Beleidsregels Wet Bibob gemeente Arnhem 2020

Geldend van 12-12-2020 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Wet Bibob gemeente Arnhem 2020

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN ARNHEM, EN DE BURGEMEESTER VAN DE GEMEENTE ARNHEM, IEDER VOOR ZOVER HET ZIJN BEVOEGDHEDEN BETREFT;

gelezen / overwegende

dat de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming en toepassing van de uit deze wet toekomende bevoegdheden;

gelet op

- het bepaalde in de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob);

- artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT:

Vast te stellen de 'Beleidsregels Wet Bibob gemeente Arnhem 2020'

Beleidsregels Wet Bibob gemeente Arnhem 2020

Op 1 juni 2003 is de Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (hierna: Wet Bibob) inwerking getreden. De Wet Bibob is een preventief instrument om de integriteit van de overheid te beschermen. De Wet is tot stand gekomen nadat de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa in 1996 concludeerde dat de ernst van georganiseerde criminaliteit vooral was gelegen in het grote financiële gewin en de economische macht die daaruit voortvloeit. Criminele personen kunnen met geld infiltreren in het economische leven door onder meer gebruik te maken van bestuurlijke faciliteiten, zoals vergunningen, subsidies, overheidsopdrachten én inmiddels ook vastgoedtransacties. Dit kan leiden tot aantasting van de integriteit van de overheid. Met de Wet Bibob wordt het openbaar bestuur in staat gesteld om zich te beschermen tegen het ongewild faciliteren van criminele activiteiten bij overheidshandelingen. Dit gebeurt aan de hand van een onderzoek bij de eerdergenoemde overheidshandelingen of er een (ernstig) gevaar bestaat dat uit criminele activiteiten verkregen of te verkrijgen voordelen worden benut (witwassen) of strafbare feiten worden gepleegd.

De gemeente Arnhem beoogt met toepassing van de Wet Bibob te voorkomen dat zij criminele activiteiten faciliteert waardoor de veiligheid, de leefbaarheid, de rechtsorde of de bestuurlijke slagkracht wordt aangetast. Als uit onderzoek blijkt dat er ernstig gevaar dreigt dan kan het bevoegde bestuursorgaan de vergunning, subsidie weigeren of intrekken, een overheidsopdracht wordt niet gegund of een vastgoedtransactie wordt niet aangegaan.

Inhoudsopgave:

1. Begripsomschrijving

2. Waarom een beleidslijn?

3. Wet Bibob

4. Algemene beleidsuitgangspunten

4.1 Horeca inrichtingen

4.2 Evenementen

4.3 Seksinrichtingen

4.4 Speelautomatenhallen

4.5 Vastgoed

4.6 Milieu en bouwrecht

4.7 Subsidies

4.8 Overheidsopdrachten

5. Risicocategorieën en - gebieden

6. Uitzonderingen

7. Procedure

7.1 Eigen onderzoek

7.2 Gegevensverstrekking aan het bestuursorgaan

7.3 Adviesaanvraag Landelijk Bureau Bibob

7.4 Motivering en informatieplicht

7.5 Opschorting van de termijn

7.6 Het onderzoek door het Landelijk Bureau Bibob

7.7 Gevolgen Bibob-toets

8. Ultimum remedium

9. Geheimhouding

10. Rechtsbescherming

11.Overgangsbepaling

12. Inwerkingtreding

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a. Aanvraag: de aanvraag om een beschikking;

  • b. Advies: het advies, zoals bedoeld in artikel 9 van de Wet;

  • c. Beschikkingen: alle besluiten waarop de wet van toepassing is (beschikkingen, weigeringen, intrekkingen, voorschriften en beperkingen);

  • d. Besluit: het Besluit Bibob;

  • e. Bestuursorgaan: de burgemeester of het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem;

  • f. Betrokkene: de aanvrager, de vergunninghouder;

  • g. Bibob-toets: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij door het bestuursorgaan volgens deze beleidsregels wordt beoordeeld of er redenen ontleend aan de wet aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren respectievelijk de beschikking in te trekken dan wel een Advies aan te vragen;

  • h. LBB: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de wet, ook wel Landelijk Bureau Bibob;

  • i. Wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

  • j. (semi)Publiekrechtelijke organisatie: een organisatie die als kenmerk heeft dat er sprake is van wettelijke taken en/of het dienen van een uitgesproken publiek belang en waarbij er sprake is van een publieke financiering.

