Verordening kinderopvang als gevolg van sociaal medische redenen Avres 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m heden

Intitulé

Verordening kinderopvang als gevolg van sociaal medische redenen Avres 2016

Het Algemeen Bestuur van de gemeenschappelijke regeling WVS De Avelingen Groep

met inachtneming van het bepaalde in de gemeenschappelijke regeling Avres

gelezen het voorstel van het Dagelijks Bestuur van de gemeenschappelijke regeling WVS De Avelingen Groep van 10 december 2015;

besluit:

vast te stellen de volgende Verordening kinderopvang als gevolg van sociaal medische redenen Avres 2016

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

1. In deze verordening wordt verstaan onder:

a. het Dagelijks Bestuur: het Dagelijks Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling

Avres;

b. het Algemeen Bestuur: het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling van Avres;

c. de wet: de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

d. kind: het eigen kind of stiefkind van de belanghebbende of diens partner,

waarvoor een tegemoetkoming wordt gevraagd. Met een kind wordt gelijkgesteld

een pleegkind;

e. ten laste komend kind: het kind voor wie belanghebbende en of diens partner

aanspraak op kinderbijslag kan maken;

f. partner: de persoon die al of niet gehuwd met de belanghebbende een

gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in eerste

graad;

g. gezamenlijke huishouding: bij de beoordeling of er sprake is van een

gezamenlijke huishouding wordt aangesloten bij de bepalingen die hiervoor

gelden in de Participatiewet;

h. vreemdeling: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Vreemdelingenwet 2000;

i. belanghebbende: de ouder/verzorger die voor zijn kind een tegemoetkoming in

de kosten van kinderopvang aanvraagt.

2. De in artikel 1.1, lid 1 en 2 van de wet gedefinieerde begrippen zijn tevens van toepassing op begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 Kinderopvang op grond van sociaal medische redenen

In deze verordening wordt onder kinderopvang als gevolg van sociaal medische redenen verstaan: kinderopvang die noodzakelijk is:

a. als gevolg van lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperkingen;

b. voor een goede en gezonde ontwikkeling van het kind.

HOOFDSTUK 2 AANSPRAAK OP EEN TEGEMOETKOMING

Artikel 3 Aanspraak op een tegemoetkoming

1. Een belanghebbende heeft aanspraak op een tegemoetkoming, indien:

a. de kinderopvang als gevolg van sociaal medische redenen naar het oordeel van

het Dagelijks Bestuur noodzakelijk is;

b. de opvang voldoet aan de bepalingen genoemd in de wet;

c. de opvang betrekking heeft op een ten laste van belanghebbende of diens partner

komend kind;

d. het kind op hetzelfde adres als belanghebbende staat ingeschreven in de

gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens;

e. de belanghebbende zijn woonplaats heeft (als bedoeld in de artikel 10, eerste lid

en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek) in één van de gemeenten waarvoor

de Gemeenschappelijke Regeling Avres geldt.

2. Een belanghebbende en diens partner worden voor de toepassing van deze

verordening geacht gezamenlijk één aanspraak op een tegemoetkoming te

hebben.

Artikel 4 Aanspraak op een tegemoetkoming door vreemdelingen

1. Een belanghebbende, die als vreemdeling is aan te merken, heeft een aanspraak op een tegemoetkoming, als deze op grond van de bepalingen in de Participatiewet wordt gelijkgesteld met een Nederlander.

2. Indien de partner van een belanghebbende is aan te merken als een vreemdeling die niet voldoet aan het gestelde in het eerste lid, heeft de belanghebbende geen aanspraak op een tegemoetkoming.

HOOFDSTUK 3 AANVRAAG VAN DE TEGEMOETKOMING

Artikel 5 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag

1. Een aanvraag voor een tegemoetkoming bevat:

a. naam, adres, burgerservicenummer van de belanghebbende;

b. indien van toepassing: naam, burgerservicenummer van de partner, en indien dit

een ander adres is dan het adres van de belanghebbende: het adres van de

partner;

c. naam, geboortedatum en burgerservicenummer van het kind of de kinderen

waarop de aangevraagde tegemoetkoming betrekking heeft;

d. een offerte of contract van het geregistreerde kindercentrum of geregistreerde

gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt

aangeven: het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de

aanvangsdatum van de opvang;

e. inkomensgegevens van zowel de belanghebbende als diens eventuele partner

waaruit het verzamelinkomen blijkt;

f. gegevens waaruit blijkt dat de kinderopvang op basis van sociaal medische

indicatie nodig is;

g. overige gegevens die het Dagelijks Bestuur nodig acht om te kunnen besluiten

over de aanvraag van de tegemoetkoming.

