Regeling vervallen per 01-01-2020

Regeling reiskostenvergoeding woon-werkverkeer BAR-organisatie

Geldend van 14-03-2016 t/m 31-12-2019 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2016

Intitulé

Regeling reiskostenvergoeding woon-werkverkeer BAR-organisatie

Het Algemeen bestuur van de Gemeenschappelijke regeling BAR-organisatie

besluit:

- gelet op artikel 30 Wet gemeenschappelijke regelingen jo. Gemeenschappelijke regeling BAR-organisatie;

- gelet op artikel 3:22 CAR/UWO;

- gelet op overeenstemming met het Georganiseerd Overleg BAR-organisatie d.d. 1 december 2014;

tot het vaststellen van de navolgende regeling en deze op te nemen in de arbeidsvoorwaardenregeling van de Gemeenschappelijke regeling BAR-organisatie

REGELING REISKOSTENVERGOEDING WOON-WERKVERKEER BAR-ORGANISATIE

Artikel 1 Begripsbepaling

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

werkgever

Het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke regeling BAR-organisatie.

medewerker

De ambtenaar in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub a van de CAR.

afstand woonadres tot werklocatie(eigen vervoer)

Onder afstand van het woonadres tot de werklocatie wordt verstaan de afstand van deur (woonadres) tot deur (werklocatie) gemeten volgens de kortste autoroute van de ANWB routeplanner via adres/huisnummer. Wanneer redelijkerwijs aannemelijk kan worden gemaakt dat de kortste autoroute niet kan worden afgelegd (bijvoorbeeld door tolwegen of omdat de routeplanner uitgaat van het gebruik van een veerpont), is het feitelijke aantal kilometers leidend.

woonadres

Het adres waar de medewerker staat ingeschreven bij de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA).

werklocatie

Voor de medewerker die werkzaamheden verricht op een aangewezen (vaste) werklocatie is de werklocatie het adres van de aangewezen (vaste) werklocatie. Voor de medewerker die geen aangewezen (vaste) werklocatie heeft is de werklocatie het adres van de dichtstbijzijnde gemeentelijke locatie waar de werkzaamheden logischerwijs verricht kunnen worden.

Artikel 2 OV-abonnement ten behoeve van woon-werkverkeer

Lid 1

Voor het reizen met het openbaar vervoer (tweede klasse) tussen het woonadres en de werklocatie wordt door de werkgever een OV-abonnement ter beschikking gesteld. De medewerker heeft het OV-abonnement in bruikleen en dient deze in te leveren bij uitdiensttreding of indien de werkgever daartoe opdracht geeft.

Lid 2

Voor het reizen met eigen vervoer van het woonadres naar de opstapplaats en van de uitstapplaats naar de werklocatie ontvangt de medewerker geen (additionele) vergoeding.

Artikel 3 Vergoeding woon-werkverkeer met eigen vervoer

Lid 1

Indien de medewerker gebruik maakt van eigen vervoer en de afstand tussen het woonadres en de werklocatie minder dan of gelijk is aan 10 kilometer enkele reis, dan wordt een vergoeding van € 0,10 per kilometer toegekend voor de heen- en terugreis, ongeacht de wijze van vervoer.

Lid 2

Indien de medewerker gebruik maakt van eigen vervoer en de afstand tussen het woonadres en de werklocatie meer is dan 10 kilometer enkele reis, dan wordt een vergoeding van € 0,19 per kilometer toegekend voor de heen- en terugreis, ongeacht de wijze van vervoer, tot een maximum van € 135,53 per maand.

Lid 3

De vaste reiskostenvergoeding voor woon-werkverkeer per maand wordt berekend op basis van 214 werkdagen per kalenderjaar bij een 5-daagse werkweek. Hierbij is rekening gehouden met incidenteel thuiswerken, ziekte, vakantie en zorgverlof. Voor de medewerker die minder dan 5 dagen per week werkt geldt dit naar evenredigheid.

Lid 4

Voor toekenning van de vaste reiskostenvergoeding voor woon-werkverkeer per maand dient de medewerker op ten minste 128 dagen per kalenderjaar van het woonadres naar de werklocatie te reizen bij een 5-daagse werkweek. De medewerker die op 5 dagen per week werkt, kan tot gemiddeld 2 dagen per week thuiswerken met behoud van de vaste reiskostenvergoeding. Voor de medewerker die minder dan 5 dagen per week werkt geldt dit naar evenredigheid.

Lid 5

Voor de medewerker die gemiddeld meer dan 2 dagen per week thuis werkt bij een 5-daagse werkweek wordt de reiskostenvergoeding berekend op basis van het werkelijke aantal reisdagen per maand. Voor de medewerker die minder dan 5 dagen per week werkt geldt dit naar evenredigheid.

Artikel 4 Algemene bepalingen

Lid 1

Leidinggevende en medewerker bepalen in onderling overleg het gemiddeld aantal werkdagen per week.

Lid 2

Indien de afstand tussen het woonadres en de werklocatie wijzigt door verhuizing van de medewerker of door wijziging van de werklocatie, dan wordt de vergoeding aangepast aan de nieuwe afstand tussen het woonadres en de werklocatie.

Lid 3

Indien in geval van afwezigheid gedurende een aaneengesloten periode van zes weken niet is gereisd, wordt in de eerstvolgende maand geen vaste vergoeding meer uitbetaald. Na terugkomst krijgt de medewerker in de eerstvolgende maand weer recht op de vaste vergoeding.

Lid 4

De kosten van parkeer-, tol en veergelden voor het woon-werkverkeer worden niet vergoed.

Lid 5

De voorwaarden van de loonbelastingregelgeving zijn van toepassing. De vergoedingen voor het woon-werkverkeer worden heroverwogen als de regelgeving wijzigt.

Artikel 5 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet, kan de werkgever een bijzondere voorziening treffen.

Artikel 6 Citeertitel en inwerkingtreding

Deze regeling kan worden aangehaald als de “Regeling reiskostenvergoeding woon-werkverkeer”en treedt in werking met ingang van 1 april 2014.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling BAR-organisatie d.d. 27 mei 2014.
De gewijzigde regeling is vastgesteld in de vergadering van het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling BAR-organisatie van 15 december 2015 en treedt in werking per 1 januari 2016.
de secretaris, de voorzitter,
Hans Cats drs. Hans-Christoph Wagner

Wijzigingenoverzicht

1. Artikel 2 van de regeling reiskostenvergoeding woon-werkverkeer BAR-organisatie is gewijzigd met ingang van 1 april 2014. In de regeling die van kracht was per 1 januari 2014 werd gesproken over het vergoeden van de kosten voor het reizen met openbaar vervoer tussen woonadres en werklocatie. In het eerste kwartaal van 2014 is er voor gekozen om de OV abonnementen door de werkgever ter beschikking te stellen aan de medewerker. Om fiscale redenen is het nodig de regeling hier op aan te passen. De gewijzigde regeling is vastgesteld door het Algemeen Bestuur op 27 mei 2014, onder voorbehoud van overeenstemming met het GO. Met het GO BAR-organisatie werd schriftelijk overeenstemming bereikt op 1 december 2014.

2. Als gevolg van de invoering van het nieuwe hoofdstuk 3 van de CAR-UWO per 1 januari 2016 is de verwijzing naar artikel 18:1:8 CAR-UWO in de aanhef van deze regeling gewijzigd naar artikel 3:22 van de CAR-UWO. Over deze wijziging is op 2 november 2015 overeenstemming bereikt in het GO. De gewijzigde regeling is op 15 december 2015 door het Algemeen Bestuur vastgesteld.