  • k. Overheidsopdracht:

  • 1°. een opdracht die wordt verstrekt op basis van een schriftelijke overeenkomst onder bezwarende titel die is gesloten tussen enerzijds een aannemer, leverancier of dienstverlener en anderzijds een rechtspersoon met een overheidstaak, en die betrekking heeft op:

    • a.

      de uitvoering dan wel het ontwerp alsmede de uitvoering van werken in het kader van beroepswerkzaamheden die zijn gebaseerd op de algemene systematische bedrijfsindeling, dan wel op het laten uitvoeren met welke middelen dan ook van een werk dat aan de door de rechtspersoon met een overheidstaak vastgestelde eisen voldoet,

    • b.

      de aankoop, leasing, huur of huurkoop, met of zonder koopoptie, van producten, met dien verstande dat dit tevens de nodige werkzaamheden kan omvatten voor het aanbrengen en installeren van die producten bij de levering daarvan, of

    • c.

      de uitvoering van diensten in de meest ruime zin;

  • 2°. het geheel van afspraken dat vastgelegd is in een schriftelijke overeenkomst tussen enerzijds een rechtspersoon met een overheidstaak en anderzijds een of meer private partijen, over de uitvoering van werken of diensten geheel of ten dele voor rekening en risico van een of meer van die private partijen;

  • l. Vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

  • 1°. het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

  • 2°. huur of verhuur;

  • 3°. het verlenen van een gebruikrecht; of

  • 4°. de deelname, met inbegrip van de vergroting, vermindering of beëindiging daarvan, aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of zal hebben of die onroerende zaak huurt, zal huren, verhuurt, of zal verhuren;

  • 5° toestemming voor vervreemding van erfpacht als bedoeld in artikel 91, eerste lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek.

Hoofdstuk 2. Waarom een beleidslijn?

Gemeenten zijn niet verplicht gebruik te maken van de Wet Bibob of van alle mogelijkheden die de wet biedt. Voor een stad met een omvang als Arnhem is het juist van belang - ter bestrijding van de criminaliteit - van die bevoegdheden wel degelijk gebruik te maken. Op deze wijze wordt immers al het mogelijke gedaan om criminele activiteiten te bestrijden. Vanwege de grote mate van bestuurlijke keuzevrijheid bij de toepassing van de Wet Bibob verdient het de voorkeur om een beleidslijn vast te stellen waarbij de burgemeester en het college aangeven hoe zij met deze bevoegdheden omgaan. Met name de afweging om tot een Bibob-onderzoek over te gaan, dient – juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument – weloverwogen en met inachtneming van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol. Het beleid schept duidelijkheid naar partijen toe die potentieel aan een Bibob onderzoek kunnen worden onderworpen. De categorieën waarin de Wet Bibob door gemeente Arnhem kan worden toegepast zijn in deze beleidsregels nader uitgewerkt. Er kan worden afgeweken van het beleid, maar dit dient extra gemotiveerd te worden.

Hoofdstuk 3. Wet Bibob

In hoofdlijnen regelt de Wet Bibob twee zaken:

  • 1. Het wordt mogelijk om bepaalde vergunningen en subsidies te weigeren, bestaande beschikkingen in te trekken, een vastgoedtransactie niet aan te gaan of gunning van een opdracht uit te sluiten wegens – kort gezegd – misbruik ervan.

  • 2. De wet voorziet in een Landelijk Bureau Bibob (hierna: LBB) dat bestuursorganen desgevraagd adviseert over de mate van het gevaar dat sprake is van misbruik van de gevraagde of verleende beschikking en daartoe screening kan gaan uitvoeren.

Hoofdstuk 4. Algemene beleidsuitgangspunten

Uitgaande van enerzijds het doel van de Wet Bibob - het tegengaan van het faciliteren van criminaliteit en daarmee het niet aangaan van vastgoedtransacties c.q. het beëindigen van overeenkomsten en vergunningen waarbij een bepaalde mate van criminele beïnvloeding te verwachten valt - en anderzijds een meer risico gestuurde toepassing van het Bibob-instrumentarium is gekozen voor een differentiatie in toetsing.

