Nadere Regels Seksinrichtingen

Geldend van 01-10-2000 t/m heden

Intitulé

Nadere Regels Seksinrichtingen

college van burgemeester en wethouders van de gemeente Asten;

overwegende;

dat de raad in vergadering van 29 augustus 2000 een vergunningstelsel ten aanzien van de exploitatie van seksinrichtingen en escortbedrijven heeft vastgesteld met als uitgangspunt het minimaliseren van de vestigingsmogelijkheden van deze bedrijfstak;

dat het in het belang van de openbare orde, voorkoming of beperking van overlast en aantasting van het woon- en leefklimaat, in het belang van de veiligheid van personen of goederen, gezondheid of zedelijkheid en de arbeidsomstandigheden van de prostitué(e)s geboden is de exploitatie van seksinrichtingen aan nadere regels te binden;

b e s l u i t:

vast te stellen de volgende Nadere Regels Seksinrichtingen:

Nadere Regles Seksinrichtingen

vast te stellen de volgende Nadere Regels Seksinrichtingen:

Paragraaf 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • 1.

    Seksinrichting: de seksinrichting als bedoeld in artikel 3.1.1 onder c. van de APV;

  • 2.

    Exploitant: de exploitant als bedoeld in artikel 3.1.1 onder f. van de APV;

  • 3.

    Beheerder: de beheerder als bedoeld in artikel 3.1.1 onder g. van de APV;

  • 4.

    Bouwwerk: een bouwwerk als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Bouwverordening;

  • 5.

    Verblijfsruimte: een ruimte als bedoeld in artikel 215 van het Bouwbesluit;

  • 6.

    Werkruimte: een verblijfsruimte waarin de seksuele handelingen worden verricht als bedoeld in artikel 3.1.1 onder a. van de APV;

  • 7.

    Bouwbesluit: het besluit van 16 december 1991, Stb. 680, houdende technische voorschriften omtrent het bouwen van bouwwerken en de staat van bestaande bouwwerken, zoals dit besluit is gewijzigd bij diverse besluiten;

  • 8.

    Bouwverordening: bouwverordening gemeente Asten, vastgesteld op 26 januari 1993, laatstelijk gewijzigd op 29 september 1998;

  • 9.

    APV: Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Asten 2000, vastgesteld op 29 augustus 2000.

Paragraaf 2 Maximumstelsel

Artikel 2 Vergunning voor seksinrichting

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen voor maximaal 1 seksinrichting een vergunning als bedoeld in artikel 3.2.1 van de APV verlenen.

  • 2.

    Geen vergunning wordt verleend voor een seksinrichting inhoudende een raamprostitutiebedrijf.

  • 3.

    Ingevolge artikel 3.2.6 van de APV is straatprostitutie niet toegestaan.

Paragraaf 3 Geschiktheidsverklaring

Artikel 3 Geschiktheidsverklaring

Het is verboden om zonder of in afwijking van een geschiktheidsverklaring van burgemeester en wethouders een gebouw als bedoeld in artikel 1.1 onder I van de APV als seksinrichting in gebruik te nemen, te hebben of te houden.

Artikel 4 Aanvraag geschiktheidsverklaring

Een aanvraag voor een geschiktheidsverklaring moet de volgende gegevens en bescheiden bevatten:

  • a.

    de naam en het correspondentieadres in Nederland van de aanvrager;

  • b.

    indien een gemachtigde is aangewezen, diens naam en adres en een door de aanvrager ondertekende machtiging;

  • c.

    een duidelijke omschrijving van de plaats van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • d.

    situatietekening waarop tenminste 2 straten staan aangegeven met een schaal van 1:1000, vermeldende de kadastrale aanduiding en het adres van het bouwwerk;

  • e.

    bouwkundige plattegrondtekening(en) van het bouwwerk van tenminste schaal 1:100, aangevende de indeling, de bestemming van de verschillende ruimten en de inrichting van deze ruimten (bed(den), kast(en), wastafel(s), veiligheidsinstallatie(s), vrije ruimte(n) ten behoeve van vluchten bij brand etc.);

  • f.

    de tekeningen moeten duidelijk en ter zake kundig zijn uitgevoerd, een en ander overeenkomstig bijlage 1 van de Bouwverordening.

