Regeling vervallen per 01-10-2021

Drugsbeleid gemeente Barneveld

Geldend van 10-02-2017 t/m 30-09-2021

Intitulé

Drugsbeleid gemeente Barneveld

De burgemeester van de gemeente Barneveld en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft;

gelet op artikel 13b Opiumwet;

gelet op de artikelen 1a en 1b Woningwet;

besluiten vast te stellen:

Drugsbeleid gemeente Barneveld

en besluit in te trekken:

Damoclesbeleid gemeente Barneveld van 1 maart 2016

1. Inleiding

Gemeenten worden steeds vaker geconfronteerd met de aanwezigheid van hennepkwekerijen in woningen en lokalen en/of de handel van middelen als bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet1 vanuit genoemde locaties. Artikel 13b Opiumwet geeft de burgemeester de bevoegdheid om bestuursdwang toe te passen op illegale verkooppunten van middelen als bedoeld in de Opiumwet. De bevoegdheid. wordt tevens ingezet tegen een handelshoeveelheid hennepteelt.

Vanuit de gedachte dat uitsluitend een integrale aanpak een einde kan maken aan de ongewenste ontwikkelingen ten aanzien van hennepkwekerijen – niet alleen in de gemeente Barneveld, maar in heel de provincie Gelderland als ook in Overijsel – hebben de betrokken partners in 2014 besloten tot het ondertekenen van het ‘Convenant integrale aanpak van ongewenste hennepkwekerijen Oost-Nederland’2 (hierna te noemen: hennepconvenant Oost). De integrale tekst van het hennepconvenant Oost is opgenomen in bijlage I. Het doel van deze samenwerking is het nemen van preventieve- en repressieve maatregelen om gevaarlijke situaties te beëindigen, activiteiten met betrekking tot hennepkwekerijen te voorkomen en te bestrijden, de leefbaarheid in de betreffende straten en buurten te verbeteren en gevoelens van onveiligheid weg te nemen. Daarbij heeft de samenwerking tevens tot doel om het oneigenlijke gebruik van woonruimte, het oneigenlijk gebruik van uitkeringen en het illegaal aftappen van elektriciteit te verhalen op de overtreder. Iedere convenantpartner heeft hierbij zijn eigen taken en verantwoordelijkheden.

Om helder weer te geven wat de rol is van iedere convenantpartner is het ‘Uitvoeringsprotocol Hennep Gelderland-Midden’ (hierna te noemen: uitvoeringsprotocol) opgesteld door de werkgroep hennep.3 De integrale tekst van het uitvoeringsprotocol is opgenomen in bijlage II. Dit uitvoeringsprotocol hoort als onderlegger bij het hennepconvenant Oost en beschrijft de processtappen in de aanpak van hennepteelt in de voorfase, ontruimingsfase en nafase. Naast de taken van de partners in het hennepconvenant Oost, beschrijft dit protocol ook de taken van de partners onder het RIEC convenant in de integrale aanpak van georganiseerde hennepteelt.

De burgemeester kan gebruik maken van zijn bevoegdheid in artikel 13b Opiumwet, het betreft hier een discretionaire bevoegdheid. Dit betekent dat het gebruik van deze bevoegdheid geen verplichting is. Het opstellen van beleid is aldus wenselijk om te formuleren onder welke omstandigheden en op welke wijze gebruik zal worden gemaakt van de bestuursdwangbevoegdheid. Met betrekking tot de verantwoordelijkheid van de gemeente is in het hennepconvenant Oost opgenomen dat zij beschikt over een beleidsregel die betrekking heeft op de hierboven genoemde bevoegdheid van de burgemeester om bestuursdwang toe te passen ingeval van overtreding van de Opiumwet.

