Verordening sociaal-medische indicatie kinderopvang Albrandswaard

Geldend van 27-09-2013 t/m heden

Intitulé

Verordening sociaal-medische indicatie kinderopvang Albrandswaard

RAADSBESLUIT

Besluit nr.: 131248

Onderwerp: Verordening sociaal-medische indicatie kinderopvang Albrandswaard

De raad van de gemeente Albrandswaard;

Overwegende dat het gewenst is de verlening, de voorschotverlening en de vaststelling van de tegemoetkoming van de gemeente in de kosten van kinderopvang bij verordening te regelen;

Gelet op het bepaalde in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en artikel 149 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

I.De Verordening sociaal-medische indicatie kinderopvang Albrandswaard vast te stellen;

II. Het tegemoetkomingsplafond voor sociaal-medische indicatie kinderopvang vast te stellen op het in de begroting onder "Kinderopvang SMI" opgenomen bedrag.

I. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      De wet: de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

    • b.

      Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Albrandswaard;

    • c.

      SMI-kinderopvang: kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie;

    • d.

      Ouder: ouder of verzorger van het kind waarvoor een aanvraag voor SMI-kinderopvang is ingediend;

    • e.

      Gezamenlijk huishouden: het gedeelde hoofdverblijf van twee personen in dezelfde woning, die blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van die huishouding dan wel anderszins blijk geven van de wens op te treden als eenheid;

    • f.

      Partner; diegene met wie de aanvrager een gezamenlijk huishouden voert, dan wel, indien hier geen sprake van is of is geweest, met wie de aanvrager door middel van een co-ouderschapsovereenkomst of anderszins de zorg draagt voor het kind of de kinderen.

    • g.

      Voorliggende voorziening: elke mogelijkheid om in kinderopvang te voorzien waarvan door de aanvragende ouder gebruik kan worden gemaakt, waaronder andere financiele tegemoetkomingen en adequate kinderopvang in de informele sfeer.

  • 2. Voor zover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis als in de wet.

II. Noodzaak van kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie

Artikel 2 Doelgroep

Deze verordening is bedoeld voor de in Albrandswaard woonachtige ouder die in het bezit is van een geldige verblijfsstatus en van wie door een door het college aan te wijzen deskundige instantie is vastgesteld:

  • a.

    dat er sprake is van zodanige sociaal-medische problematiek van de ouder dat op grond van deze problematiek kinderopvang noodzakelijk is, of

  • b.

    dat kinderopvang in het belang van een goede en gezonde ontwikkeling van het kind noodzakelijk is.

Artikel 3 Verzoek vaststelling noodzaak van kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie

  • 1. Het verzoek tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie wordt ingediend samen met de aanvraag tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op sociaal-medische indicatie.

  • 2. Een verzoek tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      naam en adres en burger service nummer van de ouder;

    • b.

      indien van toepassing: naam en burger service nummer van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner;

    • c.

      naam, burger service nummer en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • d.

      indien van toepassing: naam en burger service nummer van overige inwonende personen;

    • e.

      overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de noodzaak van de tegemoetkoming.

  • 3. Een aanvraag tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op sociaal-medische indicatie bevat, naast de in lid 2 genoemde gegevens, in ieder geval de volgende gegevens: een offerte of contract van het kindercentrum dat de kinderopvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven: het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang.

  • 4. Het college kan bepalen dat de aanvraag geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 5. Indien de ouder met een ander een gezamenlijk huishouden voert, dan wordt de aanvraag mede ondertekend door die ander.

Artikel 4 Besluit noodzaak

  • 1. Het college stelt op aanvraag van de ouder vast of deze en/of diens partner een persoon is die onder de doelgroep genoemd in artikel 2 van deze verordening valt.

  • 2. Alvorens te besluiten, wint het college advies in ten behoeve van de vaststelling van de noodzakelijkheid van kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie.

Artikel 5 Weigeringsgronden

  • 1. Het college weigert de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie vast te stellen indien er sprake is van een voorliggende voorziening.

  • 2. Tot een voorliggende voorziening wordt in ieder geval gerekend een voorziening op grond van:

    • a.

      de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (artikel 1.6 lid a t/m j);

    • b.

      de algemene wet bijzondere ziektekosten;

    • c.

      jeugdzorg;

    • d.

      persoonsgebonden budget;

    • e.

      medisch kinderdagverblijf;

    • f.

      het fonds maatschappelijke participatie;

    • g.

      bijzondere bijstand;

    • h.

      andere adequate opvangvoorzieningen zowel in professionele, als in niet-professionele zin (eigen netwerk, vrijwilligers, etc.);

    • i.

      een bijdrage van de werkgever.

III. De tegemoetkoming

Artikel 6 Aanspraak op een tegemoetkoming

Wanneer een sociaal-medische indicatie is afgegeven door het college heeft een ouder aanspraak op een tegemoetkoming in de door de ouder te betalen kosten van kinderopvang indien:

  • a.

    Het college op grond van het bepaalde in het advies, zoals bedoeld in artikel 4, lid 2 van deze verordening, kan vaststellen in welke mate deze ouder in aanmerking behoort te komen voor een tegemoetkoming in deze kosten;

  • b.

    Het kinderopvang betreft in een geregistreerd kindercentrum, gevestigd in de gemeente Albrandswaard en welke deelneemt in het lokaal zorgnetwerk.

Artikel 7 Duur van de tegemoetkoming

  • 1. Het college verleent de tegemoetkoming in de kosten smi-kinderopvang voor de duur van maximaal 12 maanden.