Artikel 5 Termijn van beslissing

1.Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een geschiktheidsverklaring binnen

twaalf weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen hun beslissing éénmaal voor ten hoogste twaalf weken verdagen. Van het besluit tot verdaging wordt voor de afloop van de in het eerste lid bedoelde termijn schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste en het tweede lid houden burgemeester en wethouders de beslissing op de aanvraag aan indien:

    • a.

      voor dezelfde seksinrichting een bouwvergunning is vereist en op deze aanvraag nog niet is beslist;

    • b.

      op dezelfde seksinrichting een aanschrijving rust wegens strijd met de voorschriften van het Bouwbesluit of de Bouwverordening en aan die aanschrijving (nog) niet is voldaan

  • 4.

    De in het vorige lid bedoelde aanhouding eindigt zes weken nadat op de aanvraag om een bouwvergunning is beslist of nadat is voldaan aan de aanschrijving.

  • 5.

    Een aanvraag om een geschiktheidsverklaring wordt niet in behandeling genomen indien op een reeds eerder in behandeling genomen aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 3.2.1 van de APV en om een geschiktheidsverklaring nog niet is beslist.

Artikel 6 Weigering geschiktheidsverklaring

Een geschiktheidsverklaring wordt geweigerd indien één van de volgende omstandigheden zich voordoet:

  • a.

    de bouwvergunning is geweigerd;

  • b.

    de seksinrichting voldoet niet of niet meer aan het bepaalde in deze nadere regels.

Artikel 7 Intrekken of wijzigen geschiktheidsverklaring

Burgemeester en wethouders kunnen een geschiktheidsverklaring intrekken of wijzigen indien:

  • a.

    blijkt dat zij de geschiktheidsverklaring ten gevolge van onjuiste of onvolledige gegevens hebben afgegeven;

  • b.

    blijkt dat de exploitant van de geschiktheidsverklaring niet of niet binnen de gestelde termijn(en) heeft voldaan aan een aan deze verklaring verbonden voorwaarde;

  • c.

    het belang op grond waarvan de geschiktheidsverklaring is afgegeven dit vereist op grond van een verandering van de inzichten met betrekking tot de bescherming van de prostitué(e)s en de verbetering van hun positie, opgetreden na het afgeven van de verklaring.

Paragraaf 4 Vestigingseisen seksinrichtingen

Artikel 8 Bescherming woon- en leefklimaat

Onverminderd het bepaalde in artikel 3.3.2, eerste lid onder b van de APV

  • 1.

    dient de afstand van een seksinrichting tot woningen, kerken, kloosters, sociaal/culturele instellingen, scholen en andere door kinderen gebruikte gebouwen, zoals bijvoorbeeld kinderopvang, tenminste 50 meter te zijn;

  • 2.

    mag de woonfunctie door vestiging van een seksinrichting niet onevenredig worden geschaad.

Paragraaf 5 Inrichtingseisen prostitutiebedrijven

Artikel 9 Inrichtingseisen voor seksclubs en privé-huizen en erotische-massagesalons e.d.

1 Tot een dergelijk prostitutiebedrijf moeten tenminste behoren:

a een verblijfsruimte ingericht als keuken;

b een verblijfsruimte ingericht als kleedkamer met afsluitbare hang-legkasten;

c een verblijfsruimte ingericht als dagverblijf met een oppervlakte van ten minste 3,6 m x 3,6 m.

2 Het bepaalde onder b en c van het vorige lid is niet van toepassing op een bedrijf met niet meer dan 5 werkruimten.

3 Samenvoeging van de keuken en het dagverblijf dan wel de kleedkamer en het dagverblijf, is toegestaan mits daarmee, naar bet oordeel van burgemeester en wethouders, een gelijkwaardige situatie wordt bereikt.

4 Het dagverblijf, de keuken en de kleedkamer mogen niet voor prostitutiedoeleinden worden gebruikt.

5 Elke werkruimte moet zijn voorzien van een wasbak met warm en koud stromend water en de mogelijkheid dient aanwezig te zijn tot het inschakelen van heldere witte elektrische verlichting.

6 Gezien het bepaalde onder lid 2 dient elke werkruimte bij een bedrijf met niet meer dan 5 werkruimten te zijn voorzien van een afsluitbare hang-legkast.

