Regeling vervallen per 14-04-2017

Beleidsregel ex. artikel 4:81 Awb: handhaven bij overtredingen van de Opiumwet

Geldend van 24-10-2012 t/m 13-04-2017

Intitulé

Beleidsregel ex. artikel 4:81 Awb: handhaven bij overtredingen van de Opiumwet

Korte samenvatting.

De wetgever heeft aan de burgemeester, als het terzake bevoegde gezag, in verschillende wetten onderscheiden bevoegdheden toegekend om op te treden tegen verstoringen van de openbare orde, de veiligheid en de gezondheid. In deze notitie wordt ingegaan op de wijze waarop de burgemeester van deze bevoegdheden gebruik maakt indien het gaat om drugsgerelateerde handelingen.

In de notitie wordt aangesloten bij het door de wetgever gemaakte onderscheid tussen hard- en softdrugs. Ernst en duur van de overtreding, alsmede recidive, bepalen de inzet van handhavingsmiddelen. Voor beperkte of lichte overtredingen kan soms worden vol- staan met een waarschuwing. Bij ernstiger overtredingen, waartoe bepaalde harddrugsgerelateerde, maar ook het (grootschalig) telen van hennep worden gerekend, is veelal direct fysiek ingrijpen in de zin van sluiting/afgrendeling van het bij de overtreding betrokken pand/perceel het geëigende middel om de nadelige gevolgen van de overtreding voor de openbare orde onmiddellijk te beperken en daadwerkelijk (en in sommige gevallen definitief) een einde aan de overtreding te maken.

Vanwege de vérstrekkende gevolgen van zo’n ingreep worden aan de toepassing van deze bevoegdheid strenge eisen gesteld. De algemene openbare ordebevoegdheden (art. 174 en174a gemeentewet) schieten hierdoor soms tekort, omdat naast de overtreding steeds dient te worden aangetoond dat er nadelige effecten voor de openbare orde optreden, wat bij drugsovertredingen, die zich veelal buiten de openbaarheid voordoen, niet altijd het geval (of zichtbaar) is.

De wetgever heeft hiervoor artikel 13b van de Opiumwet vastgesteld. Indien er sprake is van overtredingen van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot sluiting over te gaan, ook zonder dat er (al) sprake is van een concrete verstoring van de openbare orde.

Bij de beantwoording van de vraag op welke wijze de burgemeester in het betreffende geval van de hiervoor bedoelde bevoegdheid gebruik kan maken spelen de gebruikelijke beginselen van behoorlijk bestuur, zoals proportionaliteit, zorgvuldigheid, redelijkheid, evenredigheid, doelmatigheid etc. een rol. Er dient derhalve per geval een afweging te worden gemaakt.

In artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat een bestuursorgaan beleidsregels kan vaststellen met betrekking tot een hem toekomende bevoegdheid. Deze beleidsregel kan betrekking hebben op de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften waarop de wettelijke bevoegdheid betrekking heeft.

Artikel 4:82 Awb bepaalt dat ter motivering van een besluit slechts kan worden volstaan naar een vaste gedragslijn voor zover deze is vastgelegd in een beleidsregel.

De burgemeester is voornemens de in deze notitie opgenomen vaste gedragslijn te volgen bij overtredingen van de Opiumwet. Deze gedragslijn is afgestemd en in lijn met de beleidsregels van de gemeente Amsterdam. De beleidsregels bieden voor het handhavend gezag en de burger duidelijkheid en geven inzicht in de (vooraf gemaakte) afwegingen die (mede) tot de betreffende besluitvorming hebben geleid. De burgemeester is in beginselaan de beleidsregel gebonden (zelfbinding). Hiermee vormt de beleidsregel een instructie voor de uitvoering en worden uniformiteit, transparantie en rechtszekerheid bevorderd, wat de houdbaarheid van de besluiten in juridische procedures zeer ten goede komt.

Inleiding.

Art. 13b Opiumwet geeft de burgemeester de bevoegdheid om met een last onder bestuursdwang op te treden tegen overtredingen van de Opiumwet. Het toepassen van bestuursdwang in de vorm van sluiting van een lokaal of woning of terrein is een beleidskeuze van de burgemeester is. Deze notitie dient als toelichting op de wijze waarop de burgemeester van deze bevoegdheid gebruik maakt. Dit beleid is vastgelegd in beleidsregels.

Artikel 13b Opiumwet:

  • 1.

    De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.

Toepassing artikel 13b Opiumwet.

Toepassing van artikel 13b Opiumwet is aan de orde, wanneer in lokalen en daarbij behorende erven of in woningen een middel als bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet wordt geteeld, verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is – kort gezegd, - wanneer het lokaal, de woning, het erf betrokken is bij teelt of handel in drugs.

