Regeling vervallen per 25-01-2022

Aansluitverordening riolering gemeente Assen 2008

Geldend van 01-10-2010 t/m 24-01-2022

Intitulé

Aansluitverordening riolering gemeente Assen 2008

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

a.

aansluiting:

De verbinding tussen het particulier riool en de openbare riolering. Hier vallen ook tijdelijke verbindingen onder, zoals bij tijdelijke bron-neringen.

b.

aansluitleiding:

Het particulier riool, het aansluitpunt en de perceelaansluitleiding tezamen.

c.

aansluitpunt:

1. De erfscheidingsput, gelegen op of binnen 1,0 meter afstand van de kadastrale eigendomsgrens van het aan te sluiten perceel;

2. Bij het ontbreken van een erfscheidingsput, de perceelsgrens;

3. Bij aansluiting op een drukriool of IBA het punt waar het particulier riool wordt aangesloten op de gemeentelijke ontvangstput dan wel een erfscheidingsput;

4. Bij een hemel- of grondwaterlozing in een watergang, het punt waar de particuliere leiding uitkomt in de (openbare) watergang.

d.

afvalwater:

Verzamelnaam voor al het water dat van een perceel wordt afgevoerd. Hieronder valt huishoudelijk en bedrijfsmatig afvalwater, hemel- en grondwater.

e.

bronneringswater:

Grondwater, onttrokken ten behoeve van tijdelijke verlaging van de grondwaterstand.

f.

drainagewater:

Grondwater, ingezameld door een ingegraven doorlatend buizensysteem.

g.

drainagestelsel:

Gemeentelijk leidingstelsel, bestemd voor de afvoer van overtollig grondwater, met uitzondering van de aansluitleidingen.

h.

drukriool:

De openbare riolering, voor de afvoer van afvalwater, exclusief hemel- en grondwater waarbij het transport door het riool plaatsvindt door middel van met pompinstallaties veroorzaakte druk.

i.

gebruiker:

De perceeleigenaar, de zakelijk gerechtigde van het perceel of de huurder die gebruik maakt van de aansluiting op de openbare riolering.

j.

gemengd rioolstelsel:

De openbare riolering voor de afvoer van afvalwater, inclusief hemelwater. In uitzonderlijke gevallen kan er ook grondwater op geloosd worden.

k.

gescheiden rioolstelsel:

De openbare riolering met een leidingstelsel (buizenstelsel of stelsel van watergangen) voor de afvoer van hemel- of drainagewater en een leidingstelsel voor de afvoer van het huishoudelijke of bedrijfsmatige afvalwater.

l.

huishoudelijk of bedrijfsmatig afvalwater:

Water dat vervuild is door huishoudelijk of bedrijfsmatig gebruik en afkomstig is van bijvoorbeeld toilet, douche en wasmachine.

m.

IBA:

Systeem voor Individuele Behandeling van huishoudelijk of bedrijfsmatig Afvalwater.

n.

ontlastput:

Voorziening die beoogt, tijdens onvoldoende afvoercapaciteit van de huisaansluitleiding en/of buitenriolering, het overtollige water zonder schade af te voeren buiten het gebouw.

o.

openbare riolering:

Het gedeelte van een leidingstelsel (buizenstelsel of stelsel van watergangen) dat bij de gemeente in eigendom en beheer is voor inzameling en transport van afvalwater, met inbegrip van de daartoe behorende rioolgemalen, persleidingen, duikers en werken en installaties van overeenkomstige aard.

p.

particulier riool:

De binnen de kadastrale eigendomsgrenzen van het aan te sluiten perceel gelegen binnen, buiten- of terreinrioolleidingen tot aan het aansluitpunt. Het particulier riool wordt ook "de particuliere afvoerleiding" genoemd.

q.

perceelaansluitleiding:

Het riool en voorzieningen die deel uit maken van dit riool, tussen de openbare riolering en het aansluitpunt, in beheer bij de gemeente.

r.

rechthebbende:

De eigenaar, de vereniging van eigenaren of zakelijk gerechtigde van het perceel ten behoeve waarvan de aansluiting op de openbare riolering wordt gerealiseerd en in stand gehouden.

Hoofdstuk II. Vergunning

Artikel 2. Vergunningplicht

  • 1. Het is verboden zonder een daartoe verleende aansluitvergunning een aansluiting van een particulier riool op de openbare riolering tot stand te brengen of te wijzigen.

  • 2. Burgemeester en wethouders verlenen een aansluitvergunning alleen voor het tot stand brengen en in stand houden van een aansluiting tussen het particulier riool en de perceelaansluiting:

    • a.

      voor de afvoer van afvalwater inclusief hemelwater als ter plaatse een gemengd stelsel aanwezig is;

    • b.

      voor de afvoer van afvalwater zonder hemel- of drainagewater naar het daarvoor bedoelde leidingenstelsel, als ter plaatse gescheiden riolering, drukriolering of IBA aanwezig is;

    • c.

      voor de afvoer van hemel- of drainagewater naar het daarvoor bedoelde openbare riolering inclusief watergangen, als ter plaatse een gescheiden stelsel aanwezig is.

  • 3. Als de rechthebbende voor de aansluiting van meer dan één particuliere afvoerleiding op de openbare riolering een aansluitvergunning aanvraagt, wordt voor deze aanvragen tezamen één vergunning verleend, waarin alle aansluitingen afzonderlijk worden vermeld.

  • 4. In de vergunning kunnen voorschriften worden opgenomen met betrekking tot:

    • a.

      het tot stand brengen van de aansluiting;

    • b.

      de technische eisen aan de aansluiting;

    • c.

      het aantal aansluitingen en de locaties van de aansluitingen;

    • d.

      het onderhoud, de renovatie en de vervanging van de perceelaansluitleiding;

    • e.

      sloopwerkzaamheden op het perceel van de rechthebbende;

    • f.

      de periode waarvoor de vergunning wordt verleend als de aansluiting is bedoeld voor de afvoer van bronneringswater als het een tijdelijke aansluiting betreft;

    • g.

      de pompcapaciteit van de pomp in het gemaal als voor het aansluitpunt een gemaal is opgenomen om het afvalwater te kunnen lozen in de openbare riolering.

  • 5. Als de rechthebbende binnen één jaar na verlening van de aansluitvergunning geen verzoek heeft gedaan de aansluiting of wijziging van de aansluiting waarop die aansluitingvergunning betrekking heeft, uit te voeren, kunnen burgemeester en wethouders de aansluitvergunning intrekken.