Allereerst dient te worden gekeken naar de bestaande weigerings- en intrekkingsgronden die de op het geval toepasselijke regeling biedt om bijvoorbeeld een vergunning te weigeren of in te trekken. Voorts is een belangrijk uitgangspunt van de gemeente Arnhem om de administratieve lasten, de extra werkzaamheden en de duur van de procedures voor aanvrager of de partijen én voor de gemeente te beperken. Vanwege het proportionaliteitsbeginsel is een selectieve aanpak wenselijk. Het Bibob-instrument is immers een zwaar middel dat ingrijpt in de privacy van de partijen.

Uitgaande van een risico gestuurde aanpak wordt in onderstaande subparagrafen per categorie bepaald of er altijd een Bibob-vragenformulier ingevuld moet worden en bescheiden overgelegd moeten worden, of dat dit alleen in bepaalde gevallen gevraagd wordt.

In zijn algemeenheid kunnen bij vergunningen, subsidies, vastgoedtransacties en overheidsopdrachten waar de gemeente betrokken is, de partijen aan een Bibob-toets onderworpen worden bij signalen van (crimineel) misbruik. Deze signalen kunnen blijken uit:

• (Eigen) ambtelijke informatie;

• Informatie van het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum (hierna: RIEC);

• Informatie verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

• Informatie verkregen van het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 Wet Bibob;

• Andere relevante signalen.

Tot slot heeft de gemeente Arnhem een aantal risicocategorieën en risicogebieden benoemd waarbij altijd een Bibob-onderzoek plaatsvind. De risicocategorieën- en gebied(en) zijn gekozen naar aanleiding van een zorgvuldige afweging, waarbij met inachtneming van het proportionaliteit- en subsidiariteitsbeginsel de categorieën en gebied(en) zijn genoemd die gezien hun aard, omvang en kenmerken kwetsbaar zijn voor criminele inmenging. De aangewezen risicocategorieën- en gebied(en)zijn terug te vinden in hoofdstuk 5.

De gemeente Arnhem stelt de betreffende partij in een zo vroeg mogelijk stadium in het contact op de hoogte dat de Wet Bibob wordt/kan worden toegepast. Indien betrokkene gelijktijdig of opvolgend voor meerdere categorieën in aanmerking komt voor een Bibob-toets is het uitgangspunt dat de toets in een zo vroeg mogelijk stadium plaatsvindt, bij ongewijzigde omstandigheden slechts eenmaal wordt getoetst en reeds aangeleverde gegevens - indien mogelijk - worden hergebruikt. Wanneer hiervan sprake is zal een adequate afstemming en regie plaatsvinden vanuit de Bibob-coördinator, in samenwerking met de desbetreffende gemeentelijke onderdelen. Van opvolging is bijvoorbeeld sprake wanneer betrokkene een horeca-inrichting wil exploiteren, maar het gehuurde pand eerst wil verbouwen waarvoor een omgevingsvergunning nodig is. In principe vindt de Bibob-toets dan plaats op basis van de omgevingsvergunning.

De differentiatie in toetsing wordt hieronder per categorie nader uitgewerkt.

4.1 Horeca inrichtingen

Vanwege de kwetsbaarheid van de horecabranche is in de gemeente Arnhem bij invoering van de Wet Bibob meteen gekozen om alle aanvragen van een vergunning die zien op een horeca-inrichting aan een Bibob toets te onderwerpen. Het gaat hierbij om aanvragen voor beschikkingen op grond van zowel:

• artikel 3 van de Drank- en Horecawet

• artikel 7 van de Wet jº artikel 2.3.1.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening

Het maakt daarbij niet uit of er sprake is van de vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm. Ook kan de burgemeester redenen zien om te onderzoeken of de vergunningen op grond van de Wet Bibob ingetrokken moeten worden.

4.2 Evenementen

Voor evenementen ex artikel 5.7.1 e.v. van de Algemene Plaatselijke Verordening voor Arnhem kan een vergunning nodig zijn. Niet elk evenement heeft het echter in zich om risicovol te zijn op ongewenste criminele activiteiten. Weliswaar kan ook bij een buurtbarbecue verwevenheid ontstaan tussen onder- en bovenwereld, maar het is niet erg aannemelijk dat daarmee de veiligheid, de leefbaarheid, de rechtsorde of de bestuurlijke slagkracht wordt aangetast. Niet bij elk evenement zal er derhalve een Bibob toets plaatsvinden.

Met name bij grootschalige evenementen die risicovol zijn (zowel op het gebied van openbare orde als financieel) kan er een Bibob-onderzoek plaatsvinden. Verder kan gedacht worden aan vechtsportgala's die nadrukkelijk behoren tot een voor criminele activiteiten kwetsbare branche.

