Regeling vervallen per 08-11-2023

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena houdende regels omtrent subsidie peuteropvang en voorschoolse educatie (Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie Altena 2020)

Geldend van 01-01-2021 t/m 07-11-2023

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena houdende regels omtrent subsidie peuteropvang en voorschoolse educatie (Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie Altena 2020)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena;

gelet op artikel 3, artikel 6 lid 4, artikel 7 lid 4, artikel 8 lid 3, artikel 9 lid 3 aanhef en onder g., artikel 12, artikel 14, artikel 15 lid 3 en artikel 16 van de Algemene subsidieverordening Altena 2019;

besluit:

vast te stellen de volgende regeling:

Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie Altena 2020 met inbegrip van de daarbij behorende bijlage 1.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

college

college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena

doelgroeppeuter

een in Altena woonachtige peuter met VE-indicatie

fiscaal maximum uurtarief

het door het Rijk bepaalde maximale fiscale uurtarief voor kinderopvang, geldend voor het jaar waarvoor de aanvraag wordt gedaan

gemeente

gemeente Altena

houder

degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 toebehoort en die met die onderneming een (VE-) kindercentrum exploiteert in de gemeente Altena

inkomensafhankelijke eigen bijdrage

financiële bijdrage die ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag moeten betalen voor afname van een reguliere of VE-kindplaats voor hun kind, afgestemd op het verzamelinkomen van het huishouden

inkomensverklaring

(voorheen IB 60) een verklaring van de Belastingdienst inzake de inkomensgegevens van een persoon in een bepaald belastingjaar

kalenderjaar

van 1 januari tot en met 31 december in hetzelfde jaar

kindercentrum

voorziening waar kinderopvang plaatsvindt, anders dan gastouderopvang, die voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen als bedoeld in de Wet kinderopvang en Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang, gevestigd in de gemeente Altena en geregistreerd in het Landelijk Register Kinderopvang

kinderopvang

de opvang van kinderen in de zin van de Wet kinderopvang;

kinderopvangtoeslag

de tegemoetkoming van het Rijk die ouders kunnen aanvragen als gedeeltelijke bijdrage in de kosten voor in het Landelijk Register Kinderopvang geregistreerde kinderopvang, indien zij voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 1.6 van de Wet kinderopvang;

Landelijk Register Kinderopvang

register waarin alle kindercentra, gastouderbureaus en voorzieningen voor gastouderopvang zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen;

ouder

ouder of verzorger van een reguliere peuter of doelgroeppeuter

ouderbijdrage

financiële vergoeding die de ouder(s)/verzorger(s) moeten betalen voor de afname van een reguliere kindplaats of VE-kindplaats voor hun peuter

peuter

een in Altena woonachtig kind in de leeftijd van 2 tot 4 jaar

peuteropvang

een kortdurend aanbod van kinderopvang, bijvoorbeeld in dagdelen, voor peuters van 2 tot 4 jaar op een kindercentrum

reguliere kindplaats

een plaats in de peuteropvang van maximaal 8 uur per week, gedurende minimaal 40 en maximaal 52 weken per jaar, met een maximum van 320 uur per jaar, voor reguliere peuters tussen 2 en 4 jaar en voor doelgroeppeuters tussen 2 en 2,5 jaar.

reguliere peuter

een in Altena woonachtige peuter zonder VE-indicatie

VE-indicatie

een door de Jeugdgezondheidszorg in Altena afgegeven verklaring voor een peuter die valt onder de door het college vastgestelde doelgroepdefinitie, zoals opgenomen in bijlage 1.