Artikel 3. vergunningaanvraag

  • 1. De aanvraag van een aansluitvergunning wordt schriftelijk, met behulp van een daartoe bestemd formulier (zie bijlage 1), bij burgemeester en wethouders ingediend door de rechthebbende van het aan te sluiten perceel.

  • 2. Bij de aanvraag van een aansluitvergunning moet het aanvraagformulier aansluitvergunning volledig ingevuld worden verstrekt met hierop:

    • a.

      de naam en het adres van de rechthebbende;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      de aanduiding dat het een verzoek om een aansluitvergunning betreft;

    • d.

      de ligging van het aan te sluiten perceel:

      • -

        aan de hand van straat en huisnummer of, als nog geen huisnummer is toegekend, aan de hand van het kadastraal nummer van het betreffende perceel, en

      • -

        aangegeven op een situatieschets 1:1.000 of grotere schaal;

    • e.

      voor zover het lozing van bedrijfsafvalwater betreft, de aard en de hoeveelheid van de af te voeren vloeistoffen, waarbij moet worden aangegeven of niet verontreinigd water, zoals regen- of koelwater, en/of verontreinigd water, zoals huishoudelijk of industrieel afvalwater, zal worden afgevoerd;

    • f.

      voor zover het enkel lozing van huishoudelijk afvalwater betreft, of er daarnaast hemel- of drainagewater zal worden afgevoerd;

    • g.

      als het afvalwater via een gemaal wordt geloosd op het gemeentelijk stelsel tenminste de volgende gegevens:

      • -

        de capaciteit van de pomp(en) in het gemaal dat op het gemeentelijk stelsel loost;

      • -

        als hemelwater wordt geloosd, de hoeveelheid verhard oppervlak dat loost via het gemaal;

      • -

        als huishoudelijk afvalwater wordt geloosd, het aantal personen dat gebruikt maakt van de voorzieningen;

      • -

        als bedrijfsmatig afvalwater wordt geloosd, de hoeveelheid afvalwater dat per dag wordt geloosd;

    • h.

      van het aan te sluiten of te wijzigen particulier riool tenminste de volgende gegevens:

      • -

        het leidingverloop en de dimensionering;

      • -

        de hoogteligging en het materiaal ter plaatse van het aansluitpunt;

      • -

        een duidelijk verschil in kleur of symbolen tussen de vuilwater-, hemelwater- en drainageafvoerleidingen;

      • -

        de wijze waarop de functies van de verschillende leidingen van het particulier riool ter plaatse van het aansluitpunt zullen worden gemarkeerd;

    • i.

      als het een tijdelijke lozing betreft van een bronnering de volgende gegevens:

      • -

        het debiet van de lozing in m3/h;

      • -

        de start- en einddatum van de lozing;

      • -

        de kwaliteit van het te lozen afvalwater.

  • 3. De aanvraag van een aansluitvergunning wordt slechts in behandeling genomen nadat bij de aanvraag alle in het tweede lid vermelde gegevens zijn verstrekt. Bij het ontbreken van gegevens wordt de rechthebbende daarover geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld deze gegevens binnen vier weken na kennisgeving daarvan alsnog aan te vullen.

Artikel 4. Weigering van de aansluitvergunning

  • 1. Een aansluitvergunning kan, maar niet uitsluitend, worden geweigerd als aansluiting van het particulier riool op de openbare riolering of wijziging van die aansluiting vanwege technische, juridische of milieuhygiënische redenen bezwaarlijk is.

  • 2. Aansluiting van het particulier riool op de openbare riolering of wijziging van die aansluiting is in ieder geval bezwaarlijk als:

    • a.

      de gemeente voor het perceel waarvoor de aansluitvergunning wordt aangevraagd, van Gedeputeerde Staten een ontheffing heeft verkregen op grond van artikel 10.16 a lid 2 Wet Milieubeheer (oud recht);

    • b.

      de hoogteligging van het aansluitpunt (binnenonderkant buis) lager ligt dan de bovenzijde van de openbare riolering, vermeerderd met 200 mm plus de benodigde hoogte voor het afschot van de aansluitleiding;

    • c.

      de bovenzijde van een lozingtoestel lager is gelegen dan 150 mm boven de kruin van de straat, tenzij via een pompinstallatie voorzien van terugslagklep wordt aangesloten;

    • d.

      de gevraagde aansluiting een samengevoegde voorziening betreft, terwijl een gescheiden openbare riolering aanwezig is;

    • e.

      de gevraagde aansluiting een lozing voor afvalwater en/of bronneringswater betreft waarvoor krachtens de geldende milieuwetgeving een vergunning benodigd is, maar niet is verleend, of niet aan de geldende algemene regels is voldaan;

    • f.

      de openbare riolering ter plaatse van de aansluitleiding niet over voldoende capaciteit beschikt om de hoeveelheid te lozen vloeistoffen te kunnen afvoeren;

    • g.

      het een lozing betreft van niet-verontreinigd drainagewater op een gemengd stelsel voor de afvoer van afvalwater inclusief hemelwater, als er andere mogelijkheden zijn voor de afvoer;

    • h.

      de lozing van het afvalwater de doelmatige werking van de openbare riolering en de RWZI belemmert;

    • i.

      de gevraagde aansluiting een afvoerleiding voor niet verontreinigd bronneringswater betreft die zonder bezwaar op het oppervlaktewater kan worden aangesloten of door middel van retourbemaling kan worden afgevoerd;

    • j.

      een bouwvergunning of een vergunning op grond van de Wet milieubeheer voor het aan te sluiten perceel is geweigerd;

    • k.

      bij nieuwbouw de gevraagde aansluiting een gecombineerde aansluiting is van meer dan één woning of bedrijf, tenzij het dezelfde gebruiksfunctie heeft en zich recht boven elkaar bevindt.

  • 3. Een weigering van een aansluitvergunning is met redenen omkleed, waarbij burgemeester en wethouders de nadere eisen aangeven waaraan het particulier riool moet voldoen om voor vergunningverlening in aanmerking te komen.

Artikel 5. Verlening van de aansluitvergunning

  • 1. Burgemeester en wethouders besluiten binnen 8 weken na ontvangst op de aanvraag.

  • 2. In afwijking van het eerste lid houden burgemeester en wethouders de beslissing omtrent een aanvraag van een aansluitvergunning aan als er geen reden is de vergunning te weigeren:

    • a.

      terwijl voor het aan te sluiten perceel nog een aanvraag moet worden gedaan of in behandeling is voor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo;

    • b.

      terwijl er voor het aan te sluiten perceel nog een aanvraag moet worden gedaan of in behandeling is voor een omgevingsvergunning voor het oprichten of veranderen van een milieu-inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo.

