Inspraakverordening gemeente Arnhem 2006

Geldend van 05-10-2006 t/m heden

Intitulé

Inspraakverordening gemeente Arnhem 2006

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    inspraak : het betrekken van ingezetenen en belanghebbenden bij de

    voorbereiding van gemeentelijk beleid;

  • b.

    inspraakprocedure : de wijze waarop de inspraak gestalte wordt gegeven;

  • c.

    bestuursorgaan : een bestuursorgaan van de gemeente Arnhem;

  • d.

    college : het college van burgemeester en wethouders van Arnhem;

  • e.

    beleidsvoornemen : het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van

    beleid.

Artikel 2: Onderwerp van inspraak

  • 1. Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid.

  • 2. Inspraak wordt altijd verleend, indien de wet daartoe verplicht.

  • 3. Geen inspraak wordt verleend:

    • a.

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgestelde beleidsvoornemen;

    • b.

      indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • c.

      indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      inzake de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen, bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • e.

      indien de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht;

    • f.

      indien het belang van inspraak niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving.

  • 4. Beslissingen, als bedoeld in het derde lid, worden gemotiveerd genomen.

Artikel 3: Inspraakgerechtigden

Inspraak op grond van deze verordening wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden.

Artikel 4: Inspraakprocedure

  • 1. Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2. Het bestuursorgaan kan voor één of meer beleidsvoornemens een andere inspraakprocedure vaststellen.

Artikel 5: Eindverslag

  • 1. Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.

  • 2. Het eindverslag bevat in elk geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;

    • b.

      een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

    • c.

      een reactie van het bestuursorgaan op deze zienswijzen, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.

  • 3. Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.

  • 4. De burgemeester vermeldt het eindverslag in het burgerjaarverslag.

Artikel 6: Intrekking oude verordening en overgangsbepaling

  • 1. De Inspraakverordening, vastgesteld in de vergadering van de gemeenteraad van 6 december 1993, nummer 93.018269, wordt ingetrokken bij het inwerking treden van de Inspraakverordening gemeente Arnhem 2006.

  • 2. Op inspraakprocedures, waartoe is besloten op grond van de op 6 december 1993, nummer 93.018269, vastgestelde verordening en die ten tijde van het van kracht worden van de Inspraakverordening 2006 nog niet zijn afgerond, blijft de op 6 december 1993 vastgestelde verordening van toepassing.

Artikel 7: Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag, volgende op die waarop zij op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.

Artikel 8: Tenaamstelling

Deze verordening wordt aangehaald als: Inspraakverordening gemeente Arnhem 2006.

Algemene toelichting op de Inspraakverordening gemeente Arnhem 2006

(Raadsbesluit 25 september 2006, nr. CS/KABCR/2006/3.)

Wat is inspraak?

Inspraak is een fase in het totale besluitvormingsproces.

Inspraak kan worden onderscheiden van andere mogelijkheden die burgers hebben om - vóóraf - invloed uit te oefenen op het gemeentebestuur en de besluitvorming door het gemeentebestuur.

Mogelijkheden om vooraf invloed uit te oefenen, zijn bijvoorbeeld:

  • 1.

    gebruik maken van het stemrecht om - eens in de vier jaar - de leden van de gemeenteraad te kiezen of van de mogelijkheid om zelf gekozen te worden tot raadslid;

  • 2.

    gebruik maken van het spreekrecht bij raads- en commissievergaderingen;

  • 3.

    het bezoeken van spreekuren;

  • 4.

    het schrijven van brieven (of e-mail);

  • 5.

    interactieve beleidsvorming (betrekken van direct-belanghebbenden bij eerste plannen, startnotities, etc).

Soms is bij wet bepaald dat het gemeentebestuur burgers moet informeren en/of in de gelegenheid moet stellen zienswijzen naar voren te brengen. Het belang van het betrekken van burgers bij de besluitvorming is dan – voor de rechtsbescherming van die burgers - zó groot dat de wetgever die betrokkenheid verplicht stelt. Het niet voldoen aan die verplichting kan er in een beroepsprocedure toe leiden dat een beslissing van een gemeentelijk bestuursorgaan wordt vernietigd. Bekende voorbeelden van deze wettelijk verplichte inspraak:

  • a.

    de mogelijkheid om zienswijzen naar voren te brengen over een ter inzage gelegd ontwerp-bestemmingsplan voordat de gemeenteraad besluit tot het vaststellen van dat plan (Wet op de Ruimtelijke Ordening);

  • b.

    de mogelijkheid om zienswijzen naar voren te brengen voordat het college van burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een milieuvergunning (Wet Milieubeheer).