2. De aanvraag dient schriftelijk te worden ingediend, met behulp van een door het

Dagelijks Bestuur beschikbaar gesteld formulier.

3. Indien de aanvrager een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door

de partner.

HOOFDSTUK 4 VERLENING VAN DE TEGEMOETKOMING

Artikel 6 Het besluit tot verlenen van de tegemoetkoming

1. Het Dagelijks Bestuur besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

2. Het Dagelijks Bestuur kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het Dagelijks Bestuur stelt de belanghebbende hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 7 Subsidieplafond

Voor de verstrekkingen van een tegemoetkomingen voor kinderopvang op grond van sociaal medische redenen kan het Dagelijks Bestuur een subsidieplafond vaststellen.

Artikel 8 Weigeringsgrond

1. Het Dagelijks Bestuur weigert de tegemoetkoming als gevolg van sociaal medische redenen als belanghebbende niet voldoet aan de in artikel 3 genoemde voorwaarden.

2. Een belanghebbende heeft geen aanspraak op een tegemoetkoming als belanghebbende en of diens partner aanspraak kan maken op een tegemoetkoming en of toeslag op grond van de wet en of een tegemoetkoming uit andere hoofde.

3. Het Dagelijks Bestuur weigert de tegemoetkoming als er door het Dagelijks Bestuur een subsidieplafond is vastgesteld en het budget dat op grond van dit plafond beschikbaar is voor aanvragen in het kader van deze regeling niet meer toereikend is.

Artikel 9 Ingangsdatum van de tegemoetkoming

1. De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming door het Dagelijks Bestuur in ontvangst is genomen.

2. Als op de, in het eerste lid genoemde datum, nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.

3. Het Dagelijks Bestuur kan in afwijking van het gestelde in het eerste lid besluiten de tegemoetkoming toe te kennen vanaf een datum die ligt voor de datum waarop de aanvraag in ontvangst is genomen.

Artikel 10 Periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend

1. De tegemoetkoming wordt verleend voor de periode van een kalenderjaar als:

a. voldaan wordt aan de voorwaarden zoals gesteld in deze verordening;

b. het kind daadwerkelijk gebruik maakt van kinderopvang.

2. In afwijking van het eerste lid kan het Dagelijks Bestuur de tegemoetkoming voor

een andere periode verlenen.

Artikel 11 Omvang van de kinderopvang

Het Dagelijks Bestuur verleent de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat naar haar oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is.

Artikel 12 Hoogte van de tegemoetkoming

1. De hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van:

a. het inkomen van de belanghebbende en, indien hij een partner heeft, dat van

zijn partner;

b. de kosten van de kinderopvang per kind die worden bepaald door :

- het aantal uren kinderopvang per kind dat naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur

noodzakelijk is;

- de voor de kinderopvang te betalen uurprijs;

- het soort kinderopvang.

2. De maximale uurprijs, is gelijk aan het bedrag genoemd in artikel 4 van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang.

3. Indien de prijs per uur kinderopvang hoger ligt dan de maximum uurprijs, als bedoeld in het tweede lid, wordt in plaats van de prijs per uur kinderopvang, de maximum uurprijs in aanmerking genomen.

4. De maximum uurprijs, bedoeld in het tweede lid wordt jaarlijks aangepast overeenkomstig het gestelde in artikel 5 van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang.

5. Het Dagelijks Bestuur kan bij besluit nadere regels omtrent de vaststelling van de hoogte en de berekeningswijze van de tegemoetkoming vaststellen.

Artikel 13 Wijziging of beëindiging van de tegemoetkoming

De voor een kalenderjaar vastgestelde tegemoetkoming wordt gewijzigd of beëindigd indien:

a. de belanghebbende of het kind niet meer voldoet aan de bepalingen van deze verordening;

b. een kind geen of minder uren gebruik maakt van kinderopvang, dan waarop de vastgestelde tegemoetkoming is gebaseerd;

c. zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 10 en daardoor naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur minder uren kinderopvang noodzakelijk zijn dan waarop de tegemoetkoming was gebaseerd.