7 In een dergelijk prostitutiebedrijf moeten ten minste een toiletruimte en een badruimte aanwezig zijn, met dien verstande:

a per bouwlaag ten minste één toiletruimte en één badruimte;

b per vijf werkruimten ten minste één toiletruimte en per tien werkruimten ten minste één badruimte.

Artikel 10 Inrichtingseisen prostitutiehotel

1 Tot een prostitutiehotel moet ten minste behoren een verblijfsruimte als kantoorruimte met daarin een afsluitbaar kastje per werkruimte.

2 De kantoorruimte als bedoeld in het vorige lid mag niet voor prostitutiedoeleinden worden gebruikt.

3 Elke werkruimte moet zijn voorzien van een wasbak met warm en koud stromend water en de mogelijkheid dient aanwezig te zijn tot het inschakelen van heldere witte elektrische verlichting.

4 Het prostitutiehotel dient te zijn voorzien van afsluitbare hang/legkasten.

5 In het prostitutiehotel moeten ten minste een toiletruimte en één badruimte aanwezig zijn, met dien verstande:

a per bouwlaag ten minste één toiletruimte en één badruimte;

b per vijf werkruimten ten minste één toiletruimte en per tien werkruimten ten min- ste één badruimte.

Artikel 11 Inrichtingseisen seksautomatenhal

1 De toegangsdeur van iedere cabine moet van binnenuit afsluitbaar zijn. De beheerder dient zich in noodgevallen toegang te kunnen verschaffen tot de cabine met een moedersleutel.

2 Iedere cabine dient te beschikken over een afvalmandje, terwijl voorts standaard voldoende papieren tissues aanwezig dienen te zijn.

Artikel 12 Veiligheidsvoorzieningen prostitué(e)s

1 ledere werkruimte dient voorzien te zijn van een zogenaamd stil alarm.

2 De toegangsdeur van een werkruimte mag slechts afsluitbaar zijn als in het prostitutiebedrijf een, voor de overige aanwezige prostitué(e)s goed bereikbare, op die deur passende moedersleutel aanwezig is.

3 Indien de toegangsdeur van de werkruimte is gelegen in een gevel en de werkruimte niet beschikt over een besloten verbinding naar andere verblijfsruimten, dienen ten genoegen van burgemeester en wethouders maatregelen te zijn getroffen, met het oog op de veiligheid van de in de werkruimte verblijvende prostitué(e)s.

4 Ruimten in het prostitutiebedrijf waarin zich één of meer prostitué(e)s plegen te bevinden, moeten zijn voorzien van duidelijk kenbare gelegenheid tot ontvluchting indien de normale uitgangen daartoe onvoldoende zijn. Deze moeten, mede gelet op het aantal personen dat zich in die ruimte pleegt te bevinden, in aantal, in ligging en in grootte toereikend zijn om de prostitué(e)s op een zo veilig mogelijke wijze een zo veilig mogelijke plaats te doen bereiken. Vorenbedoelde gelegenheden tot ontvluchting moeten zijn vrijgehouden van obstakels.

5 De toegangsdeur(en) van een werkruimte mag/mogen alleen van binnenuit afsluitbaar zijn met een knopcilinder.

6 Het bepaalde in het vorige lid is niet van toepassing indien een toegangsdeur van een werkruimte is gelegen aan de weg.

7 Een werkruimte waarvan de toegangsdeur is gelegen aan de weg moet in open verbinding staan met andere ruimten.

8 Indien het bepaalde in het vorige lid niet mogelijk is of niet kan worden gevergd dienen maatregelen te worden getroffen waardoor de veiligheid van de prostitué(e)s anderszins wordt gewaarborgd.

9 Het prostitutiebedrijf moet, mede ten behoeve van de prostitué(e)s, aangesloten zijn op het telefoonnet tenzij zulks redelijkerwijs niet mogelijk is.

Paragraaf 6 Brandveiligheidseisen seksinrichtingen

Artikel 13 Brandveiligheidsvoorschriften

1 Voor een seksinrichting is hoofdstuk VI en hoofdstuk VII, titel 1, afdeling 1, paragraaf 2 van bet Bouwbesluit overeenkomstig van toepassing.

2 Het is verboden op grond van artikel 6.1.1 van de Bouwverordening een seksinrichting waar meer dan 4 personen aanwezig kunnen zijn, in gebruik te hebben zonder of in afwijking van een gebruiksvergunning van burgemeester en wethouders.

