Regeling vervallen per 01-01-2023

Centrumregeling Participatiewet Rijnstreek

Geldend van 01-01-2018 t/m 31-12-2022

Intitulé

Centrumregeling Participatiewet Rijnstreek

De colleges van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn, Nieuwkoop en Kaag en Braassem;

Overwegende dat;

• de gemeenten Alphen aan den Rijn, Nieuwkoop en Kaag en Braassem in 2012 gestart zijn met een Bestuurlijk Overleg Sociaal Domein om de regionale samenwerking op het gebied van de drie transities Jeugdzorg, Wmo 2015 en Participatiewet vorm te geven;

• op 22 februari 2017 hiervoor een intentieovereenkomst is ondertekend;

• de gemeente Alphen aan den Rijn bereid is om in het kader van samenwerking binnen het sociale domein als centrumgemeente te fungeren voor de uitvoering van de Participatiewet voor de in deze regeling benoemde uitvoeringstaken;

• het in dat kader, uit het oogpunt van kwaliteit, adequate dienstverlening aan burgers, borging van continuïteit, verhoging van efficiency, en behoud van de gemeentelijke autonomie ten aanzien van beleid, gewenst is te komen tot een samenwerkingsverband tussen genoemde gemeenten in de vorm van een centrumregeling;

• Alphen aan den Rijn bereid is de in deze regeling genoemde taken uit te voeren op een zo efficiënt mogelijke wijze, waardoor de kosten ook voor de regiogemeenten zo laag mogelijk blijven.

• Besloten is om de samenwerking te formaliseren in een centrumregeling en een aantal uitvoeringstaken van de regiogemeenten op te dragen aan de centrumgemeente;

• voor de benoemde uitvoeringstaken een exclusief recht geldt, zoals bedoeld in de Aanbestedingswet 2012;

• gelet op hoofdstuk 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

• de door de gemeenteraden van Alphen aan den Rijn, Nieuwkoop, en Kaag en Braassem verleende toestemming, overeenkomstig artikel 1, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, aan de colleges van burgemeester en wethouders voor het aangaan van de samenwerking en het treffen van deze regeling.

Besluiten regeling te treffen om te komen tot de:

Centrumregeling Participatiewet Rijnstreek

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1 – Begrippen

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder;

a. Alphen aan den Rijn: de gemeente Alphen aan den Rijn;

b. centrumgemeente: gemeente als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen en artikel 3 van deze regeling;

c. college: college van burgemeester en wethouders;

d. deelnemer óf deelnemende gemeente: een aan deze regeling deelnemend college van burgemeester en wethouders, inclusief de centrumgemeente;

e. regeling: deze centrumregeling;

f. regiogemeenten: de gemeenten Nieuwkoop en Kaag en Braassem;

g. Werkbedrijf: Alphens organisatieonderdeel gericht op de uitvoering van de Participatiewet voor het bieden van dienstverlening die zich richt op de arbeidsinschakeling van de doelgroep(en) en de ondersteuning aan sw-medewerkers (oud WSW).

h. Kandidaten; Iedere inwoner die door het Werkbedrijf wordt begeleid en ondersteund.

Artikel 2 – Doel en belang

1. Het belang van deze regeling is het gezamenlijk vorm geven van de samenwerking op het gebied van de arbeidsinschakeling van de doelgroep(en) Participatiewet, inclusief de ondersteuning van de huidige WSW-medewerkers en inwoners die vallen onder Beschut Werken.

2. Deze regeling heeft tot doel te komen tot een doelmatige uitvoering van de in artikel 4 van de regeling aan de centrumgemeente opgedragen taken.

Hoofdstuk 2: Centrumgemeente en regiogemeenten

Artikel 3 – Aanwijzing centrumgemeente

Alphen aan den Rijn wordt aangewezen als centrumgemeente.

Artikel 4 – Taken

1. De colleges van de regiogemeenten dragen in Dienstverleningsovereenkomst(en) (DVO), zoals bedoeld in artikel 7 van deze regeling, aan het college van Alphen aan den Rijn, taken op ter verwezenlijking van het doel, genoemd in artikel 2.