  • 3. Rechthebbende wordt zo spoedig mogelijk van de aanhouding op de hoogte gesteld.

  • 4. Na verlening van de in lid 2 sub a en b bedoelde vergunningen, nemen burgemeester en wethouders alsnog binnen 8 weken een besluit op de aanvraag.

Hoofdstuk III. Aansluiting

Artikel 6. Verzoek tot aansluiting, aanleg of wijziging perceelaansluitleiding

  • 1. Als nog geen perceelaansluitleiding aanwezig is kan de rechthebbende aan wie ingevolge hoofdstuk II een aansluitvergunning is verleend, de gemeente verzoeken de perceelaansluitleiding aan te leggen, die nodig is voor het realiseren van de aansluiting of de wijziging daarvan, waarop de aansluitvergunning betrekking heeft. De rechthebbende moet een daartoe strekkend schriftelijk verzoek indienen bij burgemeester en wethouders.

  • 2. Bij het verzoek tot het aanleggen van een perceelaansluitleiding moeten in ieder geval de volgende gegevens door de rechthebbende worden vermeld:

    • a.

      de naam en het woonadres van de rechthebbende;

    • b.

      het nummer van de aansluitvergunning;

    • c.

      de door rechthebbende gewenste datum van uitvoering.

    Het verzoek tot aansluiting wordt slechts in behandeling genomen als deze gegevens volledig zijn vermeld.

  • 3. Als de kosten van de aanleg van de perceelaansluitleiding reeds zijn voldaan uit hoofde van een eerder door de rechthebbende met de gemeente gesloten overeenkomst, moet de rechthebbende dit naast de in het tweede lid bedoelde gegevens bij het verzoek tot aansluiting of wijziging vermelden.

  • 4. Zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 4 weken na de ontvangst van het verzoek stellen burgemeester en wethouders zoveel mogelijk in overleg met rechthebbende een termijn vast voor uitvoering van de aansluiting. Bij vaststelling van het tijdstip van uitvoering wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met het door de rechthebbende gewenste tijdstip.

Artikel 7. Melding tot aansluiting, aanleg of wijziging perceelaansluitleiding

  • 1. Als al een perceelaansluitleiding aanwezig is moet de rechthebbende aan wie ingevolge hoofdstuk II een aansluitvergunning is verleend, de datum van het realiseren van de aansluiting of de wijziging daarvan, minimaal 3 werkdagen vóór de datum van uitvoeren melden aan de gemeente. De rechthebbende moet een schriftelijke melding indienen bij burgemeester en wethouders.

  • 2. Bij de melding tot aansluiting moeten in ieder geval de volgende gegevens door de rechthebbende worden vermeld:

    • a.

      de naam en het woonadres van de rechthebbende;

    • b.

      het nummer van de aansluitvergunning;

    • c.

      de datum van uitvoering.

    De melding tot aansluiting wordt slechts in behandeling genomen als deze gegevens volledig zijn vermeld.

  • 3. De bevoegde medewerker van de gemeente neemt naar aanleiding van de melding contact op met de rechthebbende en maakt een afspraak om de aansluiting te controleren.

Artikel 8. Kosten van de aansluiting

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen de kosten van de aansluiting en eventueel nog aan te brengen perceelaansluitleiding vast, aan de hand van de vastgestelde tarieventabel rioolaansluitrecht 2008 behorende bij de Verordening rioolaansluitrecht.

  • 2. De kosten die gemaakt worden zoals bedoeld in het eerste lid, worden na het verlenen van de vergunning door de gemeente bij de rechthebbende in rekening gebracht.

Artikel 9. Melding tot aansluiting, aanleg of wijziging perceelaansluitleiding

  • 1. De uitvoering van de aanleg of wijziging van de perceelaansluitleiding vindt niet plaats anders dan door of vanwege de gemeente.

  • 2. De aansluiting van het particulier riool op de perceelaansluitleiding door middel van een erfscheidingsput, vindt niet plaats anders dan door of vanwege de vergunninghouder als een perceelaansluitleiding aanwezig is.

  • 3. Als de rechthebbende de aansluiting verricht, onttrekt de rechthebbende het aansluitpunt niet aan het zicht, totdat de leidingen volgens afspraak zijn gecontroleerd door een medewerker van de gemeente.

  • 4. In afwijking van lid 3 kunnen burgemeester en wethouders, na overleg met de rechthebbende, in de aansluitvergunning vastleggen dat de gemeente de aansluiting uitvoert.

  • 5. De aansluiting van het particulier riool op de perceelaansluitleiding mag slechts plaatsvinden, als het aan te sluiten particulier riool tot aan het aansluitpunt aanwezig is en voldoet aan de daaraan op grond van het Bouwbesluit, de Bouwverordening gemeente Assen, de Wet Milieubeheer en de in onderhavige Aansluitverordening riolering als bijlage 2 opgenomen technische eisen.

Hoofdstuk IV. Beheer en onderhoud

Artikel 10. Beheer, onderhoud, renovatie en vervanging

  • 1. Het beheer en onderhoud, de renovatie dan wel de vervanging van de perceelaansluitleiding wordt uitgevoerd door of namens de gemeente en voor rekening van de gemeente, tenzij de betreffende werkzaamheden moeten worden uitgevoerd ten gevolge van een onjuist gebruik van het particulier riool, in welk geval de kosten voor rekening van de rechthebbende of veroorzaker komen. Na vervanging van de perceelaansluitleiding wordt het particuliere riool hier door of namens de gemeente weer op aangesloten.

  • 2. Onder onjuist gebruik wordt in ieder geval begrepen:

    • a.

      het via deze aansluiting lozen van stoffen die, vanwege hun aard en samenstelling, verstoppingen in de aansluitleiding of de openbare riolering veroorzaken;

    • b.

      het via deze aansluiting lozen van stoffen die, door hun aard of concentratie, de constructie van de perceelaansluitleiding of de openbare riolering aantasten.

  • 3. De kosten voor het onderhoud van het particulier riool komen voor rekening van de rechthebbende, tenzij vaststaat dat de noodzaak tot onderhoud is veroorzaakt door inspoeling vanuit de openbare riolering.

  • 4. Onder renovatie wordt tevens begrepen het aanpassen van de perceelaansluitleiding ten gevolge van een wijziging van de openbare riolering.

Artikel 11. Calamiteiten

  • 1. Bij een verstopping of andere storing in het riool graaft de rechthebbende het aansluitpunt op en onderzoekt of het een verstopping of een storing betreft in het particulier riool of in de perceelaansluitleiding. Als er water ter hoogte van het aansluitpunt staat zit de verstopping in de openbare riolering of in de perceelaansluitleiding. Als er geen water ter hoogte van het aansluitpunt staat zit de verstopping in het particuliere riool.