In de nu voorliggende beleidsregels staat de rol van de gemeente Barneveld beschreven en worden de kaders geschetst van de bestuursdwangbevoegdheid die de burgemeester op grond van artikel 13b Opiumwet heeft. Daarnaast worden bevoegdheden van het college benoemd in geval van overtredingen van de Woningwet. In het beleid zal worden aangegeven dat in plaats van een last onder bestuursdwang een last onder dwangsom opgelegd kan worden. De bevoegdheid een last onder dwangsom op te leggen komt een bestuursorgaan toe als een alternatief voor de bevoegdheid een last onder bestuursdwang op te leggen

Deze beleidsregel heeft tot doel:

  • de handhavingsactiviteiten van politie, justitie en gemeente op elkaar af te stemmen en waar mogelijk complementair te laten zijn;

  • te realiseren dat geconstateerde overtredingen gevolgd worden door een adequate reactie die qua intensiteit zo goed mogelijk aansluit bij de ernst van de overtreding en het beoogde effect heeft, namelijk het bestrijden van handel in drugs en herhaling van deze ongewenste situatie die in strijd is met de Opiumwet te voorkomen;

  • kenbaar te maken aan de ‘overtreder’ welke maatregel hij van de overheid kan verwachten na een overtreding, waardoor er mogelijk tevens een preventieve werking vanuit gaat.

2. Reikwijdte artikel 13b Opiumwet en artikel 17 Woningwet

Artikel 13b van de Opiumwet is toepasbaar op:

  • voor het publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven, zoals winkels en horecabedrijven;

  • niet voor het publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven, zoals loodsen en bedrijfsruimten;

  • woningen en bijbehorende erven.

De tekst van het artikel luidt als volgt:

1. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

2. Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.

Volgens de jurisprudentie volgt uit het woord ‘daartoe’ in artikel 13b Opiumwet, dat de enkele aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs de bevoegdheid ontsluit tot toepassing ervan. Het is niet noodzakelijk dat de drugs daadwerkelijk worden verhandeld. Waar in dit beleid wordt gesproken over drugshandel of handel wordt ook gedoeld op hennepplantages, -knipperijen en -drogerijen en dergelijke

Bij overtreding van de artikelen 1a en 1b van de Woningwet wordt artikel 17 Woningwet toegepast.

De tekst van deze artikelen luidt als volgt:

Artikel 1 a

1 De eigenaar van een bouwwerk, open erf of terrein of degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het daaraan treffen van voorzieningen draagt er zorg voor dat als gevolg van de staat van dat bouwwerk, open erf of terrein geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt.

2 Een ieder die een bouwwerk bouwt, gebruikt, laat gebruiken of sloopt, dan wel een open erf of terrein gebruikt of laat gebruiken, draagt er, voor zover dat in diens vermogen ligt, zorg voor dat als gevolg van dat bouwen, gebruik of slopen geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt.

Artikel 1 b

1 Tenzij een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk het uitdrukkelijk toestaat, is het verboden een bouwwerk te bouwen, voor zover daarbij niet wordt voldaan aan de op dat bouwen van toepassing zijnde voorschriften, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, tweede lid, aanhef en onderdeel d, derde en vierde lid.

2 Het is verboden een bestaand bouwwerk, open erf of terrein in een staat te brengen, te laten komen of te houden die niet voldoet aan de op de staat van dat bouwwerk, open erf of terrein van toepassing zijnde voorschriften, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel b, tweede lid, aanhef en onderdeel a, en vierde lid.

3 Het is verboden een bouwwerk, open erf of terrein in gebruik te nemen, te gebruiken of te laten gebruiken, anders dan in overeenstemming met de op die ingebruikneming of dat gebruik van toepassing zijnde voorschriften, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel c, tweede lid, aanhef en onderdeel b, derde en vierde lid.

4 Tenzij een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk het uitdrukkelijk toestaat, is het verboden een bouwwerk, dan wel deel daarvan, in stand te laten voor zover bij het bouwen daarvan niet is voldaan aan de op dat bouwen van toepassing zijnde voorschriften, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 17

1 Indien herhaaldelijke overtreding van artikel 1a of artikel 1b naar het oordeel van het bevoegd gezag gepaard gaat met een bedreiging van de leefbaarheid of een gevaar voor de gezondheid of de veiligheid, kan het bevoegd gezag besluiten dat gebouw, open erf of terrein te sluiten. Het bevoegd gezag kan van de overtreder de ingevolge artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht verschuldigde kosten invorderen bij dwangbevel.