Wetwijziging

Bij wet van 24 januari 2002 (= Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb) zijn de Algemene wet bestuursrecht, de Provinciewet en de Gemeentewet gewijzigd.

Het nieuwe artikel 150 Gemeentewet, dat op 1 juli 2006 in werking treedt, komt als volgt te luiden:

  • 1.

    de raad stelt een verordening vast waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze, waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken;

  • 2.

    de in het eerste lid bedoeld inspraak wordt verleend door toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover in de verordening niet anders is bepaald.

Dit artikel uit de Gemeentewet is uitgewerkt in de voorliggende ontwerpverordening. De verordening is gebaseerd op de modelverordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

Inhoud nieuwe verordening

De verordening schept een beknopt algemeen kader voor inspraak. Buiten kijf staat dat wettelijk geregelde en dus verplichte inspraak altijd moet worden gevolgd. Bij wettelijk verplichte inspraak controleert een hogere instantie (bijvoorbeeld Gedeputeerde Staten bij goedkeuring van een bestemmingsplan) of de wettelijke inspraakprocedure correct is gevolgd.

De voorliggende verordening heeft betrekking op de niet-wettelijk verplichte vormen van inspraak. Het betreft de inspraak in gevallen die artikel 150 van de Gemeentewet beoogt te regelen. Inspraak kán bijvoorbeeld verleend worden over gemeentelijke beleidsplannen zoals Arnhem op weg naar 2015, Stad in balans, Buiten Gewoon Beter, een Groenplan of over een voorgenomen reconstructie van een weg.

Elk gemeentelijk bestuursorgaan (gemeenteraad, college, burgemeester) kan in principe over elk beleidsvoornemen dat tot zijn of haar bevoegdheid behoort inspraak organiseren.

Bij deze vrijwillige inspraak is het in de regel de gemeenteraad die - achteraf - beoordeelt of over een bepaalde aangelegenheid wel voldoende inspraak heeft plaatsgevonden, te weten:

  • a.

    bij de vaststelling van een beleidsplan, waartoe de raad bevoegd is en dat - via de raadscommissie - ter vaststelling aan de raad wordt aangeboden; of

  • b.

    in het kader van de verantwoordingsplicht van het college en elk van zijn leden afzonderlijk, alsmede de burgemeester aan de gemeenteraad over het door die bestuursorganen gevoerde bestuur (krachtens de artikelen 169 en 180 van de Gemeentewet).

Standaard geldt de inspraakprocedure zoals aangegeven in afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht. Het betreffende bestuursorgaan mag echter ook zelf een afwijkende procedure bepalen. Er is dan immers geen sprake van een wettelijk geregelde inspraak. Naar gelang de omstandigheden kan het bestuursorgaan dan bijvoorbeeld besluiten om al dan niet een hoorzitting te organiseren of een korte of lange termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen aan te houden.

De uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit de Algemene wet bestuursrecht geeft voor het naar voren brengen van zienswijzen een termijn van zes weken. Uit oogpunt van uniformiteit en rechtszekerheid voor de burgers zal bij inspraakprocedures zo min mogelijk van deze termijn worden afgeweken. Alleen als het om lichte zaken gaat, zal met een termijn van minder dan zes weken kunnen worden volstaan.

Doel nieuwe verordening

Met de verordening wordt beoogd een goed evenwicht te vinden tussen enerzijds het optimaal en efficiënt betrekken van burgers en bedrijven in de voorbereiding van gemeentelijk beleid en anderzijds de besluitvormingsprocedure en het daarmee realiseren van projecten niet onnodig te vertragen. Een overdosis aan inspraak in verhouding tot het beoogde resultaat roept bij burgers en bedrijven vraagtekens op en soms ook verontwaardiging. Of het betekent een onnodige belasting of tijdstoeslag voor de burger.