2. De taken die krachtens dit artikel worden opgedragen aan de centrumgemeente, worden door de colleges van de regiogemeenten bijgehouden in een mandaatregister.

3. De samenwerking zal zich in ieder geval richten op:

a. het bieden van ondersteuning aan kandidaten bij toeleiding naar de (reguliere) arbeidsmarkt en het functioneren op deze (reguliere) arbeidsmarkt;

b. het stimuleren van een betere doorstroom van onbetaald naar betaald werk;

c. het ontzorgen van werkgevers bij het aannemen en begeleiden van kandidaten met een afstand tot de arbeidsmarkt (ook baanafspraak-baners);

d. dienstverlening aan de huidige WSW-medewerkers en inwoners die vallen onder Beschut Werken;

4. Een regiogemeente kan met de centrumgemeente in de DVO incidentele- en structurele opdrachten in het Sociaal Domein toevoegen, die de centrumgemeente vervolgens voor de betreffende regiogemeente gaat uitvoeren en factureren. Hiermee wordt het DVO een dynamisch document, dat altijd de actuele financiële kaders weergeeft waarbinnen de centrumgemeente haar taken uitvoert per regiogemeente.

5. Alphen aan den Rijn zal haar rol als centrumgemeente in de zin van de Participatiewet en in de geest van het Koersplan uitvoeren.

Artikel 5 – Bevoegdheden colleges

1. Ter verwezenlijking van het doel, als bedoeld in artikel 2, kunnen de colleges van de regiogemeenten aan het college van Alphen aan den Rijn taken opdragen en bevoegdheden mandateren.

2. De bevoegdheden die ter uitvoering van deze regeling worden gemandateerd, worden in een mandaatregeling opgenomen. De mandaatregeling wordt vastgesteld en gewijzigd door eensluidende besluiten van de colleges en burgemeesters van de gemeenten.

3. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op het verlenen van volmacht tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen door Alphen aan den Rijn namens de gemeenten.

Artikel 6 – Financiën

1. Voor de taakuitvoering, zoals genoemd in artikel 4, ontvangt Alphen aan den Rijn van iedere regiogemeente een vergoeding. De hoogte van de vergoeding en de momenten van facturering en betaling worden opgenomen in de DVO, conform vastgesteld in de meerjarenbegroting Werkbedrijf.

Artikel 7 – DVO’s

1. In een tussen het college van de regiogemeenten en het college van Alphen aan den Rijn te sluiten DVO, wordt nadere uitwerking gegeven aan de taken uit deze regeling. In de DVO wordt in ieder geval vastgelegd;

a. onder welke uitvoeringskaders de diensten plaatsvinden (gebaseerd op de inhoudelijke (transformatie) doelstellingen);

b. het overzicht van de uit te voeren diensten.

c. aan welke kwaliteitseisen de taakuitoefening door Alphen aan den Rijn moet voldoen en welk resultaat er wordt beoogd (KPI’s)

d. de hoogte van de financiële bijdrage.

e. de informatie- en verantwoordingsplicht van het college van Alphen aan den Rijn aan de colleges van de regiogemeenten;

f. de wijze waarop de colleges van de gemeenten elkaar informeren over het niet nakomen van hun verplichtingen en de gevolgen die zij daaraan verbinden;

g. de kosten en verplichtingen verbonden aan uittreding en verrekening hiervan;

2. De plicht, als bedoeld in het vorige lid, onder e, houdt in ieder geval in het verstrekken van alle gegevens aan de regiogemeenten die voor de uitvoering van de wetgeving door de gemeenten van belang zijn.

3. De DVO kan door een college van de daaraan deelnemende gemeenten op voorstel van elke deelnemer worden gewijzigd, waarbij instemming van de andere deelnemer is vereist.

