Beleidsregels voor het verlenen van ontheffingen voor strandtractorritten

Geldend van 03-06-2004 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels voor het verlenen van ontheffingen voor strandtractorritten

Het college van de gemeente Ameland;

overwegende, dat:• het verboden is zonder ontheffing van het college tractorritten te houden op het strand;• in het verleden beleid is vastgesteld voor het verlenen van deze ontheffingen zonder dat dit duidelijk is vastgelegd;• dit beleid daarna is aangepast en op dit moment opnieuw moet worden aangepast;• het gewenst is dat dit beleid duidelijk wordt vastgelegd en bekend gemaakt;

gelet op artikel 2.9.2 van de Algemene plaatselijke verordening en de artikelen 3:40 en 4:81 tot en met 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende ‘beleidsregels voor het verlenen van ontheffingen voor strandtractorritten’: 

Artikel 1

1. In het algemeen is het berijden van het strand met een motorvoertuig ongewenst.

2. Een ontheffing voor het berijden van het strand met een motorvoertuig wordt daarom ter wille van de rust en orde op het strand alleen in uiterste, noodzakelijke gevallen verleend.

3. Situaties, ontstaan door eigen, particulier initiatief waardoor het verlenen van een ontheffing eventueel noodzakelijk zou worden, worden niet aangemerkt als bijzonder geval of als noodzakelijk.

4. Op basis van bestaand beleid worden er maximaal acht ontheffingen verleend voor het houden van strandtractorritten.

5. Een ontheffing is geldig voor één of meer daarop vermelde tractors met per tractor maximaal twee aanhangwagens.

6. Een ontheffing wordt op naam van de aanvrager verstrekt, mits deze of de door hem ingeschakelde personen voldoen aan de eisen om een tractor te mogen besturen.

7. Aan de te verstrekken ontheffingen worden de voorwaarden verbonden, zoals die zijn genoemd op de bij dit besluit behorende bijlage.

8. In geval van ziekte of andere kortdurende verhindering mag de houder van de ontheffing zich tijdelijk laten vervangen door iemand anders, mits die ander voldoet aan de eisen om een tractor te mogen besturen.

9. Een verstrekte ontheffing vervalt bij bedrijfsoverdracht, bedrijfsbeëindiging of overlijden van de houder van de ontheffing of als de houder van de ontheffing meedeelt dat hij daarvan geen gebruik meer wil maken.

10. De houder van een ontheffing dan wel diens rechtsopvolgers kunnen binnen een jaar na het vervallen van de ontheffing een gegadigde voordragen aan wie een ontheffing kan worden verleend.Dit jaar begint op de dag van overlijden van de houder van de vergunning dan wel op de dag dat deze het bedrijf overdraagt of beëindigt of meedeelt dat hij van de ontheffing geen gebruik meer wil maken.

11. Als binnen een jaar geen voordracht wordt gedaan als bedoeld in punt 10, wordt het maximum aantal te verstrekken ontheffingen met één verminderd tot er vijf ontheffingen resteren.Als er daarna van die vijf ontheffingen één vervalt, waarvoor niet tijdig een volgende houder wordt voorgedragen, kan een ontheffing worden toegewezen aan de eerste gegadigde, die is vermeld op een aan te leggen wachtlijst.

12. Ontheffingen worden verleend voor een periode van een jaar. De houder van een ontheffing moet jaarlijks bij de aanvraag een bewijs van goedkeuring overleggen van de op de ontheffing vermelde voertuigen, alsmede een verzekeringsbewijs.

13. Aan de houder van een ontheffing wordt per tractor een pas verstrekt, waarop de voertuigen worden vermeld waarvoor de ontheffing geldt. De pas moet bevestigd worden achter het raam van de betreffende tractor, ook bij een tijdelijke vervanging als bedoeld in punt 8. 

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college op 25 mei 2004.
, burgemeester.
, secretaris.