Artikel 14 Inhoud van de beschikking

Het besluit tot verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat in ieder geval:

a. de naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de tegemoetkoming

betrekking heeft;

b. de naam en het adres van het kindercentrum of gastouderbureau waar de

kinderopvang plaatsvindt;

c. de periode en de omvang van de kinderopvang per tijdvak waarvoor de

tegemoetkoming wordt verleend;

d. de wijze waarop het bedrag van de tegemoetkoming wordt bepaald en het bedrag dat op basis hiervan wordt verleend;

e. de wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald;

f. de verplichtingen van de belanghebbende.

Artikel 15 De bevoorschotting van de tegemoetkoming

1. De tegemoetkoming wordt in de vorm van een voorschot maandelijks aan de belanghebbende uitbetaald. De belanghebbende dient hiervoor maandelijks een nota van het kindercentrum of het gastouderbureau waar de kinderopvang plaatsvindt, te overleggen.

2. In afwijking van het eerste lid kan op verzoek van de belanghebbende de tegemoetkoming in maandelijkse termijnen middels een door de belanghebbende afgegeven machtiging aan het kindercentrum of het gastouderbureau waar de opvang plaatsvindt worden uitbetaald.

3. Het Dagelijks Bestuur kan nadere voorschriften stellen omtrent de wijze van bevoorschotting.

HOOFDSTUK 5 VASTSTELLING VAN DE TEGEMOETKOMING

Artikel 16 Vaststelling van de tegemoetkoming

1. Na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend, stelt het Dagelijks Bestuur de tegemoetkoming vast.

2. De belanghebbende verstrekt daarvoor desgevraagd en binnen de gestelde periode een overzicht van de feitelijke inkomsten en de kosten van de kinderopvang over deze periode.

Artikel 17 Verrekening met de voorschotten

De tegemoetkoming wordt overeenkomstig de vaststelling betaald onder verrekening van de betaalde voorschotten.

Artikel 18 Terugvordering van de voorschotten

Wordt de tegemoetkoming lager vastgesteld dan reeds aan voorschotten is uitbetaald, dan kan terugvordering plaatsvinden.

HOOFDSTUK 6 VERPLICHTINGEN VAN DE BELANGHEBBENDE

Artikel 19 Inlichtingenplicht

1. De belanghebbende of partner doet het Dagelijks Bestuur onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging schriftelijk mededeling van inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot wijziging of beëindiging van de tegemoetkoming.

2. De belanghebbende of partner verstrekt desgevraagd aan het Dagelijks Bestuur, binnen een door het Dagelijks Bestuur te stellen redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van het Dagelijks Bestuur van belang zijn.

3. Het Dagelijks Bestuur wijzigt of trekt de beschikking tot het verlenen van de tegemoetkoming in en kan het teveel betaalde bedrag terugvorderen of invorderen, als de belanghebbende niet voldoet aan de inlichtingenplicht genoemd onder lid 1 en 2 en als gevolg hiervan of als gevolg van een andere reden ten onrechte een tegemoetkoming of ten onrechte een te hoge tegemoetkoming, heeft ontvangen.

HOOFDSTUK 7 SLOTBEPALINGEN

Artikel 20 Onvoorziene omstandigheden

1. In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het Dagelijks Bestuur.

2. Het Dagelijks Bestuur kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 21 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2016.

Artikel 22 Citeertitel

Ondertekening

De verordening wordt aangehaald als: Verordening kinderopvang als gevolg van sociaal medische redenen Avres 2016.

De secretaris, De voorzitter,

Algemene toelichting

Inleiding

De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (voorheen genaamd de Wet kinderopvang) regelt de verstrekking van de kinderopvangtoeslag en of de verstrekking van de tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang. In de tekst van de wet zijn bepalingen opgenomen die betrekking hebben op kinderopvang die op grond van sociaal medische indicatie noodzakelijk is. Er is echter besloten dat de bepalingen die betrekking hebben op kinderopvang als gevolg van sociaal medische indicatie niet in werking treden. De reden hiervoor ligt in het feit dat het niet mogelijk was om een landelijke indicatie-instelling te regelen.