3 Voor een seksinrichting waar minder dan 5 personen aanwezig kunnen zijn, zijn de algemene gebruikseisen zoals opgenomen in artikel 6.2.1 en volgende van de Bouwverordening van toepassing.

Artikel 13 Brandveiligheidsvoorschriften

1 Voor een seksinrichting is hoofdstuk VI en hoofdstuk VII, titel 1, afdeling 1, paragraaf 2 van bet Bouwbesluit overeenkomstig van toepassing.

2 Het is verboden op grond van artikel 6.1.1 van de Bouwverordening een seksinrichting waar meer dan 4 personen aanwezig kunnen zijn, in gebruik te hebben zonder of in afwijking van een gebruiksvergunning van burgemeester en wethouders.

3 Voor een seksinrichting waar minder dan 5 personen aanwezig kunnen zijn, zijn de algemene gebruikseisen zoals opgenomen in artikel 6.2.1 en volgende van de Bouwverordening van toepassing.

Paragraaf 7 Gebruiks- en gezondheidsvoorschriften

Artikel 14 Gebruiks- en gezondheidsvoorschriften

1 De exploitant en de beheerder zijn verplicht maatregelen te treffen in bet belang van de veiligheid, de hygiëne en de bescherming van de gezondheid van de in het prostitutiebedrijf werkzame prostitué(e)s alsmede de bescherming van de volksgezondheid.

2 De in het vorige lid bedoelde verplichting houdt in, dat

a.de prostitué(e) zelf zijn/haar klantenkeuze en werktijden mag bepalen;

a. b de prostitué(e) niet verplicht mag worden alcoholhoudende dranken en/of drugs te gebruiken;

a. c in het prostitutiebedrijf te allen tijde voldoende wettelijk goedgekeurde con- dooms voor gebruik beschikbaar zijn

a. d de prostitué(e) niet verplicht is om als daarom wordt verzocht zonder condoom te werken;

a. e de exploitant en beheerder overigens alle overige maatregelen nemen die in het kader van de in het eerste lid genoemde belangen noodzakelijk zijn en waarbij de toepassing van veilige sekstechnieken en het zelfbeschikkingsrecht van de prostitué(e) centraal staan.

3 De exploitant en de beheerder zijn verplicht een lijst met hulpverleningsinstanties en belangenverenigingen van prostitué(e)s in het prostitutiebedrijf aanwezig te hebben.

Artikel 15 Gezondheidsvoorlichting

De exploitant en de beheerder zijn verplicht:

a medewerkers van de GGD toegang te verlenen tot het prostitutiebedrijf om voorlichtings- en preventieactiviteiten uit te voeren en voorlichtingsmateriaal te verstrekken gericht op bevordering en instandhouding van de gezondheidssituatie van de in het prostitutiebedrijf werkzame prostitué(e)s;

b er zorg voor te dragen dat onder de in het prostitutiebedrijf werkzame prostitué(e)s voldoende informatie- en voorlichtingsmateriaal in verschillende talen wordt verspreid over de aan prostitutie verbonden gezondheidsrisico’ s en over de aanwezigheid en bereikbaarheid van instellingen op het gebied van de gezondheidszorg en de hulpverlening,

c er zorg voor te dragen dit op een voor de klant duidelijk zichtbare plaats voldoende informatie en voorlichtingsmateriaal aanwezig is over veilige sekstechnieken en seksueel overdraagbare aandoeningen.

Artikel 16 Geneeskundig onderzoek

1 De exploitant en de beheerder zijn verplicht de in het prostitutiebedrijf werkzame prostitué(e)s in de gelegenheid te stellen zich regelmatig geneeskundig op seksueel overdraagbare aandoeningen en overige aan bet beroep gerelateerde klachten door een arts naar eigen keuze te laten onderzoeken.

2 Indien aan het prostitutiebedrijf een vaste arts verbonden is, worden naam en adres van deze arts aan de GGD bekend gemaakt. De prostitué(e) mag niet gedwongen worden van deze arts gebruik te maken.

3 Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen voor punten, waaraan specifieke aandacht besteed moet worden bij het geneeskundig onderzoek als bedoeld in het eerste lid.