De verordening gaat uit van maatwerk: bij elk beleidsvoornemen moet vóóraf worden bepaald of - en zo ja, in welke omvang en vorm - inspraak gewenst is. Zoals hiervoor al is aangegeven, zal de gemeenteraad achteraf kunnen beoordelen of in het concrete geval de gehouden inspraak voldoende is geweest.

Het college en de burgemeester overwegen in dit verband om in standaardsituaties voor bepaalde beleidsterreinen beleidsregels vast te stellen over hoe om te gaan met de inspraak. Zij zullen de door hen vast te stellen beleidsregels met de betreffende raadscommissie bespreken.

De systematiek van de verordening dwingt bestuursorganen bij elk beleidsvoornemen zich vooraf terdege te beraden op de vraag of, en zo op welke wijze en in welke omvang, inspraak zal plaats- vinden. De raad kan het college en de burgemeester hiervoor achteraf ter verantwoording roepen.

Verschil met oude verordening

De nieuwe verordening wijkt op de volgende punten af van de geldende verordening van de gemeente Arnhem.

a.De nieuwe afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (= Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb, in werking getreden op 1 juli 2005) is op de inspraak van toepassing verklaard. Het bestuursorgaan echter een afwijkende procedure vaststellen.

De huidige verordening schrijft voor dat op een aantal beleidsvoornemens inspraak moet worden verleend, te weten de voorbereiding of herziening van ruimtelijke plannen, de stadsvernieuwing, de voorbereiding van het gemeentelijke milieubeleidsplan en de welzijnsvoorzieningen. De WRO schreef voor wat betreft de ruimtelijke plannen voor om in de gemeentelijke inspraakverordening de verplichting tot inspraak op te nemen, in aanvulling op de inspraakregeling uit de WRO. Deze verplichting is sinds 1 juli 2005 uit de WRO verdwenen.

Daarom ook ontstaat nu de mogelijkheid om extra inspraakmogelijkheden te vermijden.

  • b.

    Als gevolg van de dualisering van bevoegdheden besluit elk bestuursorgaan zelf of ten aanzien van zijn of haar bevoegdheden inspraak wordt verleend. De raad kan derhalve niet meer beslissen over het houden van inspraak door het college of de burgemeester over onderwerpen, waarvoor het college of de burgemeester bevoegd is. De raad kan wel opdracht geven om over zaken, waarvoor de raad het competente bestuursorgaan is, inspraak te organiseren. De raad kan voorts het college en de burgemeester ter verantwoording roepen over het door hen gevoegde bestuur (i.c. over het al dan niet houden van inspraak).

  • c.

    De dualisering heeft ook gevolgen voor de regels betreffend het eindverslag. Elk bestuursorgaan maakt zelf het eindverslag en maakt het openbaar. De burgemeester maakt melding van het eindverslag in het burgerjaarverslag.

  • d.

    Het aantal gevallen, waarin géén inspraak wordt verleend, is met drie toegenomen. Het betreffen de gevallen, genoemd in artikel 2, lid 3, onder d, e en f. De genoemde gevallen spreken voor zich. Ook hier kan de de raad – voor zover het een bevoegdheid van het college of de burgemeester betreft - achteraf toetsen of al dan niet terecht een beroep op deze uitzonderingssituaties is gedaan.

  • e.

    De nieuwe verordening kent geen bepaling meer over het klachtrecht. De (algemene) klachtenregeling van de gemeente Arnhem is van toepassing.

Mogelijkheid tot bezwaar maken

Het besluit om al dan niet inspraak te verlenen, is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Hiertegen kan dus bezwaar worden gemaakt. Het is ook om deze reden noodzakelijk dat een bestuursorgaan zich steeds expliciet beraadt en besluit omtrent het houden van inspraak en de wijze waarop daarvan openbare kennisgeving wordt gedaan (bijvoorbeeld info op de gemeentepagina van de Arnhemse Koerier).

Artikelsgewijze toelichting op de Inspraakverordening gemeente Arnhem 2006

(Raadsbesluit 25 september 2006, nr. CS/KABCR/2006/3.)