En tot slot kunnen (voormalig) horecaondernemers aan een Bibob-toets worden onderworpen indien er (ambtshalve) aanwijzingen zijn dat bij een aanvraag voor een DHW-vergunning voor een evenement, deze aan hen zou worden geweigerd. Bijvoorbeeld omdat hun DHW-vergunning voor een inrichting recentelijk is ingetrokken omdat zij niet voldoen aan het criterium dat zij "niet in enig opzicht van slecht levensgedrag (mogen) zijn". In dergelijke gevallen is het ook niet gewenst dat zij de leiding krijgen over een evenement.

4.3 Seksinrichtingen

Bij invoering van de Wet Bibob is in de gemeente Arnhem gekozen om alle aanvragen van een vergunning die zien op het exploiteren van een seksinrichting aan een Bibob-toets te onderwerpen. Het gaat hierbij om

aanvragen voor beschikkingen op grond van:

• artikel 7 van de wet j° artikel 3.2.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening.

Het maakt daarbij niet uit of er sprake is van de vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm. Ook kan de burgemeester redenen zien om te onderzoeken of de vergunningen op grond van de Wet Bibob ingetrokken moeten worden.

4.4 Speelautomatenhallen

De aanvragen voor een vergunning voor een Speelautomatenhal worden standaard aan een Bibob-toets onderworpen. Het gaat hierbij om aanvragen voor beschikkingen op grond van:

• artikel 7 van de wet j° artikel 30 c, eerste lid onder b van de Wet op de kansspelen j° artikel 2 van de Verordening Speelautomatenhallen.

Het maakt daarbij niet uit of er sprake is van de vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm. Ook kan de burgemeester redenen zien om te onderzoeken of de vergunningen op grond van de Wet Bibob ingetrokken moeten worden.

4.5 Vastgoed

Bij de start van elke onderhandeling over het aangaan van een vastgoedtransactie zal de gemeente de wederpartij in kennis stellen dat een Bibob-toets kan worden uitgevoerd, als onderdeel van de integriteitsbeoordeling, voordat een overeenkomst kan worden aangegaan.

Wanneer de vastgoedtransactie betrekking heeft op een van de benoemde risicocategorieën die gevoelig worden geacht voor criminele invloeden en/of de uitgifte plaatsvindt binnen een specifiek omschreven risicogebied dat gevoelig wordt geacht voor criminele invloeden, zal er een Bibob-toets plaatsvinden.

Vastgoedtransacties die geen betrekking hebben op risicocategorieën en risicogebieden, waarbij zich geen signalen van mogelijk (crimineel) misbruik voordoen en/of die met overheidsinstanties worden aangegaan zijn vooralsnog in beginsel uitgezonderd van het overleggen van het Bibob-vragenformulier, omdat het verwachte risico op criminele beïnvloeding bij dergelijke vastgoedtransacties en overeenkomsten klein is.

4.6 Milieu en bouwrecht

In deze beleidsregels kan het alleen gaan om omgevingsvergunningen die vallen onder het bereik van de Wet Bibob. Ingevolge artikel 2.20, eerste lid jo artikel 5.19, vierde lid onder b Wet algemene bepalingen omgevingswet (Wabo) zijn de intrekkings- en weigeringsgronden uit de Wet Bibob van toepassing op omgevingsvergunningen voor projecten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit:

a) het bouwen van een bouwwerk;

b) het oprichten, het veranderen of het veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting als bedoeld in artikel 1 van de Wabo.

Wanneer de omgevingsvergunning betrekking heeft op risicocategorieën- en gebied(en), die gevoelig worden geacht voor criminele invloeden, zal er een Bibob-toets plaatsvinden.

4.7 Subsidies

Uit de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene subsidieverordening Arnhem volgt dat voor subsidies een uitgebreide financiële verantwoording plaatsvindt. Vooralsnog is niet gebleken dat er zich grote problemen voordoen op het gebied van subsidies die misbruikt worden voor criminele doeleinden. Indien er sprake is van signalen of van een risicocategorieën- en gebied(en), zoals genoemd in hoofdstuk 4 en 5, dan zal het gemeentebestuur tot een Bibob-toets besluiten.