Hoofdstuk 3: Wijziging, toetreding, uittreding en opheffing

Artikel 8 – Wijziging van de regeling

1. Iedere deelnemer kan een voorstel doen tot een geringe wijziging van deze regeling.

2. De geringe wijziging komt tot stand, indien alle deelnemende colleges van burgemeester en wethouders aan deze regeling met de geringe wijziging van de regeling akkoord zijn gegaan.

3. Een geringe wijziging van deze regeling is elke wijziging, voor zover deze niet hiervan is uitgezonderd in lid 5 van dit artikel als niet-geringe wijziging.

4. Iedere deelnemer kan een voorstel doen tot een niet geringe wijziging van deze regeling.

5. Onder een niet geringe wijziging van deze regeling vallen uitsluitend de volgende;

a. de wijziging van de taken, zoals opgenomen bij artikel 4, lid 3, van deze regeling;

b. een wijziging van de regeling, waarvoor een wijziging van de begroting van één of meer van de deelnemers nodig is;

c. een wijziging van de regeling, waarbij sprake is van een toetreding van een nieuwe deelnemer aan de regeling;

d. een wijziging van de regeling, waarbij sprake is van de uittreding van één van de deelnemers aan deze regeling;

e. de opheffing van deze regeling.

6. De niet geringe wijziging van deze regeling wordt voorgelegd aan de gemeenteraden van de deelnemers, pas indien alle deelnemers met de gewijzigde regeling akkoord zijn.

7. De deelnemers gaan pas over tot een niet geringe wijziging van deze regeling dan na verkregen toestemming van de gemeenteraden van de deelnemers.

8. De wijziging van deze regeling treedt in werking op de dag volgend op die waarop deze door de deelnemers bekend is gemaakt, tenzij bij de gewijzigde regeling anders is bepaald.

9. Op de wijziging van deze regeling is artikel 16 van deze regeling van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9 – Toetreding tot de regeling

1. Iedere deelnemer kan een voorstel doen tot toetreding van een college aan deze regeling.

2. Bij toetreding van een college maken de deelnemers afspraken over een herschikking van de financiële bijdragen.

3. De toetreding, zoals bedoeld in het vorige lid, wordt pas voorgelegd aan de gemeenteraden van de deelnemers, indien alle deelnemers met de toetreding akkoord zijn.

4. De toetreding vindt niet eerder plaats dan na verkregen toestemming van de gemeenteraden van de deelnemers en de gemeenteraad van het toetredende college.

5. Toetreding tot deze regeling door andere colleges is gedurende het eerste jaar na het treffen van deze regeling niet mogelijk.

6. Op toetreding tot deze regeling is artikel 15 van deze regeling van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10 – Uittreding uit de regeling

1. Een deelnemer die wenst uit te treden maakt dit voornemen schriftelijk kenbaar aan de overige deelnemers.

2. Een deelnemer besluit tot uittreding nadat zijn raad hiertoe toestemming heeft verleend.

3. Uittreding kan niet eerder plaats vinden dan met ingang van het kalenderjaar, volgend op het jaar waarin het besluit tot uittreding is genomen, mits het besluit tot uittreding uiterlijk op 30 juni van het jaar, voorafgaand aan het jaar van uittreding, schriftelijk bekend is gemaakt aan de centrumgemeente.

4. Onverminderd het derde lid, is uittreding gedurende de eerste drie jaar na het aangaan van deze regeling, niet mogelijk.

5. De uittredende deelnemer ontvangt van de centrumgemeente bij uittreding een eindafrekening, waarin de kosten worden opgenomen die verband houden met de uittreding. Een en ander wordt nader uitgewerkt in de dienstverleningsovereenkomst. Een afrekening bij uittreding na de eerste drie jaar is niet aan de orde (m.u.v. verplichtingen oud WSW) door de wijze van financiering van een vast bedrag. Na vier of vijf jaar is afrekening afhankelijk van de dan te maken afspraken.

6. Naar aanleiding van de uittreding wijzigen de overige deelnemers de regeling, conform artikel 8, of heffen zij de regeling op, conform artikel 11.