  • 2. Als na het in lid 1 bedoelde onderzoek wordt vermoed dat sprake is van een verstopping of storing in de perceelaansluitleiding of van een verstopping of storing als gevolg van inspoeling vanuit de openbare riolering, neemt de rechthebbende of de gebruiker contact op met de gemeente voor het verrichten van de noodzakelijke werkzaamheden.

  • 3. Als na het in lid 1 bedoelde onderzoek blijkt dat er sprake is van een verstopping of storing in het particulier riool moet de rechthebbende deze verstopping of storing zelf verhelpen.

  • 4. Als bij of na het verrichten van de in lid 2 bedoelde werkzaamheden door de gemeente blijkt dat de kosten van deze werkzaamheden op grond van artikel 10 voor rekening van de rechthebbende of gebruiker behoren te zijn, worden de door de gemeente gemaakte kosten bij de rechthebbende of gebruiker in rekening gebracht.

Hoofdstuk V. Verwijdering aansluiting, sloop

Artikel 12. Zorgplicht

  • 1. Bij sloopwerkzaamheden of andere werkzaamheden op een op de openbare riolering aangesloten perceel, moeten door de rechthebbende zodanige voorzieningen aan het particulier riool worden getroffen dat (bijvoorbeeld) verzanding van de openbare riolering en de perceelaansluitleiding wordt voorkomen.

  • 2. Als de rechthebbende bij sloopwerkzaamheden niet voldoet aan de in het eerste lid omschreven zorgplicht, heeft de gemeente de bevoegdheid de aansluiting op de openbare riolering af te sluiten en de hieraan verbonden kosten te verhalen op de rechthebbende.

  • 3. Als het gebruik van een aansluitleiding definitief wordt beëindigd is de rechthebbende verplicht de gemeente hiervan in kennis te stellen.

  • 4. Als het gebruik van een aansluitleiding definitief wordt beëindigd, wordt de op de aansluitleiding betrekking hebbende vergunning ingetrokken.

  • 5. Als het gebruik van een aansluitleiding definitief wordt beëindigd, is de rechthebbende verplicht om de particuliere aansluiting te verwijderen tot het aansluitpunt. De rechthebbende is verplicht om de perceelaansluitleiding af te doppen, zodat niets vanaf het terrein in de perceelaansluitleiding en de openbare riolering kan komen.

  • 6. Als de rechthebbende de particuliere aansluiting verwijdert, onttrekt de rechthebbende het aansluitpunt niet aan het zicht, totdat de werkzaamheden volgens afspraak zijn gecontroleerd door een medewerker van de gemeente.

Hoofdstuk VI. Handhaving

Artikel 13. Stilleggen van de werkzaamheden

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het aansluitwerk stil te leggen als er wordt aangesloten:

    • a.

      zonder aansluitvergunning;

    • b.

      in afwijking van de aansluitvergunning;

    • c.

      in afwijking van de voorschriften van deze verordening.

  • 2. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de in dienst van de gemeente zijnde toezichthouders.

  • 3. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de door het college dan wel de burgemeester aangewezen personen.

  • 4. Als het toezicht constateert, dat in afwijking van het bepaalde in artikel 13.1 de aansluiting in gebruik is genomen, kunnen burgemeester en wethouders de eigenaar of degene, die het in zijn macht heeft aan de verboden toestand een einde te maken, aanschrijven tot het staken van het gebruik of tot het alsnog voldoen aan alle voorwaarden van de aansluitvergunning.

Hoofdstuk VII. Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 14. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artkel 15. Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen van de bepalingen in deze verordening afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 16. Inwerkingtreding en intrekken oude verordeningen

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag volgend op die van haar bekendmaking.

  • 2. Op dat tijdstip wordt de Aansluitverordening riolering gemeente Assen 2005, vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad d.d. 9 december 2004 en alle daarin aangebrachte wijzigingen ingetrokken.

Artikel 17. Overgangsrecht

  • 1. De aanvragen tot aansluiting of wijziging van een aansluiting die voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend vallen onder de bepalingen van deze verordening.

  • 2. Op aansluitingen die op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening krachtens de tot dan geldende wetgeving en voorschriften tot stand zijn gebracht, zijn de bepalingen van hoofdstuk IV en hoofdstuk V van deze verordening rechtstreeks van toepassing.

  • 3. Bij strijd van deze verordening met bepalingen in overeenkomsten, gesloten tussen de gemeente en de rechthebbende, prevaleert het bepaalde in deze overeenkomsten.

  • 4. Vergunningen verleend krachtens de verordening bedoeld in artikel 16 blijven voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.

Artikel 18.Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Aansluitverordening riolering gemeente Assen 2008".

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad der gemeente Assen, gehouden op 16 oktober 2008.

voorzitter

K.S. Heldoorn

griffier

Th. Vlieger

TOELICHTING

1. Opzet van de verordening

Uitgangspunt van deze verordening is dat voor een nieuwe aansluiting op het riool of een wijziging van de bestaande aansluiting, een vergunning is vereist. In de vergunning worden voorwaarden gesteld waaraan de aansluiting moet voldoen. Deze voorwaarden betreffen allereerst de technische eisen waaraan de aansluiting moet voldoen. De technische eisen betreffen het leidingverloop en de dimensionering, de hoogteligging van de aansluitleiding en het materiaal ter plaatse van het aansluitpunt.

Ook worden nadere voorwaarden gesteld voor het geval er een gescheiden rioolstelsel is.

Dat wil zeggen dat er dan een aparte aansluiting voor een hemelwaterriool en een aparte aansluiting voor een vuilwaterriool worden aangelegd. Hierbij moet rekening worden gehouden met de in het Bouwbesluit en de Bouwverordening opgenomen bouwtechnische eisen. Tenslotte zijn er voorwaarden opgenomen over onderhoud, renovatie en vervanging van de aansluiting en beëindiging van het gebruik van de aansluiting.

Het gemeentelijk rioolstelsel wordt op een drietal plaatsen begrensd: het punt waar afvalwater wordt overgenomen van de producent (doorgaans daar waar het particulier riool overgaat in gemeentelijk eigendom), het punt waar afvalwater wordt overgedragen aan de beheerder van de zuiveringstechnische werken en het punt waar overstortingen op het oppervlaktewater plaatsvinden.