Door het besluit om de artikelen in de wet die betrekking hebben op kinderopvang als gevolg van sociaal medische indicatie niet in werking te laten treden, ontstaat de volgende situatie:

• Als er naast een sociaal medische indicatie ook sprake is van kinderopvang als gevolg van betaalde arbeid, studie of re-integratieverplichtingen, is een toeslag en of een tegemoetkoming op basis van de wet mogelijk;

• Als kinderopvang uitsluitend op grond van sociaal medische reden nodig is, komt men niet voor een toeslag of een tegemoetkoming op grond van de wet in aanmerking. Het gaat hierbij zowel om kinderopvangtoeslag van het Rijk (belastingdienst), als de tegemoetkoming van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en of de gemeente.

Het Rijk stelt via de algemene uitkering van het gemeentefonds middelen ter beschikking, zodat de gemeente naar eigen inzicht een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang als gevolg van sociaal medische redenen kan verstrekken. De noodzaak tot kinderopvang op sociaal medische gronden, de kosten die hieraan verbonden zijn en het feit dat er geen andere voorziening is, rechtvaardigen dat het Dagelijks Bestuur de betrokken belanghebbende ondersteuning biedt. In deze verordening zijn daarom de bepalingen opgenomen die er toe leiden dat voor kinderopvang op sociaal medische indicatie een tegemoetkoming mogelijk is.

De tegemoetkoming kinderopvang als gevolg van sociaal medische redenen in het kort

In zijn algemeenheid geldt dat bij de tegemoetkoming kinderopvang op grond van sociaal medische redenen, aansluiting is gezocht bij de wet. Dit houdt in dat de belanghebbende zelf de kinderopvang regelt, hiervoor een contract met een geregistreerd kindercentrum of geregistreerd gastouderbureau sluit, in beginsel zelf de rekeningen betaalt en afhankelijk van het inkomen hiervoor een tegemoetkoming van het Dagelijks Bestuur ontvangt.

De hoogte van de tegemoetkoming is mede afhankelijk van het inkomen van de belanghebbende en of diens partner. Afhankelijk van de hoogte van het inkomen wordt een percentage van de kosten voor kinderopvang vergoed. Hierbij is aansluiting gezocht bij de tabellen die de Belastingdienst Toeslagen hanteert bij de berekening van de kinderopvangtoeslag.

De tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang als gevolg van sociaal medische redenen is een subsidie in de zin van artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), te weten: een aanspraak op financiële middelen door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op een bepaalde activiteit van de aanvrager. Titel 4.2 van de Awb die regels stelt over subsidies is van toepassing op de tegemoetkomingen. Dit betekent dat op de verstrekking van tegemoetkomingen in de kosten van kinderopvang door het Dagelijks Bestuur twee regelingen van toepassing zijn:

1. de verordening kinderopvang als gevolg van sociaal medische redenen Avres ;

2. de subsidieregeling in titel 4.2 van de Awb.

Hoofdlijnen van het proces van verstrekkingen van de tegemoetkomingen

In deze verordening zijn de hoofdlijnen van het proces van verstrekking van de tegemoetkomingen vastgelegd. Daarbij zijn twee uitgangspunten gehanteerd. Het eerste uitgangspunt is dat de uitvoeringslasten voor zowel het Dagelijks Bestuur als de aanvragers van de tegemoetkoming zo beperkt mogelijk moeten zijn. Het tweede uitgangspunt is dat de gemeentelijke uitgaven die gemoeid zijn met de verstrekking van de tegemoetkomingen zo goed mogelijk beheersbaar moeten zijn.

Bepalingen om de beheersbaarheid van de gemeentelijke uitgaven te bevorderen

Om de kosten die gepaard gaan met de verstrekking van de tegemoetkomingen beheersbaar te houden, zijn in deze verordening de volgende bepalingen opgenomen:

• De omvang van de aanspraak op een tegemoetkoming is aan beperkingen gebonden. In de verordening is bepaald dat de tegemoetkoming wordt verstrekt indien er naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur een noodzaak tot kinderopvang als gevolg van sociaal medische redenen aanwezig is en de tegemoetkoming wordt slechts verstrekt voor het aantal uren kinderopvang dat naar het oordeel van de Dagelijks Bestuur redelijkerwijs noodzakelijk wordt geacht.

• In beginsel worden geen tegemoetkomingen met terugwerkende kracht verstrekt. Een tegemoetkoming wordt verstrekt met ingang van het tijdstip waarop de aanvraag voor een tegemoetkoming door het Dagelijks Bestuur in ontvangst is genomen. Deze verordening biedt de mogelijkheid om in beperkte mate van dit beginsel af te wijken. In de praktijk blijkt dat het stringent vasthouden aan het niet met terugwerkende kracht verstrekken tot problemen leidt, bijvoorbeeld in situaties dat kinderopvang snel geregeld moet worden.