VE-kindplaats

een plaats op een VE-kindercentrum van maximaal 16 uur per week gedurende minimaal 40 en maximaal 52 weken per jaar, met een maximum van 640 uur per jaar, waarbij het aanbod is verspreid over minimaal 3 dagen per week en maximaal 6 uur per dag, voor doelgroeppeuters tussen 2,5 en 4 jaar

VE-kindercentrum

kindercentrum gevestigd in de gemeente Altena dat voldoet aan de eisen uit de Wet kinderopvang, Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie (VE), en als zodanig geregistreerd staat in het Landelijk Register Kinderopvang

VE-kindercentrum in oprichting

een (toekomstig) kindercentrum, waar een (toekomstig) houder wil starten met VE, die nog niet als VE-kindercentrum geregistreerd staat in het Landelijk Register Kinderopvang

VE-uurtarief

vergoeding per uur voor een VE-kindplaats, ten bedrage van €10,83 voor het jaar 2021, welk bedrag met ingang van 1 januari 2022 jaarlijks wordt verhoogd met hetzelfde bedrag waarmee het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het fiscaal maximum uurtarief verhoogd voor het desbetreffende jaar

verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag

het door de ouders ingevulde en ondertekende gemeentelijke formulier waarin zij verklaren geen recht te hebben op kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang

VNG-adviestabel

een jaarlijks door de VNG opgesteld overzicht met adviesbedragen voor de eigen bijdrage van ouders en dat is gebaseerd op de Landelijke Kinderopvangtoeslagentabel voor een betreffend jaar

voorschoolse educatie (VE)

uitvoering van een breed stimuleringsprogramma (met aandacht voor Nederlandse taalontwikkeling, denk-rekenontwikkeling, sociaal-emotionele ontwikkeling en (psycho)motorische ontwikkeling), dat gericht is op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes instromen in het basisonderwijs voor jonge kinderen, als bedoeld in artikel 166, eerste en tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs en dat voldoet aan de kwaliteitseisen Voorschoolse Educatie van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie vastgesteld op 7 juli 2010, en zoals nadien gewijzigd.

VVE-programma

een programma waarin op een gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling van kinderen wordt gestimuleerd op het gebied van rekenen, taal, motoriek, en sociaal-emotionele ontwikkeling voor zover dit programma is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut (NJI);

Artikel 2. Toepassingsbereik

Het bepaalde in deze subsidieregeling is enkel van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders voor de in artikel 3 bedoelde activiteiten.

Artikel 3. Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

A Startsubsidie

  • 1.

    Startsubsidie kan uitsluitend eenmalig per VE-kindercentrum in oprichting worden verstrekt voor de in lid 2 genoemde activiteiten mits die activiteiten noodzakelijk zijn voor het opstarten van VE, en met dien verstande dat dit op het desbetreffende VE-kindercentrum in oprichting moet resulteren in een daadwerkelijke bezetting van een of meer VE-kindplaatsen binnen een jaar na de beschikking tot subsidieverlening.

  • 2.

    De activiteiten kunnen slechts betreffen:

    • het kwalificeren van de beroepskrachten voor VE (bijv. werken met VVE-programma, VE-scholing, taalniveau 3F voor mondelinge en leesvaardigheden, opbrengstgericht werken);

    • het aanschaffen en implementeren van een VVE-programma en daarbij behorende materialen; of

    • het aanschaffen en implementeren van een daarop aansluitend kindvolgsysteem voor het periodiek volgen van de ontwikkeling van kinderen.

  • 3.

    Geen startsubsidie als bedoeld in lid 1 wordt verleend indien er sprake is van het overnemen van een kindercentrum van een andere houder dat reeds als VE-kindercentrum geregistreerd staat in het Landelijk Register Kinderopvang.

B Uitvoeringssubsidie

  • 4.