4 Van het geneeskundig onderzoek mogen uitsluitend niet op personen herleidbare gegevens worden vastgelegd voor wetenschappelijk of epidemiologisch onderzoek

5 De Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst wordt op het bepaalde in dit artikel van toepassing verklaard.

Paragraaf 8 Overige verplichtingen van exploitant en beheerder

geven of op andere wijze wordt aangegeven dat de in de seksinrichting werkzame prostitué(e)s vrij zijn van seksueel overdraagbare aandoeningen.

Artikel 17 Bewoningsverbod

1 Het is verboden om een gebouw dat geheel of gedeeltelijk bestemd is als seksinrichting als woonruimte te gebruiken of in gebruik te nemen.

2 De exploitant en de beheerder zijn verplicht op het bepaalde in het vorige lid toezicht uit te oefenen.

3 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in het eerste lid vervatte verbod.

Artikel 18 Verboden reclame seksinrichting

Het is verboden voor een seksinrichting reclame te maken waarbij de garantie wordt ge

Paragraaf 9 Slotbepaling

Artikel 19 Slotbepaling

Deze nadere regels treden in werking op 1 oktober 2000, met dien verstande dat artikel 13, tweede lid, pas in werking treedt na wijziging van de Bouwverordening.

Ondertekening

Asten, 19 september 2000.
Burgemeester en Wethouders van A s t e n,
de secretaris,
de burgemeester,

Nota-toelichting Nadere Regels Seksinrichtingen

Inleiding

Op 29 augustus heeft de gemeenteraad vastgesteld de Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Asten 2000, waarin opgenomen een herziening van hoofdstuk 3 (Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.). In de toelichting die integraal onderdeel uitmaakt van de APV is een uiteenzetting gegeven van het regionale advies en de beleidsuitgangspunten van het lokale prostitutiebeleid.

Artikel 3.1.3 van de APV geeft het college van B&W de mogelijkheid om over de uitoefening van de bevoegdheden in hoofdstuk 3 nadere regels vast te stellen. Deze voorschriften worden aangemerkt als algemeen verbindende voorschriften en worden derhalve als zodanig bekend gemaakt.

Nadere regels kunnen worden vastgesteld met betrekking tot de in artikel 3.3.2 genoemde belangen, te weten openbare orde, voorkomen en beperken van overlast, voorkomen of beperken van overlast, voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat, veiligheid van personen en goederen, verkeersvrijheid of –veiligheid, gezondheid of zedelijkheid en de arbeidsomstandigheden van de prostituté(e)s.

Naar regionaal voorbeeld zijn in elk geval regels gesteld ter zake van de (arbeids)omstandigheden in de seksinrichtingen. Een ander belangrijk punt is de bedrijfsvoering in de seksinrichtingen. Gelet op de door de raad gewenste overlastbeperking, bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat zijn nadere regels gesteld met betrekking tot het maximaal aantal te verlenen vergunningen en specifieke vestigingseisen.

Overlast, openbare orde en woon/leefklimaat

Raam- en straatprostitutie zijn vormen van prostitutie die de meeste overlast veroorzaken. Aangezien deze vormen tot nu toe in Asten niet voorkomen en aldus een ingrijpende aantasting van het dorpsgezicht met zich mee zouden brengen, en tevens de overlast tot een minimum beperkt dient te worden, worden deze vormen niet toegestaan.

Een maximum van één is gesteld aan het aantal te verlenen vergunningen en geschiktheidsverklaringen voor seksinrichtingen, met het oog op de handhaving en bescherming van het woon- en leefklimaat in een dorpsgemeente als Asten. De vestigingseisen beogen het belang van de openbare orde te beschermen en de rust in de woon- en leefomgeving te garanderen.

 

Veiligheid van personen en goederen

Seksinrichtingen moeten voldoen aan zgn. objectgebonden eisen inzake bouw- en brandveiligheid. Deze eisen zijn opgenomen in het Bouwbesluit. Bij de exploitatie van seksinrichtingen is het van groot belang de brandveiligheid te kunnen waarborgen. Voor wat betreft de inrichtingen die zijn aan te merken als bouwwerk in de zin van de Woningwet:

-        is het Bouwbesluit daarop van toepassing met het oog op de brandveiligheid van de inrichting zelf; en

-        biedt de gemeentelijke bouwverordening daarvoor de grondslag voor zover het gaat om het gebruik            van de inrichting.