Doelstelling Opiumwet.

De regelgeving over drugs is vastgelegd in de Opiumwet. De wet maakt een onderscheid tussen drugs met een onaanvaardbaar risico, oftewel hard drugs (bv. heroïne, cocaïne en XTC), en drugs die minder problemen voor de gezondheid veroorzaken, oftewel soft drugs (Aanwijzing Opiumwet_2011R010, vastgesteld op 23 juni 2011, in werking getreden op 1 juli 2011 en geldig tot 30 juni 2015).De hard drugs staan vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet en de drugs met een geringer risico voor de gezondheid op lijst II.

Strafrechtelijke elementen Opiumwet.

De in- en uitvoer van drugs, de vervaardiging, de verkoop, het bezit en het vervoer van drugs zijn strafbaar op grond van de Opiumwet zijn. De Opiumwet stelt tevens alle handelingen ter voorbereiding van handel in harddrugs strafbaar, alsmede alle pogingen tot invoer.

Het bezit van uitsluitend een gebruikershoeveelheid, dat is maximaal 0,5 gram, wordt doorgaans niet vervolgd, tenzij sprake is van een dealerindicatie (Deze hoeveelheid van maximaal 0,5 gram is vastgesteld in de landelijke Richtlijnen van de Procureurs-generaal, van 1 oktober 1996. Deze richtlijn is per 2 november 2000 (inwerkingtreding 1-1-2001) vervangen door een nieuwe richtlijn, die niet wezenlijk verschilt van de ‘oude’ richtlijn van 1996. heeft deze mogelijkheid wel. Op basis van art. 13b Opiumwet kan de burgemeester een lokaal of woning sluiten). In paragraaf 2.4.2 wordt nader ingegaan op de dealerindicatie. De strafrechtelijke component van de Opiumwet ziet dus toe op de aanpak van de handel en teelt, inclusief de dealers en telers. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft niet de mogelijkheid om te beletten dat een lokaal of woning waar of van waaruit gehandeld werd weer gebruikt wordt voor deze doeleinden. De burgemeester heeft deze mogelijkheid wel. Op basis van art. 13b Opiumwet kan de burgemeester een lokaal of woning sluiten.

Bestuurlijke elementen Opiumwet.

Handel, gebruik en aanwezigheid (waaronder teelt) van drugs hebben een nadelig effect op de openbare orde. Bij de handel in en teelt van drugs wordt de aantasting van de openbare orde zonder meer aangenomen. De aantasting van de openbare orde is geabstraheerd: de openbare ordeverstoring hoeft niet aan de hand van feiten of omstandigheden te worden aangetoond.

Het toepassen van bestuursdwang is erop gericht teelt en handel in of vanuit een lokaal of woning te beëindigen en beëindigd te houden. Deze maatregel is, zoals hierboven reeds aangegeven, niet gericht tegen de belanghebbende (exploitant, bewoner of huiseigenaar) maar tegen het lokaal, de woning of het terrein. De burgemeester van Amstelveen heeft gekozen voor de uitoefening van bestuursdwang in de vorm van een sluiting van het lo- kaal, de woning of het erf, en baseert zich daarbij op de eerder vermelde richtlijnen van het College van procureurs-generaal. Het in de plaats van bestuursdwang toepassen van het opleggen van een last onder dwangsom is, gelet op het vorenstaande, niet aan de orde. Het fysiek afsluiten van een gebouw of erf kan voor de rechthebbenden/verantwoordelijke eigenaar/gebruiker belemmeringen meebrengen in de uitoefening van noodzakelijke werkzaamheden/toezicht. Het bevoegde gezag dient derhalve goede af- spraken te maken om bedoelde belanghebbenden de gelegenheid te bieden te voorkomen dat het afsluiten tot ongewenste neveneffecten leidt, bij gebreke waarvan het zelf dient te voorzien in adequate zorg en toezicht tot ten minste een niveau waarop veiligheid en gezondheid zijn gegarandeerd.

Toepassen bestuursdwang.

Bestuursdwang in de vorm van een sluiting wordt toegepast bij handel in middelen als bedoeld in lijst I (harddrugs) en lijst II (soft drugs). Het verschil tussen lijst I en lijst II is als volgt gekenmerkt: stoffen op lijst I hebben een onaanvaardbaar risico in zich, terwijl stoffen op lijst II aanzienlijk minder problemen voor de gezondheid veroorzaken.

Lijst I - harddrugs

Waarschuwen en sluiten

Voor stoffen aanwezig op lijst I wordt een onderscheid gemaakt op het gebied van sluitingen tussen lokalen en woningen.