2 Het bevoegd gezag bepaalt in het besluit, bedoeld in het eerste lid, de duur van de sluiting.

Door hennepteelt in lokalen en woningen worden de bepalingen uit het Bouwbesluit 2012 (in het bijzonder die uit afdeling 7.1) overtreden. Indien in een woning of lokaal een hennepkwekerij wordt aangetroffen, kan het college naar aanleiding van de overtreding van art. 1b Woningwet bestuursdwang toepassen: de hennepkwekerij kan worden ontmanteld en de kosten kunnen worden verhaald op de overtreder (ABRvS 29 juni 2011, LJN: BQ9683). Het college van burgemeester en wethouders kan ook kiezen om na de strafrechtelijke ontmanteling een last onder dwangsom gericht op het tegengaan van herhaling van de overtreding op te leggen.

Het college van burgemeester en wethouders kan zelfs handhavend optreden indien de hennepteelt niet gepaard gaat met een overtreding van art. 1b Woningwet, maar de wijze van telen gevaar voor de veiligheid of gezondheid oplevert. Dit betreft een overtreding van art. 1a Woningwet. Een hennepkwekerij kan ook op basis hiervan worden ontmanteld en de kosten daarvan kunnen worden verhaald op de overtreder (ABRvS 19 oktober 2011, LJN: BT8582). Ook hier kan een last onder dwangsom gericht op het tegengaan van herhaling worden opgelegd.

De hoogte hiervan en het maximum te verbeuren bedrag wordt gebaseerd op de ernst van de overtreding en heeft tot doel overtreding tegen te gaan en herhaling te voorkomen. De hoogte van de last moet worden afgestemd op het financiële voordeel dat een overtreder kan verwachten bij opbrengst van de planten. De last wordt daarom afhankelijk van het aantal aangetroffen planten vastgesteld:

  • Tot 200 planten: € 25.000,–

  • Tussen 200 en 750 planten: € 50.000,–

  • Vanaf 750 planten: € 75.000,–

3. Algemene uitgangspunten

3.1 Onderscheid harddrugs en softdrugs

In de aanpak wordt onderscheid gemaakt tussen de aanwezigheid van hard- en softdrugs. De activiteiten die gerelateerd zijn aan harddrugs hebben een grotere negatieve invloed op het woon- en leefklimaat dan de handel in softdrugs. De handel van harddrugs vindt immers vaak plaats in een harder en crimineler milieu. Een langere sluitingstijd is bij handel in de middelen zoals genoemd op lijst I om die reden is noodzakelijk om de situatie te normaliseren.

3.2 Handelshoeveelheden

Voor wat het bepalen van de handelshoeveelheid wordt aangesloten bij het vervolgingsbeleid van het OM.4 Het bestuursrechtelijke en strafrechtelijke beleid zijn hierdoor met elkaar in overeenstemming. De volgende hoeveelheden worden niet als een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik, maar als handelshoeveelheid gezien:

  • 1.

    harddrugs: meer dan 0,5 gram

  • 2.

    softdrugs anders dan hennepplanten: meer dan 0,5 gram

  • 3.

    hennepplanten: meer dan 5 planten

3.3 Huurwoningen van een woningbouwcorporatie

Indien drugs worden aangetroffen in een huurwoning van een woningbouwvereniging, zal het Drugsbeleid niet worden toegepast. In die gevallen loopt de procedure buiten de gemeente om en zal de woningbouwvereniging overgaan tot het opstarten van een procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst met de huurder(s) van de woning.

3.4 Verwijtbaarheid van betrokken personen

Het toepassen van bestuursdwang is erop gericht de openbare orde te herstellen door de handel in of vanuit een lokaal of woning beëindigd te houden. In beginsel is het voor het bestuursrechtelijk optreden niet van belang of de eigenaar, exploitant/huurder, gebruiker of een derde de overtreding heeft begaan. De feitelijke constatering van overtreding van de Opiumwet is voldoende om over te gaan tot handhavend optreden. De persoonlijke verwijtbaarheid van de betrokkenen van een illegaal verkooppunt speelt in beginsel geen rol bij de vraag of zich een situatie voordoet waarin de burgemeester kan optreden.

In de bestuursrechtelijke procedure hoeven geen strafrechtelijke bewijsregels in acht genomen te worden. In het algemeen zal echter het proces-verbaal van de politie als bewijs van het feitencomplex worden gehanteerd.