    Uitvoeringssubsidie kan uitsluitend per kalenderjaar worden verstrekt voor daadwerkelijk door peuters bezette reguliere kindplaatsen en VE-kindplaatsen op een (VE-)kindercentrum in de gemeente Altena ten behoeve van de volgende groepen peuters:

    • a)

      groep a: reguliere peuters en doelgroeppeuters tussen 2 en 2,5 jaar die een reguliere kindplaats bezetten, en waarvan de ouders aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag;

    • b)

      groep b: reguliere peuters tussen 2,5 en 4 jaar die een reguliere kindplaats bezetten, en waarvan de ouders aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag;

    • c)

      groep c: doelgroeppeuters tussen 2,5 en 4 jaar die een VE-kindplaats bezetten en waarvan de ouders aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag;

    • d)

      groep d: doelgroeppeuters tussen 2,5 en 4 jaar die een VE-kindplaats bezetten en waarvan de ouders wel recht hebben op kinderopvangtoeslag;

  • 5.

    De uitvoeringssubsidie voor een reguliere kindplaats of VE-kindplaats eindigt met ingang van de datum waarop de peuter om welke reden dan ook, het (VE-)kindercentrum verlaat of wanneer het kind 4 jaar is geworden;

  • 6.

    Het college kan besluiten de uitvoeringssubsidie voor een VE-kindplaats van een doelgroeppeuter te verlengen tot maximaal 3 maanden na het bereiken van de leeftijd van 4 jaar, indien er is sprake is van een situatie waarin het wenselijk is dat het kind langer verblijft op het VE-kindercentrum en nog niet doorstroomt naar de basisschool. Dit kan voorts alleen wanneer er een gezamenlijke gemotiveerde aanvraag door ouders, houder en onderwijs wordt ingediend bij het college door middel van het daartoe door het college vastgestelde aanvraagformulier. Deze aanvraag moet uiterlijk worden ingediend als een kind 3 jaar en 10 maanden is.

Artikel 4. Doelgroep subsidieontvangers, voorwaarden en subsidiabele periode

A Startsubsidie

  • 1.

    Startsubsidie wordt uitsluitend eenmalig per VE-kindercentrum in oprichting verstrekt aan een toekomstige houder van het betreffende toekomstige nieuwe VE-kindercentrum.

B Uitvoeringssubsidie

  • 2.

    Uitvoeringssubsidie voor een reguliere kindplaats als bedoeld in artikel 3 lid 4, onder a en b wordt uitsluitend per kalenderjaar verstrekt mits de houder verklaart gedurende de periode waarop subsidieverlening betrekking heeft te voldoen aan de volgende eisen:

    • a.

      De houder is verplicht te toetsen of ouders al dan niet recht hebben op kinderopvangtoeslag. Dit doet de houder aan de hand van de Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag in combinatie met een inkomensverklaring van beide ouders.

    • b.

      De houder bepaalt voor iedere reguliere en/of doelgroeppeuter waarvan de ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag, aan de hand van door de ouders te verstrekken actuele inkomensgegevens en de VNG-adviestabel, de hoogte van de inkomensafhankelijke ouderbijdrage;

    • c.

      De houder brengt de uitvoeringssubsidie voor een reguliere en/of VE-kindplaats zoals vermeld in artikel 6 lid 2 in mindering op het door de ouders te betalen bedrag voor afname van een reguliere kindplaats of VE-kindplaats;

    • d.

      Indien het verwachte verzamelinkomen van ouders wijzigt ten opzichte van het verzamelinkomen dat is aangegeven op de inkomensverklaring van de ouders, dan dient de houder in zijn administratie deze verklaring aan te vullen met documenten waaruit de hoogte van het nieuwe verwachte verzamelinkomen blijkt. Dergelijke documenten zijn: salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, verklaring van schuldsanering, etc. Uit deze documenten dient te blijken dat de inkomenswijziging structureel is en ieder geval geldt voor de maand voorafgaand aan afname van een reguliere kindplaats of VE-kindplaats.

    • e.

      De houder is verplicht bij wijziging van het inkomen van de ouders de inkomensafhankelijke ouderbijdrage van bedoelde ouders aan te passen.

    • f.