Harddrugs in/bij lokalen

Bij lokalen worden de volgende beleidsuitgangspunten gehanteerd:

  • -

    Indien er minder dan 0,5 gram harddrugs wordt aangetroffen, maar er sprake is van een van de onderstaande dealerindicatoren, dan volgt in beginsel een sluiting. - In geval er geen dealerindicatie is en minder dan 0,5 gram wordt in beginsel een waarschuwing gegeven.

  • -

    Indien er tussen de 0,5 gram en 5 gram harddrugs wordt aangetroffen, dan volgt in beginsel een sluiting tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die er op wijzen dat geen sprake is van handel;

Indien er meer dan 5 gram harddrugs wordt aangetroffen, volgt altijd een sluiting.

Dealerindicatoren:

  • -

    de hoeveelheid aangetroffen drugs;

  • -

    de wijze waarop de aangetroffen drugs zijn verpakt (dealerindicatie);

  • -

    aantreffen handelsgeld op een persoon (bij veel contant geld kan het duiden op dealerindicatie);

  • -

    persoon staat als dealer bekend bij de politie (dealerindicatie);

  • -

    verklaringen van gebruikers, omwonenden, dealers, getuigen e.d.;

  • -

    eventuele politieobservaties in/rondom het lokaal, waarbij bijvoorbeeld dealers of het overhandigen van drugs zijn geconstateerd;

  • -

    overige feiten en omstandigheden van het geval.

Tenminste één van voorgaande indicatoren moet aanwezig zijn.

Harddrugs in/bij woningen

Bij woningen wordt in beginsel eerst een waarschuwing gegeven, gelet op de vergaande inbreuk op de persoonlijke levenssfeer (Artikel 8 EVRM - Recht op eerbiediging van privé leven, familie- en gezinsleven; 1. Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie, 2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen). Deze waarschuwing geldt in beginsel voor 3 jaar en is zaaksgebonden. Vindt na de waarschuwing binnen drie jaar opnieuw een overtreding plaats in het kader van de Opiumwet in of vanuit de betreffende woning (dit kan ook door een andere persoon zijn dan degene die de waarschuwing heeft ontvangen) dan wordt er in beginsel voor drie maanden gesloten.

Van de waarschuwing kan worden afgezien als spoedeisend optreden vereist is. Dit kan zich voor doen bij omstandigheden waarbij ernstig gevaar voor de buurt optreedt (bijv. door het risico van ripdeals), er sprake is van brandgevaar of enig ander gevaar, de hoeveelheid drugs, aanwezigheid van (vuur)wapens, de ligging van de woning (bijv. nabij gevoelige locaties, zoals scholen), de vrees voor herhaling en het feitelijk gebruik als woning. Daarnaast kan ook de omstandigheid dat de woning als ontmoetingsplek voor handelaren en/of gebruikers fungeert aanleiding zijn om direct tot een sluiting over te gaan.

Lijst II – softdrugs

Het sluitingsbeleid voor softdrugs maakt onderscheid tussen lokalen en woningen.

Softdrugs in/bij lokalen

Indien een hoeveelheid softdrugs, bijv. cannabis, of paddo’s, wordt aangetroffen die kennelijk bestemd is voor de handel, dan volgt een sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet. De aanwezigheid van kleine hoeveelheden softdrugs voor eigen gebruik wordt gedoogd. De grens van wat gedoogd wordt ten aanzien van de verkoop van hennepproducten door de coffeeshops is gesteld op 5 gram. Het ligt in de rede in beginsel eenzelfde grens te hanteren ten aanzien van het bezit van hennepproducten. Tot en met 5 gram, de geringe hoeveelheid voor eigen gebruik, wordt derhalve politiesepot toegepast. Bij hoeveelheden tussen de 5 en de 30 gram volgt bij ontdekking een strafrechtelijke reactie (Volgens de PG-richtlijn geldt voor de hoeveelheid aan cannabis voor eigen gebruik een maximum van 30 gram en aan paddo’s een hoeveelheid tussen de 0,5 aan gedroogde paddo’s en 5 gram aan verse paddo’s Het argument voor ‘eigen gebruik’ is niet aannemelijk als de hoeveelheid softdrugs verdeeld is over kleine zakjes, m.a.w. als er sprake is

van een dealerindicatie).

Behalve de hoeveelheid kunnen ook andere factoren wijzen op drugshandel. De hoeveel- heid en de omstandigheden waarin drugs zijn aangetroffen kunnen duiden op een bedrijfsmatig karakter, maar bijvoorbeeld ook grootte en inrichting van de hennepplantage, illegaal stroom aftappen, aanwezige hennepresten van een vorige productie etc..