• De tegemoetkoming wordt alleen verstrekt als er daadwerkelijk kinderopvang plaatsvindt.

• De tegemoetkoming wordt in beginsel maandelijks aan de belanghebbende uitbetaald aan de hand van te overleggen nota’s. Op verzoek van de belanghebbende kan, middels het afgeven van een machtiging, uitbetaling aan het kindercentrum of het gastouderbureau plaatsvinden

Tevens voorziet de verordening in een mogelijkheid om het Dagelijks Bestuur een subsidieplafond vast te laten stellen.

Duur van de tegemoetkomingen en de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming

Een tegemoetkoming wordt in principe verstrekt voor de duur van één kalenderjaar. Dit betekent dat een tegemoetkoming elk jaar opnieuw moeten worden aangevraagd. Uitzondering wordt gemaakt voor de gevallen waarin bij de aanvraag reeds duidelijk is dat de aanspraak op de tegemoetkoming beperkt is tot een bepaalde periode (bijvoorbeeld de datum waarop het kind naar de basisschool gaat of de basisschool verlaat). Daarmee wordt aangesloten bij de wijze waarop het Dagelijks Bestuur de tegemoetkomingen in het kader van de wet verstrekt.

Vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming

De tegemoetkoming wordt gezien als een subsidie. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht vindt de verstrekking van een subsidie in twee stappen plaats. De eerste stap is de beschikking tot het verlenen van de subsidie . Deze beschikking geeft de ontvanger van de subsidie een voorwaardelijke aanspraak op subsidie tot een bepaald bedrag. De aanspraak is voorwaardelijk omdat op het moment dat de beschikking wordt gegeven nog niet zeker is dat de aanvrager daadwerkelijk de kosten zal maken en zich aan de opgelegde verplichtingen houdt. Ondanks het voorwaardelijke karakter schept de subsidieverlening wel een rechtens afdwingbare aanspraak. De tweede stap is de beschikking tot het vaststellen van de subsidie. In deze beschikking wordt vastgesteld in hoeverre de ontvanger aan de gestelde voorwaarden heeft voldaan en hoeveel het uiteindelijke bedrag van de subsidie is. Met het vaststellen van de tegemoetkoming wordt de subsidie definitief. Voordat de subsidie wordt vastgesteld kan het Dagelijks Bestuur onderzoek doen naar de rechtmatigheid van de subsidie door gegevens te controleren en eventueel inlichtingen op te vragen.

3. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Zoals eerder is aangegeven is in zijn algemeenheid aansluiting gezocht bij de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Dit komt mede tot uitdrukkingen in de definitie van de begrippen. De definities genoemd in het eerste lid onder d (kind), e (ten laste komend kind), f (partner) en g (gezamenlijke huishouding) zijn ontleend aan de Participatiewet. In het kader van deze verordening wordt een pleegkind gelijkgesteld met het eigen of stiefkind van belanghebbende en diens partner. Bij het inkomstenbegrip wordt in tegenstelling tot de Participatiewet uitgegaan van het bruto inkomen.

Artikel 2 Kinderopvang op grond van sociaal medische redenen

In artikel 2 wordt aangegeven wanneer er sprake is van een sociaal medische indicatie. Zowel vanuit de situatie van de belanghebbenden als vanuit het kind, kan er sprake zijn van een sociaal medische indicatie.

Artikel 3 Aanspraak op een tegemoetkoming

Artikel 3 geeft aan dat een tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang als gevolg van sociaal medische indicatie alleen mogelijk is als deze kinderopvang naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur noodzakelijk is. Het gaat hierbij zowel om redenen waarom kinderopvang nodig is als om het aantal benodigde uren. Voor de vaststelling van de noodzaak tot kinderopvang op sociaal medische gronden moet de belanghebbende een schriftelijke verklaring van een verwijzer overleggen. Uit deze verklaring moeten de noodzaak en het noodzakelijk aantal uren blijken. Onder een verwijzer wordt verstaan een professionele hulpverlener in het kader van de jeugdzorg, de gezondheidszorg, het algemeen maatschappelijk werk, de verslavingszorg en of de kinderbescherming, die een professionele relatie met het kind of het gezin onderhoudt en die vandaar uit, zicht heeft op de omstandigheden van het kind en of de belanghebbende(n). De gemeente kan een onderzoek instellen naar de noodzakelijkheid. Als de belanghebbende en of diens partner onvoldoende of in het geheel niet meewerkt aan het onderzoek naar de noodzaak, wordt de aanvraag afgewezen, op grond van het feit dat de noodzaak niet vast te stellen is.