Een seksinrichting dient te worden aangemerkt als bedrijfspand.

Voor zover  inrichtingen niet zijn aan te merken als een bouwwerk dient terug te worden gevallen op de Brandbeveiligingsverordening.

Een aanpassing van hoofdstuk 6 van de Bouwverordening wordt voorbereid, zodat een gebruiksvergunning verplicht is voor een seksinrichting waarin vijf of meer personen aanwezig zijn.

Seksinrichtingen waar tevens horecavoorzieningen aanwezig zijn dienen eveneens te voldoen aan de voorschriften van het Besluit inrichtingseisen Drank- en Horecawet.

 Gezondheid

Een van de hoofddoelstellingen van de opheffing van het algemeen bordeelverbod is het verbeteren van de positie (waaronder de gezondheidssituatie) van de prostitué(e)s. Een dergelijk gemeentelijk beleid zal vooral flankerend en slechts in beperkte mate dwingend van aard kunnen zijn. Doelstelling van zo’n beleid kan om te beginnen zijn het (doen) verzorgen van voorlichting over besmettingsrisico’s en seksueel veilig gedrag aan prostituanten en exploitanten. Voor de gemeente is hier een initiërende taak weggelegd. De verantwoordelijkheid voor de daadwerkelijke preventie van seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s, waaronder aids) berust uiteindelijk bij de betrokken partijen, zoals prostitué(e)s, prostituanten en exploitanten.

 Arbeidsomstandigheden

Onder de eerdergenoemde hoofddoelstellingen – te weten de bescherming en verbetering van de positie van de prostitué(e)s – kunnen eveneens de arbeidsomstandigheden in een prostitutiebedrijf vallen. Door het opheffen van het bordeelverbod is de Arbeidsomstandighedenwet (Stb 1990, 94) van toepassing op delen van de prostitutiebranche, te weten waar sprake is van een arbeidsverhouding als bedoeld in de wet. Blijkens haar aanhef ziet deze Arbowet op de arbeidsomstandigheden in het algemeen en op de veiligheid, de gezondheid en het welzijn met de arbeid in het bijzonder. De wet geeft daarover, ten aanzien van zowel werkgevers als werknemers, voorschriften.

Voor de toepasselijkheid van de Arbowet en het Arbobesluit is het bestaan van een (gezags)relatie tussen werkgever en werknemer(s) van belang. Deze begrippen zijn omschreven in artikel 1, eerste en tweede lid van de Arbowet.

 

Als werkgever moet onder meer worden beschouwd:

a.       degene jegens wie een ander krachtens arbeidsovereenkomst gehouden is tot het verrichten van        arbeid, en

b.       degene die, zonder werkgever te zijn als bedoeld onder a., een ander onder zijn gezag arbeid doet    verrichten

Als “werknemer” moet worden beschouwd “de ander” als hiervoor bedoeld.

 

Tussen exploitant en prostitué(e) bestaat een gezagsrelatie indien eerstgenoemde bevoegd is toezicht uit te oefenen op de werkzaamheden van de laatstgenoemde en deze leiding dan wel aanwijzingen of instructies te geven. Of de prostitué(e) arbeid verricht “onder gezag” van de exploitant zal moeten worden beoordeeld aan de hand van de feiten en omstandigheden van het voorkomende geval. Bij de zelfstandige prostitué(e) ontbreekt voornoemde relatie doorgaans.

 

De gemeenten kunnen inzake Arbo-omstandigheden geen nadere eisen stellen aan de zelfstandige prostitué(e)s. Indien er sprake is van een gezagsrelatie dan is de Arbowet c.q. het Arbobesluit van toepassing. Het toezicht hierop wordt uitgeoefend door de Arbeidsinspectie.

 

Het is in eerste instantie de prostitutiebranche zelf die verantwoordelijk is voor de invulling van het Arbobeleid. Gemeenten hebben wel tot taak te informeren over het feit dat werkgevers in de prostitutiebranche nu ook geacht worden een arbobeleid op te stellen. Daarbij moet in ieder geval aandacht worden besteed aan enkele Arbo-aspecten, zoals de verplichting tot het opstellen van een risico-inventarisatie en –evaluatie (RIE) en de aansluiting bij een Arbodienst.