zijn opgelegd. Schenk ons wijsheid en voorzichtigheid en doe onze beraadslagingen strekken tot Uw eer en tot bevordering der ware belangen van deze gemeente. Dit vragen wij U om Christus’ wil. Amen”

  • 4.

    Het in derde lid genoemde gebed wordt uitgesproken door de voorzitter van de raad of, indien hij of zij het uitspreken van het gebed niet met zijn of haar innerlijke overtuiging in overeenstemming kan brengen, door een raadslid dat zich daarvoor beschikbaar stelt.

Artikel 21 Spreekrecht burgers

  • 1.

    Na opening van de vergadering kunnen burgers gezamenlijk gedurende maximaal dertig minuten het woord voeren over geagendeerde onderwerpen.

  • 2.

    Het woord kan niet gevoerd worden over:

    • a.

      een besluit van het gemeentebestuur waartegen een bezwaar en beroep openstaat of heeft opengestaan

    • b.

      benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene Wet Bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

  • 3.

    Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit vóór de aanvang van de vergadering van de raad aan de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn contactgegevens en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.

  • 4.

    De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 5.

    Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeeld de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes insprekers zijn. De voorzitter kan na overleg met de gemeenteraad in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd

  • 6.

    De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter of een lid doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de burger.

Artikel 22 Primus bij hoofdelijke stemming

  • 1.

    Eén van de leden van de raad of de voorzitter kan verzoeken om een hoofdelijke stemming.

  • 2.

    Op het moment van hoofdelijke stemming wordt de primus bepaald. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.

  • 3.

    Wanneer bij een stemming blijkt dat de presentielijst bij het betreffende nummer niet is getekend, dan wel het betreffende lid op het moment van stemming niet aanwezig is, dan vangt de stemming aan bij het eerstvolgende aanwezige lid op de presentielijst.

Artikel 23 Ingekomen stukken en mededelingen

  • 1.

    Bij de raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de raad en raadscommissie, worden op een lijst geplaatst.

  • 2.

    De lijst met ingekomen stukken, inclusief een voorstel van het presidium aangaande de afdoening, wordt als onderdeel van de voorlopige agenda aan de leden van de raad en raadscommissie toegezonden.

  • 3.

    De terinzagelegging geschiedt zoals vastgelegd in artikel 16 van dit reglement.

  • 4.

    Een voorstel tot wijziging van de afdoening dient bij voorkeur schriftelijk te worden ingediend of gemeld bij het presidium door toedoen van de griffier.

Artikel 24 Spreken in de raad

  • 1.

    De leden van de raad en andere aanwezigen spreken vanaf hun eigen plaats of vanaf de spreekplaats.

  • 2.

    Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de leden van de raad en de andere aanwezigen spreken vanaf een andere plaats.

  • 3.

    Iedereen die spreekt richt zich tot de voorzitter.

  • 4.

    Een spreker voert het woord na dit van de voorzitter gekregen te hebben.

  • 5.

    De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd wanneer een lid van de raad het woord vraagt over de orde van de vergadering.

  • 6.

    De beraadslaging over een onderwerp geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 7.

    Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 8.

    Een lid mag, tenzij hij rapporteur is van een commissie of een motie, (sub)amendement of een initiatiefvoorstel voor wat betreft het betreffende agendapunt heeft ingediend, in een termijn niet meer dan eenmaal het woord voeren.

  • 9.

    Het presidium of ieder afzonderlijk lid van de raad kan de raad een voorstel doen over de spreektijd van de leden en de overige aanwezigen.

Artikel 25 Handhaving orde; schorsing

  • 1.

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid van de raad hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2.

    Indien een spreker, zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord de vergadering sluiten.

Artikel 26 Beraadslaging

  • 1.

    De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2.

    Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een bepaalde tijd te schorsen voor nader beraad.

Artikel 27 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1.

    De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, de wethouders, de secretaris, de griffier of de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2.

    Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de raad genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 28 Beslissing

  • 1.

    Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel, tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3.

    Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Artikel 29 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Artikel 30 Algemene bepalingen over stemming

  • 1.