Indien een hoeveelheid softdrugs wordt aangetroffen die kennelijk niet direct bestemd is voor de verkoop volgt in beginsel een waarschuwing tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die een directe sluiting rechtvaardigen. Hierbij kan gedacht worden aan omstandigheden die duiden op ernstig gevaar voor de buurt, van brand- of enig ander gevaar, de lig- ging van het lokaal of het gevaar voor herhaling. Ook de hoeveelheid drugs kan een rol spelen. Zo zal bij grotere voorraden of hennepplantages een directe sluiting volgen.

NB: Bij hennepplantages is sprake van stoffen die voorkomen op lijst II (ongeacht het stadium waarin de planten zich bevinden). Het betreft middelen die worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn. De omvang/hoeveelheid (meer dan 30 gram softdrugs, meer dan 5 hennepplanten) bepaalt in beginsel of er sprake is van bedrijfsmatig handelen.

Vindt na een waarschuwing binnen drie jaar opnieuw een overtreding plaats in het kader van de Opiumwet in of vanuit het lokaal (dit kan ook door een andere persoon zijn dan degene die de waarschuwing heeft ontvangen) dan wordt in beginsel voor drie maanden gesloten. Degenen die direct belanghebbend zijn terzake het pand/lokaal (huurder/gebruiker/bewoner/eigenaar) ontvangen een melding van de waarschuwing. De eigenaar wordt altijd ingelicht over de bestuurlijke maatregel.

Softdrugs in/bij woningen:

Artikel 13b Opiumwet heeft niet alleen betrekking op de handel in softdrugs in/vanuit een woning, maar ook op de aanwezigheid van hennepplantages. De aanwezigheid van kleine hoeveelheden softdrugs voor eigen gebruik wordt gedoogd. Dat wil zeggen dat sluiting noch waarschuwing volgen indien er minder dan 5 hennepplanten of minder dan 30 gram softdrugs voor eigen gebruik wordt aangetroffen. Bij hoeveelheden daarboven treedt de burgemeester wel op door middel van het geven van een waarschuwing, dan wel door middel van het sluiting van de woning. Daarbij kunnen de volgende factoren een rol spelen:

  • -

    de hoeveelheid aangetroffen softdrugs

  • -

    het aantal hennepplanten

  • -

    het bedrijfsmatig karakter van de hennepplantage (bijvoorbeeld illegaal stroom aftappen, aanwezige hennepresten van een vorige productie en apparatuur voor het in standhouden van een hennepplantage)

  • -

    de bescherming van huisrecht (de feitelijke bewoning)

Bij hoeveelheden boven de 30 gram of bij meer dan 5 hennepplanten volgt in beginsel een waarschuwing, tenzij zich een of meerdere indicatoren voordoen.

Tot een directe sluiting (al dan niet) zonder voorafgaande waarschuwing wordt overgegaan indien bijvoorbeeld grote hoeveelheden drugs/planten worden aangetroffen en/of een woning niet als zodanig wordt gebruikt maar geheel of hoofdzakelijk voor hennepteeltwordt gebruikt (bij een dergelijk besluit speelt altijd de afweging mee, met betrekking tot het EVRM ). Aan grote hoeveelheden kleven immers grote risico’s met betrekking tot de openbare orde (verkeerd aanbellen, ripdeals e.d. vanuit het criminele circuit).

Indien binnen drie jaar nadat een waarschuwing is gegeven opnieuw een overtreding van de Opiumwet plaatsvindt in of vanuit de betreffende woning (dit kan ook door een andere persoon zijn dan degene die de waarschuwing heeft ontvangen) dan wordt de woning in beginsel direct voor drie maanden gesloten.

Bij een woning wordt in beginsel een sluitingstermijn van 3 maanden gehanteerd, tenzij zich bijzondere omstandigheden voordoen die rechtvaardigen dat een sluiting voor langere duur wordt opgelegd. Bij herhaling binnen drie jaar wordt de woning voor 6 maanden gesloten. Bij deze sluiting van 6 maanden wordt in het kader van artikel 14 Woningwet (Wet Victor) de sluiting voorgelegd aan het college van B&W. Het is vervolgens aan het College om te bepalen of de woning onder beheer wordt gesteld en uiteindelijk wordt onteigend.Het sluiten van een woning kan een gezin treffen. De gemeente betrekt waar nodig de GGDen andere instellingen om het gezin te begeleiden.

Procedurele aspecten.

Als blijkt dat er reden is om handhavend op te treden worden de belanghebbenden (exploitant, bewoner, huiseigenaar) conform de Algemene wet bestuursrecht (Awb)) in de gelegenheid gesteld hun zienswijze te geven op het voornemen het lokaal of de woning te sluiten of een waarschuwing te geven. Zie de bijgevoegde voorbeeldbrieven.