Het artikel beperkt de aanspraak op een tegemoetkoming tot het kind dat ten laste komt van belanghebbende en of diens partner. Er is sprake van een ten laste komend kind als belanghebbende of diens partner voor dat kind aanspraak op kinderbijslag kan maken. Een pleegkind is in het kader van deze verordening gelijkgesteld met het eigen kind of stiefkind. Indien belanghebbende voor een pleegkind geen aanspraak op kinderbijslag kan maken, kan worden afgezien van de eis dat er voor het kind aanspraak op kinderbijslag moet zijn. In een dergelijke situatie moet het verzoek tot kinderopvang ondersteund worden door de organisatie die de pleegzorg heeft geregeld.

Artikel 4 Aanspraak op een tegemoetkoming door vreemdelingen

Artikel 4 gaat in op de situatie als belanghebbende en of diens partner niet de Nederlandse nationaliteit heeft. Als een vreemdeling op grond van de bepalingen van de Participatiewet gelijkgesteld is met een Nederlander, is een tegemoetkoming op grond van deze verordening mogelijk. Het gaat hierbij in zijn algemeenheid om vreemdelingen die rechtmatig in Nederland verblijf houden. Indien één van de partners of beide partners niet gelijkgesteld worden met een Nederlander is een tegemoetkoming niet mogelijk.

Artikel 5 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag

Een aanvraag voor een tegemoetkoming moet worden ingediend bij het Dagelijks Bestuur. Een aanvraag wordt door het Dagelijks Bestuur in ontvangst genomen wanneer deze voldoet aan de vormvereisten van 4.2 Awb. Dit betekent dat een aanvraag:

• schriftelijk moet worden ingediend;

• moet zijn ondertekend;

• de naam en het adres van de aanvrager dient te bevatten;

• een aanduiding moet geven van de beschikking die wordt gevraagd.

Een verhoging van de tegemoetkoming in verband met een verhoging van het aantal uren of dagdelen kinderopvang zal opnieuw moeten worden aangevraagd. Een verlaging van de tegemoetkoming in verband met een vermindering van de omvang van de kinderopvang hoeft niet te worden aangevraagd. De belanghebbende moet hiervan wel onmiddellijk schriftelijk mededeling doen aan het Dagelijks Bestuur.

Onderdeel d van het eerste lid bepaalt dat bij de aanvraag een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen moet worden gevoegd. Dit betekent dat de aanvraag voor een tegemoetkoming pas bij het Dagelijks Bestuur kan worden ingediend als de belanghebbende over een offerte of contract beschikt. Op basis van de offerte of het contract kan het Dagelijks Bestuur de hoogte van de tegemoetkoming vaststellen. Het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen, moet ingeschreven staan in een gemeentelijk register.

In het derde lid wordt bepaald dat indien de aanvrager een partner heeft, deze partner de aanvraag mede ondertekend.

Artikel 6 Het besluit tot verlenen van de tegemoetkoming

In de verordening is gekozen voor een beslistermijn van ten hoogste acht weken. Het feit dat het Dagelijks Bestuur een termijn van acht weken heeft om te beslissen over een aanvraag voor een tegemoetkoming, wil uiteraard niet zeggen dat het Dagelijks Bestuur deze termijn ook in alle gevallen moet benutten. Het Dagelijks Bestuur streeft er naar de behandelingstermijn van de aanvragen zo kort mogelijk te houden en met name aanvragen waar spoed mee geboden is, direct af te handelen.

Artikel 7 Subsidieplafond

Het Dagelijks Bestuur is bevoegd om een subsidieplafond in te stellen ten aanzien van de te verstrekken tegemoetkomingen op grond van sociaal medische indicatie. Het vaststellen van een subsidieplafond verplicht het Dagelijks Bestuur een tegemoetkoming te weigeren als toekenning zou leiden tot overschrijding van het plafond. Hierdoor wordt een open-einde regeling voorkomen.