Deze verordening heeft alleen betrekking op de begrenzing van het eerstgenoemde punt. Deze begrenzing, de plaats waar het particulier riool is aangesloten op de perceelaansluitleiding (de uitlegger) of een watergang, wordt het aansluitpunt genoemd. Het aansluitpunt dat is aangesloten op een uitlegger wordt in de verordening gesitueerd op de kadastrale eigendomsgrens van het aan te sluiten perceel of niet meer dan een meter daar vandaan. Ingeval van drukriolering is dit het punt waar het particulier riool is aangesloten op de pompput.

De aansluitleiding bestaat dus vanaf het hoofdriool achtereenvolgens uit de perceelaansluitleiding, het aansluitpunt en het particuliere riool (ook wel particuliere afvoerleiding genoemd). Het deel van de aansluitleiding vanaf het aansluitpunt naar het hoofdriool van het gemeentelijk rioolstelsel (de perceelaansluitleiding) wordt beheerd door de gemeente. Dit deel van de aansluiting ligt onder de openbare weg.

Als er nu bijvoorbeeld een verstopping is ontstaan in het particuliere riool, dan moet de rechthebbende[1] zelf en voor eigen rekening zorgdragen voor het verhelpen van het probleem. Dit kan bijvoorbeeld door het inschakelen van een installateur. Is er een verstopping ontstaan in de perceelaansluitleiding, bijvoorbeeld door ingroeiende boomwortels of door verzakking, dan draagt de gemeente zorg voor de reparatie. De kosten van onderhoud, renovatie en vervanging van de perceelaansluitleiding zijn voor de gemeente. Hierop is echter wel een uitzondering gemaakt. Als het aannemelijk is dat de betreffende onderhouds- of herstelwerkzaamheden moeten worden uitgevoerd als gevolg van een onjuist gebruik van het riool, dan zijn de kosten voor rekening van de rechthebbende of de veroorzaker van de schade.

De aanleg van de perceelaansluitleiding geschiedt door de gemeente of door een namens de gemeente in te schakelen aannemer. Deze legt de perceelaansluitleiding aan voor rekening van de eigenaar. De kosten die de eigenaar moet betalen zijn in beginsel de daadwerkelijke kosten van de aanleg.

De verlening van de vergunning kan door de gemeente worden geweigerd als aansluiting van het particulier riool op de openbare riolering of wijziging van die aansluiting vanwege technische, juridische of milieuhygiënische redenen bezwaarlijk is. In de verordening is geen uitputtende regeling opgenomen met betrekking tot weigeringsgronden voor het verlenen van de vergunning. Wel zijn situaties opgenomen die in ieder geval worden aangemerkt als bezwaarlijk voor het verlenen van een vergunning voor de aansluiting. Een van deze weigeringsgronden is de aansluiting van drainagewater hetgeen in de lijn ligt van het beleid van de vierde Nota waterhuishouding.

Als een vergunningaanvraag wordt geweigerd moet deze weigering voorzien zijn van een goede motivering.

Deze verordening is opgebouwd uit 18 artikelen, die zijn ondergebracht in zeven hoofdstukken. In hoofdstuk I worden de begripsbepalingen gegeven. Hoofdstuk II regelt de vergunning: een omschrijving van de vergunningsplicht, de aanvraag, de verlening en tot slot de gronden tot weigering. Tevens worden een aanhoudingsplicht en eventueel een hardheidsclausule geregeld.

In hoofdstuk III komt het tot stand brengen van de aansluiting aan de orde. Hierin worden het verzoek tot aanleg of wijziging, de kosten en de uitvoering geregeld. Het onderhoud komt in hoofdstuk IV aan de orde, de verwijdering en sloop van de aansluiting in hoofdstuk V. In hoofdstuk VI staat vermeld welke mogelijkheden de gemeente heeft om deze verordening te handhaven. De laatste hoofdstuk tenslotte, hoofdstuk VII, betreft de straf-, overgangs- en slotbepalingen.

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1: Begripsbepalingen

In artikel 1 worden de begripsbepalingen gegeven. De begrippenlijst is nogal uitgebreid om te voorkomen dat onnodige discussie kan ontstaan over de betekenis van bepaalde begrippen. Voor de uitleg van de bepalingen in de Aansluitverordening en de voorschriften in een aansluitvergunning, gelden de definities van artikel 1.

Artikel 1 geeft ook een omschrijving van bronneringswater en drainagewater omdat ook verzoeken aan de gemeente voor (tijdelijke) lozingen van dit water onder het regime van de Aansluitverordening vallen.

De rechthebbende is degene ie een aansluitvergunning kan aanvragen. Verder wordt een vereniging van eigenaren als rechthebbende aangemerkt omdat bij verticale bebouwing vaak maar één aansluiting aanwezig is voor de verschillende lagen. De vereniging van eigenaren wordt dan de vergunninghouder voor de betreffende aansluiting en zal vervolgens met de leden moeten regelen hoe binnen het gebouw met verstoppingen en storingen wordt omgegaan. Dit geldt ook voor een rechthebbende die zijn eigendom verhuurt. Hij moet er zelf voor zorgen dat de huurder de voorschriften van de aansluitvergunning naleeft. Dit laatste geldt ook, als de verhuurder (rechthebbende in de zin van de Aansluitverordening) een woningbouwvereniging is. De woningbouwvereniging is degene die een aansluitvergunning kan aanvragen. Zij zal dan met haar huurders onderling afspraken kunnen maken omtrent het gebruik van de aansluiting, maar de woningbouwvereniging is als rechthebbende het aanspreekpunt in de relatie tot de gemeente. De huurders van de woningbouwvereniging zijn gebruikers in de zin van de Aansluitverordening. Als rechthebbende wordt niet alleen aangemerkt de (perceels)eigenaar maar ook de zakelijke gerechtigde van een aan te sluiten perceel.

Ook de rechtsopvolgers van deze eigenaren of zakelijk gerechtigden worden aangemerkt als rechthebbende, zodat de vergunning geldig blijft in geval het perceel bijvoorbeeld wordt verkocht.

Artikel 2: Vergunningplicht

In artikel 2 wordt bepaald dat aansluiting van een particulier riool op de openbare riolering of wijziging van een dergelijke aansluiting, verboden is zonder vergunning. Deze vergunningsplicht voor het verkrijgen van een aansluiting op de riolering is een belangrijk uitgangspunt van de Aansluitverordening. In de vergunning kunnen voorschriften worden opgenomen omtrent het particulier riool zoals dat aanwezig moet zijn op het moment dat de aansluiting tot stand gebracht wordt. Daarnaast is het raadzaam de voor de rechthebbende geldende regels uit de verordening met betrekking tot het onderhoud, de renovatie, vervanging en sloop, expliciet in de vergunning te vermelden.