De burgemeester is op grond van artikel 5:31 Awb bevoegd om, indien vereist, bestuurs- dwang toe te passen zonder voorafgaande last en zonder belanghebbenden de gelegenheid te bieden zelf maatregelen te nemen.

Gelet op het meestentijds spoedeisende karakter van drugsgerelateerde handhavingsmaatregelen, worden belanghebbenden in beginsel zo spoedig mogelijk gehoord.

Indien de omstandigheden onmiddellijk ingrijpen vereisen en het horen van belanghebbenden niet kan worden afgewacht vindt het horen zo spoedig mogelijk nadat het pand gesloten is plaats (hierbij moet wel worden bedacht dat in het kader van een zorgvuldige voorbereiding enige tijd nodig is_bijv. verificatie aangetroffen drugs). Het sluiten geschiedt door toegangsdeuren, ramen e.d. fysiek te vergrendelen c.q. af te sluiten.

Alle bestuurlijke maatregelen in het kader van art. 13b Opiumwet dienen ingevolge de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen (Wkpb) te worden ingeschreven in de basisregistratie adressen en gebouwen (BAG) van de gemeente en het kadaster. Een openbare orde maatregel staat los van de eventuele maatregelen die een pandeigenaar of verhuurder neemt ten aanzien van bijvoorbeeld de huurovereenkomst.

Ontbinding huurovereenkomst na sluiting ex art. 13b Opiumwet.

Artikel 7:231 BW biedt de mogelijkheid een huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden op de grond dat door gedragingen in het gehuurde de openbare orde is verstoord en het gehuurde deswege op grond van artikel 13b van de Opiumwet is gesloten.

Een burgemeestersluiting impliceert niet per se dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst door de huurder. Desondanks kan een verhuurder de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbinden. Reden hiervoor is gelegen in de omstandigheid dat door een burgemeestersluiting het pand zal worden gesloten en naleving van de huurovereenkomst niet meer mogelijk is. Voortduren van de huurovereenkomst heeft aldus geen zin en heeft voorts nadelige gevolgen voor de verhuurder. Een buitengerechtelijke ontbinding is hiervoor de oplos- sing. Immers, de verhuurder kan dan op zoek naar een nieuwe huurder. Voorts kan de verhuurder met de nieuwe huurovereenkomst om opheffing van de burgemeestersluiting aan de gemeente verzoeken. Kortom, de ontbinding is niet gegrond op een tekortkoming van de huurder, maar op het besluit van de burgemeester over te gaan tot een sluiting van het gehuurde. Het voeren van verweer tegen de bestuursrechtelijke sluiting betekent niet dat de huurovereenkomst niet buitengerechtelijk kan worden ontbonden. De opvatting dat het gehuurde niet als 'gesloten' kan worden aangemerkt, zolang de bestuursrechtelijke rechtsgang niet is afgerond, blijkt niet uit wet- en/of regelgeving. Met de term 'gesloten' wordt in artikel 7:231 lid 2 BW gedoeld op de feitelijke sluiting van het gehuurde, waardoor enerzijds het huurgenot van de huurder komt te vervallen en anderzijds de verhuurder geen aanspraak meer kan maken op betaling van de huurprijs. Artikel 7:231 lid 2 BW biedt de verhuurder de mogelijkheid deze impasse te doorbreken, aldus het gerechtshof Amsterdam. Daarbij past niet dat de verhuurder bij het benutten van die mogelijkheid zou moeten wachten totdat het besluit tot stuiting onherroepelijk is geworden.

De gemeente kan natuurlijk ook zelf verhuurder zijn, zoals in het geval van woonwagens c.q. woonwagenlocaties, publieke gebouwen etc..

Sluiting op grond van artikel 174/174a Gemeentewet (Wet Victoria).

Op grond van artikel 174 Gemeentewet is de burgemeester belast met (onder meer) het toezicht op voor het publiek openstaande gebouwen en bijbehorende erven (lid 1) en de uitvoering van verordeningen die daarop betrekking hebben, alsmede bevoegd bevelen te geven die met het oog op de bescherming van veiligheid en gezondheid nodig zijn (lid 2).

Op grond van artikel 174a Gemeentewet kan de burgemeester besluiten een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij de woning of dat lokaal behorend erf te sluiten, indien door gedragingen in de woning of het lokaal of op het erf de openbare orde wordt verstoord (lid 1).