  • 2. Gedurende de periode van tegemoetkoming moet de aanvrager, samen met relevante hulpverleners, werken aan een structurele oplossing.

  • 3. Indien bij de aanvraag van de tegemoetkoming al duidelijk is dat slechts voor een beperkte periode opvang nodig is, bijvoorbeeld door het bereiken van de leeftijd van vier jaar door het op te vangen kind, of door deelname van de ouder aan een traject van een beperkte duur, waarvoor kinderopvang noodzakelijk is, zal de tegemoetkoming slechts worden verleend voor deze beperkte periode.

Artikel 8 Omvang van de tegemoetkoming

  • 1. Het college stelt de omvang voor dagopvang vast op maximaal zes dagdelen per week met een maximum van 10,5 uur per dag en voor buitenschoolse opvang op maximaal drie dagen per week.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan het college besluiten tot een ruimere omvang, wanneer daartoe zwaarwegende redenen zijn.

Artikel 9 Hoogte van de tegemoetkoming

  • 1. De hoogte van de tegemoetkoming is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten voor kinderopvang, verminderd met een vast te stellen ouderbijdrage.

  • 2. De ouderbijdrage wordt als volgt berekend:

    • a.

      Voor reguliere, niet-gesubsidieerde kinderopvang wordt aan de hand van het inkomen van de ouders en de duur, omvang en uurprijs van de kinderopvang bepaald wat de hoogte van de kinderopvangtoeslag via de belastingdienst zou zijn indien hier aanspraak op gemaakt kon worden. De ouderbijdrage is dan de werkelijke prijs minus de berekende kinderopvangtoeslag.

    • b.

      Voor gesubsidieerde kinderopvang wordt aan de hand van het inkomen van de ouders en de duur en omvang van de kinderopvang en de door de belastingdienst gehanteerde maximum uurprijs, bepaald wat de hoogte van de kinderopvangtoeslag via de belastingdienst zou zijn indien hier aanspraak op gemaakt kon worden. De ouderbijdrage is dan de maximum prijs minus de berekende kinderopvangtoeslag.

IV. Verlening en vaststelling van de tegemoetkoming

Artikel 10 Verlening van de tegemoetkoming

  • 1. Het college besluit over de aanvraag van de tegemoetkoming binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2. Het college kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het college stelt de ouder hiervan schriftelijk in kennis.

  • 3. De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming door het college in ontvangst is genomen.

  • 4. Als op de in lid 3 genoemde datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal aanvangen.

  • 5. Het besluit tot verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat in ieder geval:

    • a.

      de vaststelling tot welke van de gemeentelijke doelgroepen de ouder behoort;

    • b.

      de naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

    • c.

      de naam en het adres van het kindercentrum waar de kinderopvang plaatsvindt;

    • d.

      de periode en de omvang van de kinderopvang waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend;

    • e.

      de wijze waarop het bedrag van de tegemoetkoming wordt bepaald en het bedrag dat op basis hiervan wordt verleend;

    • f.

      de wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald;

    • g.

      de verplichtingen van de ouder.

Artikel 11 Weigeringsgrond

  • 1. De tegemoetkoming kan worden geweigerd bij te verwachten overschrijding van het in lid 2 genoemde tegemoetkomingsplafond.

  • 2. Jaarlijks wordt door de gemeenteraad in de begroting een bedrag opgenomen voor SMI-kinderopvang. Dit bedrag geldt als plafond voor de in artikel 6 van deze verordening bedoelde tegemoetkomingen.

  • 3. Het college hanteert de volgende verdeling van het beschikbare bedrag:

  • a. Het college geeft prioriteit aan de kinderopvang voor een kind dat een kalenderjaar overschrijdende periode, die nog niet verstreken is, toegekend heeft gekregen.

  • b. Vervolgens is de datum van binnenkomst van de aanvragen bepalend, waarbij geldt dat een eerder ontvangen aanvraag prioriteit heeft boven een later ontvangen aanvraag.

  • c. Het college berekent voor elke aanvraag de verwachte benodigde tegemoetkoming op basis van de verwachte duur en omvang van de smi-kinderopvang.

Artikel 12 De bevoorschotting van de tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming wordt in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen uitbetaald.

  • 2. Het college kan nadere voorschriften stellen over de wijze van bevoorschotting.

Artikel 13 Vaststelling van de tegemoetkoming

  • 1. De ouder verstrekt binnen vier weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode.

  • 2. Het college stelt de tegemoetkoming binnen acht weken na ontvangst van het overzicht van de kosten vast.

  • 3. De tegemoetkoming wordt overeenkomstig de vaststelling binnen vier weken betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

V. Verplichtingen van de ouder

Artikel 17 Inlichtingenplicht

  • 1. De ouder moet meewerken aan hetgeen hem wordt gevraagd in het kader van de tegemoetkoming.

  • 2. De ouder of de partner doet het college onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging schriftelijk mededeling van inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming.

  • 3. De ouder of partner verstrekt desgevraagd aan het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn.

VI. Slotbepalingen

Artikel 18 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien de toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 19 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van de bekendmaking.

  • 2. De verordening wet kinderopvang Albrandswaard, vastgesteld bij raadsbesluit op 12 september 2005, wordt op het moment waarop deze verordening in werking treedt ingetrokken.

Artikel 20 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening sociaal-medische indicatie kinderopvang Albrandswaard.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente
Albrandswaard in zijn openbare vergadering van
16 september 2013
De griffier, De voorzitter,
mr. Renske van der Tempel drs Hans-Christoph Wagner