Zolang de betreffende aansluiting bestaat, blijven deze voorschriften gelden. Bij wijziging van de aansluiting moet een nieuwe vergunning worden aangevraagd.

In lid 2 wordt aangegeven dat burgemeester en wethouders alleen aansluitvergunningen verlenen voor aansluitingen die overeenstemmen met de openbare riolering ter plaatse. Dit betekent dat er bijvoorbeeld bij een nieuwe of gewijzigde aansluiting geen vergunning kan worden verkregen voor de gemengde afvoer van hemelwater en het overige afvalwater als ter plaatse een gescheiden stelsel ligt.

Lid 3 geeft nog een toevoeging aan lid 2 door te stellen dat voor elke aansluiting afzonderlijk, bijvoorbeeld bij een gemengd stelsel voor de afvoer van vuilwater en de afvoer van hemelwater een vergunning moet worden aangevraagd. Bij het aansluiten van een perceel op een gemengd stelsel zullen deze aansluitingen doorgaans tegelijk worden gerealiseerd zodat in dat geval natuurlijk de voorwaarden voor dat perceel in één vergunning kunnen worden opgenomen.

Als de vergunning is verleend kan de rechthebbende een verzoek doen aan burgemeester en wethouders om de aansluiting tot stand te brengen (zie artikel 6). Om te voorkomen dat de gemeente aansluitvergunningen verleend voor percelen waar uiteindelijk geen aansluiting tot stand wordt gebracht, kunnen burgemeester en wethouders als een jaar na de vergunningverlening nog geen verzoek is gedaan tot aansluiting, de vergunning intrekken. Omdat net als een vergunningverlening de intrekking is aan te merken als een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, moet de rechthebbende in de gelegenheid worden gesteld toe te lichten waarom nog niet is verzocht tot aansluiting en moet de intrekking worden voorzien van een deugdelijke motivering.

Artikel 3: De vergunningaanvraag

Artikel 3 bepaalt dat de vergunning moet worden aangevraagd door de rechthebbende. Om dit te vereenvoudigen, moet de aanvraag worden gedaan met een daartoe bestemd formulier (zie bijlage 1). In het tweede lid is vastgelegd waaraan de aanvraag moet voldoen. Omdat het mogelijk is dat de gevraagde gegevens die nodig zijn om een aansluiting goed tot stand te brengen, reeds zijn vastgelegd in een bouwvergunning of een vergunning op grond van de Wet milieubeheer, kan de aanvrager in dat geval volstaan met een kopie van deze gegevens.

Op grond van lid 3 krijgt de aanvrager na daarover geïnformeerd te zijn nog vier weken de tijd om de gegevens aan te vullen als de overlegde gegevens incompleet zijn. Als na het verstrijken van die periode de gegevens nog steeds onvolledig zijn of opnieuw een onvolledige aanvraag wordt ingediend, kunnen burgemeester en wethouders op basis van artikel 4:5 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht besluiten de aanvraag niet te behandelen.

Artikel 4: Weigering van de aansluitvergunning

In artikel 4 is vastgelegd op welke gronden de vergunning geweigerd kan worden. In lid 1 is aangegeven dat het moet gaan om technische, juridische of milieuhygiënische weigeringsgronden. In lid 2 worden voorbeelden gegeven van mogelijke weigeringsgronden. Sub a over de hoogteligging is bijvoorbeeld een technische weigeringsgrond, sub g over de lozing van niet verontreinigd drainagewater is bijvoorbeeld een milieuhygiënische grond en sub j over de verlening van andere vergunningen een juridische grond. De in lid 2 genoemde weigeringsgronden zijn niet uitputtend bedoeld en moeten worden gezien als ondersteuning van de motivering om een vergunning te weigeren. In bijlage 2 worden de technische voorschriften nader toegelicht. Bij een weigering wordt altijd aangegeven aan welke eisen moet worden voldaan om alsnog voor de aansluitvergunning in aanmerking te komen.

Artikel 5: Verlening van de aansluitvergunning

Burgemeester en wethouders moeten op grond van artikel 5 lid 1 binnen 8 weken beslissen op de aanvraag. Deze termijn moet voldoende zijn om een aanvraag voor een aansluitvergunning af te werken, en komt overeen met de termijn die in de Algemene wet bestuursrecht als redelijk wordt aangemerkt in het geval er geen termijn is bepaald[3]. In geval de rechthebbende voor het betreffende perceel ook nog een aanvraag voor een bouwvergunning of een vergunning op grond van de Wet milieubeheer heeft lopen, wordt de aanvraag voor de aansluitvergunning aangehouden totdat deze vergunningen zijn verleend. Een weigering deze vergunningen te verlenen, vormt een directe weigeringsgrond voor de aansluitvergunning. Deze weigeringsgrond is opgenomen in artikel 4. De model-opzet voor de aansluitvergunning is als bijlage 3 opgenomen.

Artikel 6: Het verzoek tot aanleg of wijziging van de perceelaansluitleiding

In artikel 6 is vastgelegd hoe de rechthebbende na het verkrijgen van de vergunning een verzoek kan doen tot het realiseren van de aansluiting op de openbare riolering. Na het indienen van een verzoek moet de gemeente binnen vier weken een afspraak maken om de werkzaamheden uit te voeren.

Artikel 7: De melding tot aanleg of wijziging van de perceelaansluitleiding

In artikel 7 is vastgelegd hoe de rechthebbende na het verkrijgen van de vergunning een melding kan doen tot het realiseren van de aansluiting op de openbare riolering. Na het indienen van de melding maakt de gemeente een afspraak voor het controleren van de aansluiting.

Artikel 8: Kosten van de aansluiting

Het bedrag dat de rechthebbende voor de (aanleg van de) aansluiting moet betalen, moet worden aangemerkt als een recht dat wordt geheven terzake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten (artikel 229 lid 1 sub b Gemeentewet). Dit betekent dat het in rekening gebrachte bedrag niet hoger mag zijn dan de kosten die de gemeente in werkelijkheid moet maken. Hiervoor is een tarievenlijst opgesteld waarmee is na te gaan wat de aanleg van een perceelaansluitleiding per meter kost, waarbij een differentiatie wordt aangebracht voor het type wegdek dat eventueel voor de aanleg moet worden opengebroken.

Rechten worden geheven ter dekking van de kosten die verband houden met de aanwezigheid van de riolering en het gebruik van de riolering. Er is onderscheid te maken in rioolaansluitrechten en in rioolafvoerrechten. Het rioolaansluitrecht is een heffing van de eigenaar of gebruiker van een zaak die aangesloten is op de riolering. Het belastbare feit wordt hierbij veroorzaakt door het hebben van een aansluiting. Voor de heffing van het recht is de Verordening op de heffing en de invordering van een rioolaansluitrecht vastgesteld.