De sluitingsbevoegdheden van art. 174 en 174a zijn derhalve complementair. De burgemeester kan op grond van deze artikelen besluiten een woning, een al dan niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een erf te sluiten indien door gedragingen de openbare orde rond die locatie wordt verstoord. Indien de omstandigheden dit vereisen kan zonder voor- afgaande waarschuwing onmiddellijk tot sluiting worden overgegaan (spoedbestuursdwang). Sluiting kan ook in geval van ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde, op grond dat de rechthebbende eerder een woning, lokaal of erf, op een zodanige wijze heeft gebruikt dat deze is gesloten en dat er aanwijzingen zijn dat betrokkene wederom de fout in zal gaan.

De burgemeester bepaalt de duur van de sluiting. In geval van ernstige vrees voor herhaling van de verstoring van de openbare orde, kan hij besluiten de duur van de sluiting tot een door hem te bepalen tijdstip te verlengen. Deze bepalingen worden gebruikt voor drugsoverlast, maar kunnen ook voor andere vormen van ernstige overlast worden ingezet.

Toepassing van deze bevoegdheden op drugsgerelateerde delicten is derhalve geindiceerd in gevallen waarin er sprake is van concrete overlast. Sluiting van een pand of erf op basis van deze bepaling heeft bovendien tot nadeel dat pas kan en mag worden gesloten nadat geprobeerd is de overlast met andere, minder ingrijpende middelen een halt toe te roepen. Het toepassen van deze bepaling stelt daarom hogere eisen aan de voorbereiding en dossiervorming voordat het probleem kan worden aangepakt. Om deze reden heeft de burgemeester van Amstelveen besloten bij de bestrijding van drugsoverlast in principe toepas- sing te geven aan artikel 13b van de Opiumwet, in welk geval de overlast, zoals hiervoor onderpunt 7 is aangevoerd, zonder meer wordt aangenomen en niet expliciet behoeft te worden aangetoond.

Ingebruikgeving na sluiting op grond van artikel 14 Woningwet (Wet Victor).

Indien een woning, woonkeet, woonwagen of ander gebouw is gesloten op grond van artikel 174a Gemeentewet, op grond van een verordening als bedoeld in artikel 174 Gemeen- tewet of op grond van artikel 13b Opiumwet, dan kan het gemeentebestuur de eigenaar aanschrijven om naar keuze van het gemeentebestuur het gebouw aan een ander in gebruik te geven of het gebouw in beheer te geven aan een persoon of instelling werkzaam op het terrein van de huisvesting. Meestal is dit een woningcorporatie. Wanneer het gebouw in beheer wordt gegeven aan een persoon of instelling, bepalen burgemeester en wethouders een vergoeding voor beheer.

Onteigening van panden.

De onteigening van panden is op grond van artikel 77 Onteigeningswet mogelijk:

  • -

    ten behoeve van de uitvoering van of ter handhaving van de feitelijke toestand overeen- komstig een bestemmingsplan;

  • -

    ten behoeve van de uitvoering van een bouwplan (bijvoorbeeld een herstructureringsproject);

  • -

    in geval van een bedreiging van de leefbaarheid;

  • -

    voor een gebouw als bedoeld in artikel 14 Woningwet in geval van handhaving van de openbare orde of overtreding van artikel 2 of 3 Opiumwet. Hierbij geldt dat onteigening mogelijk is indien de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 14 Woningwet, geen uitzicht heeft geboden op een duurzaam herstel van de openbare orde rond dat ge- bouw die is verstoord door gedragingen in dat gebouw.

Het voorgaande maakt duidelijk dat de burgemeester over vergaande bevoegdheden beschikt om handhavend op te treden bij overtredingen van de Opiumwet. Indien de burge- meester daarvan gebruik maakt, dan kan het college (in de kwaliteit van verhuurder, zoals bij woonwagens/woonwagenlocaties) c.q. de woningcorporatie of een andere verhuurder daarop voortborduren door de huurovereenkomst (al dan niet buitengerechtelijk) te ontbinden en/of deze in gebruik te geven en/of te onteigenen.

Om de inzet van laatstgenoemde zware middelen voor de rechter te kunnen rechtvaardigen dient de toepassing van deze bevoegdheden per geval te worden afgewogen en gemotiveerd.

BELEIDSREGEL TOEPASSING ARTIKEL 13B OPIUMWET.

Gelet op het voorgaande heeft de burgemeester besloten de volgende beleidsregel vast te stellen terzake de toepassing van artikel 13b Opiumwet:

Algemeen.

  • 1.

    Dit beleid ziet op woningen / woonwagens en alle al dan niet voor publiek opengestelde lokalen en daarbij behorende erven op het grondgebied van de gemeente Amstelveen. On- der voor publiek opengestelde lokalen vallen bijvoorbeeld winkels en horecabedrijven, on- der niet voor publiek opengestelde lokalen vallen onder meer bedrijfsruimten, magazijnen en loodsen.

  • 2.

    Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven kan worden afgeweken van de hieronder geformuleerde regels.

  • 3.

    Als beleidsuitgangspunt wordt bij drugsgerelateerde overtredingen indien vereist en mogelijk bestuursdwang toegepast op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Van het opleggen van een dwangsom wordt in beginsel afgezien, aangezien daarvan in de meeste gevallen weinig effect mag worden verwacht, nu het financiële gewin in het verdovende middelen-circuit dusdanig groot is dat een dwangsom niet het effect zal hebben dat een overtreding ophoudt of niet meer wordt herhaald. Ook de in het criminele circuit gemeenlijk meer problematische invorderbaarheid van verbeurde dwangsommen doet afbreuk aan de dreigende werking c.q. de impuls tot regelconform gedrag, die van het instrument dwangsom dient uit te gaan.

    Bestuursdwang is een directer middel dat in tegenstelling tot de dwangsom onmiddellijk en op termijn tot feitelijke beëindiging van de overtreding zal leiden.

  • 4.

    Bij het toepassen van bestuursdwang wordt in principe gekozen voor sluiting van de woning/het lokaal. Sluiting moet als de meest effectieve maatregel worden beschouwd om de met de Opiumwet strijdige situatie te doen beëindigen en herhaling ervan te voorkomen.In de in de beleidsregel aangegeven gevallen kan met een waarschuwing worden volstaan. Bij wijze van uitzondering kan in concrete gevallen waar het middel van sluiting niet adequaat of niet evenredig is, bekeken worden welke andere vorm van bestuursdwang dient te worden toegepast dan wel een last onder dwangsom dient te worden opgelegd.

  • 5.

    Als begunstigingstermijn wordt een periode van 24 uur aangehouden waarbinnen betrokkene zelf in de gelegenheid is om gehoor te geven aan de opgelegde last. Bij lokalen geldt dat binnen de eerste 3 uur van deze 24 uur de klanten uit de inrichting dienen te worden verwijderd.

  • 6.

    De sluiting van voor het publiek opengestelde lokalen en niet voor het publiek opengestelde lokalen waarin drugshandel ten aanzien van harddrugs is geconstateerd, vindt plaats met toepassing van spoedeisende bestuursdwang (artikel 5:24, vijfde lid Algemene wet bestuursrecht) ex artikel 13b Opiumwet. In het geval van drugshandel ten aanzien van hard- drugs wordt de openbare orde in zeer ernstige mate verstoord en is spoedeisende sluiting gerechtvaardigd.

  • 7.

    Indien er feitelijk tot sluiting wordt overgegaan zal de woning/het lokaal voor publiek ontoegankelijk worden gemaakt.

  • 8.

    De duur van de sluiting is afhankelijk van de overtreding en van de vraag of de woning/het lokaal reeds eerder gesloten is geweest en varieert van een sluiting voor drie maanden tot een sluiting voor onbepaalde tijd.

  • 9.

    Voor het toepassen van de bevoegdheid voortvloeiende uit artikel 13b van de Opiumwet wordt verwezen naar de begripsomschrijving van de verdovende middelen als bedoeld in lijst I en II behorend bij de Opiumwet. Op lijst II is ook hennep in al zijn verschijningsvormen opgenomen; hiervan zijn alleen zaden uitgesloten. Derhalve valt de teelt van hennep ook onder de toepassing van dit beleid.

  • 10.

    Met betrekking tot de omschrijving van het “verkopen, afleveren, verstrekken dan wel daartoe aanwezig hebben” van verdovende middelen wordt aansluiting gezocht bij de Aanwijzing Opiumwet. Concreet betekent dit dat sprake is van een overtreding in de zin van dit beleid bij een hoeveelheid softdrugs - waaronder hennep in al zijn verschijningsvormen,met uitzondering van de zaden - van meer dan 5 gram, en bij een hoeveelheid harddrugs van meer dan 0,5 gram.

  • 11.

    Een wijziging in de huursituatie wordt als niet terzake doende beschouwd indien deze wordt aangebracht nadat het voornemen tot toepassing van bestuursdwang is uitgegaan. De ratio hierachter is dat de verhuurder niet met het plaatsen van andere huurders onder de toepassing van bestuursdwang kan uitkomen. Het is immers op dat moment nog steeds noodzakelijk om de loop naar een dergelijk pand weg te nemen, het enkel plaatsen van nieuwe huurders leidt niet tot het voorkomen van herhaling van een met de wet strijdige situatie.

Harddrugs in/bij lokalen.