      De houder houdt een administratie bij van de documenten aan de hand waarvan de inkomensafhankelijke ouderbijdrage van bedoelde ouders is bepaald.

    • g.

      De houder bewaart de documenten uit sub f. tot drie jaar na afloop van het subsidiejaar en stelt deze beschikbaar aan de gemeente als de gemeente hierop een controle wil uitvoeren.

    • h.

      De houder is verplicht om uiterlijk op de datum van de start van de te subsidiëren activiteiten op zijn website een overzicht van de geldende ouderbijdragen zoals bedoeld in artikel 7, die voor het betreffende (VE-) kindercentrum gelden, per inkomensgroep en per type kindplaats te publiceren.

    • i.

      De houder dient ieder kwartaal per (VE-)kindercentrum aan het college te rapporteren welke aantallen reguliere kindplaatsen en VE-kindplaatsen zijn bezet. Hiervoor gelden de peildata 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober. Per peildatum dient de houder binnen twee weken de actuele cijfers aan de gemeente te overleggen. Zo nodig vindt er overleg plaats tussen de gemeente en de houder naar aanleiding van deze rapportages.

    • j.

      De houder is verplicht aan het periodiek gemeentelijk VE-overleg deel te nemen.

  • 3.

    Uitvoeringssubsidie voor een VE-kindplaats als bedoeld in artikel 3 lid 4 onder c en d wordt uitsluitend per kalenderjaar verstrekt aan een houder mits:

    • a.

      de houder verklaart, gedurende de periode waarop subsidieverlening betrekking heeft, te voldoen aan de eisen zoals bedoeld in lid 2 onder a t/m j;

    • b.

      de houder op het betreffende VE-kindercentrum minimaal een aanbod van 960 uur VE per doelgroeppeuter tussen 2,5 en 4 jaar aanbiedt.

Artikel 5. Subsidiabele kosten

A Startsubsidie

De startsubsidie heeft uitsluitend betrekking op de kosten die resteren na aftrek van bijdragen van derden en die naar het oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijk zijn voor uitvoering van de activiteiten als bedoeld in artikel 3, lid 1 en lid 2.

Artikel 6. Hoogte van de subsidie

A Startsubsidie

  • 1.

    Een startsubsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten, met dien verstande dat de startsubsidie slechts wordt verleend tot maximaal € 7.500,-- per VE-kindercentrum in oprichting.

B Uitvoeringssubsidie

  • 2.

    De grondslag van de uitvoeringssubsidie is het aantal daadwerkelijk afgenomen uren per reguliere kindplaats en/of VE-kindplaats in het betreffende kalenderjaar waarbij de uitvoeringssubsidie als volgt wordt berekend:

    • a.

      voor groep a zoals bedoeld in artikel 3 lid 4 onder a: per uur het verschil tussen het dat jaar geldende fiscaal maximum uurtarief en de inkomensafhankelijke ouderbijdrage per uur op basis van de VNG-adviestabel, voor maximaal 160 uur per half jaar;

    • b.

      voor groep b zoals bedoeld in artikel 3 lid 4 onder b: per uur het verschil tussen het dat jaar geldende fiscaal maximum uurtarief en de inkomensafhankelijke ouderbijdrage per uur op basis van de VNG-adviestabel, voor maximaal 320 uur per jaar;

    • c.

      voor groep c zoals bedoeld in artikel 3 lid 4 onder c: per uur het verschil tussen het vastgestelde VE-uurtarief en de inkomensafhankelijke ouderbijdrage per uur voor de eerste 320 uur per jaar, en per uur het vastgestelde VE-uurtarief, voor de tweede maximaal 320 uur per jaar;

    • d.

      voor groep d zoals bedoeld in artikel 3 lid 4 onder d: per uur het verschil tussen het dat jaar geldende fiscaal maximum uurtarief en het vastgestelde VE-uurtarief voor de eerste 320 uur per jaar, en per uur het vastgestelde VE-uurtarief voor de tweede maximaal 320 uur per jaar.