Het rioolafvoerrecht is een heffing die wordt opgelegd aan degene die afvalwater op de riolering brengt. Het belastbare feit wordt bij deze heffing veroorzaakt door het gebruiken van een aansluiting. Overigens mag er geen bedrag voor de aanleg van de perceelaansluitleiding worden berekend als deze kosten al zijn verwerkt in het gemeentelijk rioolrecht of in geval deze kosten zijn verwerkt in de gronduitgifteprijs of anderszins zijn verhaald.

Artikel 9: Uitvoering aanleg of wijziging van de perceelaansluitleiding en aansluiting

De aanleg van de perceelaansluitleiding geschiedt altijd door of vanwege de gemeente. Daarna kan de vergunninghouder aansluiten door middel van een erfscheidingsput. Slechts indien de vergunninghouder het particuliere gedeelte reeds heeft gelegd voordat de perceelaansluitleiding wordt gelegd door of vanwege de gemeente wordt door of vanwege de gemeente aangesloten.

Lid 5 geeft aan dat een aansluiting niet plaatsvindt als het particulier riool niet voldoet aan de daaraan te stellen bouwtechnische eisen. Deze bepaling moet worden gezien als een zogenaamde vangnetbepaling.

Artikel 10: Beheer, onderhoud, renovatie en vervanging

Artikel 10 geeft nadere regels over het beheer en onderhoud, de renovatie en vervanging van de perceelaansluitleiding. Bij reconstructiewerken of rioolvervangingen worden perceelaansluitleidingen vervangen en laat de gemeente erfscheidingsputten plaatsen als deze nog niet aanwezig zijn. Direct achter de erfscheidingsput wordt het bestaande particuliere riool hierop aangesloten. Dit alles voor kosten van de gemeente, tenzij het aannemelijk is dat de betreffende werkzaamheden moeten worden uitgevoerd ten gevolge van een onjuist gebruik van het particulier riool. In dat geval komen de kosten voor rekening van de rechthebbende.

De rechthebbende moet zorgen dat de door hem gebruikte aansluiting vrij blijft van aanslag, slib en dergelijke, waardoor op den duur de leiding verstopt kan raken. De rechthebbende is zelf verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van het particulier riool, tenzij aannemelijk is dat de noodzaak tot onderhoud is veroorzaakt door terugstroming van afvalwater uit de openbare riolering.

Artikel 11: Calamiteiten

In artikel 11 is een calamiteitenregeling opgenomen om te voorkomen dat voor elk probleem de gemeente erbij wordt geroepen. Om te voorkomen dat de rechthebbende of de gebruiker voor elke storing of verstopping meteen de gemeente belt, is in lid 1 de regel opgenomen dat in geval van storing of verstopping de rechthebbende eerst moet vaststellen waar de storing zich in de aansluitleiding bevindt. Als hij geconstateerd heeft, dat de storing in de perceelaansluitleiding zit, kan hij de gemeente laten komen om de storing of verstopping op te heffen. Voor een beschrijving van de procedure wordt verwezen naar bijlage 4.

In lid 3 wordt nadrukkelijk gesteld dat de rechthebbende zelf verantwoordelijk is voor het verhelpen van verstoppingen in het particulier riool. Dit betekent dat de rechthebbende, als hij het pand bijvoorbeeld verhuurt, bij calamiteiten voor de gebruiker van het particuliere riool het aanspreekpunt is.

Verder geeft het artikel een regeling voor het geval toch de hulp wordt ingeroepen van de gemeente, omdat wordt vermoed dat het een storing betreft waarvoor de gemeente verantwoordelijk is.

Artikel 12: Zorgplicht

In artikel 12 zijn bepalingen opgenomen over de zorg die betracht moet worden bij werkzaamheden die schade kunnen veroorzaken aan de openbare riolering. In lid 3 en lid 4 is vastgelegd dat bij definitieve beëindiging van het gebruik van een aansluitleiding, de aansluitvergunning wordt ingetrokken en de leiding wordt verwijderd.

Artikel 13: Stilleggen van de werkzaamheden

Om te zorgen dat de aansluiting op de goede manier en volgens de juiste procedure tot stand wordt gebracht is in artikel 13 de mogelijkheid opgenomen om de werkzaamheden stil te leggen als dit niet gebeurt.

Artikel 14: Strafbepaling

Artikel 14 over de strafbepaling spreekt voor zich.

Artikel 15: Hardheidsclausule

Om te voorkomen dat toepassing van de bepalingen van deze verordening in een concreet geval zou leiden tot een beslissing in strijd met de redelijkheid en billijkheid, is in artikel 15 een hardheidsclausule opgenomen.

Artikel 16: Inwerkingtreding en intrekken oude verordening

Artikel 16 over de inwerkingtreding van de nieuwe verordening en het intrekken van de oude verordening spreekt voor zich.

Artikel 17: Overgangsrecht

Omdat met het van kracht worden van de Aansluitverordening juridisch een nieuwe situatie ontstaat, is in artikel 17 een aantal overgangsbepalingen opgenomen.

Aanvragen tot aansluiting of wijziging van een aansluiting die na de inwerkingtreding van de verordening nog in behandeling moeten worden genomen, worden behandeld volgens de regeling in de verordening. In lid 2 zijn op alle reeds bestaande aansluitingen de bepalingen met betrekking tot het beheer en onderhoud en de zorgplicht bij verwijdering en sloop van toepassing verklaard.

Uiteraard mag deze toepassing geen strijd opleveren met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Bij wijziging van een bestaande aansluiting bestaat uiteraard de plicht om daarvoor een aansluitvergunning aan te vragen.

Omdat het denkbaar is dat voor het tot stand brengen van rioolaansluitingen in het verleden met perceeleigenaren overeenkomsten zijn gesloten waarin afspraken zijn gemaakt die strijd opleveren met de Aansluitverordening, is in lid 3 vastgelegd dat in dergelijke situaties de bepalingen van de overeenkomst prevaleren. Het zou immers in strijd zijn met het rechtszekerheidsbeginsel als deze afspraken zomaar opzij worden gezet. Vergunningen die zijn verleend op basis van de vorige verordening uit 2005 blijven van kracht, tenzij ze al eerder zijn vervallen of ingetrokken.

Artikel 17: Citeertitel

Artikel 17 over de citeertitel spreekt voor zich.