    De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

  • 2.

    In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in het verslag vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich op grond van artikel 28 van de Gemeentewet van stemming te hebben onthouden.

  • 3.

    Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 4.

    De voorzitter roept de leden bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 22 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

  • 5.

    Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 6.

    De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 7.

    Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft.

  • 8.

    Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 9.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 31 Stemming over amendementen en moties

  • 1.

    Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2.

    Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3.

    Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4.

    Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

  • 5.

    Indien twee of meer moties op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd.

Artikel 32 Stemming over personen

  • 1.

    Wanneer een stemming over personen voor het doen van een benoeming, van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter twee leden tot stembureau.

  • 2.

    Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4.

    Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat als gevolg van het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren.

  • 5.

    Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 6.

    Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een blanco stembriefje;

    • b.

      een ondertekend stembriefje;

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • d.

      een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

    • e.

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 7.

    In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voorzitter.

  • 8.

    Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 33 Herstemming over personen

  • 1.

    Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2.

    Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3.

    Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 34 Beslissing door het lot

  • 1.

    Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2.

    Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3.

    Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Artikel 35 Schriftelijke vragen

  • 1.

    Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd. Vragen die niet voldoen aan het hiervoor gestelde worden per omgaande aan de indiener teruggestuurd.

  • 2.

    De vragen worden bij de griffier ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college of de burgemeester worden gebracht.

  • 3.

    Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college of de burgemeester de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4.

    De antwoorden van het college of de burgemeester worden door tussenkomst van de griffier aan de leden van de raad toegezonden.

  • 5.

    De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 36 Amendementen

  • 1.

    Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door de leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2.

    Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3.

    Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter ingediend, tenzij de voorzitter met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde oordeelt dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 5.

    Intrekking, door de indiener(s) van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 37 Moties

  • 1.

    Ieder lid van de raad kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2.

    Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3.

    De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4.

    De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp, vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 5.

    Intrekking door de indiener(s) van de motie is mogelijk totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 38 Voorstellen van orde

  • 1.

    De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3.

    Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 39 Initiatiefvoorstel

  • 1.

    Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk door toedoen van de griffier bij de voorzitter worden ingediend.

  • 2.

    De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst.

  • 4.

    De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat:

    • a.

      het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld;

    • b.

      het voorstel eerst dient te worden behandeld in de raadscommissie;

    • d.

      voor advies naar het college dient te worden gezonden. In het laatste geval bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 5.

    De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een initiatiefvoorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

  • 6.

    Op een spoedeisend initiatiefvoorstel, inhoudende het ontslag van een wethouder, zijn de bepalingen in dit artikel niet van toepassing. Een dergelijk voorstel kan na instemming van de raad terstond aan de agenda toegevoegd worden.

Artikel 40 Collegevoorstellen

  • 1.

    Een voorstel van het college aan de raad dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2.

    Indien de raad oordeelt dat een voorstel zoals bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 41 Interpellatie

  • 1.

    Het verzoek tot het houden van interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 32 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk door toedoen van de griffier bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2.

    De voorzitter brengt door toedoen van de griffier de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de wethouders. Bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3.

    De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van de raad, de burgemeester en de wethouders niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 42 Inlichtingen

  • 1.

    Indien een lid over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169 derde lid en 180 derde lid van de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe schriftelijk ingediend.

  • 2.

    De griffier draagt er zorg voor dat het verzoek om inlichtingen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college of de burgemeester worden gebracht.

  • 3.

    De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de in eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

  • 4.

    Het verzoek om inlichtingen en de beantwoording vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

Artikel 43 Procedure begroting en jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet bepaalt het presidium de planning en procedure voor wat betreft de voorbereiding, het onderzoek en de behandeling en vaststelling van de begroting, alsmede de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en de behandeling en vaststelling van de jaarrekening.

Artikel 44 Verslag en verantwoording lidmaatschap van andere organisaties

  • 1.

    Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen, heeft het recht om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken òf voor het sluiten van de vergadering verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de raadscommissie.

  • 2.

    Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 36, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 42, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 5.

    Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd.

Artikel 45 Besloten vergadering; algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van deze titel van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 46 Besloten vergadering; verslag

  • 1.

    Het verslag van een besloten vergadering wordt niet rondgedeeld, maar ligt uitsluitend voor de leden, de wethouders, de burgemeester en de secretaris ter inzage.

  • 2.

    Dit verslag wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van dit verslag. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 47 Besloten vergadering; geheimhouding

  • 1.

    Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden.

  • 2.

    Geheimhouding dient in acht te worden genomen door een ieder die bij de vergadering aanwezig is en door een ieder die op een andere wijze kennis heeft van de stukken.

Artikel 48 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van gestelde in artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Hoofdstuk V Raadscommissie

Artikel 49 Instelling

  • 1.

    De raad stelt de volgende raadscommissies in:

    • a.

      Samenleving

    • b.

      Grondgebied

    • c.

      Bestuur

    • d.

      Auditcommissie

    • e.

      ad hoc

  • 3.

    De raadscommissie Samenleving bereidt de besluitvorming van de raad voor en overlegt met het college en de burgemeester over het programma Samenleving;

  • 4.

    De raadscommissie Grondgebied bereidt de besluitvorming van de raad voor en overlegt met het college en de burgemeester over het programma Ruimte

  • 5.

    De raadscommissie Bestuur bereidt de besluitvorming van de raad voor en overlegt met het college en de burgemeester over het programma Dienstverlening en Bestuur.

  • 6.

    De auditcommissie zoals geregeld in artikel 4, lid 3 van de Controleverordening, ter bevordering van een efficiënte en doeltreffende accountantscontrole, heeft de volgende taken:

    • a.

      zorgt ervoor dat de jaarlijks te houden onderzoeken van het college, de rekenkamercommissie en de accountant op elkaar worden afgestemd met behoud van ieders bevoegdheden, waardoor er geen dubbele onderzoeken plaatsvinden

    • b.

      adviseert aan de raad, het college, de rekenkamercommissie en de accountant over de kwaliteit van de uit te brengen rapportages, inclusief de begroting, de jaarrekening en de bestuursrapportages.

    • c.

      bespreekt bij aanvang van het jaar het door het college opgestelde Controleprotocol en voorziet dit van een advies aan de raad ten behoeve van de vaststelling van het protocol.

    • d.

      bespreekt het verslag van bevindingen bij de jaarrekening vóór behandeling in de raad(scommissie) en terzake een advies uitbrengt aan de raad (overleg als bedoeld in artikel 7, lid 4 van de Controleverordening).

    • e.

      bespreekt alle overige door de accountant aan de raad gezonden rapportages vóór bespreking in de raad(scommissie) en van een advies aan de raad voorziet.

    • f.

      De raadsleden binnen de Auditcommissie zorgen ervoor dat zij hun fractie informeren en betrekken bij de onderwerpen die in de Auditcommissie aan de orde komen, waardoor het mogelijk is bij de bespreking van de onderwerpen in de raad(scommissie) een debat te voeren en tot besluitvorming te komen.

    • g.

      te adviseren over de benoeming van de accountant door de raad dan wel de verlening/wijziging van het contract met de accountant (artikel 2, lid 1 van de Controleverordening).

    • h.

      te adviseren over de evaluatie door de raad van de wijze waarop de accountantscontrole wordt uitgevoed (artikel 2, lid 2 van de Controleverordening).

    • i.

      de raad te adviseren over de door de raad uit te spreken voorkeur voor de door de Rekenkamercommissie te onderzoeken onderwerpen (artikel 5, lid 8 van de Verordening rekenkamercommissie).

    • j.

      de raad te adviseren over het door het college naar de raad gezonden jaarlijkse onderzoeksplan (artikel 3, lid 1 van de Verordening onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid).

  • 7.

    De ad hoc commissie wordt belast met specifieke onderwerpen.

  • 8.

    Onderwerpen worden integraal in één raadscommissie behandeld. Het presidium bepaalt in voorkomende gevallen wat de meest aangewezen raadscommissie is waarin het onderwerp wordt behandeld.

