Regeling vervallen per 01-01-2022

Verordening Wet inburgering gemeente Almere 2011

Geldend van 15-04-2011 t/m 31-12-2021

Intitulé

Verordening Wet inburgering gemeente Almere 2011

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Verordening Wet inburgering 2011

De raad van de gemeente Almere;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders

gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, 24f en 35 van de Wet inburgering;

artikel 4.27, derde lid van het Besluit inburgering;

overwegende dat

de financiering van inburgeringsactiviteiten voor de jaren 2011 tot en met 2014 onder druk staat als gevolg van bezuinigingen van de rijksoverheid;

hierdoor een keuze gemaakt dient te worden tussen de groepen inburgeraars waaraan nog een aanbod voor een voorziening wordt gedaan;

deze keuzes in de verordening worden vastgelegd.

B E S L U I T:

vast te stellen de volgende verordening:

VERORDENING WET INBURGERING 2011

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering;

    • c.

      Wwb: Wet werk en bijstand:

    • d.

      voorziening: een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

    • e.

      taaltoets: diagnose-instrument om het taalniveau van de inburgeringsplichtige te bepalen bij de start van het traject;

    • f.

      examen: inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II.

  • 2. Alle begrippen in deze verordening die niet nader omschreven zijn, hebben dezelfde betekenis als in respectievelijk de wet, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot de voorzieningen.

  • 2. Het college draagt er zorg voor dat vrijwillige inburgeraars op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet.

  • 3. Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in ieder geval gebruik van de volgende structurele middelen:

    • a.

      het intakegesprek

    • b.

      schriftelijk voorlichtingsmateriaal

    • c.

      website

  • 4. Het college beoordeelt jaarlijks de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars en rapporteert daarover aan de raad.

Hoofdstuk 2. Doelgroepen, samenstelling en aanbod van voorziening

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

  • 1. Het college wijst bij uitvoeringsbesluit de groepen inburgeringsplichtigen aan waaraan hij uitsluitend een voorziening kan aanbieden. Hierbij hanteert het college de volgende criteria:.

    • a.

      het hebben van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 of 33 van de Vreemdelingenwet 2000;

    • b.

      het zijn van geestelijke bedienaar;

    • c.

      het bieden van zorg aan een of meer kinderen jonger dan 18 jaar en daarnaast geen inkomsten uit arbeid heeft, algemene bijstand ontvangt of een uitkering geniet;

    • d.

      het ontvangen van algemene bijstand en daarnaast een arbeidsverplichting als bedoeld in artikel 9 Wwb heeft

  • 2. Het college stelt jaarlijks bij uitvoeringsbesluit het maximaal aantal aan te bieden voorzieningen vast.

Artikel 4 Inburgeraars die al een voorziening is toegekend

  • 1. De rechten en verplichtingen zoals die in deze verordening zijn vastgelegd zijn ook van toepassing op degene die inburgerinsplichtig is op grond van de Verordening Wet inburgering 2009 of 2007.

  • 2. Het eerste lid geldt uitsluitend voor degene aan wie op het moment van inwerkingtreding van deze verordening al een voorziening is toegekend.

Artikel 5 De samenstelling van de voorziening

  • 1. Het college stemt de voorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2. Wanneer een inburgeringsplichtige als bedoeld in artikel 3 tweede lid onder d een voorziening wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de voorziening wordt afgestemd op diens mogelijkheden tot arbeidsinschakeling. Dit houdt in afstemming op:

    • a.

      de aard van de arbeid die de inburgeringsplichtige verricht;

    • b.

      de aard van de arbeid die de inburgeringsplichtige nog gaat verrichten.

  • 3. Een inburgeringsvoorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    • 1.

      taaltoets;

    • 2.

      trajectbegeleiding.

Artikel 6 De procedure van het doen van een aanbod

  • 1. Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2. In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de voorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en plichten vermeld die daaraan worden verbonden.

  • 3. De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen twee weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4. Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen acht weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot vaststelling van de voorziening overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 7 Voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

  • 1. Het college behandelt het verzoek van de inburgeringsplichtige om in aanmerking te komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget op de in tijd navolgende wijze:

  • a. mondeling, via de intake;

  • b. op basis van een taal- en leerbaarheidstoets;

  • c. op basis van een schriftelijke overeenkomst of beschikking.

  • 2. Het college keurt het verzoek van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een inburgeringsvoorziening goed indien de inburgeringsvoorziening:

  • a. naar het oordeel van het college passend is om hem voor te bereiden op en toe te leiden naar het examen-; en

  • b. wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat in het bezit is van het Keurmerk Inburgeren, een daarmee vergelijkbaar kwaliteitskeurmerk of aan vergelijkbare eisen van transparantie en klanttevredenheid voldoet;

  • c. niet duurder is dan € 4000,=.

  • 3. Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een taalkennisvoorziening goed, indien deze taalkennisvoorziening:

  • a. naar het oordeel van het college passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2; en

  • b. wordt verzorgd door een inburgeringbedrijf dat in het bezit is van het Keurmerk Inburgeren, een daarmee vergelijkbaar kwaliteitskeurmerk of aan vergelijkbare eisen van transparantie en klanttevredenheid voldoet;

  • c. niet duurder is dan € 4000,=.

  • 4. Als het college de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget heeft vastgesteld sluit de inburgeringsplichtige een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf.

Artikel 8 De inning van de eigen bijdrage

  • 1. Voor een inburgeringsplichtige die algemene bijstand ontvangt wordt de eigen bijdrage bekostigd uit de aangeboden voorziening als bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a Wwb.

  • 2. De overige inburgeringsplichtigen dienen de eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet in ten hoogste zes termijnen van drie maanden te betalen.

  • 3. Het college stelt bij uitvoeringsbesluit de inning van de eigen bijdragen nader vast.

  • 4. Het college legt in de beschikking tot vaststelling van de voorziening het aantal termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage bekostigd uit de aangeboden voorziening als bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a Wwb, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 9 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de aanvaarde voorziening ;

  • b.

    het deelnemen aan (voortgangs-)gesprekken met de klantmanager en trajectbegeleider;

  • c.

    het tijdstip waarop voor de eerste keer wordt deelgenomen aan het examen;

  • d.

    het melden aan de klantmanager dat niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan.

Artikel 10 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van de voorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de voorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de datum waarop het examen moet zijn behaald;

  • d.

    het aantal termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage; en

  • e.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Hoofdstuk 3. De bestuurlijke boete

Artikel 11 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250,- indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500,- indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde voorziening bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 8 van deze verordening.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het examen heeft behaald.

Artikel 12 De hoogte van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 10, eerste lid, bedraagt ten hoogste € 250,- indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 10, tweede lid, bedraagt ten hoogste € 500,- indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 1000,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 en 33 van de wet vastgestelde termijn het examen heeft behaald.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 15 april 2011.

  • 2. De Verordening Wet inburgering Gemeente Almere 2009 wordt per de in het eerste lid genoemde datum ingetrokken.

Artikel 14 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet inburgering gemeente Almere 2011.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 7 april 2011

De griffier, de voorzitter,

J.D. Pruim A. Jorritsma-Lebbink