3.5 Onderscheid woningen en lokalen

Handel in drugs vanuit lokalen en woningen, dan wel in of daarbij behorende erven, is in het belang van de openbare orde en de algemene maatschappelijke rust volstrekt ontoelaatbaar. Het is van belang dat er in dit handhavingsbeleid een onderscheid wordt gemaakt in drugshandel in (al dan niet voor het publiek toegankelijke) lokalen en gebouwen en drugshandel in woningen. Zo zal de sluiting van een woning de betrokkenen veel harder treffen dan de sluiting van bijvoorbeeld een café of loods. De bewoners worden immers dakloos. De wetgever heeft ervan afgezien het begrip woning in de Opiumwet te definiëren. Het bevoegd bestuursorgaan verstaat in het kader van onderhavige beleidsregel onder woning een voor bewoning bedoelde ruimte (blijkend uit de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG). Hieronder worden bijvoorbeeld ook stacaravans, woonschepen, woonwagens, etc. verstaan.

3.6 Uitgangspunt: bestuursdwang (sluiting) met uitzondering van bewoonde woningen

Het opleggen van een last onder bestuursdwang is een herstelsanctie in de zin van artikel 5:2 lid 1 onder b van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb). Een herstelsanctie is een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van de overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding. Toepassing ervan moet voldoen aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Bij het toepassen van bestuursrechtelijke herstelsancties gekozen worden tussen een last onder dwangsom en een last onder bestuursdwang.

Lokalen, onbewoonde woningen en bijbehorende erven

Onbewoonde woningen en lokalen worden bij het aantreffen van een handelshoeveelheid drugs gesloten. Er wordt een last onder bestuursdwang toegepast. Hiermee wordt beoogd de loop naar het betreffende pand eruit te halen en de overtredingen te beëindigen en herhaling van de overtreding te voorkomen. Daarnaast wordt hiermee ook een signaal aan de buitenwereld afgegeven dat het pand niet langer als verkoop-, aflever-, teelt- of opslagruimte voor drugs kan worden gebruikt.

Bewoonde woningen en bijbehorende erven

Ingeval in een bewoonde woning voor de eerste keer een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, geldt het uitgangspunt van de wetgever dat bij een overtreding zorgvuldig dient te worden bezien of in plaats van sluiting van de woning kan worden volstaan met een waarschuwing. Van dit uitgangspunt mag in ernstige gevallen worden afgeweken. In de rechtspraak wordt een handelshoeveelheid als een ernstig geval gekwalificeerd. Derhalve wordt bij het voor de eerste keer aantreffen van een handelshoeveelheid drugs in een bewoonde woning geen waarschuwing gegeven maar wordt overgegaan tot het opleggen van een last onder bestuursdwang, inhoudende sluiting van de woning.

Dit uitgangspunt lijdt uitzondering indien er sprake is van een bewoonde woning, waar tevens kinderen en/of een partner wonen en waar voor de eerste keer een kleine handelshoeveelheid drugs (minder dan 50 gram) wordt aangetroffen of er sprake is van een kleine hoeveelheid hennepplanten (5 tot 20 hennepplanten). In dat geval wordt een waarschuwende brief met daarin een last onder dwangsom opgelegd door de burgemeester of door het college van burgemeester en wethouders. Van bewoning is sprake als er sprake is van een voor bewoning bedoelde ruimte, er een inschrijving is in de Basisregistratie Personen en de feitelijke situatie de beoordeling ‘bewoning’ niet tegenspreekt.

4. Stappenplan

Het hieronder opgenomen stappenplan fungeert als hulpmiddel voor het lokale bestuur bij het toepassen van artikel 13b Opiumwet. Het is de afweging van de burgemeester om in een concreet geval te bepalen of artikel 13b Opiumwet moet worden toegepast en hoe invulling aan de toepassing van bestuursdwang wordt gegeven. Naar gelang de aard van de overtreding kan van deze stappen worden afgeweken, mits dit voldoende wordt gemotiveerd. De zwaarte van de bestuurlijke stappen is vastgelegd in de handhavingsmatrix, zoals opgenomen onder paragraaf 5.2. Deze matrix maakt onverkort onderdeel uit van deze beleidsregel.