  • 9.

    Indien een gezamenlijke vergadering van raadscommissies wordt belegd, vervult de voorzitter van de raadscommissie die het onderwerp het meest aangaat (zonodig door het presidium te bepalen), de taken van de voorzitter.

  • 10.

    Naast de hiervoor genoemde raadscommissies worden er Bijeenkomsten voor informatie en opinie (BIO) georganiseerd. Deze bijeenkomsten zijn bedoeld voor de raad:

    • a.

      om zich te oriënteren op onderwerpen (waar gaat het over, waar willen we speciaal aandacht aan schenken, hoe en wanneer pakken we het onderwerp aan);

    • b.

      om tot opinievorming te komen (de raadsleden debatteren dan met elkaar zonder al een besluit te nemen);

    • c.

      presentaties door college of externen (al dan niet op verzoek raad);

    • d.

      om in contact te komen met de samenleving.

Artikel 50 Voorzitter

  • 1.

    De voorzitter wordt door de raad uit zijn midden benoemd.

  • 2.

    De voorzitter heeft tot taak de vergadering technisch te leiden.

  • 3.

    De voorzitter is geen lid van de raadscommissie

Artikel 51 Samenstelling

  • 1.

    Een raadscommissie bestaat uit maximaal drie leden per fractie. Per fractie mogen in totaal voor alle commissies twee leden worden benoemd die geen raadslid zijn.

  • 2.

    Het is de fracties vrij om te bepalen wie er namens de fractie een commissievergadering bijwoont.

  • 3.

    Degenen die vanuit de fracties in een raadscommissie plaatsnemen worden op dat moment aangeduid als commissielid.

  • 4.

    De artikelen 10,11, 12,13 en 15 van de gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op een lid van een raadscommissie.

  • 5.

    De in het eerste lid genoemde leden die geen raadslid zijn, dienen tijdens de laatste verkiezingen van de raad geplaatst te zijn op de kandidatenlijst van de fractie.

  • 6.

    De in het eerste lid bedoelde leden die geen raadslid zijn, kunnen pas toetreden tot de commissie nadat zij schriftelijk de volgende verklaring hebben ondertekend:

  • ”dat hij/zij de benoeming als lid van de raadscommissie … voor de raadsperiode ….-…. aanvaardt;

    dat hij/zij om tot lid van de raadscommissie te zijn benoemd rechtstreeks, noch middellijk, onder welke naam of voorwendsel ook, enige gift of gunst heeft gegeven of beloofd;

    dat hij/zij om iets als raadscommissielid te doen of te laten, rechtstreeks, noch middellijk enig geschenk of enige belofte heeft aangenomen of zal aannemen;

    dat hij/zij getrouw zal zijn aan de Grondwet, de wetten zal nakomen en zijn plichten als raadscommissielid naar eer en geweten zal vervullen

    dat hij/zij geen betrekkingen vervult, welke ingevolge de Gemeentewet met het raadslidmaatschap en dus het raadscommissieschap, onverenigbaar zijn;

    dat hij/zij nadrukkelijk kennis heeft genomen van de bepalingen in de Gemeentewet over raadscommissies en de Verordening op de raadscommissies …., waardoor hij op de hoogte is over geheimhouding omtrent zaken en/of stukken die in beslotenheid zijn behandeld en ten aanzien waarvan een commissie geheimhouding heeft opgelegd, één en ander tot het moment waarop die geheimhouding is opgeheven;

    dat hij/zij overigens de nodige vertrouwelijkheid in acht zal nemen ten aanzien van zaken en/of stukken, waarvan de vertrouwelijkheid genoegzaam bekend is of in het algemeen verondersteld mag worden, één en ander op een wijze zoals dit van een raadscommissielid mag worden verwacht”.

Artikel 52 Zittingsduur

  • 1.

    De zittingsperiode van een lid, de voorzitter en zijn plaatsvervanger eindigt in ieder geval aan het einde van de zittingsperiode van de raad.