Artikel 8 Weigeringsgrond

Artikel 7 lid 2 van dit artikel heeft betrekking op het feit dat een tegemoetkoming op grond van sociaal medische indicatie een vangnetvoorziening is. Alleen belanghebbenden die niet op grond van een bepaling in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen of een andere voorziening aanspraak kunnen maken op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang, kunnen aanspraak maken op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van sociaal medische oorzaak. Artikel 8 lid 1 en lid 3 spreken voor zich.

Artikel 9 Ingangsdatum van de tegemoetkoming

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 10 Periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 11 Omvang van de kinderopvang

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 12 Hoogte van de tegemoetkoming

Net als bij de tegemoetkoming op grond van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, is de hoogte van de tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang als gevolg van sociaal medische indicatie afhankelijk van het inkomen van belanghebbende en diens partner, het aantal uren kinderopvang dat noodzakelijk is en de prijs die voor de kinderopvang betaald moet worden. In een bij de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, behorende algemene maatregel van bestuur wordt een uurprijs genoemd die maximaal voor vergoeding in aanmerking komt. Dit bedrag wordt ook gehanteerd bij de maximaal te vergoeden uurprijs voor kinderopvang als gevolg van sociaal medische redenen.

Het artikel geeft in het vijfde lid het Dagelijks Bestuur de mogelijkheid om nadere regels te stellen voor de hoogte en de berekeningswijze van de tegemoetkoming. Via dit besluit kan het Dagelijks Bestuur de hoogte van de tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang als gevolg van sociaal medische indicatie afstemmen op de hoogte van het inkomen.

Artikel 13 Wijziging of beëindiging van de tegemoetkoming

Eén van de redenen voor wijziging of beëindiging van de tegemoetkoming is het minder of niet gebruik maken van kinderopvang door het kind. Hierbij wordt opgemerkt dat als een dergelijke situatie zich voordoet de tegemoetkoming gedurende de gebruikelijke opzegtermijn ongewijzigd wordt gehandhaafd. Hierop wordt een uitzondering gemaakt als de belanghebbende naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur nalatig is geweest door te laat de kinderopvang op te zeggen.

Artikel 14 Inhoud van de beschikking

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 15 De bevoorschotting van de tegemoetkoming

Het Dagelijks Bestuur betaalt de tegemoetkoming in de vorm van een voorschot aan de belanghebbende. De belanghebbende kan het Dagelijks Bestuur machtigen om de betalingen rechtstreeks aan het betreffende kindercentrum of gastouderbureau te doen. Deze machtiging verandert juridisch gezien niets aan de verhouding tussen het Dagelijks Bestuur en de belanghebbende. Ook al wordt het bedrag gestort op de rekening van de kindercentrum of gastouderbureau, er blijft sprake van een betaling van de tegemoetkoming van het Dagelijks Bestuur aan de belanghebbende.

HOOFDSTUK 4 VASTSTELLING VAN DE TEGEMOETKOMING

Artikel 16 Vaststelling van de tegemoetkoming

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 17 Verrekening met de voorschotten

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 18 Terugvordering van de voorschotten

Als het Dagelijks Bestuur een belanghebbende een hoger bedrag heeft uitgekeerd dan waarop deze recht heeft, kan het Dagelijks Bestuur het teveel betaalde bedrag terugvorderen.

Artikel 19 Inlichtingenplicht

Artikel 17 regelt de verplichtingen van belanghebbende en diens partner. Hierbij is aansluiting gezocht bij de verplichtingen die in artikel 1.28, eerste tot en met derde lid van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, zijn vermeld.

Als een belanghebbende en of diens partner nalaat informatie te verstrekken kan er bijvoorbeeld sprake zijn van het schenden van de inlichtingenplicht als:

1. het betreffende kind minder of geen gebruik maakt van kinderopvang of

2. de situatie van belanghebbende, diens partner en het kind is gewijzigd waardoor men niet meer voor een tegemoetkoming in aanmerking komt.

Als de inlichtingenplicht is geschonden en als gevolg hiervan ten onrecht een tegemoetkoming heeft ontvangen of een te hoog bedrag aan tegemoetkoming heeft ontvang, wijzigt of trekt het Dagelijks Bestuur de beschikking tot het verlenen van de tegemoetkoming in en kan het teveel betaalde bedrag teruggevorderd of ingevorderd worden. Hetzelfde geldt als op andere gronden blijkt dat de tegemoetkoming ten onrechte is toegekend of dat er een te hoog bedrag aan tegemoetkoming is toegekend.

Artikel 20 Onvoorziene omstandigheden

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 21 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 22 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.