De volgende stappen staan hieronder uitgewerkt:

  • 1.

    voorbereiding;

  • 2.

    belangenafweging;

  • 3.

    motivering sluitingsbevel;

  • 4.

    bekendmaking sluitingsbevel;

  • 5.

    feitelijke sluiting;

  • 6.

    kostenverhaal;

  • 7.

    heropening.

1. Voorbereiding

De politie kan aan de hand van een melding (bijvoorbeeld via Meld Misdaad Anoniem), een klacht van derden of door eigen onderzoek illegale drugshandel vanuit een woning of een lokaal constateren. De feitelijke constatering van de verkoop, levering of verstrekking van drugs, of het aantreffen van daartoe aanwezige drugs is voldoende om op grond van artikel 13b Opiumwet bestuurlijk op te treden. Alle meldingen en feitelijke constateringen van drugshandel worden door de politie aan de gemeente (de burgemeester) verstrekt in de vorm van een zogenaamd hennepbericht. De gemeente verzamelt en bundelt deze samen met eventuele waarschuwingsbrieven aan de bewoners, eigenaar of de exploitant. Op grond van deze feiten kan de burgemeester uiteindelijk overgaan tot sluiting van de woning of lokaal. De casus kan in de lokale driehoek besproken worden.5 De overtreding moet voldoende concreet beschreven zijn en de plaats, tijd en omstandigheden moeten worden vermeld. In tegenstelling tot het strafrecht is in het bestuursrecht niet aangegeven wanneer er sprake is van voldoende wettig bewijs. Of een zaak ‘bewijstechnisch’ rond is, zal afhangen van de feiten en omstandigheden van het concrete geval.6

Voor een gedetailleerde uiteenzetting van de stappen die door politie tijdens de voorbereiding worden gezet, wordt verwezen naar de onderdelen ‘Voorfase’ en ‘Ontruimingsfase’ die zijn opgenomen in het uitvoeringsprotocol.

2. Belangenafweging

Ter voorbereiding van een besluit tot het opleggen van een last onder bestuursdwang wordt in beginsel het voornemen bekend gemaakt waartegen mondelinge of schriftelijke zienswijzen kunnen worden ingediend (artikel 4:8 en 4:9 Awb). Hiervan wordt afgezien indien de vereiste spoed zich daartegen verzet (artikel 4:11, onder a Awb).

3. Motivering sluitingsbevel

De gemeente, de politie, het OM en eventueel andere partijen werken op grond van de lokale beleidsregels samen en treden ook gezamenlijk op tegen niet-gedoogde verkooppunten. Zij maken daarbij gebruik van een mix van strafrechtelijke, bestuursrechtelijke en eventueel civielrechtelijke maatregelen die in zwaarte oplopen. Is de overtreding van de Opiumwet niet beëindigd en gaat de burgemeester over tot sluiting, dan zal dit besluit voldoende moeten worden gemotiveerd. Bij deze motivering betrekt de burgemeester een aantal factoren. De duur van de sluiting kan in de eerste plaats afhankelijk zijn van de bestemming van het pand: gaat het om een woning of een lokaal? In het geval van een woning kan een onderverdeling worden gemaakt in een huur- en koopwoning. Gaat het om een gehuurde woning dan zal civielrechtelijk de huurovereenkomst door de woningcorporatie of de particuliere verhuurder kunnen worden ontbonden en is een verdere sluiting van de woning niet nodig, maar wel mogelijk. Gaat het om een koopwoning, dan kan het van belang zijn of deze daadwerkelijk wordt bewoond of in schijn wordt bewoond. In het geval van een bewoond pand worden de bewoners uit de woning geplaatst. Dit is bij schijnbewoning niet het geval. Er zijn immers geen bewoners. In dit laatste geval is de eigenaar van het pand de belanghebbende. In de tweede plaats kan de duur van de sluiting afhankelijk zijn van de zwaarte van de overtreding. Het gaat hierbij om de hoeveelheid en het soort drugs. Gezien de eis van proportionaliteit geldt hier dat hoe meer en hoe zwaarder de categorie drugs is, hoe zwaarder de maatregel zal zijn.