4.8 Overheidsopdrachten

Het bestuursorgaan kan een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot alle overheidsopdrachten. Het gaat in deze om een overheidsopdracht als bedoeld in de Aanbestedingswet. In de aanbestedingsstukken zal de gemeente de wederpartij vooraf in kennis stellen dat een Bibob-toets kan worden uitgevoerd, als onderdeel van de integriteitsbeoordeling, voordat een overeenkomst kan worden aangegaan.

Indien er sprake is van signalen of van een risicocategorieën- en gebied(en), zoals genoemd in hoofdstuk 4 en 5, dan zal het gemeentebestuur tot een Bibob-toets besluiten.

Hoofdstuk 5. Risicocategorieën- en gebieden

In hoofdstuk 4 is bij verschillende Bibob-categorieën aangegeven dat er altijd een Bibob-onderzoek plaatsvindt wanneer er sprake is van een risicocategorieën- en gebied(en). De hier genoemde categorieën en gebied(en) zijn gekozen naar aanleiding van een zorgvuldige afweging, waarbij met inachtneming van het proportionaliteit- en subsidiariteitsbeginsel de categorieën en gebied(en) zijn genoemd die gezien hun aard, omvang en kenmerken kwetsbaar zijn voor criminele inmenging. Deze lijst is niet limitatief.

De risicocategorieën zijn:

• Afvalbewerkings en -verwerkingsbedrijven;

• Autohandel- en sloopbedrijven;

• Horeca-, escort-, prostitutiebedrijven en speelautomatenhallen (inclusief coffeeshops, hotels, darkrooms, seksbioscopen, sekswinkels, massagesalons);

• Religieuze instellingen;

• Zorgbureaus en Persoonsgebonden budget bureaus;

• Zaken, verenigingen en/of bedrijven die verband houden met motorclubs, met name Outlaw Motorcycle Gangs;

• Kapperszaken, nagelstudio’s, zonnebankstudio’s en massagesalons;

• Smart- en headshops;

• Belwinkels;

• Vechtsportgala’s;

• Kamerverhuurbedrijven;

• Categorieën die een sterke relatie hebben met bovenstaande.

Het risicogebied is:

• De Varkensstraat.

Hoofdstuk 6. Uitzonderingen

Overheidsinstanties, semioverheden en woningbouwcorporaties worden in eerste instantie uitgesloten van de Bibob-toets aangezien zij veelal aan strikte regelgeving gebonden en aan controle onderhevig zijn.

Hoofdstuk 7. Procedure

Nieuw ingediende aanvragen om een beschikking of besluit, dan wel de (voorgenomen) overheidsopdrachten en vastgoedtransacties worden aan de reguliere vereisten getoetst. Indien aan deze vereisten is voldaan en op grond van deze beleidslijn de aanvraag, dan wel de (voorgenomen) overheidsopdracht of vastgoedtransactie valt onder de reikwijdte van het lokale toepassingsbereik, zoals in deze beleidsregels beschreven, wordt overgegaan tot een Bibob-toets.

De Bibob-toets kan ook van toepassing zijn op reeds verleende beschikkingen indien hiertoe aanleiding bestaat op grond van:

• (Eigen) ambtelijke informatie

• Informatie van het Riec;

• Informatie verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

• Informatie verkregen van het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 Wet Bibob;

• Andere relevante signalen.

7.1 Eigen onderzoek

De Bibob-toets start met een eigen onderzoek door het bestuursorgaan met het uitreiken van het Bibob-vragenformulier. De Bibob-vragen zijn opgenomen in Bibob-vragenformulieren inclusief bijlagenvel. Het bevoegde bestuursorgaan heeft besloten om de (landelijke) regeling Bibob-formulieren van toepassing te verklaren voor de gemeente Arnhem. Betrokkene dient het Bibob-vragenformulier ingevuld en ondertekend in te leveren samen met de documenten en bewijsstukken die in het Bibob-vragenformulier worden gevraagd.

De aangeleverde stukken kunnen aanleiding geven tot het opvragen van aanvullende gegevens. Het eigen onderzoek bestaat verder uit controle en analyse van:

• Het door betrokkene aangeleverde Bibob-vragenformulier alsmede de gevraagde bewijstukken, documenten en aanvullende gegevens;

• De opgevraagde justitiële documentatie en politiegegevens;

• De geraadpleegde open en gesloten bronnen;

• De beschikbare informatie binnen de gemeentelijke organisatie.