Artikel 7. Ouderbijdrage

Ouders uit de verschillende groepen als bedoeld in artikel 3 lid 4 betalen de houder voor afname van een reguliere kindplaats of VE-kindplaats de volgende bedragen:

  • a.

    voor groep a zoals bedoeld in artikel 3 lid 4 onder a: ouders betalen de houder voor maximaal 160 uur per half jaar de inkomensafhankelijke ouderbijdrage per uur tot het fiscaal maximum (op basis van de VNG-adviestabel) plus het verschil tussen het fiscaal maximum en de uurprijs van de aanbieder. Alle uren boven de 160 uur zijn volledig voor eigen kosten van de ouder.

  • b.

    voor groep b zoals bedoeld in artikel 3 lid 4 onder b: ouders betalen de houder voor maximaal 320 uur per jaar de inkomensafhankelijke ouderbijdrage per uur tot het fiscaal maximum (op basis van de VNG-adviestabel) plus het verschil tussen het fiscaal maximum en de uurprijs van de aanbieder. Alle uren boven de 320 uur zijn volledig voor eigen kosten van de ouder.

  • c.

    voor groep c zoals bedoeld in artikel 3 lid 4 onder c: ouders betalen de houder de inkomensafhankelijke ouderbijdrage per uur tot het fiscaal maximum (op basis van de VNG-adviestabel) voor de eerste 320 uur per jaar. De tweede 320 uur per jaar zijn gratis voor de ouders.

  • d.

    voor groep d zoals bedoeld in artikel 3 lid 4 onder d: ouders betalen de houder het fiscaal maximum voor de eerste 320 uur per jaar en vragen kinderopvangtoeslag terug bij de Belastingdienst. De tweede 320 uur per jaar zijn gratis voor de ouders.

Artikel 8. De aanvraag tot subsidieverlening

A Startsubsidie

  • 1.

    Een aanvraag om startsubsidie moet worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier en dient, naast de gegevens zoals genoemd in artikel 6 van de Algemene Subsidieverordening, vergezeld te zijn van een beschrijving en planning van de activiteiten, waaruit blijkt dat en wanneer voldaan wordt aan de eisen gesteld in artikel 3, lid 1 en lid 2.

B Uitvoeringssubsidie

  • 2.

    Een aanvraag om uitvoeringssubsidie moet worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier en dient, naast de gegevens zoals genoemd in artikel 6 van de Algemene Subsidieverordening, vergezeld te zijn van een reële inschatting van het aantal door peuters bezette reguliere en VE-kindplaatsen per (VE-)kindercentrum in het komende kalenderjaar en een verklaring waarin de houder verklaart te zullen voldoen aan de eisen als bedoeld in artikel 4 lid 2.

Artikel 9. Aanvraagtermijn.

A Startsubsidie

  • 1.

    Een aanvraag om startsubsidie, als bedoeld in artikel 3, lid 1, wordt, in afwijking van artikel 7, lid 3, van de Algemene Subsidieverordening, ingediend uiterlijk 12 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten zoals genoemd in artikel 3, lid 2, waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

B Uitvoeringssubsidie

  • 2.

    Een aanvraag om uitvoeringssubsidie, als bedoeld in artikel 3, lid 4, wordt in afwijking van artikel 7, lid 1, van de Algemene Subsidieverordening, ingediend uiterlijk 30 september voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 10. Beslistermijn en verantwoording

A Startsubsidie

  • 1.

    Op een tijdig en compleet ingediende aanvraag om startsubsidie als bedoeld in artikel 9, lid 1, beslist het college, in afwijking van artikel 8, lid 2, van de Algemene Subsidieverordening, uiterlijk binnen 8 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

B Uitvoeringssubsidie

  • 2.