4. Bekendmaking last onder bestuursdwang

Wanneer overgegaan wordt tot sluiting, dan wordt het besluit bekend gemaakt aan de overtreder zoals huurders of gebruikers en de rechthebbende op het gebruik van de zaak en aan de aanvrager (artikel 5:24 lid 3 Awb).

De last houdt in dat het pand ontoegankelijk is en blijft gedurende de termijn van sluiting en dat een aankondiging van de sluiting duidelijk zichtbaar moet worden aangebracht op het betreffende pand. In het bevel tot sluiting worden doorgaans de volgende elementen opgenomen:

  • sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet;

  • welk pand is gesloten;

  • waarom tot sluiting is overgegaan (proportionaliteit, subsidiariteit);

  • de termijn van de sluiting;

  • de spoedeisendheid van de sluiting;

  • Kostenverhaal

  • dat tegen het besluit bezwaar en beroep mogelijk is.

5. Feitelijke sluiting

Veelal zal de sluiting door de feitelijke handeling van verzegeling (artikel 5:28 Awb) worden geëffectueerd. Het doorbreken van het zegel is strafbaar op grond van artikel 199 Wetboek van Strafrecht. Voor een gedetailleerde uiteenzetting van de verschillende stappen wordt verwezen naar het onderdeel ‘Nafase’, zoals opgenomen in het uitvoeringsprotocol.

Verplichte registratie

Op grond van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen (Wkpb) onroerende zaken wordt de sluiting van het pand binnen vier dagen ingeschreven in de landelijke voorziening. Door deze inschrijving is voor een ieder inzichtelijk welke beperkingen er op een stuk grond of een gebouw rusten.

Verbod betreden gesloten woning of lokaal

Op grond van artikel 41 van de Algemene plaatselijke verordening Barneveld (Apv) is het verboden een gesloten woning of lokaal te betreden. De tekst van dit artikel luidt als volgt:

1. Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.

2. Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten voor publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.

3. Deze verboden gelden niet voor personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens dringende reden noodzakelijk is.

6. Kostenverhaal

De kosten van de sluiting van een woning of lokaal kunnen de overtreder redelijkerwijs in het geheel of gedeeltelijk worden toegerekend. In de dwangbeschikking moet hiervan melding worden gemaakt. Kostenverhaal kan plaatsvinden bij dwangbevel (artikel 5:26 Awb). Betrokkene kan tegen het dwangbevel in verzet gaan bij de rechtbank. Na verzet bij de rechtbank bestaat vervolgens de mogelijkheid van hoger beroep en cassatie. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging, de gemeente kan hiervan ontheffing vragen (artikel 5:26 lid 4). Voordat de kosten per dwangbevel worden ingevorderd, zal eerst geprobeerd kunnen worden de kosten te innen via het versturen van een nota en eventueel betalingsherinneringen.

7. Heropening

Wanneer na heropening van een pand de drugshandel opnieuw plaatsheeft, wordt zo mogelijk opnieuw of voor het eerste een sluitingsbevel uitgevaardigd waarbij een zwaardere sanctie zal volgen.

5. Handhavingsmatrix

5.1 Richtlijnen

In onderstaande tabellen wordt de sanctionering weergegeven bij overtreding van de Opiumwet. De zwaarte van de sanctie sluit aan bij de ernst van de overtreding. Dat betekent bijvoorbeeld dat bij herhaling van een overtreding de sluitingstijd langer is, omdat de bekendheid van het verkooppunt groter zal zijn. De maatregelen genoemd in de tabellen geven een richtlijn. In voorkomende gevallen kan de burgemeester gemotiveerd afwijken van het beleid en de daarin genoemde (zwaarte van de) maatregel.

Onderstaande tabellen zijn van toepassing op situaties waarin een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen.

5.2 Verjaring

Indien gedurende twee jaar na de eerste of tweede overtreding geen nieuwe constatering plaatsvindt, zal de zaak als afgedaan worden beschouwd. Een latere constatering op dezelfde locatie zal dan gelden als een eerste constatering.

  • A.