7. Op uittreding uit deze regeling is artikel 15 van deze regeling van overeenkomstige toepassing.

8. Het DVO voor de huidige WSW-medewerkers (oude regeling) kent een langere termijn. Dit wordt in de DVO per gemeente vastgelegd.

Artikel 11 – Opheffing van de regeling

1. Deze regeling wordt opgeheven bij gelijkluidend besluit van de colleges van minimaal twee derde van de deelnemers. Een verzoek tot uittreding van minimaal twee derde van de deelnemers wordt beschouwd als een verzoek tot opheffing.

2. Indien een besluit tot opheffing, als bedoeld in het vorige lid, wordt genomen, geven de deelnemers een onafhankelijke registeraccountant de opdracht om een opheffingsplan op te stellen.

3. Het opheffingsplan, bedoeld in het tweede lid, voorziet in ieder geval in de verplichting van de deelnemers gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing en de personele gevolgen hiervan.

4. Het college van Alphen aan den Rijn is belast met de uitvoering van het opheffingsplan bedoeld in het tweede lid.

Hoofdstuk 4: Overige bepalingen

Artikel 12 – Evaluatie

1. Deze regeling zal, samen met de behaalde restulaten op KPI niveau, binnen drie jaar na het treffen ervan worden geëvalueerd door een onafhankelijke organisatie onder gemeenschappelijk opdrachtgeverschap en gemeenschappelijke financiering van de deelnemers.

2. De resultaten van deze evaluatie zullen aan de deelnemers worden verstrekt via de colleges van de gemeenten.

Artikel 13 – Duur

Deze regeling is voor onbepaalde tijd getroffen.

Artikel 14 – Geschillen

1. Onverminderd artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen worden geschillen over deze regeling onderworpen aan een niet-bindend deskundigenadvies.

2. Voordat een dergelijk advies wordt gevraagd, dient het geschil besproken te worden in een afvaardiging van de deelnemende colleges.

3. Wanneer dit niet leidt tot overeenstemming wijst iedere deelnemer een onafhankelijke deskundige aan. De aangewezen deskundigen benoemen gezamenlijk een deskundige die als voorzitter van de adviescommissie optreedt. Het opdrachtgeverschap aan de commissie wordt door de deelnemers gezamenlijk vervuld.

4. De kosten voor het optreden van de onafhankelijke deskundige komen voor rekening van de deelnemer, waarvoor deze optreedt.

5. De kosten voor het optreden van de gezamenlijk deskundige, die als voorzitter optreedt, zoals bedoeld in lid 3, worden verdeeld over de deelnemers, waarbij de verdeling naar verhouding van het aantal kandidaten is.

Artikel 15 – Inzending

Het college van Alphen aan den Rijn is belast met de inzending van deze regeling aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland.

Artikel 16 – Archivering

De archivering met betrekking tot de door Alphen aan den Rijn uitgevoerde taken geschiedt op basis van de bepalingen die Alphen aan den Rijn ook voor haar eigen processen hanteert.

Artikel 17 - Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de eerste dag van de maand, volgend op de dag waarop de laatste deelnemer deze regeling op de gebruikelijke wijze bekend heeft gemaakt.

Artikel 18 - Citeerwijze

Deze regeling wordt aangehaald als: Centrumregeling Participatiewet Rijnstreek.

Bijlage 1 Toelichting op de Centrumregeling Participatiewet Rijnstreek

Inleiding

Sinds 2012 werken de gemeenten Alphen aan den Rijn, Nieuwkoop en Kaag en Braassem samen op het gebied van Werk en Inkomen. Deze samenwerking werd tot nog toe alleen vorm gegeven op basis van afspraken vastgelegd in dienstverleningsovereenkomsten.

Gelet op de verwachtte schaalvoordelen van regionale samenwerking en het bepaalde in de Aanbestedingswet 2012 is besloten om de samenwerking te formaliseren in de vorm van een centrumregeling op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr).