Het Bibob-vragenformulier inclusief bijlagenvel heeft onder meer betrekking op de bedrijfsstructuur, de financiering, de betrokken (rechts)personen etc. Met de informatie die naar aanleiding van deze vragen wordt aangeleverd kan het bestuursorgaan onder andere proberen meer zicht te krijgen op de zakelijke relaties van de aanvrager. Hierbij kan advies worden ingewonnen bij het RIEC.

7.2 Gegevensverstrekking aan het bestuursorgaan

In het geval van een Bibob-toets van een aanvraag om een beschikking zal deze aanvraag buiten behandeling worden gesteld, indien ontbrekende dan wel aanvullende gegevens niet, niet tijdig of onvolledig worden verstrekt door de betrokkene. Het buiten behandeling stellen is mogelijk op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht.

In het geval van een Bibob-toets van een reeds verstrekte beschikking zal bij het niet, niet tijdig of onvolledig aanleveren van ontbrekende dan wel aanvullende gegevens, de beschikking worden ingetrokken omdat dit in de wet wordt aangemerkt als een ernstig gevaar.

In het geval van een (voorgenomen) overheidsopdracht of vastgoedtransactie zal geen overeenkomst tot stand komen, indien ontbrekende dan wel aanvullende gegevens niet, niet tijdig of onvolledig worden verstrekt door de wederpartij.

7.3 Adviesaanvraag Landelijk Bureau Bibob

Na het eigen Bibob-onderzoek van de gemeente Arnhem en/ of een advies van het RIEC kunnen er alsnog vragen open blijven, wat aanleiding kan zijn om een advies aan te vragen bij het LBB. Bijvoorbeeld vragen over:

• De bedrijfsstructuur;

• De financiering van het bedrijf;

• De persoon van de aanvrager, de financierder van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd en/of eigenaar van de inventaris van de inrichting;

• Informatie van het RIEC;

• Informatie verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

• Informatie verkregen van het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 Wet Bibob;

• (Andere) omstandigheden die doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, of het gebruiken van voordelen uit strafbare feiten;

• (Andere) omstandigheden die doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd.

7.4 Motivering en informatieplicht

Wanneer het bestuursorgaan overgaat tot het aanvragen van het advies aan het LBB zal het voornemen om dat advies aan te vragen gemotiveerd moeten worden. Verder dient het bestuursorgaan het eigen onderzoek aan het LBB mee te zenden dat als onderbouwing van de motivering dient.

Hiernaast moet het bestuursorgaan betrokkene schriftelijk informeren dat het LBB om advies is gevraagd. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn die het gevolg is van een adviesaanvraag. De aanvraag van het advies moet worden voorzien van een afschrift van deze mededelingsbrief aan betrokkene. Het LBB neemt een verzoek om advies namelijk niet in behandeling indien betrokkene daarover niet vooraf is geïnformeerd.

7.5 Opschorting van de termijn

Wanneer het bestuursorgaan advies aan het LBB vraagt, wordt de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies is aangevraagd en eindigt met de dag waarop dat advies is ontvangen. Met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan acht weken plus de tijd die nodig is om stukken bij belanghebbenden op te vragen. Deze termijn kan eenmalig worden verlengd met een periode van vier weken. Wanneer dit laatste plaatsvindt, moet het bestuursorgaan belanghebbende daarover berichten.

De verlenging van de adviestermijn van het Bureau met vier weken en eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau in gevallen zoals bedoeld in artikel 15 lid 2 van de Wet kan leiden tot verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

7.6 Het onderzoek door het Landelijk Bureau Bibob

Het LBB zal naar aanleiding van de adviesaanvraag een nader onderzoek instellen en een advies uitbrengen over de mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob. Het LBB valt onder het ministerie van Veiligheid en Justitie en heeft (meer) inzage in een aantal openbare en gesloten bronnen (bijvoorbeeld bij de Belastingdienst, politie en justitie) en kan hierdoor een diepgaander onderzoek doen dan de gemeente. Het LBB onderzoekt of betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten als bedoeld in de Wet Bibob. Daarnaast kunnen andere personen betrokken worden in het onderzoek. In artikel 3 Wet Bibob is bepaald dat betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten als die feiten door een ander gepleegd zijn en deze persoon:

• direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene, dan wel;

• zeggenschap heeft over dan wel heeft gehad over betrokkene, dan wel;

• vermogen verschaft dan wel heeft verschaft aan betrokkene, dan wel;

• in een zakelijk samenwerkingsverband tot hem staat.

of dat deze strafbare feiten door een rechtspersoon zijn gepleegd (als bedoeld in artikel 51 Wetboek van Strafrecht) én betrokkene:

• direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan die rechtspersoon, dan wel;

• zeggenschap heeft over dan wel heeft gehad over die rechtspersoon, dan wel;

• vermogen verschaft dan wel heeft verschaft aan die rechtspersoon.