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Om te voorkomen dat de omschrijving van terugkerende begrippen in de verordening moeten worden herhaald, zijn in deze bepaling een aantal begrippen eenmalig gedefinieerd.

Inspraak:

Bij de in dit artikel opgenomen formulering is aangesloten bij de (oude en nieuwe) tekst van artikel 150 van de Gemeentewet.

Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het gemeentelijke beleid en heeft de volgende doelen:

  • 1.

    aan ingezetenen en/of belanghebbenden de mogelijkheid bieden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken;

  • 2.

    aan bestuursorganen een hulpmiddel bieden in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging;

  • 3.

    het creëren, dan wel aftasten van draagvlak voor beleidsvoornemens (interactieve beleidsvorming).

De verordening regelt de niet-wettelijk verplichte inspraak. Aan de wettelijk vereiste vormen van inspraak - bijvoorbeeld het reageren op een aanvraag om milieuvergunning - kan immers niet worden getornd.

Het is wel mogelijk dat in een inspraakprocedure de formeelwettelijk vereiste inspraak wordt aangevuld met inspraak op grond van deze verordening.

Inspraakprocedure:

De verantwoordelijkheid voor het maken van een regeling over inspraak ligt ingevolge artikel 150 van de Gemeentewet bij de raad.

Standaard geldt in deze verordening de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Maar het bestuursorgaan heeft de mogelijkheid om zelf een andere procedure vast te stellen.

Het bestuursorgaan is immers verantwoordelijk voor de uitvoering, de nadere regeling en de organisatie van de inspraak. In de Memorie van toelichting op de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb is vermeld dat in de inspraakverordening zowel geheel als gedeeltelijk van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht kan worden afgeweken.

De wijze, waarop invulling aan de inspraak wordt gegeven is dus – met uitzondering van de wettelijk voorgeschreven inspraak - van geval tot geval ter beoordeling van het bestuursorgaan:

  • ·

    uit een een oogpunt van uniformiteit en rechtszekerheid voor de burgers zal wel zoveel mogelijk de standaardprocedure (= de wettelijke termijn van zes weken voor het naar voren brengen van zienswijzen) worden gevolgd;

  • ·

    ook op grond van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht bestaat de mogelijkheid zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen naar voren te brengen. Mondeling kan door middel van een hoorzitting of telefonisch. Het spreekt voor zich dat mondeling ingebrachte zienswijzen door het bestuursorgaan op schrift worden gesteld, tenminste in het eindverslag;

  • ·

    het bestuursorgaan kan de mogelijkheid bieden om schriftelijk naar voren gebrachte zienswijzen mondeling toe te lichten. Dit zal bijvoorbeeld het geval kunnen zijn, indien de strekking van de zienswijze voor het bestuursorgaan niet volstrekt duidelijk is. Het horen, kan in deze situatie zowel individueel (ook telefonisch) als door middel van een hoorzitting plaatsvinden. Ook in deze situatie worden de mondelinge toelichtingen door het bestuursorgaan op schrift gesteld.

Bestuursorgaan:

Bestuursorganen van de gemeente zijn de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester en ingestelde bestuurscommissies.

Beleidsvoornemen:

Het begrip beleidsvoornemen is gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Het gaat hierbij om het vaststellen van beleid (bijvoorbeeld subsidiebeleid) waarop – na definitieve vaststelling door het bevoegde bestuursorgaan - concrete besluiten of maatregelen voortvloeien.

Artikel 2 Onderwerp van inspraak

In het eerste lid is bepaald dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden besluit of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid.

Elk bestuursorgaan van de gemeente kan zijn eigen beleidsvoornemens aan inspraak onderwerpen. Indien méér dan één bestuursorgaan bij de besluitvorming over een beleidsvoornemen is betrokken, is het vanwege de eenduidigheid voor de burgers gewenst de inspraak- en besluitvormingsprocedures op elkaar af te stemmen.