Aangaan centrumregeling

Voor het aangaan van een centrumregeling op basis van de Wgr door colleges, dienen de deelnemende colleges toestemming te vragen aan hun gemeenteraden (art. 1, lid 2 Wgr). De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

Deelnemers

Aan de centrumregeling nemen de colleges van burgemeester en wethouders deel van de gemeenten Alphen aan den Rijn, Nieuwkoop en Kaag en Braassem.

De gemeente Alphen aan den Rijn wordt aangewezen als centrumgemeente. Hiermee is sprake van een enkelvoudige centrumregeling. Wanneer er meer gemeenten zijn die taken uitoefenen voor andere deelnemers is er sprake van een meervoudige centrumregeling. Het ligt voor de hand om Alphen aan den Rijn aan te wijzen als centrumgemeente, aangezien deze de rol als centrumgemeente op grond van de Participatiewet al vervult. Uit efficiency oogpunt is er voor gekozen om taakuitvoering waar mogelijk te concentreren bij één centrumgemeente.

Bijlage 2 Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2 – Doel en belang

Artikel 10, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) bepaalt dat het belang ter behartiging waarvan de regeling is getroffen in de regeling staat vermeld.

Artikel 3 – Centrumgemeente

De vorm voor samenwerking voor de uitvoering van de in de regeling genoemde deelgebieden Participatiewet is een centrumregeling op grond van artikel 8 lid 4 Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr). Dit is de meest lichte –geformaliseerde – publieke samenwerkingsvorm die mogelijk is voor overheden. In tegenstelling tot bijvoorbeeld een gemeenschappelijk openbaar lichaam, wordt bij een centrumregeling geen nieuwe organisatie met rechtspersoonlijkheid in het leven geroepen. Ook kent een centrumregeling geen formeel besluitvormend orgaan zoals een algemeen of dagelijks bestuur of bestuurscommissie. Bij een centrumregeling kan worden bepaald dat daarin omschreven bevoegdheden van bestuursorganen of van ambtenaren van de aan de regeling deelnemende gemeenten (regiogemeenten), voortaan in mandaat kunnen worden uitgeoefend door bestuursorganen of ambtenaren van een van de deelnemende gemeenten (de centrumgemeente).

De basis voor deze vorm van samenwerking wordt gelegd in de tekst van de centrumregeling. Per deelnemer kunnen er vervolgens in een dienstverleningsovereenkomst nadere afspraken worden gemaakt.

In dit artikel wordt Alphen aan den Rijn aangewezen als centrumgemeente.

Artikel 4 – Taken

De taken die gedefinieerd zijn onder deze regeling worden beschouwd als een minimum pakket dat gelijk is voor alle deelnemende gemeenten. In onderling overleg kan het takenpakket worden uitgebreid of aangepast; dat kan gezamenlijk door aanpassing van

de regeling of van de dienstverleningsovereenkomst met de betreffende regiogemeente.

Alphen aan den Rijn zal haar rol als centrumgemeente voor de deelgebieden in de zin van de Participatiewet in de geest van deze regeling invullen. Het gaat daarbij zowel om de bestaande wettelijke taken (re-integratie), als de nieuwe wettelijke taken op basis van de Participatiewet (beschutte arbeidsplaatsen) en uitvoering van de resterende taak uit de voormalige WSW).

De taken die krachtens de centrumregeling worden opgedragen aan de centrumgemeente, worden door de colleges bijgehouden in een register. Dit is in lijn met artikel 27 Wgr.

Artikel 5 – Bevoegdheden

Per deelnemende gemeente moet een mandaatregeling worden gemaakt, waarin de relevante bevoegdheden van het college aan het college van Alphen aan den Rijn wordt gemandateerd. Ook dient een volmacht te worden verstrekt voor het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen.

Bevoegdheden die niet worden overgedragen, zoals bijvoorbeeld de bevoegdheid tot het vaststellen van verordeningen en beleid op basis van de Participatiewet, blijven bij het bestuursorgaan dat (oorspronkelijk) de bevoegdheden bezit.