Het LBB kan drie soorten adviezen afgeven:

1. Er is sprake van een ernstige mate van gevaar;

2. Er is sprake van een mindere mate van gevaar;

3. Er is sprake van geen gevaar.

Naar aanleiding van het afgegeven advies dient de gemeente op grond van artikel 3, vijfde, zesde en zevende lid Wet Bibob een afweging te maken over de beschikking. De gemeente kan besluiten de beschikking te verlenen, te verlenen met voorschriften of te weigeren / in te trekken. Het bestuursorgaan mag, gelet op de deskundigheid van het Bureau in beginsel van diens advies uitgaan. Het bestuursorgaan dient zich er wel van te vergewissen dat het advies en het daartoe ingestelde onderzoek naar de feiten op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat de feiten de conclusies kunnen dragen. De gemeente is verantwoordelijk voor het uiteindelijke besluit dat wordt genomen, al dan niet op basis van het advies van het LBB.

7.7 Gevolgen Bibob-toets

Wanneer er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet Bibob weigert het bestuursorgaan de aanvraag, staakt het de onderhandelingen tot verkoop, gaat het geen transactie/overheidsopdracht aan of gaat het over tot intrekking van de beschikking op grond van de Wet.

Het bestuursorgaan kan de aanvraag weigeren, de beschikking intrekken, de transactie niet door laten gaan indien sprake is van een ernstige of een mindere mate van gevaar die niet kan worden geweerd door het stellen van aanvullende voorwaarden en bovendien de gevolgen van deze weigering niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Dit zal worden gemotiveerd in het besluit.

Indien het bestuursorgaan voornemens is het bovenstaande te doen, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijzen in te brengen.

Hoofdstuk 8. Ultimum remedium

Het verdergaande onderzoek dan het laten invullen van een Bibob-vragenformulier, namelijk het ingrijpende onderzoek door het LBB, is een ultimum remedium. Er zal bijvoorbeeld bij aanvragen altijd eerst gekeken moeten worden of er een reguliere weigerings- of intrekkingsgrond aanwezig is. Daarna zal er een beoordeling plaats moeten vinden of er redenen aanwezig zijn om aannemelijk te achten dat er zich een situatie voordoet dat weigering, danwel intrekking op grond van de wet Bibob tot de mogelijkheden behoort. In het kader van die beoordeling kan het bestuursorgaan het LBB om een advies vragen.

Hoofdstuk 9. Geheimhouding

Op grond van artikel 28 Wet Bibob is een ieder die krachtens de Wet Bibob informatie krijgt met betrekking tot een derde verplicht tot geheimhouding van deze informatie.

Hoofdstuk 10. Rechtsbescherming

Tegen een besluit van het gemeentebestuur, bijvoorbeeld het weigeren van een vergunning, waarin een Bibob-advies is verwerkt, kan bezwaar en beroep ingesteld worden.

Bij vastgoedtransacties kan de partij zich voor rechtsbescherming wenden tot de civiele rechter, indien deze van mening is dat de gemeente onrechtmatig jegens de partij heeft gehandeld.

Hoofdstuk 11. Overgangsbepaling

Deze beleidsregels zijn van toepassing op aanvragen die ontvangen zijn ná de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregels.

Hoofdstuk 12. Inwerkingtreding en citeertitel

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na die van bekendmaking. Het besluit tot vaststelling wordt bekendgemaakt door middel van publicatie in het elektronisch gemeenteblad en zijn te raadplegen op www.overheid.nl. De 'Beleidsregels Wet BIBOB' d.d. 18 april 2013 worden gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze beleidsregels ingetrokken.

Deze beleidsregels worden aangehaald als 'Beleidsregels Wet Bibob gemeente Arnhem 2020'.

Ondertekening

Het college van burgemeester en wethouders voornoemd,

de secretaris, de burgemeester,

De burgemeester,