    Op een tijdig en compleet ingediende aanvraag om uitvoeringssubsidie als bedoeld in artikel 9, lid 2, beslist het college, in afwijking van artikel 8, lid 1, van de Algemene Subsidieverordening, uiterlijk op 1 december voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 3.

    In afwijking van artikel 4:31 van de Algemene wet bestuursrecht vermeldt de beschikking tot subsidieverlening niet het bedrag van de subsidie of het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld.

Artikel 11. Aanvullende verplichtingen voor de subsidieontvanger

A Startsubsidie

  • 1.

    De (toekomstige) houder die startsubsidie is verleend dient er voor zorg te dragen dat op het desbetreffende VE-kindercentrum in oprichting het opstarten van VE resulteert in een daadwerkelijke bezetting van een of meer VE-kindplaatsen binnen een jaar na de beschikking tot subsidieverlening.

B Uitvoeringssubsidie

  • 2.

    De houder is verplicht gedurende de periode waarop subsidieverlening betrekking heeft zijn (VE-)kindercentrum volgens de wettelijke eisen te exploiteren en te voldoen aan wat in deze subsidieregeling is bepaald.

  • 3.

    Indien gedurende de periode waarop de subsidieverlening betrekking heeft tijdens controle door gemeente, GGD en/of onderwijsinspectie blijkt dat het betreffende (VE-)kindercentrum niet voldoet aan de voorwaarden uit het Kwaliteitskader VVE, is de houder verplicht aantoonbare inspanningen te plegen om gedurende de subsidieperiode wel aan de voorwaarden te voldoen.

  • 4.

    De houder is verplicht volledige medewerking te verlenen aan zijn inzageverplichting als bedoeld in artikel 14, lid 4.

Artikel 12. Aanvullende weigeringsgronden

Overeenkomstig artikel 9 lid 3 aanhef en onder 9, van de Algemene Subsidieverordening kan subsidie worden geweigerd als:

  • 1.

    niet voldaan wordt aan het bepaalde in de artikelen 3, 4, 5, 6 of 11;

  • 2.

    de aanvraag voor startsubsidie of uitvoeringssubsidie, of de verlenging daarvan als bedoeld in artikel 3, lid 5, buiten de gestelde aanvraagtermijn wordt ingediend.

Artikel 13. Bevoorschotting en betaling in gedeelten

A Startsubsidie

  • 1.

    Conform artikel 13 lid 3 van de Algemene Subsidieverordening wordt voor de startsubsidie een voorschot verstrekt ter hoogte van de verleende subsidie.

B Uitvoeringssubsidie

  • 2.

    De uitvoeringssubsidie voor een bepaald kalenderjaar wordt in vier gelijke termijnen bevoorschot. Deze bevoorschotting vindt plaats aan het begin van elk kwartaal.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in lid 2 wordt, indien de aangevraagde uitvoeringssubsidie een bedrag onder de € 10.000,-- bedraagt, een voorschot van 100% beschikbaar gesteld in de eerste maand van het betreffende kalenderjaar.

Artikel 14. (Aanvraag) vaststelling en verantwoording van de subsidie

A Startsubsidie

  • 1.

    Vaststelling van de startsubsidie vindt ambtshalve plaats binnen 13 weken nadat de bij de verleningsbeschikking verplichte inlichtingen zijn verstrekt doch in ieder geval binnen 13 weken nadat de termijn van een jaar na de beschikking tot subsidieverlening is verstreken.

B Uitvoeringssubsidie

  • 2.

    Een aanvraag tot vaststelling van uitvoeringssubsidie moet worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier binnen de in de Algemene Subsidieverordening genoemde termijnen. De eindverantwoording en vaststelling van de uitvoeringssubsidie vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in de desbetreffende artikelen van de Algemene Subsidieverordening en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in lid 2 dient de subsidieontvanger, in afwijking van artikel 15 lid 1 van de Algemene Subsidieverordening, bij subsidies van € 50.000,-- en hoger een aanvraag tot vaststelling in te dienen door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier binnen 13 weken na afloop van het kalenderjaar waarvoor subsidie is verleend.