In het tweede lid, onder a, is – wellicht ten overvloede - bepaald dat inspraak altijd wordt verleend, indien een wettelijk voorschrift daartoe verplicht. De wettelijke verplichting om burgers te horen, staat buiten kijf. De inspraakprocedure is in dit geval in de wet geregeld en is dus niet gebaseerd op deze inspraakverordening. Verplichtingen om burgers te horen c.q. gelegenheid te bieden, vooraf hun zienswijze kenbaar te maken, staan bijvoorbeeld in de Wet milieubeheer (milieuvergunningen) en in de Wet op de Ruimtelijke Ordening (bestemmingsplannen).

Het derde lid somt de gevallen op, waarin inspraak niet behoeft plaats te vinden. Het bestuursorgaan beoordeelt in eerste instantie of zich een zodanige uitzondersituatie voordoet. Volledigheidshalve is in het vierde lid bepaald dat beslissingen over het niet verlenen van inspraak, als bedoeld in het derde lid, altijd gemotiveerd genomen moeten worden (de Algemene wet bestuursrecht verplicht reeds om besluiten te motiveren).

Artikel 3 Inspraakgerechtigden

De omschrijving van inspraakgerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet, namelijk de ingezetenen en de belanghebbenden.

Het begrip 'belanghebbende” is in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht gedefinieerd en deze definitie geldt ook voor deze verordening.

Artikel 4 Inspraakprocedure

Het bestuursorgaan kan voor elk beleidsvoornemen een afzonderlijke inspraakprocedure vaststellen.

Indien het geen afzonderlijke inspraakprocedure vaststelt, is automatisch de standaardinspraakprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 5 Eindverslag

Ten aanzien van het maken van een verslag van de inspraakprocedure bepaalt de Algemene wet bestuursrecht slechts (artikel 3:17) dat een verslag wordt gemaakt van hetgeen tijdens de inspraakprocedure mondeling naar voren is gebracht.

In de verordening wordt, aanvullend op de wettelijke bepalingen, een drietal onderwerpen genoemd die in het integrale eindverslag in elk geval aan de orde moeten komen.

Onder het in het tweede lid, onderdeel a, genoemde overzicht van de gevolgde inspraakprocedure wordt ondermeer verstaan: hoe is de procedure feitelijk verlopen? Is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht onverkort toegepast? Wanneer is het beleidsvoornemen ter inzage gelegd?

Het tweede lid, onderdeel b, betekent dat de eindrapportage een volledig overzicht dient te bevatten van zowel de mondelinge als de schriftelijke inspraakreacties. De schriftelijke inspraakreacties kunnen aan het verslag worden gehecht. In het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht.

In het tweede lid, onderdeel c, wordt als het sluitstuk van inspraak voorgeschreven dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de zienswijzen wordt gedaan. Gemotiveerd zal worden aangegeven welke keuzes uiteindelijk zijn gemaakt.

In het derde lid is bepaald dat het bestuursorgaan het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar maakt. Het ligt voor de hand dat degenen die hebben ingesproken een exemplaar van het eindverslag ontvangen, tenzij het aantal insprekers te omvangrijk is. Daarnaast kan het eindverslag worden gepubliceerd in de Arnhemse Koerier en op de gemeentelijke website.

In het vierde lid wordt de burgemeester verplicht om het eindverslag te vermelden in het burgerjaarverslag, als bedoeld in artikel 170, tweede lid, aanhef en onder b van de Gemeentewet, zodat duidelijk wordt over welke zaken in het betreffende jaar inspraak heeft plaatsgevonden.

De richtlijnen voor de behandeling van klachten (raadsbesluit 14 maart 2005) is van toepassing op klachten die voortvloeien uit de toepassing van deze inspraakverordening. In het uiterste geval kan de Nationale ombudsman zich omtrent een ingediende klacht uitspreken.

Artikel 6 Intrekking oude verordening en overgangsbepaling

Met deze bepaling wordt de bestaande inspraakverordening ingetrokken. De datum waarop de oude verordening vervalt, is de datum waarop de nieuwe verordening in werking treedt.

Er is een overgangsbepaling opgenomen, inhoudende dat inspraakprocedures die ten tijde van het inwerkingtreden van de nieuwe verordening nog lopen, volgens de oude verordening worden afgewikkeld.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die waarop zij op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt (= publicatie in de Arnhemse Koerier en plaatsing op de internetsite van de gemeente).

Artikel 8 Tenaamstelling

Dit artikel spreekt voor zich.