  • 2.

    Een lid houdt op lid te zijn van een raadscommissie indien zij niet meer voldoen aan de in artikel 51, derde lid, gestelde eisen.

  • 3.

    De raad kan de voorzitter of zijn plaatsvervanger ontslaan.

  • 4.

    De voorzitter en zijn plaatsvervanger kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan de raad. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als hun opvolger is benoemd.

  • 5.

    Indien door overlijden of ontslag een vacature ontstaat, beslist de raad zo spoedig mogelijk over de vervulling daarvan met inachtneming van artikel 49, 50 en 51.

Artikel 53 Vergaderfrequentie

  • 1.

    In de regel vinden de vergaderingen van de raadscommissies plaats een week voor de raadsvergadering.

  • 2.

    De vergadering van de raadscommissie wordt in de regel uiterlijk 23:00 uur afgesloten. Nog niet behandelde, geagendeerde, onderwerpen zullen verplaatst worden naar de eerstvolgende commissievergadering. De voorzitter kan middels een ordevoorstel aan de commissie het voorstel ten doen de vergadering na 23:00 uur voort te zetten.

  • 3.

    Een raadscommissie vergadert voorts indien de voorzitter het nodig oordeelt of indien tenminste twee fracties schriftelijk met opgaaf van redenen daarom verzoeken.

  • 4.

    In afwijking van het bovenstaande geldt voor de auditcommissie dat zij vier keer per jaar vergadert en wel in:

    • a.

      januari/februari, waarbij o.a. het Controleprotocol en het onderzoeksplan van de rekenkamercommissie voor het betreffende jaar wordt besproken.

    • b.

      april/mei, waarbij o.a. het verslag van bevindingen bij de jaarrekening wordt besproken.

    • c.

      juni, waarbij o.a. de voorjaarsnota wordt besproken

    • d.

      oktober, waarbij o.a. de begroting en de stukken van het college inzake het artikel 213a onderzoek wordt besproken.

Artikel 54 Oproep en agenda

  • 1.

    De voorzitter zendt tenminste 10 dagen voor een vergadering de leden een schriftelijke oproep onder vermelding van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering.

  • 2.

    De agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 86, eerste en tweede lid van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden verzonden.

  • 3.

    Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld, als bedoeld in artikel 13, derde lid, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen of onderwerpen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 32 uur voor aanvang van de vergadering, aan de leden gezonden.

  • 4.

    De agenda kent een door het presidium vast te stellen vaste opbouw.

  • 5.

    Wanneer de raadscommissie een onderwerp of voorstel onvoldoende voor beraadslaging voorbereid acht, kan hij aan het college of de burgemeester nadere inlichtingen of advies vragen. De raadscommissie bepaalt in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 6.

    Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 55 Ter inzage leggen van stukken en openbare kennisgeving

Artikel 16 en 17 van deze verordening zijn overeenkomstig van toepassing.

Artikel 56 Presentielijst

  • 1.

    De griffier stelt een presentielijst op van de leden die aanwezig zijn bij de vergadering van de raadscommissie.

  • 2.

    De leden van de commissie die geen raadslid zijn, ontvangen een vergoeding per vergadering. Het bedrag van deze vergoeding wordt door of vanwege de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vastgesteld.

Artikel 57 Opening vergadering; vergaderquorum

  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien meer dan de helft van het aantal fracties aanwezig is én de aanwezige leden in deze fracties gezamenlijk meer dan een kwart van het aantal zetels van de raad vertegenwoordigen.

  • 2.

    Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter onder verwijzing naar dit artikel dag en uur van de volgende vergadering, op een tijdstip dat ten minste 24 uur na het bezorgen van de schriftelijke oproep is gelegen.

  • 3.

    Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De raadscommissie kan echter over andere dan de geagendeerde aangelegenheden alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst aan het bepaalde in artikel 1 is voldaan.

Artikel 58 Spreekrecht burgers

  • 1.

    Bij elk agendapunt worden de aanwezige burgers in maximaal twee termijnen in gelegenheid gesteld het woord te voeren.