    Handhavingsrichtlijn drugshandel in (al dan niet voor het publiek opengestelde) lokalen danwel in of op bij zodanige lokalen behorende erven en onbewoonde woningen dan wel in of op bij de woning behorende erven

    Lijst II (softdrugs)

    Lijst I (harddrugs)

    1e overtreding

    Sluiting van 3 maanden

    Sluiting van 6 maanden

    2e overtreding binnen 2 jaar

    Sluiting van 6 maanden

    Sluiting van 12 maanden

    3e overtreding binnen 2 jaar

    Sluiting van 12 maanden

    Sluiting van 24 maanden

  • B.

    Handhavingsrichtlijn drugshandel in bewoonde woningen dan wel in of op bij de woning behorende erven

    Lijst II (softdrugs)

    Lijst I (harddrugs)

    1e overtreding bij bewoonde woning waar ook kinderen (en/of partner) wonen

    • aantreffen kleine handelshoeveelheid (minder dan 50 gram drugs of 5 tot 20 hennepplanten)

    • aantreffen grote handelshoeveelheid (meer dan 50 gram drugs of meer dan 20 hennepplanten

    • Waarschuwende brief in de vorm van last onder dwangsom

    • Sluiting voor 3 maanden

    Sluiting van 6 maanden

    1e overtreding bij bewoonde woning waar geen kinderen (en/of partner) wonen

    • Aantreffen handelshoeveelheid ( meer dan 0,5 gram drugs of meer dan 5 hennepplanten)

    • Sluiting voor 3 maanden

    Sluiting voor 6 maanden

    2e overtreding binnen 2 jaar

    • Inning last onder dwangsom

    • Sluiting van 6 maanden

    Sluiting van 12 maanden

    3e overtreding binnen 2 jaar

    • Sluiting van 12 maanden

    Sluiting van 24 maanden

6. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Drugsbeleid gemeente Barneveld’.

7. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op 10 februari 2017

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 24 januari 2017.

Burgemeester en wethouders voornoemd,

drs. D. Bakhuizen

Secretaris

dr. J.W.A. van Dijk,

Burgemeester

De burgemeester voornoemd,

dr. J.W.A. van Dijk,

Burgemeester


Noot
1

Op lijst I staan drugs met een onaanvaardbaar risico (de zogenaamde harddrugs). Op lijst II staat de hennepplant waar hasj en wiet van gemaakt wordt (de zogenaamde softdrugs).

Noot
2

De convenantpartners zijn: gemeenten in de provincies Overijsel en Gelderland, politie eenheid Oost-Nederland, Openbaar Ministerie, Woningcorporaties, netbeheerders, UWV, Veiligheidsregio’s.

Noot
3

De werkgroep hennep is zowel een beleids- als een procesmatig overleg bestaande uit politie, Openbaar Ministerie, Liander, UWV, woningbouwcorporatie en de gemeenten Arnhem, Renkum, Ede en Duiven.

Noot
4

Zie hiervoor de Aanwijzing Opiumwet van het OM (https://www.om.nl/organisatie/beleidsregels/overzicht-0/algemeen/@88338/aanwijzing-opiumwet-0/): Geringe hoeveelheid voor eigen gebruik van de middelen vermeld op lijst I (harddrugs) Indien de handelingen beschreven in paragraaf 1 betrekking hebben op een geringe hoeveelheid bestemd voor eigen gebruik, geldt een lager strafmaximum (artikel 10, zesde lid, OW) of is de handeling niet strafbaar (artikel 10a, tweede lid, OW). Onder een geringe hoeveelheid wordt verstaan: een hoeveelheid/dosis die doorgaans wordt aangeboden als gebruikershoeveelheid. Hierbij kan worden gedacht aan bv. één bolletje, één ampul, één wikkel, één pil/tablet (in elk geval een aangetroffen hoeveelheid van maximaal 0,5 gram); een consumptie-eenheid van 5 ml GHB.

Noot
5

In tegenstelling tot de dossiervorming bij het gebruik van artikel 174 a Gemeentewet, hoeft er bij het gebruik van artikel 13b Opiumwet geen overlast aangetoond te worden.

Noot
6

Het komt voor dat omwonenden van een woning of lokaal bang zijn voor represailles en niet willen dat hun persoonsgegevens worden toegevoegd aan het dossier. Dan kunnen verklaringen geanonimiseerd aan het dossier worden toegevoegd, aldus de Raad van State (AQ6022).