Bij lokalen worden de volgende beleidsuitgangspunten gehanteerd:

Indien er minder dan 0,5 gram harddrugs wordt aangetroffen, maar er sprake is van een van de onderstaande dealerindicatoren, dan volgt in beginsel een sluiting. In geval er geen dealerindicatie is en minder dan 0,5 gram wordt in beginsel een waarschuwing gegeven. Indien er tussen de 0,5 gram en 5 gram harddrugs wordt aangetroffen, dan volgt in beginsel een sluiting tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die er op wijzen dat geen sprake is van handel;

Indien er meer dan 5 gram harddrugs wordt aangetroffen, volgt altijd een sluiting.

Dealerindicatoren:

de hoeveelheid aangetroffen drugs;

de wijze waarop de aangetroffen drugs zijn verpakt (dealerindicatie);

aantreffen handelsgeld op een persoon (bij veel contant geld kan het duiden op dealerindicatie);

persoon staat als dealer bekend bij de politie (dealerindicatie);

verklaringen van gebruikers, omwonenden, dealers, getuigen e.d.;

eventuele politieobservaties in/rondom het lokaal, waarbij bijvoorbeeld dealers of het over- handigen van drugs zijn geconstateerd;

overige feiten en omstandigheden van het geval.

Tenminste één van voorgaande indicatoren moet aanwezig zijn.

Harddrugs in/bij woningen.

Bij woningen wordt in beginsel eerst een waarschuwing gegeven. Deze waarschuwing geldt in beginsel voor 3 jaar en is zaaksgebonden. Vindt na de waarschuwing binnen drie jaar opnieuw een overtreding plaats in het kader van de Opiumwet in of vanuit de betreffende woning dan wordt er in beginsel voor drie maanden gesloten. Als de omstandigheden hier- toe aanleiding geven kan een woning direct worden gesloten. Van de waarschuwing kan worden afgezien als spoedeisend optreden vereist is.

Softdrugs in/bij lokalen.

Indien een hoeveelheid softdrugs, bijv. cannabis, of paddo’s, wordt aangetroffen die kennelijk bestemd is voor de handel, dan volgt een sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet. De aanwezigheid van kleine hoeveelheden softdrugs voor eigen gebruik wordt gedoogd.

Indien meer dan de gedoogde hoeveelheid voor eigen gebruik aan softdrugs wordt aangetroffen die kennelijk niet direct bestemd is voor de verkoop volgt in beginsel een waarschuwing tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die een directe sluiting rechtvaardigen. Bij grotere voorraden of hennepplantages volgt directe sluiting.

Vindt na een waarschuwing binnen drie jaar opnieuw een overtreding plaats in het kader van de Opiumwet in of vanuit het lokaal (dit kan ook door een andere persoon zijn dan degene die de waarschuwing heeft ontvangen) dan wordt in beginsel voor drie maanden gesloten.

Softdrugs in/bij woningen.

De aanwezigheid van minder dan 5 hennepplanten, kleine hoeveelheden softdrugs voor eigen gebruik (max 30 gram cannabis; max 0,5 gram gedroogde- en max 5 gram verse paddo’s)wordt gedoogd.

Bij hoeveelheden daarboven volgt een waarschuwing, dan wel sluiting van de woning, waarbij de volgende factoren een rol spelen:

de hoeveelheid aangetroffen softdrugs het aantal hennepplanten

het bedrijfsmatig karakter van de hennepplantage (bijvoorbeeld illegaal stroom aftappen, aanwezige hennepresten van een vorige productie en apparatuur voor het in standhouden van een hennepplantage)

de bescherming van huisrecht (de feitelijke bewoning)

Bij hoeveelheden boven de 30 gram of bij meer dan 5 hennepplanten volgt in beginsel een waarschuwing, tenzij zich een of meerdere indicatoren voordoen.

Tot een directe sluiting (al dan niet) zonder voorafgaande waarschuwing wordt overgegaan indien grote hoeveelheden drugs/planten worden aangetroffen en/of een woning niet als zodanig wordt gebruikt maar geheel of hoofdzakelijk voor hennepteelt wordt gebruikt.

Indien binnen drie jaar nadat een waarschuwing is gegeven opnieuw een overtreding van de Opiumwet plaatsvindt in of vanuit de betreffende woning dan wordt de woning in beginsel direct voor drie maanden gesloten.

Bij een woning wordt in beginsel een sluitingstermijn van 3 maanden gehanteerd, tenzij zich bijzondere omstandigheden voordoen die rechtvaardigen dat een sluiting voor langere duur wordt opgelegd.

Bij herhaling binnen drie jaar wordt de woning voor 6 maanden gesloten. Bij deze sluiting van 6 maanden wordt in het kader van artikel 14 Woningwet (Wet Victor) de mogelijkheid van ingebruikgeving voorgelegd aan het college van B&W.

Amstelveen, 18 oktober 2012