  • 4.

    In aanvulling op lid 2 en lid 3 geldt voor uitvoeringssubsidies vanaf € 10.000 dat het college bij de houder nadere gegevens kan opvragen om de rechtmatigheid van de subsidie te controleren. De houder is verplicht het college desgewenst daartoe inzage te geven in diens administratie betreffende onder meer:

    • a.

      inkomensverklaringen of andere bewijzen met betrekking tot wijziging van de hoogte van het gezinsinkomen;

    • b.

      verklaringen Geen recht op kinderopvangtoeslag van ouders;

    • c.

      plaatsingsovereenkomsten van peuters waaruit aantal uren, type kindplaats, ouderbijdrage en start- en (verwachte) einddatum blijken;

    • d.

      VE-indicaties, afgegeven door het consultatiebureau, voor plaatsing van doelgroeppeuters;

    • e.

      documenten naar aanleiding van een aanvraag tot wijziging van de ouderbijdrage;

    • f.

      overige meldingen in wijziging in de inkomens- of gezinssituatie.

  • 5.

    Bij uitvoeringssubsidies tot en met € 10.000,-- vindt, in afwijking van de leden 2, 3 en 4, de wijze van verstrekken en eindverantwoording, alsmede de vaststelling, plaats overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 van de Algemene Subsidieverordening en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 15: Hardheidsclausule

Het college kan afwijken van deze subsidieregeling als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

Artikel 16. Slotbepalingen

  • 1. Deze subsidieregeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.

  • 2. In afwijking van artikel 7, lid 1 van de Algemene Subsidieverordening en in afwijking van het bepaalde in artikel 9, lid 2, van deze regeling, wordt een aanvraag om uitvoeringssubsidie voor het kalenderjaar 2021 ingediend in de periode van 15 december 2020 tot 15 januari 2021.

  • 3. Op een aanvraag tot uitvoeringssubsidie beslist het college, in afwijking van artikel 8, lid 1 van de Algemene Subsidieverordening en in afwijking van het bepaalde in artikel 10, lid 2, uiterlijk op 1 maart 2021.

  • 4. Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie Altena 2020.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 24 november 2020.

Het college van burgemeester en wethouders van Altena,

de secretaris,

drs. A.J.E. van der Werf-Bramer

de burgemeester

drs. E.B.A. Lichtenberg MCM

Bijlage 1: Doelgroepdefinitie

Burgemeester en wethouders zijn conform artikel 167 van de Wet op primair onderwijs verplicht om vast te stellen welke kinderen in aanmerking komen voor voorschoolse educatie.

De definiëring van de doelgroep komt tot stand met de bevoegde gezagsorganen van scholen en de houders van kindercentra of peuterspeelzalen als bedoeld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in de gemeente. Op basis hiervan zijn in het verleden in Werkendam, Wijk en Aalburg en Woudrichem afzonderlijke definities vastgesteld. Deze definities zijn geharmoniseerd tot één geheel.

Het college van Altena stelt de volgende doelgroepdefinitie vast voor de gemeente Altena:

Kinderen die voor voorschoolse educatie in aanmerking komen zijn peuters woonachtig in Altena tussen 2,5 en 4 jaar oud, die:

  • door de GGD Jeugdgezondheidszorg geïndiceerd zijn met een achterstand in de spraak/taalontwikkeling, of hierop een significant risico lopen.

  • door de GGD Jeugdgezondheidszorg geïndiceerd zijn met achterstand in de sociaal-emotionele ontwikkeling, of hierop een significant risico lopen.

Deze definitie zal jaarlijks geëvalueerd worden in het VVE overleg waarin de kinderopvangorganisaties, het onderwijs maar ook de GGD Jeugdgezondheidszorg en de bibliotheek zijn vertegenwoordigd.