De samenwerking richt zich op overleg en afstemming tussen de deelnemende gemeenten met betrekking tot de genoemde deelgebieden in het sociale domein. Verbetering van kwaliteit en het benutten van schaalvoordeel is leidend.

Artikelen 7 Dienstverleningsovereenkomst

Binnen de variabelen die binnen de centrumregeling wordt vastgelegd, kan de centrumgemeente met de afzonderlijke regiogemeenten dienstverleningsovereenkomsten afsluiten.

Tussen de colleges wordt een dienstverleningsovereenkomst gesloten waarin nadere uitwerking wordt gegeven aan de regeling opgenomen taken. In deze dienstverleningsovereenkomst wordt tenminste geregeld:

• De uitvoeringskaders;

• De kwaliteitseisen waaraan de taakuitoefening door Alphen aan den Rijn moet voldoen;

• De uitwerking van de kostenverdeelsleutel c.q. de wijze waarop de deelnemende gemeenten een financiële bijdrage leveren in de kosten die Alphen aan den Rijn maakt voor de uitvoering van de krachtens de regeling opgedragen taken en bevoegdheden;

• De informatieplicht en verantwoordingsplicht van het college van de gemeente Alphen aan den Rijn aan de overige colleges van de deelnemende gemeenten;

• De wijze waarop de colleges van de gemeenten elkaar informeren over het niet nakomen van hun verplichtingen en de gevolgen die zij daaraan verbinden.

In een dienstverleningsovereenkomst tussen de gemeente Alphen aan den Rijn en elke andere deelnemer afzonderlijk wordt per taakgebied of per taak nadere uitwerking gegeven aan de regeling. Tevens regelt de DVO het mandaat dat aan de centrumgemeente wordt verleend.

Artikel 8 Wijzigen van de regeling

De gemeenschappelijke regeling dient bepalingen te bevatten over de wijziging ervan (artikel 9, lid 1 Wgr).

Iedere deelnemer kan een voorstel doen tot wijziging. Voor een ondergeschikte wijziging van de centrumregeling is alleen de instemming van alle deelnemende colleges van B&W vereist.

Voor een niet ondergeschikte wijziging van de centrumregeling is toestemming van de gemeenteraden van alle deelnemers en besluitvorming in alle colleges vereist. Voordat een wijziging wordt doorgevoerd, is instemming van de deelnemende colleges vereist. In het artikel is opgenomen, welke wijzigingen van de regeling onder een niet ondergeschikte wijziging vallen, waardoor er hiervoor de toestemming van de gemeenteraden is vereist.

De toestemming van de raad kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

Het wijzigen van een dienstverleningsovereenkomst vereist instemming van de betreffende regiogemeente(n) en de centrumgemeente. Toestemming van de raad is niet noodzakelijk.

Artikelen 9, 10 en 11 – toetreding, uittreding en opheffing

Een gemeenschappelijke regeling die voor onbepaalde tijd is getroffen (zie artikel 13 van de regeling) dient bepalingen te bevatten omtrent opheffing, toetreding en uittreding (artikel 9, lid 1 Wgr).

Het eerste jaar na het aangaan van de regeling is toetreding van nieuwe deelnemers niet mogelijk. Dit om de deelnemers in de nieuwe regeling de kans te geven onderling hun draai te vinden en om tijdige besluitvorming over het aangaan van de regeling te stimuleren.

Toetreding van nieuwe deelnemers na het eerste jaar vergt een wijziging van de regeling. Dit kan op voorstel van elk van de deelnemers. Toetreding kan plaatsvinden, nadat zij hiertoe onderling overeenstemming hebben bereikt. Het besluit tot wijziging van de regeling hierover vindt plaats na toestemming van hun gemeenteraden.