  • 2.

    Het woord kan niet gevoerd worden over:

    • a.

      een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar en beroep openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

  • 3.

    Elke spreker krijgt in de eerste termijn 5 minuten en in de tweede termijn de gelegenheid voor nog een korte reactie.

Artikel 59 Spreken in de commissie

  • 1.

    Een ieder spreekt vanaf zijn plaats en richt zich tot de voorzitter.

  • 2.

    Per onderwerp is er per fractie slechts één woordvoerder.

  • 3.

    Een ieder voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 4.

    De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer het woord wordt gevraagd over de orde van de vergadering.

  • 5.

    De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raadscommissie anders beslist.

  • 6.

    Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 7.

    Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 8.

    Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

  • 9.

    Het presidium of een deelnemer aan de commissievergadering kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden.

Artikel 60 Voorstellen van orde

  • 1.

    De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3.

    Over een voorstel van orde beslist de raadscommissie terstond.

Artikel 61 Handhaving orde; schorsing

  • 1.

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2.

    Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

  • 4.

    De voorzitter kan de raadscommissie voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 62 Beraadslaging

  • 1.

    De raadscommissie kan op voorstel van de voorzitter of een lid beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2.

    Op verzoek van een lid van de raadscommissie of op voorstel van de voorzitter kan de raadscommissie beslissen de vergadering voor een bepaalde tijd te schorsen voor nader beraad.

Artikel 63 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1.

    De raadscommissie kan bepalen dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2.

    Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een lid genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 64 Advies

  • 1.

    Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raadscommissie anders beslist.

  • 2.

    Nadat de beraadslaging is gesloten, beslist de raadscommissie of er een advies aan de raad wordt uitgebracht.

  • 3.

    Indien de raadscommissie een advies aan de raad uitbrengt, beslissen de leden op voorstel van de voorzitter over de inhoud van het advies. Tevens besluit de raadscommissie of het stuk in de raad als akkoord- of bespreekstuk wordt geagendeerd.

  • 4.

    In afwijking van het bovenstaande geldt voor de Auditcommissie dat zij een coördinerende, afstemmende, informerende en adviserende rol heeft.

  • 5.

    Lid 3 is niet van toepassing op de auditcommissie.

  • 6.

    De voorzitter van de Auditcommissie kan in de raad(scommissie) de adviezen van de Auditcommissie toelichten.

Artikel 65 Besloten vergadering; algemeen

Op een besloten vergadering van de raadscommissie zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 66 Besloten vergadering; verslag

  • 1.

    Het verslag van een besloten vergadering wordt in een gesloten envelop verzonden aan alle raads- en commissieleden, de leden van het college en liggen ter inzage bij de griffier.

  • 2.

    Dit verslag wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raadscommissie een beslissing over het al dan niet openbaar maken van dit verslag. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 67 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raadscommissie overeenkomstig de betreffende artikelen in de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De geheimhouding geldt in ieder geval tot de eerstvolgende raadsvergadering en dient dan te worden bekrachtigd.

Hoofdstuk VI Slotbepalingen

Artikel 68 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van dit reglement, beslist de raad of raadscommissie op voorstel van de voorzitter.

Artikel 69 Experiment

De raad kan op voorstel van het presidium besluiten tot afwijking van het bepaalde in dit reglement met als doel te experimenteren met een andere wijze van werken voor een periode van maximaal 1 jaar.

Artikel 70 Inwerkingtreding

  • 1.

    Dit reglement treedt in werking op de eerstvolgende dag na vaststelling door de raad.

  • 2.

    Op dat tijdstip vervalt het “Reglement van Orde van de gemeenteraad”, vastgesteld bij raadsbesluit van 8 december 2010, de “Verordening op de raadscommissies 2008”, vastgesteld bij raadsbesluit van 6 februari 2008 en de nota taken en bevoegdheden auditcommissie, vastgesteld bij raadsbesluit van 5 juli 2006.

Ondertekening

Alblasserdam, 25 juni 2013
De raad voornoemd,
griffier voorzitter