3. Uitzonderingssituaties

3.1 Woonschepen

Woonschepen[4] zijn niet als bouwwerk in de zin van de bouwregelgeving aan te merken en vallen derhalve buiten de verplichting tot aansluiting op de openbare riolering. De rechter stelt dat de Woningwet niet van toepassing is op woonschepen.

Woonschepen vallen onder het Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater, hetgeen betekent dat er een lozingsverbod geldt, als er binnen een afstand van 40 meter openbare riolering aanwezig is.

In deze situatie zal in overle met de bewoner aansluiting op de openbare riolering de voorkeur hebben. Daarbij moet er bij de toepassing van de regelgeving rekening mee worden gehouden dat het bij woonschepen niet altijd mogelijk is alle afvoerleidingen naar een punt te voeren.

Bij een afstand van meer dan 40 meter tot de openbare riolering gelden ook de algemene regels van het Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater.

3.2 Recreatieterreinen

Burgemeester en wethouders kunnen bij het afgeven van een vergunning of ontheffing voor een kampeerterrein op basis van artikel 8 van de Wet op de Openluchtrecreatie, voorwaarden stellen. In het Lozingenbesluit bodembescherming en het Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater wordt onderscheid gemaakt naar beperkte en omvangrijke lozingen. Een aandachtspunt bij recreatiewoningen is het aanmerken van een lozing als een afzonderlijke beperkte of als één omvangrijke lozing voor het gehele terrein/park. Bij zeer verspreid liggende recreatiewoningen (drukriolering te duur) kan transport per as of een IBA-systeem worden toegepast. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 3.3.

3.3 Transport van afvalwater per as

Als er geen verplichting bestaat tot aansluiting op de openbare riolering kan er worden gekozen voor inzameling van het huishoudelijk afvalwater per as. Dit houdt in dat het afvalwater in een opslagtank wordt verzameld en vervolgens met een tankwagen wordt afgevoerd naar een RWZI of eventueel een lozingspunt in de riolering.

3.4 Ombouw naar ander rioleringsstelsel

Als de gemeente een bestaand gemengd rioolstelsel wil ombouwen naar een gescheiden rioolstelsel, doet zich de vraag voor hoe ervoor gezorgd kan worden dat bestaande aansluitingen waaruit gemengd wordt geloosd, worden gewijzigd in twee gescheiden aansluitpunten voor droogweerafvoer en hemelwaterafvoer. Het gaat hier om het wijzigen van bestaande aansluitingen, om het afkoppelen van hemelwater. Op grond van de huidige wetgeving is het mogelijk om de eigenaar/rechthebbende te verplichten om af te koppelen. De gemeente Assen legt deze plicht op het moment van vaststelling van deze verordening nog niet op.

4. Afwijkende eigendomssituaties

4.1 Alternatieve regelingen eigendom

4.1.1 Inleiding

De situatie waarin er per huisaansluitleiding één lozer is aangesloten is het meest overzichtelijk. Er zijn echter situaties waarbij dit niet mogelijk is en één huisaansluitleiding meerdere lozers dient.

Enkele voorbeelden van medegebruik zijn:

  • -

    gebruik van een gezamenlijke leiding door meerdere appartementseigenaren;

  • -

    gebruik van een leiding door eigenaren van verschillende gebouwen op een privé-terrein (bijvoorbeeld een bedrijfsterrein).

4.1.2 Gemeenschappelijk leidingsysteem

Een gemeenschappelijk leidingsysteem voor huishoudelijk afvalwater voor meer dan één gebruiksfunctie is niet toegelaten, tenzij:

  • -

    er sprake is van recht boven elkaar gelegen identieke gebruiksfuncties. Standleidingen van recht boven elkaar gelegen woonfuncties mogen zijn aangesloten op een gemeenschappelijke verzamel- of grondleiding, als deze afvoerleidingen blijvend gemeenschappelijk worden beheerd;

  • -

    er een combinatie van wonen en werken is van één eigenaar. In dat geval, voor zover er sprake is van afvalwater dat qua aard en gebruik volgens de milieuwetgeving vergelijkbaar is met huishoudelijke afvalwater, kan worden volstaan met één leidingsysteem. Dit is ook aangegeven in NEN 3215:2007.

4.1.3 Appartementseigenaren

Veelal zal een appartementsgebouw voorzien zijn van een gezamenlijke huisaansluitleiding. De appartementsrechten zijn geregeld in artikel 5:106 en volgende van het Burgerlijk Wetboek (BW).

In een appartementsgebouw moet een vereniging van appartementseigenaren functioneren.

Aanspreekpunt voor de gemeente is in het onderhavige geval de vereniging. Kennisgevingen aan de gezamenlijke appartementseigenaren kan de gemeente richten aan de vereniging.

Als een vereniging van appartementeigenaren onvoldoende functioneert, kunnen de eigenaren ieder individueel op hun verplichtingen naar rato worden aangesproken, tenzij in het splitsingsreglement van de vereniging een andere verhouding is bepaald (artikel 5:113 BW).

4.1.4 Meerdere gebouwen op een privé-terrein

Het komt voor dat meerdere gebouwen van verschillende eigenaren op één perceel zijn gebouwd.

Een gedeelte van de voorzieningen, gelegen in dit perceel, is dan een gemeenschappelijke zaak van de afzonderlijke eigenaren ook wel deelgenoten genoemd (denk met name aan fabrieksterreinen).

Deze eigenaren hebben allen een aansluitplicht. Veelal heeft men één leiding in gebruik die aangesloten wordt op de openbare riolering. Deze leiding kan gemeenschappelijk eigendom van de deelgenoten zijn (artikel 3:166 BW). De deelgenoten kunnen het genot, gebruik en beheer van de gemeenschappelijke huisaansluitleiding regelen bij overeenkomst (artikel 3:168 BW). Wanneer een dergelijke overeenkomst ontbreekt kan de kantonrechter op verzoek van de meest gerede partij een regeling treffen (artikel 3:168 BW). Dit laat onverlet dat voor de gebouwen afzonderlijk een aansluitplicht geldt. De afzonderlijke eigenaren kunnen hiervoor verantwoordelijk worden gesteld.

[2] De term "particulier riool" wordt in de praktijk ook vaak vervangen door de term "particuliere afvoerleiding".


Noot
[1]

De term rechthebbende wordt in de Aansluitverordening gehanteerd. In artikel 1 van de verordening is uitgelegd, wie hiermee worden bedoeld.

Noot
[3]

Artikel 4:13 lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht.

Noot
[4]

Artikel 1 van de Huisvestingswet (1 oktober 1992) geeft als definitie van een woonschip: schip dat uitsluitend of in hoofdzaak gebezigd wordt of bestemd is voor bewoning.