Uittreding van deelnemers is de eerste drie jaar niet mogelijk. Na deze periode kan uittreding niet eerder worden geeffectueerd dan een jaar na afloop van het jaar waarin het besluit tot uittreding is genomen. Na de eerste drie jaar wordt een ‘opzegtermijn’ van een halfjaar gehanteerd. Wanneer de regeling wordt aangegaan per 1 januari 2018, zal de eerste mogelijkheid om uit te treden 1-1-2021 zijn, op voorwaarde dat de betreffende deelnemer dit voor 1-7-2020 conform de centrumregeling heeft aangekondigd. Afhankelijk van de in het DVO vastgelegde prijsafspraken kan bij uittreding een eindafrekening plaatsvinden. Bij vaste prijsafspraken is een eindafrekening niet aan de orde, met uitzondering van de dienstverlening aan de WSW-medewerkers én met inachtneming van een vast te leggen termijn.

Uittreding van deelnemers vergt een wijziging van de regeling. Ook kan naar aanleiding van de uittreding besloten worden de regeling op te heffen.

Na een daartoe strekkend besluit van de colleges van twee derde van de deelnemers zal de regeling worden opgeheven. Bij besluitvorming telt de stem van iedere gemeente even zwaar.

Artikel 12 – Evaluatie

De centrumregeling en de behaalde resultaten (op KPI niveau) zullen binnen drie jaar na aangaan worden geëvalueerd door een onafhankelijke organisatie onder gezamenlijk opdrachtgeverschap van de deelnemers. De resultaten van deze evaluatie zullen worden verstrekt aan de deelnemende colleges.

Artikel 13 – Duur

De voorkeur wordt gegeven aan een regeling voor onbepaalde tijd ten opzichte van een regeling voor bepaalde tijd. Wanneer na evaluatie geconcludeerd wordt dat de regeling effectief is en voortzetting behoeft, hoeft hiervoor geen nieuwe regeling in het leven te worden geroepen. Bij een regeling voor bepaalde tijd zou de regeling op een in de regeling genoemde datum vervallen.

Artikel 14 – Geschillen

Artikel 28 van de Wgr bepaalt dat geschillen omtrent de toepassing van de regeling door gedeputeerde staten worden beslecht, tenzij deze onder de bevoegdheid van een rechter vallen. Onverminderd deze bepaling worden geschillen over de regeling onderworpen aan een niet- bindend deskundigenadvies. Voordat dit daadwerkelijk gebeurd, dient de kwestie besproken te worden in een afvaardiging van de deelnemende colleges. Wanneer dit niet tot een oplossing leidt benoemen de colleges elk een onafhankelijk deskundige. Deze deskundigen benoemen gezamenlijk een deskundige die als voorzitter van de adviescommissie optreedt. De colleges van de deelnemende gemeenten treden gezamenlijk op als opdrachtgever van de adviescommissie.

Met het oog op de aan het optreden van de onafhankelijke deskundigen verbonden kosten zijn hierover bepalingen opgenomen in de regeling.

Artikel 15 – Inzending

Het college van de gemeente Alphen aan den Rijn draagt zorg voor het insturen van de regeling aan Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland. Dit geldt ook voor het geval de regeling wordt gewijzigd.

Artikel 16 – Archivering

De archivering met betrekking tot de door de gemeente Alphen aan den Rijn uitgevoerde taken geschiedt op basis van de bepalingen die deze gemeente ook voor haar eigen processen hanteert. Hierbij worden in ieder geval de van toepassing zijnde wet- en regelgeving in acht genomen, zoals (maar niet uitsluitend) de bepalingen uit de Archiefwet, de Wet bescherming persoonsgegevens, en de Participatiewet.

Artikel 17 – Inwerkingtreding

De regeling treedt in werking op de eerste dag van de maand, volgend op de dag waarop het laatste deelnemende college deze regeling bekend heeft gemaakt.

Ondertekening

Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen aan den Rijn op 24 oktober 2017,

de secretaris, de burgemeester,

drs. ing. P.D. Wekx MBA, mr. drs. J.W.E. Spies

Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kaag en Braassem op 24 oktober 2017,

de secretaris, de burgemeester, 

M.E. Spreij,  mr. K.M. van der Velde-Menting

Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwkoop op 31 oktober 2017,

de secretaris, de burgemeester,

mr. G.G.G. Slooters MPA, F. Buijserd